Ben scheepstekenaar ils oorlogsverslaggever Twee vrouwen in relatie ERPAG 22 MAART 1980 ■KUNST TROUW/KWARTET 21 Irie kloeke delen, in een omslag met een prachtige leur blauw, de betiteling in goud op snee. Zo ziet de atalogus eruit die het museum Boymans-van euningen in Rotterdam heeft uitgebracht met de ekeningen van de 17e eeuwse meester Willem van e Velde de Oude. Een project dat enige tientallen jaren heeft moeten duren en waarvoor een Britse conservator nog de basis heeft gelegd. Catalogus en een tentoonstelling die beide Van de Velde betreffen zijn in het Rotterdamse museum te bezichtigen, als een warm pleidooi voor een van de beste tekenaars die de Gouden Eeuw heeft voortgebracht. nidc x>r Cees Straus xplc p jsea zijn soms net als een ijs- rg; wat je er van ziet is slechts t topje, de rest zit onder water ;ewel in de kelders. Een instel- ig als het Rijksmuseum in Am- :rdam, het Gemeentemuseum Den Haag of Boymans-van luningen in Rotterdam zou vele [en groter moeten zijn om irlopend het eigen bezit te ien. er afdj hebben de musea voor dergelijke uit- Idingen niet de ruimte en het geld en indien zouden ze ook niet zover willen i, want het zijn met name hun collec- e oude kunst die niet voortdurend het levai#icht kunnen verdragen. Letterlijk »t, want bijvoorbeeld oude aquarellen tekeningen die soms gewassen zijn, (ken in de loop der eeuwen niet lichtbe- ndig en moeten dus tegen direct zon- hef: |t worden beschermd 'is er voor een museum niets frustreren- dan dat het zijn eigen bezit, waarop yedriif1 doorSaans zeer trots is, niet kan Er zijn dan twee mogelijkheden om h enigszins aan de vraag van het pu- iel.:Qk tegemoet te komen: exposities op icheiden schaal en onder goede condi- of, en dat is een kostbare oplossing, >lad rfcr een die zichzelf terugbetaalt: het üeggen van catalogi. Ieder zichzelf res terend museum streeft ernaar om zijn ledige bezit (vaak wetenschappelijk antwoord) in boekvorm te hebben on- gebracht. Drpret. [ente vorderingen op dit gebied zijn fzamerhand talloos geworden. Zo Kt het Rijksmuseum in de afgelopen r}n een aanvang gemaakt met het uit- igen van een complete reeks boekwer- die vrijwel alle sectoren van het bezit i beslaan. Museum Mesdag. Bredius teum, het Amsterdams Historisch Mu il, het Noordbrabants Museum en het irechts Museum (met de verzameling I Bilderbeek) sluiten zich in de rij aan. >r het publiek opent dat ongekende lectieven: wanneer een dergelijke ca- us een beetje aardig is geïllustreerd, 1 er thuis een hoop voorpret te beleven. r de wetenschappelijk geïnteresseerde het belang nog verder: er hoeft min ste worden gereisd, alle feiten en gege- s over een verzameling die soms hon den werken kan bevatten, kunnen nu hakkelijk op een boekenplank worden {gezet. ibetwistbare kwaliteit. och, kunst is er in de eerste plaats om rorden bekeken, om te worden opge- en. betast, besnuffeld om er tenslotte oordeel over te geven. Het aardigste is als het museum beide mogelijkheden bineert: een goede catalogus en een actieve tentoonstelling. Boymans-van ningen doet dat op het ogenblik, op lovenswaardige wijze. Het museum t sedert de vorige eeuw een collectie ningen van Willem van de Velde de Apelfe die ongeveer 600 nummers omvat. gaat in veel gevallen om broze schet- prenten die soms nauwelijks iets te zien geven, maar ook om haar de beelden van een kwaliteit die on- itbaar is. Dit hele bezit is nu toegan- huis.flk gemaakt door middel van een dt totfakvo1 verzorBde catalogus die drie de- ^mvat en die op enkele uitzonderingen alles ook visueel laat zien. Eén deel !t een uitvoerige beschrijving van de iten. de twee andere delen bevatten beeldmateriaal. Voor 750 gulden een uitgave, maar wie denkt aan de be te oplage van twee duizend exempla- die waarschijnlijk nooit een tweede zal beleven, bedenke dat een derge- ndera 1 boekwerk op den duur antiquarisch ttus van nog grotere waarde zal worden. ;e traditie van de Velde de Oude (Leiden •Londen 1693) is om een tijdsbeeld Gouden Eeuw te krijgen een inte- int voorbeeld. Zijn onderwerp is altijd :hip geweest, een genre dat ook wel wordt genoemd. Als zodanig Van de Velde de Oude. evenmin trou- als zijn zoon die qua professie en ook in zijn kwaliteit in zijn vaders voet- 'n trad. niet los worden gezien van lange traditie die de Nederlandse en de Engelse schilderkunst heeft door- ikt. Eeuwenlang, tot aan het begin de moderne schilderkunst, is het lp een geliefd thema geweest. Er zijn, gebied, naast vader en zoon Van de grote namen te noemen. Zoals de Willem van de Velde de Oude: niet-geïdenfificeerd schip van Engelse origine („Dieu et mon droit") met ongeveer 48 kanonnen. Willem van de Velde de Oude: De Ster. Gebouwd in Amsterdam in 1644, door brand verwoest tijdens een actie in 1677. Het schip kon maximaal 36 kanonnen voeren, en vocht onder meer in de Slag bij Lowestoft. Het wapen van Amsterdam bevindt zich direct boven de ster. Vrooms die eerder al zeegevechten in beeld brachten, of de 17e eeuwers Jan Porcellis en Ludolf Backhuyzen, of Gerrit Groenewegen, zelf een oud-zeeman die bijna alle zeilschepen van de 18e eeuw heeft gecatalogiseerd, zijn tijdgenoot Jan van Os of de Schotels, H. W. Mesdag met zijn impressionistische strandgezichten, zijn voorgangers Schelfhout, of de wat kleinere meesters Schiedges en Schou- man, de romantische meesters Koekkoek en de Hulks. Sommigen van hen, vooral waar het de 19e-eeuwers betreft die tot de Romantiek behoren, oriënteerden zich veelvuldig op de 17e-eeuwse marineschil ders en gingen ook af op hun historische interpretaties. Feitelijk juist* Wat dat betreft is Willem van de Velde ook voor ons nog altijd een tekenaar die met een heel goed oog voor de juiste feiten heeft gewerkt. Veel van zijn prenten zijn op hun Juistheid ondereocht en steeds bleek dat Van de Velde er met zijn artistie ke werk er niet ver naast zat. Zijn oeuvre laat zich gemakkelijk in tweeën delen: een gedeelte met de oogge tuige-verslagen van de zeegevechten, in hoofdzaak tussen de Republiek en Enge land en een deel dat als de schilder zijn eigen documentatie kan worden be schouwd. Een soort van archief, waarin hij bijna alle schepen van de Hollandse, de Britse en ook de Franse vloot moet heb ben ondergebracht, compleet met hun de tails en vaak van verschillende kanten getekend. Wie dus zowel van een docu mentair getint verslag houdt als van een onderwerp als de geschiedenis van het schip, kan bij Van de Velde optimaal terecht. Het aardige van Willem van de Velde is dat hij bijna alle grote zeeslagen van zijn tijd van dichtbij heeft meegemaakt. Hij was geen atelierschilder die alles schilder de van wat hij had horen zeggen. Nee, Van de Velde was als een moderne oorlogsver slaggever in het heetst van de strijd aan wezig. Hem stond daarvoor ten dienste een klein kustvaardertje dat in die tijd galjoot werd genoemd. Een rank en mak kelijk wendbaar scheepje, dat door de schipper steeds aan de lijzijde van de grotere fregatten werd gehouden. De vraag is gewettigd of de tekenaar bij dit alles gevaar voor zijn leven opliep. De kanonnen bulderden immers over zijn hoofd als je zijn tekeningen ziet. Menige voorstelling geeft een ongewild drama tisch beeld van de oorlogen die we toen hadden uit te vechten met de Engelse buurman. Er zijn echter geen gegevens bekend dat Van de Velde ooit gewond is geraakt, al is hem ooit door de Engelse vorst toen hij min of meer was overgelo pen te verstaan gegeven dat hij bij een bepaald gevecht moest wegblijven. Prij sbe manning - Toch was de kans om geraakt te worden niet zo groot als je weet dat de 17e-eeuwse P. J. Schotel: De eerste dag van de Vierdaagse Zeeslag, 11 juni 1666 (detail). De Swiftsure draagt al de Nederlandse vlag, aan boord van de „Reiger", aai stuurboord, is een tweede prijsbemanning onderweg. gevechtsschepen een nogal statische strijd uitvochten. Men vocht twee aan twee en de schepen moesten echt tegen over elkaar liggen om elkaar te kunnen raken. Was een schip eenmaal verloren en gir.g de prijsbemanning van boord, dan we/d er op de schipbreukelingen nauwe lijks of niet meer geschoten. Op dat punt bestond een ethiek die in wezen onge schreven was. Het gevecht ging niet om het doden van de manschappen, maar om het buiten schot brengen van het schip. Het feit dat Van de Velde in Engelse dienst heeft getekend, heeft met zich mee gebracht dat hij daar zeer populair werd. Zoals de Fransen Jongkind en Kees van Dongen en eigenlijk ook Vincent van Gogh als hun landgenoot beschouwen, zo deden de Engelsen dat met de Van de Veldes. Een collectie tekeningen in het National Maritime Museum in Greenwich die zowel werk van vader als zoon betreft, is ruim twee keer zo groot als die in Boymans. Al moet daar meteen aan wor den toegevoegd dat de Engelsen hun grootste aankopen in ons land hebben gedaan en daarbij evenveel kansen als een eventuele Nederlandse koper hadden. Ik heb wel eens een dag in dat museum doorgebracht, niet ver van het doek waar de roemruchte Cutty Sark ligt en ook dat nietige scheepje, de Gipsy Moth van Sir Francis Chichester is te zien. Daar, in dat streng classicistische gebouw, waan Je je temidden van de Hollandse meesters in een Nederlands museum. De geschiedenis van de Hollandse oorlogsvloot, maar ook Het derde boek van Maart je Luccioni beschrijft een netwerk van relaties, waarin twee vrouwen hun eigen identiteit vinden, en elkaar. Thematisch gezien misschien een boek van deze tijd,.maar stilistisch bepaald geen meesterwerk. In de nieuwe roman van Maart] e Luccioni, „Het dubbele gelijk", draait alles om relaties. Een aardige indruk van het geheel geeft de flap tekst: „Is Denise ge trouwd met Camilles minnaar, of gaat Camll- le naar bed met Denises man? Dat is maar hoe je het bekijkt, en Denise en Camille bekijken het van alle kanten. Samen smeden ze komplot- ten, en ieder apart proberen ze de synthese te vinden tussen de eigen wereld en die van de ander, maar ze lopen beiden tegen de veertig, en op de ach tergrond van al hun doen en denken wacht hun de narcisti sche close-up in de spiegel, en in eikaars ogen." Zo is dat. De roman begint dan ook overduidelijk met de zin: ,,In spiegels naar Jezelf toelopen." Het is het eigentijdse amal gaam van vragen, waarvoor de twee vrouwelijke hoofdfi guren Camille en Denise zich geplaatst voelen: wie ben ik? wat stel ik voor? hoe leef ik? wat voel ik? Camille is werk zaam op het ministerie van ontwikkelingshulp. Zij is het type van de onafhankelijke vrouw, ongetrouwd, zonder kinderen. Haar vaste minnaar is al lang Serge, ook nadat hij is getrouwd met Denise. Hun seksualiteit is hevig en onge compliceerd. Denise zoekt toenadering tot Camille, ze is volledig op de hoogte van haar mans affaire. In het Zui den van Frankrijk de ro man speelt in dat land gaan ze met z'n allen vakantie hou den, waardoor de beide vrou wen steeds meer tot elkaar komen. Het eindigt er dan mee dat ze min of meer zich zelf vinden in hun onderlinge, ook lichamelijke, verbonden heid. „Het dubbele gelijk" is 'na tuurlijk veel ingewikkelder dan ik hier vertel. De dood van een studievriend van Ca mille, die werkte in een ont wikkelingsland, speelt er nog een voorname rol in; de zoon van Denise is op een aantal bladzijden opvallend aanwe zig; een diplomaat die voor Camille voelt komen we ook een paar keer tegen maar al deze evenementen worden toch overspoeld door het voortjagend verhaal van de overwegingen en gesprekken van de twee vrouwen. Luccio ni heeft een stijl die „vlot" genoemd zal worden, of "vi taal". Het is een manier van schrijven die afbeeldt hoe er „tegenwoordig" gedacht wordt; alle issues zijn present. Oudbakken ironie Ik lees achter elkaar bijvoor beeld: „gaan ze zich te buiten aan een middagje boeken- kooplust", of: „Later lezen ze dan door elkaar hun eigen en eikaars boeken"(!), of: „Ze werken ook te hooi en te gras aan lange Jurken", en „dat het niets wordt met en „op goed geluk", en „in feite zeer zelden". Waarom ik „Het dub bele gelijk" een boek vindt waar niet door te komen is, wordt geïllustreerd door zulke taal. Luccloni's stijl is een on- stijl, zonder originaliteit, vo! oudbakken ironie („maar als ze aldaar op het terras zijn beland, vallen ze elkaar geens zins meteen tn de armen"). De hevige emoties zijn op die uit-, tentreure bekende, zelfthera- pie-ende toon geformuleerd. En alles is, strikt genomen, flink warrig in elkaar gezet. Merkwaardigste is ook dat de roman in de nabije toekomst speelt. Waar dat voor nodig is, weet niemand. Het maakt een beetje moedeloos, een heel boek dat weigert helder te worden, dat zich verliest in schrijverij, in vage vragen, in cliché's: „Iedereen moet inge past, er moet een schema zijn, een patroon - maar in welk patroon past zijzelf? Haar ei gen leven verliep al jarenlang heel ordelijk, op rolletjes. Het is Denise die verandert, die de orde verstoort of was alles vastgeroest en heeft ze wat losgemaakt?" Het is de taal van „ingepast", „op rolletjes", „verstoort" en „vastgeroest" die zo vervelend is, en die de lectuur van deze roman zo vervelend maakt. Flaubert Ik las dezer dagen weer eens in de al veel geprezen bloemle zing uit de brieven van Flau bert. „Haat is een deugd". Eén bladzij daar uit is van een onvergelijkelijk spiritueler ge halte dan het hele „Het Dub bele Gelijk". Het is misschien onrechtvaardig om zo te den ken, en het nog op te schrijven ook. maar na „Het dubbele gelijk" ben ik gauw nog een paar brieven van Flaubert gaan lezen. Aan zijn vriending Louise Colet: „Je vraagt me bij voorbeeld je elke dag te schrijven en als ik het niet doe zul je me verwijten maken. Welnu, het idee dat je elke ochtend een brief van me wilt, zal me verhinderen het te doen. Laat me op mijn wijze van Je houden, op de manier die mij eigen is, met wat Je mijn eigenzinnigheid noemt. Dwing mij nergens toe en ik doe alles. Begrijp me en maak ge geen verwijten. Als ik je even lichtzinnig en onnozel als andere vrouwen vond, zou ik Je afschepen met woorden en met beloftes, met een eed van trouw. Wat zou het me kosten? Maar ik blijf liever onder dan boven de waarheid van mijn hart." Dat gaat ook over een relatie, maar het is taal en gedachte die haken blijven. Maartje Luccioni. Het dubbe le gelijk. Amsterdam, De Be- aire Bij, 1980. 172 bis. 24.50. (Gustave Flaubert. Haat is een deugd. Amsterdam. De Arbeiderspers, 1979. Ver taald etc. door E. Borger. 288 bis. 34.50) die van de handelsvloot, is nauw verbon den met de Engelse. Cultureel gezien moe ten de Engelsen het echter laten afweten, tegen twee Van de Veldes kunnen maar weinigen het daar opnemen. De relatie tussen Greenwich en Rotter dam is ook in het naaste verleden doorge trokken. Aan de wieg van de nu versche nen catalogus heeft Michael Robinson ge staan, destijds conservator van het Lon- dense museum. Hij liet na een studiever blijf in ons land een manuscript na dat later als de basis voor de catalogus kon dienen. Dat manuscript, dat in de Jaren zestig ontstond, is bewerkt door dr. R. E. J. Weber, oud-directeur van het Postmu- seum in Den Haag. maar een van de grootste kenners van Willem van de Velde. Boymans heeft nu op de bovenverdieping een keus gemaakt uit de tekeningen die werd aangevuld met enkele olieverf- en penschilderijen. Wie Van de Velde in het „echt" ziet, en hier dus in samenhang met de catalogus, merkt pas met wat voor een uitstekende tekenaar en schilder hij te maken heeft. Documentair zit alles goed in elkaar, de artistieke visie komt daar echter bovenuit. Nooit wordt een voorstel ling een optelsom van losse feiten en frag menten. Het geheel bepaalt de toon die de opvatting van de kunstenaar steeds over eind houdt. Vierdaagse Zeeslag Hoewel het buiten het kader van deze expositie valt. is het aardig te wijzen op een schilderij dat momenteel wordt aan geboden bij Rob Kattenburg. Deze gale riehouder, die zich specialiseert in 17e tot en met 19e-eeuwse marines en die onlangs zijn zaak van het Amsterdamse antiek centrum naar Aerdenhout verhuisde, heeft een imponerend doek van Petrus Johannes Schotel (1808-1865) in zijn col lectie. Het gaat hier om een beeld van een situatie die zich voordoet op de eerste dag van de Vierdaagse Zeeslag, die van 11 tot en met 14 Juni 1666 werd gehouden. Het schilderij wordt ter linkerzijde gedomi neerd door een voorstelling van de Swift sure, het schip waarop de vice-admlraal Sir William Berkeley de witte vlag voerde. De Britse oorlogsbodem is al door de mannen van Tromp wiens Hollandia reddeloos ronddobbert getroffen en Berkeley zelf sterft door een musketkogel. Een sloep met manschappen onder lei ding van de Amsterdamse kapitein Heijn- drtck Adriaensz zeilt naar de Swiftsure om een prijsbemanning aan boord te zetten. Schotel heeft wellicht naar Van de Velde gekeken om zich voor de bijzonder impo sante spiegel van de Swiftsure te docu menteren. Van de Velde heeft deze slag van dag tot dag, bijna van uur tot uur met alle voorbereidingen Inbegrepen, in beeld gebracht. In Boymans hangen ze panora- misch-gewijs. De Schotel heeft daar een paar trekjes van meegenomen: een voor stelling die breed over het doek uitwaai ert. Voor Kattenburg een gelukkige sa menloop van omstandigheden die voor de marlnellefhebber een bijzonder accentje aan de Rotterdamse expositie meegeeft De expositie „Willem van de Velde de Oude 1611-1693 scheepstekenaar" in het museum Boymans-van Beuningen in Rot terdam, is verlengd tot en met tweede paasdag. Dagelijks toegankelijk van 10- 17 uur, op zondagen van 11-17 uur. Er is een beknopte begeleiding van de tentoon stelling voor 2,50 gulden. De (Engelstali- te) catalogus „The Willem van de Velde drawings in the Boymans-van Beuningen Museum Rotterdam" is een uitgave van de stichting van het museum en kost 750 gulden. Gallery Rob Kattenburg, „De Wilt- zangk". Van Alphenlaan 5 in Aerden hout. houdt een openingsexpositie tot en met 27 april. Dagelijks geopend van 11-18 uur, op zaterdag van 12-18 uur. Er is een catalogus beschikbaar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 21