oningnood treft leine huishoudens !en verkouden persoonlijkheid Wetenschap en techniek °nï! ;RDAG 6 MAART 1980 TROUW/KWARTET 17 ■BINNENLAND! loor alle rumoerige toestanden rondom het raakpand in de Amsterdamse Vondelstraat pil je het bijna vergeten, maar als er in ons ind geen woningnood meer had bestaan, dan den de kranten de afgelopen dagen aan ere zaken als „barricades" en mtruiming" aandacht besteed. Vijfendertig na het einde van de Tweede Wereldoorlog n er nog steeds mensen die geen (goede) hebben. Oebleken is dat het inwoordig vooral de „kleine huishoudens" zijn met een smalle beurs. De toenmalige minister van volkshuisvesting Oruijter8 zei enkele jaren geleden, dat het woningprobleem was opgelost. De stand van zaken nu heeft zijn woorden achterhaald. De huidige staatssecretaris heeft een nieuwe schatting gemaakt: aan het eind van dit decennium is er geen woningnood meer. De optimistische voorspelling van de bewindsman wordt door velen betwijfeld. or Jan Bezemer ('ie zelf goed woont zal Bit begrijpen wat wo- Ingnood is". Een wat (laten uitspraak, armee een woning- Itkende aangeeft, hoe- ler hem de moed in de lboenen zakt, als hij ier eens moet uitleg- i hoe ernstig zijn za- i ervoor staan. Amb ten van de gemeen- jlijke diensten voor de shuisvesting zullen tee uitspraken in vele Jriaties dagelijks ho- Bitterder mis- bien, verwijtend als er ter eens nee moet wor- verkocht. „Je ont zelf zeker wel )ed". uitspraken wijzen op een oei van machteloosheid, woningzoekenden zeer ;rouwd is. Machteloosheid, op volstrekt ^ndere wijze afgelopen weekeinde in terdam voor het voetlicht gebracht. Over de onver- ;kelijke gebeurtenissen in we het hier niet hebben, over het feit, dat zich ver ms opdringt: Een groey- aantal Jongeren is het :hten op, het vragen om, en zoeken naar woonruimte ii, en is bereid ver te gaan dat duidelijk te maken, e verrast menigeen ook ge geerd heeft op de acties in hoofdstad, die kwamen na- irlij k niet zomaar uit de ht vallen. Jongeren hebben iamen met anderen jaren »rleg gepleegd met de ge- ente in een zogeheten uurgroep bijzondere huis- ting". De bedoeling was dat de stuurgroep onderzoek zou doen naar de behoefte aan bijzondere huisvesting, en vervolgens plannen voor bouw- en verbouw van pan den voor kleine huishoudens zou bevorderen. Frustraties over het uitblijven van resul taten hebben geleid tot het staken van het overleg en het zoeken naar andere wegen om het doel te bereiken: woon ruimte voor daklozen. Amsterdam is in dat opzicht niet uniek. In honderdelf an dere gemeenten is op verzoek van de landelijke overheid een dergelijke stuurgroep in het leven geroepen. De erva ringen lopen parallel. De fru straties zijn nagenoeg overal hoog opgelopen. Nieuwe ac ties elders zijn derhalve niet uitgesloten. Zeker als we be denken, dat de spanning tus sen vraag en aanbod op de woningmarkt in de komende jaren nog wel zal toenemen. Huurwetgeving Een kleine opsomming: Het aantal kamers, dat wordt aan geboden, neemt af, doordat verhuurders de nieuwe huur wetgeving vrezen. Er worden omvangrijke hoeveelheden koopwoningen niet meer ge bouwd, doordat de financie ring moeilijk is. Stadsvernieu wing leidt per saldo tot min der woningen, omdat nieuw bouw ruimer wordt opgezet. Een gebrek aan vaklieden maakt snelle produktieverho- ging niet goed mogelijk, ter wijl de sociaal-economische omstandigheden rijkssteun voor een omvangrijker wo ningbouwprogramma twijfe lachtig maken. Driehonderdvijftigduizend woningzoekenden en een ab soluut tekort aan woningen van honderdtienduizend, dat is de officiële en zeker voor zichtige becijfering van het ministerie. Nadere analyse leert, dat de grootste tekorten zich voordoen in de grote ste den in het westen van het land, en dat het merendeel van de woningzoekenden be staat uit kleine huishoudens met een smalle beurs. De term kleine huishoudens verdient in dit verband de voorkeur, omdat die als enige de lading dekt. Jongerenhuis- vesting en bijzondere groepen woningzoekenden wekken makkelijk misverstanden. Het gaat niet alleen om jonge ren en de woningzoekenden zijn allang niet bijzonder meer. Bijzonder waren de kleine huishoudens nog wel, toen daar voor het eerst aandacht voor werd gevraagd. Merk waardig genoeg verscheen een nota daarover van de hand van staatssecretaris Marcel van Dam, in de tijd, dat minis ter Gruijters meende dat de woningnood overwonnen was (1976-kabinet Den Uyl). Ken nelijk was het inkrimpen van gewone huishoudens (de ge zinsverdunning) toen nog niet te voorzien en was de aan dacht voor jongeren en bij zondere groepen zoals ze toen nog terecht heetten mogelijk, dank zij de ruimte die men toen op de woning markt zag. Gezinsverdunning De gezinsverdunning heeft sinds het midden van de jaren zeventig geweldige vormen aangenomen. Jongeren willen eerder het ouderlijk huis ver laten. Volwassenen blijven langer alleen of kiezen voor samenwonen. Huwelijken lij den vaker schipbreuk. Meer kleinere huishoudens dus die voor het oplossen van de wo ningnood alle onder dak moe ten worden geholpen. Zestig procent van alle woningzoe kenden wordt nu gevormd uit wat men vroeger bijzondere groepen noemde. In de grote steden stijgt dat percentage naar tachtig. Alle reden dus om bij de nieuwbouw daarmee rekening te houden. De goede bedoelin gen van Van Dam ten spijt is daar nog weinig van terecht gekomen. Zijn nota voorzag in 1976 dat er tot 1976 dat er tot 1980 veertigduizend eenheden voor kleine huishoudens moesten worden gebouwd. Omstreeks eenderde is nu ge realiseerd. Vorig jaar werd „het absolute rekord" gebro ken, dat voor het eerst voor meer dan de helft van het ge programmeerde aantal een vergunning werd verleend. Of ze nu ook worden gebouwd, moet worden afgewacht. Met het bouwen van wooneen heden voor kleine huishou dens moesten eigenlijk twee vliegen in één klap geslagen worden. Van Dam wenste het rijk te introduceren als con current op de kamermarkt. Een concurrentie, die huur en verhuur van kamers tot dan toe een jungle gezond zou moeten maken. Juist op de kamermarkt is schaarste aan leiding tot misstanden, waar aan de overheid nauwelijks paal en perk kan stellen. De uitkomst zal duidelijk zijn, die jungle is er nog en bloeit als nooit tevoren. Het aanbod van kamers mag weliswaar af nemen, het zijn juist de gewo ne burgers die geen behoefte meer hebben aan inwonen- den. De beroepsverhuurders, die forse winsten zoeken, brei den hun activiteiten nog steeds uit. Op zoek naar de oorzaken van het woningprobleem worden we geconfronteerd met een keur van argumenten, niets nieuws wanneer er iets mis gaat. Bestuurders van ge meenten en woningbouwvere nigingen stellen, dat aankoop van oude panden voor de ver bouw te duur is, omdat de speculanten er tussen zitten. Na aanschaf blijkt niet zel den, dat verbouw te duur is en dat subsidieregels van het mi nisterie geen uitkomst bieden. Bij nieuwbouw liggen de za ken iets gunstiger, maar het komt even moeizaam tot stand. Brokx wijst alle verwijten in de richting van de rijksover heid van de hand. Hij roept de bestuurders op de zaken „Kor daat" aan te pakken en laat tentoonstellingen over plan nen organiseren om de plaat selijke beleidsvoerders over de streep te halen. Deze vorm van zendingswerk blijkt no dig, omdat de verantwoorde lijken heimelijk meer bezwa ren, dan enthousiasme koes teren. De directeur van de Nationale Woningraad, (het overkoepe lend orgaan van woningbouw verenigingen), de heer N. van Velzen, spreekt weliswaar van goede wil bij de corporaties, maar kan niet ontkennen dat er problemen zijn, die verant woordelijken 'kopschuw' ma ken. Als oplossing ziet hij het verplicht opnemen van kleine wooneenheden bij woning bouwplannen zoals vroeger met de bejaardenwoningen gebeurde. Zóveel dwang lijkt voor het ministerie echter nog teveel van het goede. Het landelijk overleg bijzon dere huisvesting (LOBH) heeft ooit een manifestatie ge houden over de vraag of men woningbouwverenigingen als bondgenoot of tegenstander moest zien. Men wenste een bondgenoot en zag ook veel goed werk, maar achtte op het gebied van de kleine huishou dens een onvoldoende onver mijdelijk. Het zou niet Juist zijn een be schuldigende vinger naar wie dan ook te wijzen. Teveel za ken in de woningbouw laten zich daarvoor te moeilijk stu ren. Dat er echter meer kan en moet gebeuren staat als een paal boven water. Brokx houdt het erop dat in het tweede deel van de Jaren tach tig de woningnood tot het ver leden behoort. Op basis van de huidige gegevens vraagt het echter veel verbeelding om hem in deze optimistische bedachtengang te volgen. door Rob Foppema ren geleden leerde ik een man kennen van wie ik, haast op I eerste gezicht, dacht: jij krijgt binnen de kortste keren maagzweer. Zijn gejaagd optreden leek op even perma nente als grote nerveuze spanning te duiden. Gelukkig had ik ongelijk, de man is nog steeds zo gezond als een vis. Het verband tussen geestelijke toestand en lichamelijke ziekte is wispelturig. Maar het bestaat wel degelijk. ihed ai gend on<T gzweer is be id niet de enige cte waarin bij het staan persoonlij- omstandigheden karaktereigen- ppen een rol lij- te spelen. Zo'n selwerking wordt geregeld vermoed, er voor uitgespro- gevallen een vak- n bestaat. De hten heten dan chosomatisch. inh< heer u term verklaart verder Hij legt alleen in het esgrieks vast dat er tussen de geest (psy- en het lichaam (soma) de hand zou zijn. Wat laaraan hebt. is een de. Het zou natuurlijk Ig zijn, wanneer je in- aad chronische licha- jke kwalen gericht zou aanpakken via psychische „oor- zulke tactieken heb niet tot overdonderen- uccessen geleid, hoog- tot incidentele resul- Het verband tussen gzweer en nerveuze iningen is bepaald niet gisteren opgemerkt. Maar de ernstige patiënten be horen nog steeds tot het werkterrein van de chi rurg: ze worden niet naar de psychotherapeut ge stuurd. Toch duiken die psychoso matische factoren hard nekkig op. wanneer ernaar wordt gezocht In het be kende rijtje risicofactoren voor hartinfarct te dik. hoge bloeddruk, roken, be wegingsarmoede wor den psychologische span- lingen („stress") soms wel vermeld, soms niet. Kenne lijk een twijfelgeval. Toch zijn op grond van psycho logisch onderzoek van hartpatiënten, en na een heleboel statistisch reken werk. hele persoonlijkheidsprofielen opgesteld van mensen die een grote respectievelijk kleine kans hebben op een hartinfarct. Maar alweer: wat doe je daar nou mee? Mensen hartelijk en in het alge meen aanraden om zich over dingen, toestanden en andere mensen minder druk te maken, is natuur lijk prima. Maar het haalt waarschijnlijk nog minder uit dan de even goede raad om minder te eten, niet te roken, en meer te bewegen. Een persoonlijkheidstest om de risico-groep op te sporen, heeft ook zo z'n na delen. Ten eerste voorspelt het te weinig die andere factoren spelen ook hun rol, en samen verklaren ze nog lang niet alles. Ten tweede verergert het de stress waarschijnlijk al leen maar als je iemand in de risicogroep indeelt. En bovendien is er geen kijk op preventieve aanpak van die psychische factor. De geestelijke gezondheids zorg vertilt zich al zowat aan de meer acute ge vallen. En toch blijven die psycho somatische effecten boei en. misschien juist omdat ze wat haaks staan op de traditionele medische denkwereld, die zich be perkt tot verklaarbare en meetbare oorzaken en ge volgen. Zo zijn er zelfs psy chologische profielen op gesteld van „de" typische kankerpatiënt. Met nog meer onzekerheid omge ven dan in het geval van die hartpatiënten, en de praktische toepasbaarheid is nog verder te zoeken. Maar toch is het zinnig om te weten, dat het misschien om meer gaat dan alleen een biochemisch bedrijfs ongeval. Deze relativering van de „exacte" geneeskunde is onlangs in Engeland voor het eerst uitgebreid tot een minder slepende en on doorzichtige kwaal, de ge wone verkoudheid. Dat ge beurde in Salisbury bij de Onderzoekgroep gewone verkoudheden. Deze „Common Colds Research Unit" (CCRU) mag met recht een eerbiedwaardige instelling heten, want het onderzoek loopt al sinds 1946. Behandeling en voor koming van verkoudheid hebben sindsdien weinig terreinwinst geboekt, wat erop zou kunnen wijzen dat de zaak misschien toch niet zó doorzichtig ligt. Maar dat is een wat flauwe vaststelling. De behande ling van praktisch elke vi rus-infectie beperkt zich tot nog toe tot symptoom bestrijding en wachten- tot^het-overgaat. Er be stonden nauwelijks werk zame medicijnen tegen vi russen, tot de eerste proe ven met interferon, waar over wij onlangs bericht ten. En voorkoming door vaccinatie bleek voor ver koudheid ook geen haalba re kaart. Met griep lukt dat wel aardig (daar werkt de CCRU óók aan» Maar ver koudheden worden veroor zaakt door een zo bonte verzameling verschillende virussen, dat vaccinatie een onbegonnen zaak is. Maar over de oorzaken we ten ze in Salisbury langza merhand aardig wat. Niet alleen werd ooit water dicht vastgesteld dat nat te/koude voeten op zich geen verkoudheid veroor zaken maar dat je echt be smet moet worden. Ook die bonte verzameling vi russen hebben ze aardig op een rijtje. Zo was het niet moeilijk om 52 onver schrokken vrijwilligers op zettelijk verkouden te ma ken met de veel voorko mende virussen RV2 en RV31, heel klinisch toege diend in neusdruppeltjes. Wat onderzoeker Richard Totman wilde weten, was hoe verkouden die mensen zouden worden, en waar om. Hij had het eigenwijze idee dat psychologisch fac toren daarbij best een be langrijke rol zouden kun nen spelen. Dat was be hoorlijk eigenwijs, omdat de „exacte" geneeskunde tamelijk precies meende te kunnen meten hoe vatbaar iemand is voor een infectie met een bepaald micro-or ganisme Bij voorgaande infecties met hetzelfde or ganisme heeft het natuur lijke afweersysteem van het lichaam specifieke af- weerstoffen gevormd in de loop van het genezingspro ces. En de hoeveelheid van die afweerstoffen die (nog) in het bloed circuleert, is een maat voor de weer stand tegen een nieuwe invasie. Dat werd dus bij de 52 van tevoren gemeten, en bo vendien werden zij psycho logisch doorgelicht. Waren er het afgelopen halfjaar dingen gebeurd die hen geestelijk belast hadden? Waren zij daarna hun baan kwijtgeraakt of hadden zij juist nieuw werk gevon den? Waren hun sociale contacten toe- of afgeno men? Vragenlijsten moes ten vaststellen of zij bin nenvetters waren of juist naar buiten gekeerde men sen. en hoe verkrampt of evenwichtig zij hun gevoe lens verwerkten. Daarna hield de CCRU twee weken de trieste sta tistiek bij van volgesnoten zakdoeken, opgezette ke len en uitgeproeste virus sen En de uitkomsten be vestigden de vermoedens van Totman heel aardig. De ernst van de verkoud heid werd voor 25 procent verklaard door het com plex geestelijke belasting/ verandering in werk of so ciaal contact. En maar voor 15 procent door de tevoren aanwezige hoe veelheid antistoffen in het bloed. En ook het binnen vetterschap bleek nog een aantoonbare rol te spelen. Nog een paar onderzoeken in deze richting, en we kun nen voorzichtig het psy chologisch profiel van „de" verkouden medemens gaan schetsen. Verklaard is er daarmee nog steeds niets, maar interessant is het zeker. Scientist, S3. «S3 (I9SOI In het boek „Bouwen met zonne-energie" beschrijft ir. Henk den Boon meer dan dertig gerealiseerde praktijkprojecten in Nederland en nog eens half zo veel plannen en projecten in aanbouw. De indrukwekkende catalogus met technische gegevens wordt omlijst door algemeen voorlichtende hoofdstukjes die wel erg summier zijn uitgeval len. Waardevol voor wie in de praktijk met zonnewarmte aan de slag wil. (Ecologische Uitgeverij, Amsterdam. 1979, 29.90). Foto: het dak van het eerste kantoorgebouw met collectoren, de Keuringsdienst van waren in Enschede.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 17