Krachten meten en verbroederen
wkwqp-
mwmm
mt fvm
rnrmm
mm ek
ymmiinj
mm
weede jeugd voor CIA?
Elke
militair rri
weigeren
kernbewapening
mee te werken
tn din mrdl
MIJN foutenlf
Zogezegd
eut
IJDAG 29 FEBRUARI 1980
TROUW/KWARTET P 13 - RH 15 - S 17
joor Koos van Weringh
In 1952, toen ik het eindexamen
voor de middelbare school moest
afieggen, ging één van de
onderwerpen bij het opstel
Nederlands over de vraag of sport
verbroedering tussen de volken
teweeg zou kunnen brengen. 1952
was tenslotte een Olympisch jaar
en ook toen al ging het onderwijs
■net de tijd mee. Als geestdriftig
voetballer koos ik dit onderwerp er
mmiddelijk uit en ongetwijfeld heb
k een hooggestemde bijdrage over
ie internationale verbroedering ten
beste gegeven.
^ls ik die vraag nu zou moeten
behandelen zou ik amper enig
kntwoord op papier krijgen. Dat
fport verbroedert, dat geloof ik niet.
rnaar dat het niet verbroedert,
beloof ik evenmin, een enkele
poetbaloorlog in Zuid-Amerika dan
pven daargelaten. Bij sport gaat het
fcrom dat iemand wint, met een
groep dan wel individueel. Eén wil
Bis eerste aankomen, de beste zijn,
pe hoogste score behalen. Sport is
hu eenmaal een krachtmeting en
bm in die sfeer over verbroedering
le praten is onzin.
Het land waartoe de
Sportbeoefenaar behoort, hecht In
de regel grote waarde aan zulke
prestaties. In sommige landen,
foals de Oosteuropese, wordt door
de staat zeer veel gedaan om jonge
(nensen in de gelegenheid te stellen
kich met de sport bezig te houden,
fcoms gaat dat heel ver. Zo nu en
dan vernemen we daar lets over van
een uit de DDR of een ander land in
die contreien gevluchte
sportbeoefenaar. In het Westen
verleent de staat soms subsidie aan
de sportbeoefening en steekt vooral
het bedrijfsleven er een grote
hoeveelheid geld in. Vandaar dat In
sommige zaalsporten in Nederland
spelers van koekjesfabrieken tegen
die van centrale verwarmingen
uitkomen, maar dat kan ook tegen
die van de cirkelzagen zijn, dat weet
ik niet helemaal nauwkeurig.
In elk geval is het in beide systemen
zo. dat bij gebleken succes de
sportbeoefenaren een groots
onthaal bereid wordt. Met verstikte
stem sprak de Amerikaanse
president Carter afgelopen
zondagavond via de telefoon de
spelers van het ijshockeyteam toe.
die zojuist de gouden medaille op
de Winterspelen gewonnen hadden.
Hij nodigde hen gelijk uit voor een
lunch op het Witte Huls. „WIJ zijn
allemaal trots op jullie," sprak hij.
En zag u die foto van Carter en de
schaatser Eric Heiden, die elkaar in
de armen vielen alsof ze jaren naar
elkaar verlangd hadden?
In Neues Deutschland, het
partijorgaan in de DDR, wordt de
laatste tijd menige verheven
beschouwing gewijd aan de
fantastische prestaties van de
DDR-jeugd. Er zijn zelfs landen,
zoals Nederland, waar de
sportbeoefenaren al bejubeld
worden als ze als tweede eindigen.
Wie herinnert zich 1974 niet, toen
Den Uyl zo mallotig ronddanste in
de tuin van het Catshuis met de
Nederlandse voetballers die een
tweede plaats behaald hadden op
het wereldkampioenschap? Vier
Jaar later werden die voetballers
zelfs door de koningin op het palels
ontvangen, omdat ze wéér tweede
geworden waren, dit keer in een
bruut en dictatoriaal land als
Argentinië. Sportprestaties poetsen
het prestige van een land op, zoals
ook Nobelprijzen dat doen. Is er
niet Jarenlang geijverd zo'n prijs in
de wacht te slepen voor Simon
Vestdijk en Louis Paul Boon? Dat
zou toch een hele eer voor de
Nederlandse letterkunde zijn,
nietwaar?
Sport heeft alles met nationale
gevoelens, met politiek en met
handel te maken, daar hoeft
nauwelijks over gepraat te worden.
Een hoog niveau van prestaties op
het gebied van de sport is goed voor
nationale beeldvorming. De vraag
is welke gevolgen moeten worden
verbonden aan het feit dat sport en
politiek alles met elkaar te maken
hebben. Houdt dat in dat de
Olympische Spelen in Moskou
moeten worden geboycot, wat de
bedoeling van een groot aantal
landen schijnt te zijn, de Verenigde
Staten voorop?
De opwinding over die vraag heeft
zich tot dusver nog niet aan mij
meegedeeld. Rusland heeft
Afghanistan bezet en de
natuurkundige Sacharow uit
Moskou weggestuurd. Carter riep
om een boycot na de bezetting van
het Russische buurland: vóór 20
februari de troepen terug of anders
doen de VS niet aan de spelen in
Moskou mee. In Nederland riepen
verschillende mensen dat de
uitwijzing van Sacharow de
doorslag gaf.
Zo heeft ledereen zijn eigen
rechtvaardiging voor het bepleiten
van een boycot Op dat gebied heeft
zich een ware scholastiek
ontwikkeld van wat nog net en wat
Juist niet meer door de beugel kan.
Ik begrijp daar ontzettend weinig
van. Waarom mogen Russische
sportmensen wél meedoen aan de
Winterspelen, die tenslotte ook na
die inval in Afghanistan gehouden
zijn? Omdat die Spelen in Amerika
waren? Is het effectiever de
Amerikanen te verbieden naar
Rusland te gaan dan de Russen te
beletten Amerika binnen te komen?
In 1978 ging het Nederlandse
voetbalelftal naar Argentinië, onder
protest van Freek en Bram, die een
actie voerden, zonder succes, want
'de voetballers gingen en heel
Nederland keek bedroefd op de dag
van de nederlaag. In Argentinië
worden duizenden mensen domweg
vermist. Dit zijn niet tijdelijk naar
een uithoek van het land gestuurd,
die zijn er niet meer, die zijn
omgebracht. Nederland voetbalde
daar, Polen en Hongarije
voetbalden daar. landen die in hun
officiële publikaties om de andere
zin laten weten dat ze
antifascistisch zijn, samen met het
grote broedervolk van de USSR.
Tien Jaar eerder waren de
Olympische Spelen in Mexico.
Geen land is weggebleven, omdat
de Mexicaanse politie, enige tijd
vóór de opening, honderden
studenten doodschoot, die
protesteerden tegen die
geldverslindende
sportonderneming in een land vol
armoede en achterstand. Geen land
bleef weg, omdat Rusland in die
zomer Tsjechoslowaklje weer eens
„gepacificeerd" had, schietend uit
tanks.
Vier Jaar nadien was München het
toneel van de sportieve
gebeurtenissen. Zelfs toen elf
Israëlische sportlieden ter plaatse
vermoord werden door Palestljnen,
gingen de spelen, na wat vrome
toespraken en bedroefde gezichten,
gewoon door. Enkelen hielden het
voor gezien, maar voor de rest deed
het pistool van de starter het geknal
uit de moordwapens weer gauw
vergeten. Niemand ls in datzelfde
Jaar trouwen ook op de gedachte
gekomen de spelen te boycotten,
omdat de Amerikanen in
Zuid-Oost-Azië doende waren
Vietnam naar het stenen tijdperk te
bombarderen.
Wat mij betreft worden de spelen in
de Russische hoofdstad niet
geboycot. Maar niemand moet mij
komen uitleggen hoe goed het is
Zuidafrlkaanse sportmensen te
weren op de Olympische Spelen
voor gehandicapten, die in
Nederland gehouden worden. Als
die Zuidafrikanen niet hier mogen
komen en „wij" niet naar Moskou
mogen afreizen dan kunnen in de
geschiedenisboeken weer een paar
schoolvoorbeelden van
onwaarschijnlijke schijnheiligheid
worden bijgeschreven.
A. Dogterom: Hoewel de wet de
•huwde vrouw de bevoegdheid
[eft de geslachtsnaam van haar
jhtgenoot te voeren, wordt er
'estal ten onrechte van uitgegaan
it er sprake is van een plicht V.U.-
psterdam)
D. Loopuijt: Het eenzijdig tutoy-
pn tussen volwassenen moet als
i vorm van discriminerend taal-
bruik worden opgevat (V.U.-Am-
irdam).
G. ter Hennepe: Het is merk-
lardig dat voor veel lagere en mid-
•lbare functies van de sollicitan-
n een psychologisch onderzoek
>rdt geëist, doch voor vele (zeer)
>ge functies niet (VU-Amsterdam).
C. Peelen: Gezien de vaak over
lie forensentreinen verdient het
beveling ook treinbalkons aan
•ijzen, waarop niet mag worden
fookt (VU-Amsterdam).
E. van Amerongen: Het sturen
h afgedankte medische instru-
[nten en materialen naar ontwik-1
pngslanden geeft blijk van discri-
hatie van de zorgvragenden en
fgverleners aldaar (VU-Amster-
mi
A. van Ginkel: Het netwerk van
losnelwegen dat thans in België
Igerealiseerd. heeft dit land in
pisie van veel Nederlanders gere
geerd tot een strookvormige en-
"re van geringe lengte, waarover
Jzonder tussenstop naar hun zui-
Ijker gelegen vakantiedoelen
illen (RU-Utrecht).
or H. J. Neuman
I 1941 gaf een officier van de
jitse marine-inlichtingendienst,
Vaamd Ian Fleming, aan een
perikaanse kennis de raad nu
eens een behoorlijke in-
jhtingendienst in het leven te
Die Amerikaanse kennis
generaal William Donovan,
i held uit de Eerste Wereldoor-
t en nadien succesvol advocaat,
Jgenaamd „Wild Bill". De inlich-
Jgendienst die hij in het leven
j was het „Office of Special Ser-
1 (OSS). Het was deze dienst
president Truman in 1947, bij
l„National Security Act" van dat
Ir, omvormde tot de „Central In
fluence Agency" zoals we die in
daarop volgende jaren (min of
^er) zijn gaan kennen. De direc-
van de CIA is tevens verant-
|ordelijk voor een veel wijdere
van informatieverzamelaars,
Izgn. „intelligence community".
De CIA is een vrij hechte, duidelijk
gedefinieerde eenheid. De rest is
een uiterst heterogeen geheel, dat
varieert van het „National Recon
naissance Office" (de afdeling van
het Pentagon, die o.m. de verken-
nings- of spionagesatellieten ex
ploiteert) tot een afdeling van het
ministerie van financiën die finan
ciële gegevens uit het buitenland
verzamelt.
Het bijeenhouden en leiden van
zo'n bonte verzameling diensten en
specialisten is geen eenvoudige
taak. Het verloop aan de top van de
CIA is dan ook aanzienlijk. Tussen
1973 en 1977 is die functie bij voor
beeld vervuld door drie mannen:
eerst James Schlesinger (de latere
minister van defensie en nog later
van energiezaken), William Colby
en George Bush (de man die we nu
kennen als Ronald Reagans voor
naamste rivaal in de strijd om de
benoeming tot presidentskandi
daat van de Republikeinse Partij).
De enige directeur die er zonder
veel moeite in slaagde het hele
zaakje in zijn greep te houden was
de heerszuchtige Allen Dulles, die
gedwongen werd ontslag te nemen
zeven maanden na de mislukking
van de door de CIA op touw gezette
invasie in de Varkensbaai (Cuba,
1961).
De huidige directeur is admiraal
Stansfield Turner. Hij is de chef
van enkele tienduizenden vrouwen
en mannen, in binnen- en buiten
land. en hij bestiert een budget van
naar schatting vijftien miljard dol
lar. De merkwaardige ontwikke
ling die zich nu voor zijn ogen
voltrekt is dat de CIA. die nog
maar enkele jaren geleden ten
diepste werd verguisd, nu van alle
kanten wordt aangespoord zijn
gang te gaan en nieuwe wapenfei
ten tot stand te brengen. Het lijkt
bijna eeuwen geleden dat de CIA
werd aangevallen als zijnde te
agressief en te machtig. Maanden
achtereen stelde het Congres ui
terst kritische onderzoeken in. Het
regende onthullingen, aanklachten
en processen. Behalve in de top
nam nu ook in lagere regionen het
verloop zienderogen toe. Maar dat
alles lijkt nu voorbij. Het New
Yorkse reclamebureau Gaynor
Ducas voert een opzichtige recla
mecampagne: „Wij zoeken speciale
mannen en vrouwen die nog be
schikken over een avontuurlijke
geest. In die categorie zijn er niet
veel. Misschien één op de duizend.
Jij bent pienter, zelfstandig en ge
motiveerd. We hebben je nodig om
ons te helpen informatie te verza
melen en zo een zinvol beeld te
geven van wat er in de wereld
omgaat. Jij bent er een voor een
elite-corps van mannen en
vrouwen".
Twee ontwikkelingen hebben er
toe geleid dat de Amerikaanse pu
blieke opinie bereid is de CIA meer
armslag te verlenen dan, zeg, drie
of vier jaar geleden. De eerste is
dat zich een wat meer conservatie
ve stemming van de Amerikaanse
bevolking heeft meester gemaakt,
mede als gevolg van het Russische
optreden tegen de eigen dissiden
ten en in Afghanistan. Vervolgens
heeft zich aan velen de vrees opge
drongen, dat men in het jongste
verleden te ver is gegaan met het
opleggen van beperkingen aan de
CIA en dat nu als gevolg daarvan
de Amerikaanse regering versto
ken blijft van onmisbare informa
tie, juist in een tijd van toegeno
men spanning. Het klimaat is in
Amerika minder gunstig geworden
voor het met wettelijke middelen
aan banden leggen van de CIA.
Toen president Carter begin 1977
zijn intrek nam in het Witte Huis
bestond vrij algemeen de indruk
dat de CIA zich, althans bij gele
genheid, begaf in omvoorzichtige,
niet-effectieve en illegale, of mo
reel verwerpelijke, operaties. Er
was melding gemaakt van pogin
gen tot moord op vreemde potenta
ten, van clandestiene oorlogen en
van samenzweringen om democra
tisch gekozen regimes omver te
werpen. Tegen die achtergrond
stelde Carter de opstelling voor
van een „handvest" voor het hele
inlichtingenwezen in Amerika (dus
niet alleen voor de CIA). Het zou
een lijst van welomschreven beper
kingen moeten worden, met daar
naast een uiteenzetting van wat nu
de wettige opdracht van de inlich
tingendiensten was.
De regering in Washington begon
daarover te onderhandelen met de
Senaatscommissie voor de inlich
tingen (Senate Select Committee
on Intelligence). Aanvankelijk wil
de de Senaatscommissie in het op
leggen van beperkingen en het tot
stand brengen van „hervormin
gen" veel verder gaan dan het Wit
te Huis. Maar uiteindelijk nam het
aantal meningsverschillen af. Met
name Walter Huddleston, democra
tisch senator uit Kentucky, bleef
eigenlijk nog maar vasthouden aan
één eis: in de overgrote meerder
heid van de gevallen wilde hij de
president verplichten vooraf de In-
lichtingencommissies van Huis en
Senaat in te lichten over voorgeno
men geheime operaties. Hij wordt
in zijn eis gesteund door de in
vloedrijke senator Robert Byrd
(democraat uit West Virginia), die
het aantal uitzonderingen op deze
regel, door het Witte Huis bedon
gen, veel te groot vindt en die niet
bereid is voor de CIA een blanco
chèque uit te schrijven.
Het is evenwel de vraag, of die hele
„handvest"-gedachte nog wel door
een meerderheid in het Congres
wordt gedeeld. De senatoren Da
niel Moynihan en Malcolm Wallop
(respectievelijk democraat uit
New York en republikein uit Wyo
ming) proberen, samen met vijf
collega's, steun te verkrijgen voor
een wetsontwerp dat de inlichtin
gendiensten een nog gortere mate
van vrijheid laat. Het ontwerp lijkt
in beide huizen van het Congres
tamelijk populair te zijn. Volgens
het wetsontwerp van Moynihan en
Wallop sou er van een verplichting
tot het vooraf kennis geven van
geheime operaties geen sprake
meer zijn.
Het enige wat overblijft is, dat de
president naar eigen goeddunken
informatie verschaft en dan aan
een veel kleiner aantal Congresle
den dan nu op de hoogte wordt
gebracht. Verder wordt het onthul
len van de Identiteit van agenten
(of hun bronnen) strafbaar, ook
wanneer dit geschiedt door parti
culiere personen of door de pers.
Het lluddleston-handvest laat be
trekkelijk veel toe op het gebied
van clandestiene huiszoeking, het
openen van brieven en het afluiste
ren van telefoongesprekken. Het
wetsontwerp van Moynihan en
Wallop schrijft op dit punt vrijwel
niets meer voor. De CIA gaat zijn
tweede jeugd tegemoet
door Meindert J. F. Stelling
Onlangs stelden de tweede
kamerleden Waltmans
(PPR) en Knol (PvdA) een
aantal vragen aan de minis
ter van defensie over atoom
pacifisten in de krijgsmacht.
Zij vroegen ondermeer of in
Nederland een beroepsmili
tair tegelijkertijd atoompa
cifist kan zijn. Hierbij werd
verwezen naar de discussie
over de kernwapenproble-
matiek, die al vanaf mei 1978
gaande is in „Carré", het
maandblad van de Neder
landse Officierenvereniging.
Aanleiding voor die discussie was
de brief van de Raad van Kerken in
Nederland van 14 februari 1978 in
zake de neutronenbom. Legeraal
moezenier Wols zette zich daar fel
tegen af. Hij stelde onder andere
dat de Raad zich onder Invloed van
communistische propaganda had
laten meeslepen. Tegen deze visie
kwam verweer. Gesteld werd dat de
Raad op eigen grond en autonoom,
op basis van het geloof in Christus,
neen tegen het neutronenwapen
had gezegd. Daarmee zou de chris
ten-militair bij het bepalen van zijn
eigen standpunt ernstig rekening
moeten houden.
De discussie werd spoedig verbreed
tot de kernwapenproblematiek in
het algemeen. Zo werd ook de huidi
ge strategie bekritiseerd. Majoor
Egter van Wissekerke schreef in fe
bruari 1979 dat de strategie van
„flexible response" (d.i. het aange
paste antwoord) niet flexibel ls, om
dat die onvermijdelijk leidt tot een
overschrijding van de atoomdrem
pel door de NAVO. Daarmee moet
dan toch de keuze worden gedaan
tussen zijns inziens twee even grote
kwaden: massale vergelding (wat
zelfmoord inhoudt) of overgave.
Dat er sprake zou zijn van twee
even grote kwaden, werd door mij
bestreden. Bij overgave is er im
mers nog kans op niet door radio
activiteit aangetast en bedreigd le
ven en is er dus nog hoop. Elk
gebruik van kernwapens werd afge
wezen, omdat door dat gebruik
geen zinnig doel kan worden bereikt
en de ethische normen Inzake het
gebruik van geweld ernstig worden
geschonden.
Pacifist
Nu wordt dan door kamerleden ge
vraagd of een beroepsmilitair
atoompacifist kan zijn. Kern van
deze vraagstelling lijkt mij het pro
bleem of een militair het recht heeft
om te weigeren aan de inzet van
kernwapens zijn of haar medewer
king te verlenen. Maar voordat deze
vraag kan worden beantwoord,
dient eerst antwoord te worden ge
geven op de vraag: heeft de over
heid het recht om in te stemmen
met inzet van kernwapens en kan
op grond daarvan van Nederlandse
militairen worden verlangd aan die
inzet mee te werken?
Bij de beantwoording van deze laat
ste vraag, is van belang wat de
grondwettelijke taak van de krijgs
macht is. De Grondwet nu spreekt
over de bescherming van de belan
gen van de Staat. Hiermee wor
den grenzen gesteld aan de ont
plooiing van geweld door de krijgs
macht. Er dient ook na een strijd
nog een zodanig functionerende sa
menleving te zijn, dat nog steeds
gesproken kan worden van de Staat
die belangen heeft. Kan de krijgs
macht de belangen van de Staat
niet meer beschermen, dan is haar
taak beëindigd. Zou in een dergelij
ke situatie toch verder geweld wor
den toegepast, dan worden daar
door de belangen van de Staat ge
schaad. zodat die geweldsontplooi-
ing ongrondwettig ls.
Gezien de analyse van Egter van
Wissekerke. die ik Juist acht. wordt
bij inzet van kernwapens gekozen
voor zelfmoord, voor vernietiging
van de samenleving. Die keuze nu is
onbestaanbaar, is ongrondwettig,
derhalve is inzet van kernwapens
ongrondwettig.
dit moment. De mensheid staat
voor een keuze: wij moeten de be
wapeningswedloop tot staan bren
gen en overgaan tot ontwapening óf
de vernietiging onder ogen zien".
En in het door mij reeds bekritiseer-'
de CDA-rapport „Vrede en Veilig
heid" (1979) wordt het alles vernieti
gende karakter van een kernoorlog
getypeerd met de woorden: „Vaak
zullen de overlevenden de doden
benijden"
Niet alleen op gTond van de bepalin
gen van de grondwet dient inzet van
kernwapens als onwettig te worden
beschouwd, maar ook op grond van
het Internationale recht. Grondbe
ginsel van het humanitaire recht
ten tijde van een gewapend conflict
ls het ontzien van de burgerbevol
king. Dit beginsel werd reeds in
1868 in de Verklaring van Sint Pe
tersburg tot uitdrukking gebracht.
Daarin wordt gezegd: „dat het enige
rechtmatige doel, dat de Staten ge
durende de oorlog zich voor moeten
stellen, de verzwakking der strijd
krachten van de vijand is".
De nadien gesloten verdragen heb
ben dit beginsel steeds weer beves
tigd. In het Landoorlog Reglement
(1907) wordt in dat kader verboden:
„wapenen, projectielen, of stoffen
te bezigen, die nodeloze smarten
kunnen veroorzaken". Inzet van
kernwapens is per definitie in strijd
met dat verbod. Immers, door de
radio-activiteit en door genetische
beschadiging zullen zelfs de genera
ties worden getroffen die ten tijde
van het conflict nog niet bestonden.
VN-verklaring
Volledigheidshalve merk ik op. dat
de analyse dat inzet van kernwa
pens de vernietiging van de samen
leving met zich brengt, alom wordt
gedeeld Zo verklaarde de Algeme
ne Vergadering van de Verenigde
Naties in het slotdocument van de
tiende bijzondere zitting (1978):
„Het wegnemen van de dreiging
van een wereldoorlog een kern
oorlog ls de dringendste taak van
Na 1945
Ook na de Tweede Wereldoorlog,
een oorlog waarin alle strijdende
partijen vorenbedoeld beginsel heb
ben geschonden, is dat principe her
bevestigd. Te noemen vallen de Ver
dragen van Genève (1949). In het
Verdrag betreffende de bescher
ming van burgers in oorlogstijd,
wordt in artikel 3 (dat is gericht op
niet-internationale conflicten, maar
wordt beschouwd als de kem van
het humanitaire oorlogsrecht in in
ternationale conflicten) gezegd, dat
personen die niet rechtstreeks aan
de vijandelijkheden deelnemen, on
der alle omstandigheden menslie
vend moeten worden behandeld.
Het bepaalt verder onder meer: „Te
dien einde zijn en blijven te allen
tijde en overal ten aazien van bo
vengenoemde personen verboden:
a. aanslag op het leven en lichame
lijke geweldpleging, in het bijzon-,
der het doden op welke wijze ook.
verminking, wrede behandeling en
marteling:
b. het nemen van gijzelaars:"
Ten slotte wil ik nog wijzen op het
Verdrag inzake de voorkoming en
de bestraffing van genocide (1948).
Het misdrijf van genocide omvat
onder meer: het doden van leden
van de groep, teneinde een nationa
le groep geheel of gedeeltelijk uit te
roeien. Wat dit inhoudt wordt dui-J
delijk wanneer wordt bedacht, dat
in het ontwerp van het verdrag!
werd verwezen naar de veroordelin
gen van Duitse oorlogsmisdadigers
door het Tribunaal van Neurenberg.
Die veroordelingen waren onder
meer gebaseerd op de „willekeurige
vernietiging van steden, plaatsen of
dorpen, of verwoesting welke niet
door militaire noodzaak gerecht
vaardigd was" Bedoelde verwijzing
werd geschrapt teneinde verwar
ring te voorkomen. Het ging in Neu
renberg namelijk om oorlogsmis
drijven terwijl genocide ook in vre
destijd kan worden gepleegd.
Die verwijzing in het ontwerpver
drag maakt echter wel duidelijk
dat, gezien het gegeven dat inzet
van kernwapens zinloos is, zodanige
inzet moet worden beschouwd als
genocide.
Individu
Op gTond van het vorenstaande ben
ik van mening dat de overheid niet
kan en mag Instemmen met de inzet
van kernwapens Door de verwij
zing naar het Tribunaal van Neu
renberg wordt ook de positie van de
individuele militair duidelijk In
Neurenberg werd uitgegaan van het
beginsel, dat een gegeven opdracht
de strafbaarheid van de daders van
oorlogsmisdrijven niet wegneemt
Nederland heeft, door toetreding
tot het verdrag dat het Tribunaal in
leven riep. dat beginsel erkend Op
grond daarvan heeft de Nederlands
militair het recht. Ja zelfs de plicht,
medewerking aan de inzet van kern
wapens te weigeren.
M. J. F. Stelling i* kapitein van de
Koninklijke Luchtmacht