Klopjes geen nonnen maar 'vrijgezellen Gods'
Nationaal historisch centrum
«laast Haags Centraal Station
^Omstreden grens
Gezondheidsboeken over
slaap, rug en kruiden
L
Snklqemeen rijksarchivaris mr Ribberink: Dit is het walhalla
Molens
8 - H=
NSDAG 29 JANUARI 1980
TROUW/KWARTET
HS 11 I
or Jac. Lelsz
een weeïg paars kaftje is een boekje verschenen over de Klopjes in Twente. Het heet „Grote
len en Kleine Sien" en werd geschreven door J. J. Grootenboer, die op meer dan overvloedige
Ijze anderen citeert. Er is over deze vrouwtjes, deze half-religieuzen, deze merkwaardige
Haan Tij gezellen Gods" namelijk nogal veel geschreven, en het blijft een boeiend onderwerp. De
r*s. ingopjes hebben overigens niet alleen in het voor een deel zeer roomse Twente gewoond.
jizenden klopjes waren er in het
schottefleden in Nederland Onaangena-
herinneringen had de jezuïet Van
•urs. die in Nijmegen was geboren,
tjkens een gedicht aan de klop
uster Kaatje". Als hij er aan terug-
merKai^kt met welk een jjZeren discipline
hem het „tellen, spellen, bidden.
Igen" bijbracht.
?n Haai
aul n verzucht hij:
!h. och! Wat heb ik vaak gedocht:
at vaders jas mij passen mocht!
Hissing, >k zie haar nog dle schoolmatres
neepjesmuts en grijze bles.
it spitsen neus en ronden bril
el aardiger schreef Alberdingk
ejijm over zijn klopje Helema Hille-
gonda van den Berg uit Amsterdam:
Zij leefde in 't zwart, en stierf in 't wit
Bleef God en mensen dienen
Nu staat dit klopjen in 't gelid
naastThomas van Aquinen.
Kloppen
De klopjes hebben vele namen gehad.
Kwezels werden ze ook genoemd,
maar dat is toch meer Zuidneder
lands. Geestelijke dochters is weer
een andere naam. In het Latijn wer
den ze onder meer vota filiae, filiae
spiritualis en virgines deo devote ge
noemd. In de kerkboeken van Losser
heten ze dan ook devotisten.
Grootenboer wijst de volksetymolo
gische betekenis die algemeen ver
spreid is af. als zouden de wijfjes via
klopsignalen de gelovigen in het ge
heim hebben opgeroepen in het ver
borgene de mis bij te wonen. Zij wa
ren er namelijk al vóór de Reforma
tie. en dus ook voordat de calvinisten
de katholieken verboden officieel
hun godsdienst te praktizeren. Hij
houdt het op de verklaring van Ph
Rovenius. begin 1700 vicaris-generaal
van het bisdom Deventer, die ook in
Twente heeft gewerkt en die in zijn
boek ..Res publica Christiana" deze
vrouwtjes noemde „caeli pulsatri-
ces", wat zoveel betekent als zij die
bij de hemel aankloppen.
Nonnen waren de klopjes niet. Ze
komen dichtbij de begijnen, maar er
Moeder Anna, destijds klop te Losser (Twente)
blijft verschil. Ze legden geen kloos- derlijke omstandigheden, waarin zij
tergelofte af en leidden een solistisch
leven, mede bepaald door de uitzon-
in Nederland in de zeventiende en de
achttiende eeuw verkeerden. Eugenia
Theissing, die er op promoveerde,
omschreef ze aldus: „Klopjes zijn
vrouwen, die ongehuwd en godvruch
tig leven in deze wereld, gedeeltelijk,
omdat zij dit leven hebben gekozen,
gedeeltelijk omdat het gewone kloos
terleven voor haar onmogelijk was in
het land en in de tijd, waarin zij
leven".
Godsdienstopvoeding
De in het zwart gehulde, sober gekle
de klopjes hadden oorspronkelijk een
godsdienstopvoedkundige taak. Zij
leefden bij de pastorie, in een ult-
bouwseltje van een boerderij, in een
woninkje in het dorp, maar altijd in
een piepklein huisje. Enkele van die
huisjes bestaan nog. In Borne (Twen-
tel zijn de laatste jaren een paar van
die huisjes gerestaureerd. Celibaat
was regel voor de klopjes. Bij wijze
van hoge uitzondering was er wel
eens een getrouwd. Maar zij verwaar
loosde haar man. Mannelijke kloppen
zijn er ook geweest, maar aanzienlijk
minder.
In 1932 is de laatste Twentse klop in
Hengelo overleden. Tot de laatsten
behoorden Grote Slen en Kleine Sien.
Ze sloften door de dorpen, te waren
voorwerpen van spot voor de Jeugd.
Het bidden bij overledenen was nog
een van de belangrijkste dingen, die
aan hun vroegere status herinnerden.
Vroeger hielpen zij de pastoor, res
taureerden beelden, gaven cateche
tisch onderricht aan de Jeugd. De
Jezuïeten noemden hen „speurhon
den naar wankelmoedigen en afge-
dwaalden." Ze waren van grote bete
kenis voor de roomse godsdienst.
Maar dat was vóór de katholieke
emancipatie in de vorige eeuw. Op
het laatst kwam het er op neer dat ze
nog slechts als goedkope arbeids
kracht dienden, bij boeren enz. Heilig
waren ze toch al nooit geweest, al
hing er een geur van heiligheid om
hen heen. maai- nu verlangden ze ster
ker dan ooit naar alcohol. Grooten
boer spreekt van „vergeten dramaat
jes". Alleen de zeer sterken konden
de afgang doorstaan en hebben niet
naar verdovende middelen gegrepen.
Grote Sien en Kleine Sien. Uitgave
N.V. Smit, Hengelo. Met illustraties,
84 bladzijden, 19,50.
n," Lai
ldaar o B
er, zwaï
laan
K>r Fred Lammers
EN HAAG Het zal regel-
atige bezoekers van het Al-
>meen Rijksarchief onge-
Vijfeld vergaan als mij, wan-
ïer ze voor het eerst het
euwe archiefgebouw aan de
tins Willem Alexanderhof
[nnenstappen. Onherroepe-
jk komen dan de herinnerin-
)n boven aan het imposante
find aan het Bleyenburg met
sombere, meestal propvol-
studiezaal en de nauwe
getjes in de eigenlijke ar-
iefruimten, waar het verle-
?n van tal van eens bekende
indgenoten op uitpuilende
|kken was bijgezet.
heb vaak gedacht: wat een decor
>or een detectivefilm. Het archief-
ïleis dat architect Sj. Schamhart
éor 32 miljoen gulden naast het
lagse Centraal Station heeft gerea-
lerd is zo totaal anders, dat je je
Taagt hoe het mogelijk is geweest
t s
n
onder de omstandigheden zoals die
aan het Bleyenburg waren gegroeid,
nog te functioneren.
Mr A. E. M. Ribberink. de algemeen
rijksarchivaris, staat daar ook van te
kijken. „In 1932 was het stadium be
reikt. waarop het oude gebouw te
klein was geworden. Sinds het begin
van de jaren vijftig was er van een
noodsituatie sprake. Met kunst en
vliegwerk, vooral door archiefstuk
ken elders op te slaan, hebben we
geprobeerd de moeilijkheden op te
lossen. Het laatste jaar was de toe
stand catastrofaal, niet alleen voor de
ambtenaren, ook voor bet publiek."
Toen we in november tot tijdelijke
sluiting van het archief overgingen in
verband met de verhuizing, hadden
we al 104 dagen het bordje ,vol' op de
deur van de studiezaal moeten han
gen. Dan was het ook echt vol. Vaak
stonden er om kwart over acht al
mensen op de stoep, terwijl we pas
om negen uur open gaan. Zij wilden
er zeker van zijn een plaatsje te krij
gen. Als het enigszins kon zochten we
als de veertig plaatsen, die we daar
hadden, bezet waren naar uitwijkmo
gelijkheden. Maar dat kon op het
laatst ook niet meer, door dat onze
et vaderlandse verleden bijgezet in met alle moderne snufjes
Itgeruste archiefdepots.
Mr. Ribberink
.geen discountzaak.
mensen bij wijze van spreken bij el
kaar op schoot zaten. Hoe vervelend
we het ook vonden; we moesten de
mensen dan terugsturen, ook profes
sor Huppeldepup, die er een reis van
een paar uur voor had moeten maken
om hier om half tien present te kun
nen zijn."
Schimmel
Met het onderbrengen van de archie
ven zelf was het eveneens «roevig
gesteld. „Gelukkig zijn er geen echte
rampen gebeurd, al scheelde dat
soms niet veel, omdat de zolderetage
lekte en de papieren in de kelder door
vocht werden belaagd.- Als iemand
bijvoorbeeld de jaargangen van Le
Moniteur uit de periode 1789-1791, die
daar lagen opgeslagen, wilde bekij
ken moest eerst de schimmel er wor
den afgeveegd. We wisten echter niet
waar we die kranten, die een goed
beeld geven van de gang van zaken
rond de Franse revolutie, anders
moesten bergen," vertelt mr Ribbe
rink. Nu staan de Moniteurs keurig in
het gelid op een van de elf etages van
het nieuwe archiefgebouw in een
ruimte, waar de temperatuur con
stant zestien tot achttien graden be
draagt. Dat is. hebben proeven uitge
wezen. de meest ideale stand van de
thermometer als het op het bewaren
van papier aankomt.
Half november begon de verhuizing
van het Bleyenburg naar de Prins
Willem Alexanderhof, een operatie
die een jarenlange voorbereiding
kostte. Als er iets uit de hand zou
lopen, was de kans groot dat bepaal
de papieren voor lange tijd onvind
baar zouden zijn geworden. Nu de
verhuizing grotendeels achter de rug
is het archief is sinds kort ook weer
open voor het publiek constateert
mr Ribberink dat alles „feilloos" is
verlopen. „We hebben niets aan het
toeval overgelaten. Dat heb ik vroe
ger in de jeugdbeweging geleerd. Als
Je een kamp voorbereidde kwam je
achteraf meestal tot de ontdekking
dat je veel te veel had gedaan. Maar
het liep dan gesmeerd en dat kan ik
ook van deze verhuizing zeggen."
Keulen
Het stadsarchief in Keulen heeft voor
een deel model gestaan voor het veel
grotere gebouw dat in Den Haag tot
stand is gekomen. Ondanks de grote
ruimte is het geen massaal betonblok
geworden, waarin bezoekers zich een
beetje verloren voelen. Nergens zijn
echt grote zalen. In de lichte studie
zaal. waar plaats is voor 173 mensen,
zijn met behulp van boekenkasten tal
van kleinere eenheden tot stand ge
bracht om te voorkomen dat bezoe
kers zich in een soort fabriekshal wa
nen. De grote hal op de begane grond
beschikt over een riante expositiemo
gelijkheid. De kaartenzaal en de bi
bliotheek. waar respectievelijk plaats
is voor dertig en veertig personen zijn
volgens hetzelfde principe Ingericht.
„De charme van dit gebouw is dat het
een menselijke maat heeft. Er gaat
iets warms van uit en dat is een facet
dat we ook bij de dienstverlening aan
de bezoekers willen laten doorwer
ken. Ik kan mijn ambtenaren niet
genoeg op het hart drukken dat ze
nooit moeten vergeten dat ze hier
met mensen te maken hebben. Het
rijksarchief mag geen discountzaak
worden maar de bezoeker die echt
hulp behoeft moet die ook kunnen
krijgen. Mensen mogen best eens met
in onze ogen stomme vragen komen.
Het gevaar dat de klant met kwalita
tieve problemen tussen de wal en het
schip gaat vallen, moeten we zoveel
mogelijk zien te voorkomen," vindt
mr Ribberink.
Vermeldenswaard van het nieuwe ge
bouw is het restauratieatelier, waar
Het nieuwe gebouw van het Algemeen Rijksarchief aan de Prins Willem Alexanderhof in Den Haag is
geen massaal betonblok geworden. Dlrk Kclelnf,
binnenkort als eerste grote klus de
onlangs uit de West overgebrachte
documenten van het gouvernement
onder handen zullen worden geno
men. De archieven zijn onderge
bracht in negentien depots, die alle
maal met de modernste middelen te
gen brand zijn beveiligd. Al verwacht
mr Ribberink dat de groei van het
rijksarchief, zowel kwalitatief als
kwantitatief, de verwachtingen zal
overtreffen, wat de ruimte aangaat
kan men voorlopig vooruit in het
nieuwe onderkomen, dat in het na-
Jaar officieel zal worden geopend.
„Het is hier voor ons het Walhalla
Omdat het Iconografisch Bureau, het
Centraal Bureau voor de genealogie,
het Koninklijke Nederlands genoot
schap voor geslacht- en wapenkunde
en de rijksarchief school ook in dit
gebouw zijn ondergebracht en de Ko
ninklijke Bibliotheek naast ons druk
bezig is met de nieuwbouw, die in
1982 gereed moet komen, kun je rus
tig zeggen dat op deze plek het natio
naal historisch centrum van ons land
komt. Dat is een ideale situatie," ver
volgt mr Ribberink.
Ongezonde toestand
Wensen blijven er ook. Dat de archie
ven over de oorlogsjaren in een-apart
Instituut zijn ondergebracht vindt mr
Ribberink „een ongezonde toestand".
„,We mogen heel blij zijn dat er voor
de archieven van de Indonesische
kwestie ook geen afzonderlijk insti
tuut is gekomen, zoals eerst de bedoe
ling was. Het is ook een goede zaak
dat de ministers Klompé en Polak er
ondanks veel tegenwerking in zijn
geslaagd die archieven openbaar te
laten worden. Openbaarheid is als
frisse lucht, mits er niet op de man
wordt gespeeld, want met geschiede
nis moet je niet gaan manipuleren.
Mijn standpunt is daarom: open met
die boel. Als Je geheimzinnig gaat
doen. bepaalde zaken achter gesloten
deuren houdt, vraag je om kankerge
zwellen en werk je de corruptie in de
hand."
De laatste tijd is er ook bij veel politi
ci een toenemende tendens hun pa
pieren niet te lang gesloten te hou
den. De periode van vijftig jaar. die in
het verleden meestal werd gehan
teerd. vinden velen tegenwoordig
veel te lang." Die ontwikkeling Juich
ik toe. Zo is Juist deze week het ar
chief van wijlen de heer Vondeling bij
ons gekomen. Hij heeft geen enkele
beperking gemaakt voor het gebruik
ervan. Het is meteen open en dat vind
ik heel verstandig. In het verleden is
te vaak nodeloos geheimzinnig met
archieven gedaan. En dat gebeurt
nog als ik bijvoorbeeld denk aan het
archief van Thorbecke en van Ruys
de Beerenbrouck, waar de nabestaan
den erg moeilijk over doen."
Eigen visvijvertje
Je merkt telkens dat er lieden zijn die
het leuk vinden een eigen visvijvertje
te hebben, eigen ijdelheden te bedie
nen en eigen belangen op te koken.
Zolang dat particulieren betreft kun
je daarover Je schouders ophalen,
maar er zijn gevallen waarbij het be
langrijk minder primitief ligt. en dan
denk lk weer aan het Rijksinstituut
voor oorlogsdocumentatie. Maar ik
voel me wat dat betreft een profeet in
het land der heidenen. Toch houd ik
vol dat het voor de heidenen beter
zou zijn als ze zich bekeerden."
Het niet meer te kampen hebben met
gebrek aan ruimte betekent niet dat
het rijksarchief voortaan veel meer
gaat bewaren „We moeten heel kri
tisch blijven," zegt mr Ribberink. „In i
het verleden zijn we dat vaak onvol
doende geweest Als Je teveel bewaart
wordt een archief onbruikbaar. Het
komt erop aan alleen dat te bewaren
dat echt van belang is. Over het alge
meen wordt op het ogenblik de norm
gehanteerd dat 90 tot 95 procent van
de overheldspapieren kan worden
vernietigd Persoonlijk vind ik dat
het voldoende is wanneer je éón pro
cent bewaart"
isarisse
l.V.
?nms^
ijn gelii
rouw
d. Fn
iheid
4 uur
n wocn
lafplaJ
door Jan Sloothaak
„Wij willen kortelijk vermel
den, wat de geschiedenis ons
leert omtrent deze grens
scheiding, waarover later
weder verschil is ontstaan en
heden nog bestaat, en welke
daardoor enige vermaard
heid heeft gekregen en als
nog de belangstelling wekt."
Het ouderwetse taalgebruik in deze
zin verraadt dat de schrijvers niet
van deze tijd zijn. Voor het overige
had deze zin vandaag geschreven
kunnen zijn. De schrijvers zijn G A.
Stratingh. medicus en G.A. Vene-
ma, ooit statenlid van Groningen,
burgemeester en arrondissements-
!jker te Winschoten. Zij schreven in
1855 een boek over de Dollard De
len daarvan zijn nog heden tendage
zo actueel dat de Landelijke Vereni
ging tot Behoud van de Waddenzee
te Harlingen en de Stichting Het
Groninger Landschap er een heruit
gave van lieten verschijnen.
Grillige rivier
Het is met de Dollard altijd een heel
gedoe geweest. In de geschiedenis
van overstromingen en bedijkingen
neemt de grens tussen Duitsland en
Nederland een onzekere plaats in.
Na een inbraak van de zee en de
vorming van de Dollard in de Mid
deleeuwen, werden de oude lands
grenzen verbroken. Het riviertje de
Westerwoldsche Aa werd toen als
grens aangenomen. Die Aa had ech
ter de onhebbelijkheid om in de
Dollard een allengs naar het noord
westen wijzigende koers te gaan
volgen. De regeringen van Gronin
gen en Oost-Friesland hadden elk
hun eigen uitleg. Aan Nederlandse
kant vond men dat het oorspronke
lijke verloop moest worden aange
houden. De Oostfriezen daarente
gen aanschouwden met welgevallen
dat de natuur bezig was de grens
ten gunste van hun grondgebied te
verleggen.
Groningen won. want er werd beslo
ten een vaste grens te bepalen door
Due d'Alven (sterke palen) op de
oude grens te plaatsen. Die palen
waren later echter niet altijd terug
te vinden en in Hannover wilde men
daar ook geen medewerking aan
geven. Later werd de grens geregeld
naar het kompas en er kwam ook
nog een grenssteen bij. Dat alles
kon niet voorkomen dat er steeds
onenigheid ontstond. De grenssteen
is nooit door Hannover erkend om
dat men er een dag na het leggen
van de steen in 1825 al op terug
kwam.
.Goede nabuurschap'
Na de uitgave van het boek (1855
dus) is het al niet veel beter gewor
den. In 1960 sloten Duitsland en
Nederland een Eems-Dollardver-
drag. De grens eindigt abrupt bij de
uitmonding van de Westerwoldse
AA in de Dollard. Er is dan een hele
poos niets en bij het Wad is er dan
plotseling wel weer een grensver-
loop. Dit alles onder het motto van
„goede nabuurschap". De grens
mag dan niet zijn ingetekend, de
goede nabuurschap gaat toch ook
weer niet zover dat beide landen
niet zo hun eigen ideeèn hebben
over wat eigenlijk de grens zou moe
ten zijn. Dat is er nu de oorzaak van
dat de buurlanden praten over de
Duitse plannen voor een nieuwe
Dollardhaven. Nederland be
schouwt deze plek voor een deel als
Nederlands grondgebied. De onder
handelingen zijn al enkele Jaren sle
pende. Daarbij spelen ook milieu
kwesties een rol. De Eems-Dollard
heeft maar een bepaalde opname
capaciteit voor afval en daar willen
beide landen liefst een zo groot mo
gelijk deel van hebben.
Om terug te keren tot het Dollard-
boek: Naast de strijd tegen de zee,
werden ook bodem, dieren, planten
en vogels blijkbaar toen al zo hoog
geschat dat er uitvoerige beschrij
vingen aan werden gewijd. Bij de
heruitgave leggen de Waddenvere
niging en Het Groninger Landschap
hier nog eens de nadruk op. Ten
tijde dat het boek meer dan hon
derd Jaar geleden werd geschreven,
kwamen er zelfs nog bruinvissen
voor en werd er gevist op zalm. elft
en steur. In een begeleidende folder
wordt opgemerkt: „De Dollard die
sinds 1972 zo sterk in de belangstel
ling staat vanwege allerlei aantas
tingen, zoals een buitendijks ka
naal. de Dollardhaven. maar ook
vanwege de Internationale erken
ning als uiterst belangrijk natuur
gebied, maken het lezen tot een
bijzondere betekenis."
„De Dollard of geschied-, aar-
drijks- en natuurkundige beschrij
ving van dezen Boezem der Eems"
door dr. G.A. Stratingh en G.A.
Venema. 335 pagina's met drie uit
slaande kaarten, afbeeldingen en
in kunstleer gebonden. Prijs 29,75
(voor leden Waddenver. en Stich
ting Gron. Landschap 24,75).
Van Drenthe moet Je houden. Van
molens ook. Vincent van Gogh kon
voor belde enthousiast worden, ge
tuige een brief aan zijn broer. Het
enthousiasme voor molens wordt
echter pas de laatste Jaren op bre
dere schaal duidelijk. De talrijke
boeken over de windvangers, die
vooral vorig jaar op de markt ver
schenen, zijn in veel gevallen het
resultaat van dat groeiende enthou
siasme en wekken tegelijk weer
nieuwe molenvrienden.
Dat geldt zeker ook voor „Molens in
Drenthe", een uitgave die vooral
door de Molenstichting Drenthe en
het gilde van de Vrijwillige Mole
naars tot stand gekomen is. Voor
een belangrijk deel is het boek ge
richt op de molenliefhebber. Maar
ook degene die de molen als een
belangwekkend cultuurhistorisch
monument ziet en ook nog van
Drenthe houdt, vindt in dit boek
een uitgebreide inventarisatie van
het Drentse molenbestand.
In de uitgave zijn „algemene molen
zaken" bulten beschouwing gela-«
ten, „want het leven van een mole
naar in Drenthe verschilde nauwe
lijks van dat van zijn collega elders.
Het was ook hier dag en nacht wer
ken, als er wind was. En ook in
Drenthe zullen molenaars en hun
knechts niet aan de beroepsdoof
heid ontkomen zijn".
„Molens in Drenthe", dat onder het
kopje „Ambtelijke Molens" wordt
Ingeleid door de commissaris van
de koningin mr. A. P. Schllthuls, is
goed leesbaar, rijk (en vaak mooi)
geïllustreerd en bevat een beeldre
portage van alle 33 (van de 361)
overgebleven molens.
„Molens in Drenthe". Uitgave on
der auspiciën van de Molenstich
ting Drenthe. Uitg. Waanders-
Zwolie, 204 blz. Prijs: 32,50.
JeUe Jan Klinkert
Gezondheid is geld waard.
De uitgevers die dat ontdekt
hebben brengen te zamen zo
veel boeken op de markt, dat
ik alleen al om weer eens wat
plaats op mijn bureau te
krijgen, gedwongen ben er
een paar tegelijk te bespre
ken. Twee gezondheidsboe
ken uit de alternatieve hoek
en twee uit de hoek van de
gewone geneeskunde.
Laat ik beginnen met de laatste
soort De auteurs Goldberg en
Kaufman hebben de in hun Jacht
naar slaap die ze jarenlang slecht
konden vatten verzamelde infor
matie over slapeloosheid op papier
gezet: ruim 200 pagina's, waarin al
lerlei aardige en nuttige gegevens
over slaap worden verstrekt. Te
vens geven ze een groot aantal ad-
vlezen om zonder het gebruik van
slaapmiddelen in dromenland te
recht te komen. De Journalistieke
achtergrond van de auteurs heeft
ervoor gezorgd dat het een leesbaar
geheel is geworden. Het boek is nog
al dik. maar wie bereid is er even
UJd voor te nemen en welke chro
nische wakkerligger zou dat niet
willen zal er zeker zijn voordeel
mee kunnen doen.
Voor lijders aan rugklachten heb
ben Koot en Kleman het boekje „O,
mijn rug" geschreven. Deze auteurs
vergelijk de vorige twee waren
zelf ruglijders, en wellicht daardoor
is hun boek in hoge mate vergelijk
baar met het hierboven behandelde
werkje. Veel informatie en een aan
tal praktische tips, vooral bestaan
de uit spieroefeningen. Aan psycho
somatische factoren bij rugklach
ten wordt Jammergenoeg weinig en
oppervlakkig aandacht besteed.
In de alternatieve hoek treffen we
Bourret aan, deze Journalist schreef
een uiterst wonderlijk boek over
kruidengeneeskunde. Of eigenlijk
schreef hij het niet zelf. maar hij
noteerde de antwoorden die de arts
Delalche op zijn vragen gaf. Deze
antwoorden bevatten een mengsel
van ziektegeschiedenissen, op niets
gebaseerde stellingen, persoonlijke
waarnemingen gepresenteerd als
wetenschappelijke feiten en succes
verhalen. De vragensteller zelf is
geheel onkritisch. Hij gedraagt zich
op een wat kruiperige manier tegen
over de arts die in zijn ogen kenne
lijk een soort wonderdokter is.
De vertaler heeft het Franse vraag
gesprek in een soort Nederlands
overgezet dat ik slechts met krom
me tenen en tranende ogen kan
lezen: het is niet om aan te zien. En
de vertaling van de titel van het
boek (letterlijk „de uitdaging van
de kruidengeneeskunde" in de ver
taling „de alternatieve dokter") is
misleidend.
Dan heb ik tenslotte „De grote krui
denapotheek" van Lex Overeijnder.
Het doel van dit boek is volgens de
auteur „dat de lezer zelf zijn kleine
kwaaltjes en ongemakken kan ge
nezen". Helaas, ik vrees dat ik er
voor zweetvoeten, druipneus of tra
nende ogen weinig aan zal hebben.
Alleen al niet omdat een register
van „kwaaltjes en ongemakken"
ontbreekt. Tevens ontbreken duide
lijke aanwijzingen over vindplaat
sen of verwerkingsmethoden van de
kruiden die de lezers zouden kun
nen helpen de begeerde genezing te
bereiken
Lex Overeijnder is een liefhebber,
en hij heeft een boek voor liefheb
bers geschreven Wie reeds houdt
van de schoonheid van de natuur,
zal veel plezier hebben van de fraaie
foto's en de vele wetenswaardighe
den in de tekst Maar wie nog niet
veel schreden op het pad van de
kruldenkennis heeft gezet en een
praktisch en goed geschreven boek
over geneeskruiden verwacht komt
bedrogen uit. Hij zal zich ergeren
aan het gebrek aan systematiek in
het boek, aan het ontbreken van
registers, aan het bonkige taalge
bruik met de vele stijlfouten en
tenslotte maar niet in het minst
aan de prijs.
P. Goldberg, D. Kaufman: Slape
loosheid; zo kom je er van af. Uitg.:
Zomer en Keuning, Ede (255 p),
19,90.
L. Koot, T. Kiernan: Oh, mijn rug;
een medische ruggesteun bij rug
klachten. Uitg.: Meulenhoff, Am
sterdam (240 p) 32,50.
J. C. Bourret: De alternatieve dok
ter; genezen met kruiden en etheri
sche oliën. Uitg.: Ilollandia, Baarn
(245 p) 24,90.
L. Overeijnder: De grote kruidena
potheek. Uitg.: Thieme, Zutphen
(200 p), 42,50.