Geliefde Vrouw en Kinders Tir» rERDAG 19 JANUARI 1980 23 Buri Ie leel eeld o i|d vj In november 1897 vertrok de Urker onderwijzer Jan Hooge- veen van zijn eiland om in een van de Boerenrepublieken in Zuid-Afrika voor zichzelf en zijn gezin een nieuwe toekomst te zoeken. Hoogeveen reisde zijn gezin vooruit in verband met de onzekerheid in het nieuwe vader'and en omdat er niet voldoende geld was om samen te gaan. Als hij eenmaal „zijn benen onder het gat" had. zou zijn gezin overkomen. Maar zover is het nooit gekomen. Begin 1902, ruim vier jaar na zijn vertrek kondigde een rouwbrief Hoogeveens dood aan, als krijgsgevangene in een Brits kamp. In die vier jaar stuurde Hoogeveen bijna honderd brieven naar Urk. Die gingen over zijn geploeter, zijn heimwee, zijn twijfel en zijn teleurstelling. De brieven geven een beeld van het leven van een doorsnee emigrant. door Aldert Schipper iden an wi je di 'aarom Jan Hoogeveen van Urk aar Zuid-Afrika vertrok is niet elemaal duidelijk uit zijn brie- en. De aanleiding was misschien en geestdriftig stuk in het Chris- lijk Schoolblad, het blad voor e iristelijke onderwijzers. Hooge- ii^en was een van die duizenden aamlozen, die in de hoop op een eter bestaan in het treurige ein- tesiarvan de negentiende eeuw om- igen naar een nieuw vaderland. O.-W reis was omslachtig. Eerst ging het per lot naar Amsterdam, vervolgens per eltreln naar Vlisslngen. Vandaar naar inden en dan per pakketboot naar leeshlpa»stad' Msschen veel volk'^__ 24 november 1897 om 10 uur arriveert KJgeveen na een zeereis van drie weken Kaapstad. Van de boot af schrijft hij kinderen nog een brief vol weemoed. ieve kinders, uw vader is ook '^ggegaan voor uw welzijn. Veel liever s ik bij u gebleven, want als ik aan U en denk, dan maak ik mij droevig lans moet moeder nog wat zuinig leven, lar als vader straks meer geld verdient krijgt moeder meer en zal zij ook U eer kunnen geven Thans moet ik idigen, want de tranen springen mij in ogen en ik zit tusschen veel volk." Pretoria schrijft hij zijn eerste echte lef uit Zuid-Afrika, die begint met een rmule, die voortaan vrijwel aan elke lef vooraf zou gaan. Pretoria, 29 Nov. 1897 ève Vrouw en Kinders, ze is dienende U te doen weten, dat ik or Gods goedheid nog frisch en gezond n en ik hoop van U spoedig te memen, dat het met U allen ook goed Dge gaan. Wat zijn we toch ver van ander verwijderd en hoe vreemd valt dit aan. Daags gaat het goed, dan is er /eel afleiding, maar 's avonds bij 't naar d gaan en 's morgens bij 't ontwaken n is het soms akelig. Enfin dat alles len we voor der tijd nagaan, dus daar it over aan't tobben." Daar uitwi apleii nd( '»f n ijk f zijn aankomst in het land kreeg hij tst opdracht als onderwijzer naar Da- esburg in het district Marico ten noord- ten van Johannesburg te reizen. Hij trekt richting Damesburg, maar wordt istelijPenlang in het ongewisse gelaten of de ïstelling gerealiseerd wordt. In zijn ugde over Damesburg berekent Hooge- >n al zijn toekomstige verdienste, ïaxim iuisw< e voordelen aan deze betrekking bonden zijn de volgende: Een vast :omen van het rijk van 150£ 1.800,—, Je woning bevattende twee kamers en uken, verder het schoolgeld der rlingen, waarvoor ik thans echter vrije it zal ontvangen. Indien Gij alzoo bij waart dan hadden wij op zijn minst .300,— plus vrije woning." :n, jnmg chtend op Damesburg schrijft Hooge- en: N Cf* V ie sch i. Het DAM.- ooreerst moet ik melden, dat het hier strekt geen boeren zijn. zooals wij ons dden voorgesteld, 't Is hier op istenburg piek fijn, ge moest de msvaalsche boerinnetjes des Zondags lis zien. Fijne dames hoor. Reken er rhalve met de kleeren maar od en maak voor U en de kinders naar de laatste aak. Zorg, dat Ge later een fijne zwarte >on krijgt voor den Zondag. Parasols, ichtlge hoeden, lichte blouses enz., deze tmen hier dagelijks dragen. Nu zal het de buitenplaatsen, waar ik naar toe ga iets minder zijn, doch dat neemt niet g. dat men toch fijne kleeren bij zich >et hebben, ten einde 4 maal in 't jaar ir 't naastbijzijnde dorp ter kerke te in. Aangaande t eten kan ik U ledelen dat zulks heel goed is. 's rgens pap met boerenstoete. 's ldags aardappels met groente en esch, 's avonds boerenstoete met ookt vleesch. Dit is dus wel om uit te iden." ook over zijn toekomstige status is Kigeveen dik tevreden. in onderwijzer wordt hier geëerd en >ral een geëxamineerde. Zoo iemand at ver boven een Afrikaner die niet xamineerd is. In den regel moeten de ikaners, die bij 't onderwijs zijn. les nen bij ons, dit wordt hun van irheldswege aangezegd. ar Damesburg gaat niet door. ijne reis naar Damesburg zal wel Tgaan. Toevallig, of laat ik liever gen door het bestuur van God (want ts gebeurt er bij toeval» waren hier op stenburg eenige leden van loolcommissies uit deze buurt en met eheeren ben ik(..)in lerhandeling. Nu mag ik echter nog t beslissen. Eerst moet er morgen een igram uit Pretoria komen of ik vrij ben Damesburg. Gelukt dit, dan kan norgen met de commissieleden andelen en a.s. Maandag met hun naar ne standplaats vertrekken. Nu vrouw moet ik alweer afscheid nen. Geef al onze kinderen van de otste tot de kleinste een ferme zoen. f gaat het toch met hun. Wat zal lannes al flink groeien. HIJ is nu bijna t maanden. En hoe is het toch met rije, die zoo dol op mij was en de leren niet te vergeten? En dan met U? nt ge U er wat in schikken? Meld mij eens en wel op een bijzonder blaadje, vrouwtje Gode bevolen en hartelijk Toet van Uw U liefh. man JAN In bijzonder blaadje". Kennelijk had- Jan en zijn vrouw Willemientje voor het vertrek afgesproken, elkaar ook over de allerpersoonlijkste gevoelens regelma tig te schrijven in geheime briefjes. Naar wat daar precies in stond kunnen wij slechts gissen, want Willemientje mocht ze na lezing vernietigen en zij heeft dat ook helaas nauwgezet gedaan. Het Nieuwjaar en Jan weet nog niet waar hij terecht zal komen. Hij schrijft: „Ik heb deze week tegen mijne huisgenoten gezegd als mijne vrouw hier is, dan wordt haar wensch vervuld. Gij hebt altijd gezegd dat het uw lust zoude wezen op eene boerenplaats te wonen. Welnu als God ons in het leven spaart komt gij bij de boeren. Het zijn hier echter geen lompe boeren zooals in Ambt Vollenhove of zooals in Staphorst. O, neen, stel U dit niet voor. Ze zijn hier uiterst beleefd. Het is altijd: ja meester, of neen meester enz. Komen hier buren die een uur verder wonen dan wordt zelfs het kleinste kind niet vergeten om een hand of een zoen te geven. Ik noem den boer mijnheer en de boerin Juffrouw. Dat is hier de mode. 't Zal U voorzeker goed bevallen." In zijn volgende brief zegt Hoogeveen: „Wij wonen hier in een vrij land en leven nog vrijer dan bij U op Urk. Denk nu echter niet dat het alhier net zoo ruw toegaat als soms bij ons op Urk en zedeloosheid en goddeloosheid dan boventoon voeren. Verre van daar. De Transvaler is vroolijk en opgeruimd doch bezit in hooge mate een schaamtegevoel. Zaken waarover wij Hollanders gekscherende spreken, worden hier niet behandeld. Onzedelijke uitdrukkingen heb ik hier nog niet gehoord. Op Godsdienstig gebied is er ook groot verschil tussen onze bevolking Urkers en de bevolking hier. De Godsdienst bestaat hier niet in woorden maar de Transvaler houdt het met Jacobus: Toont uw geloof door uwe werken. Bekeeringsgeschledenissen worden hier niet verhaald, gezelschappen niet gehouden. Denk nu niet, dat wij hier het volmaakte hebben, neen er zullen ook hier wel ondeugden zijn, die ik nog niet heb opgemerkt. Maar ik zal van dit onderwerp afstappen en u gaan verhalen wat hier alzoo gebruikt wordt. Meestal krijgen wij drie maal per dag warm eten ('t is ook zoo koud) 's morgens, 's middags en 's avonds. Vleesch hebben wij hier in overvloed. Meestal krijgen wij varkensvleesch omdat de ossen door de pestziekte gevrek (gestorven) zijn. Ook is onze tafel goed voorzien van wild. Tarwebrood staat ook steeds in groote hoeveelheid op tafel en wordt bij elke maaltijd het laatst gebruikt. Direkt na het eten, nog voor het dankgebed is uitgesproken, krijgt men een kop heete thee. Als de Transvaalse moeder wat lui is en 's morgens geen warm eten klaar heeft dan geeft zij gedroogd vleesch hetwelk gegeten wordt met vet (reuzel). Dit laatste vervangt ook de plaats van boter, welke ik hier nog niet geproefd heb. Verder krijgt men allerhande gebak, waar de boerin slag van heeft, ze weten goed wat lekker smaakt, en de suiker wordt hierbij niet vergeten. Ik heb het hier dus (om mij eens plat uit te drukken) als een luis op een zeer hoofd. Dit is nu altijd het geval niet. Ik ken ook onderwijzers, die niet anders krijgen dan rijst met vet, droog brood, zoete aardappels, zwarte koffie enz. Gelukkig zijn dit weinige maar ze zijn er toch, die het alzoo hebben. Ik heb het ook in dit opzicht uitstekend getroffen. Terwijl ik deze brief aan u schrijf zit ik hier met een bord voor mij waarop zich twee trossen druiven bevinden, blauwe en witte. Beginnen u de tanden niet te wateren? Ik hoop dat het geen kwaad kan. als ik zooiets geniet, denk ik altijd was mijn huisgezin nu maar hier en neem mij niet kwalijk, bij zulke versnaperingen denk ik het meest aan de kinders en vooral aan Karsje. Johannes heb ik zooveel nog niet gezien. Nu geloof ik, dat ge aardig op de hoogte zljt met de levenswijze, alleen heb ik vergeten u te melden dat het hier leeft van kippen en de eieren hier dus ook tot het voedsel behoren. Zou het wel goed zijn, als ik daar veel gebruik van maak? Wat is hieromtrent uw oordeel? De prijzen van sommige artikelen zijn hier niet hoog: suiker kost b.v. 20 cent het pond, goede koffie 60 ct., thee 1,20. Voor een half pond behoorlijke rooktabak betaal ik 30 cent. De tabak die ze hier gebruiken kan ik niet rooken, dat is pruimtabak, dus mijn rooktabak koop ik maar. Nu dat zal geen bezwaar zijn. Kleeren zijn ook goedkoop t.m. voor Transvaal. Een behoorlijk pak voor mij kost 24.-. Een linnen zomerpak (geel en heel sterk) kost 9.-. Thans zal ik mijne kleeren eerst afdragen en mij verder hier wel voorzien. Wilt ge wat hemden enz. later in voorraad maken, dat laat ik aan u over, maar ge behoeft geen goed te sturen. Schoenen zijn ook zoo erg duur niet en zijn de zooien stuk dan zet de boer er zelf weer nieuwe onder. Leer heeft hij genoeg (baie in 't Transvaalsch). Dat woord baie wordt veel gebruikt. Bijvoorbeeld: veel geld baie geld er warm baie warm hevige regen baie regen enz. 'Oorlog'. Hij praat bijna Transvaals en hij gedraagt .zich net zo, ook al is hij nog maar ruim een maand in het land. HIJ heeft vrienden gemaakt en viert met hen Oudjaar. „Toen was het oudejaarsdag en verbeeld u, daar kwamen eenige vrienden mij uit bed halen met ezels bij zich om uit rijden te gaan. Natuurlijk was er voor meester ook een bij en ik kon mij dus maar gauw aankleden, een weinig eten en toen in 't zadel. Nadat wij anderhalf uur gereden hadden, volgde er wat anders. Toen kwamen de geweren te voorschijn en werd er geschoten. Ook daar moest meester aan mee doen en gelukkig doet meester ook graag zulke dingetjes dat weet ge wel. Nu heb ik zelf nog geen geweer, maar ik heb mij bij den veldcornet reeds aangegeven en hoop binnenkort te zullen ontvangen 50 patronen met een geweer. Dit krijgt iedere burger van de regeering. Een Transvaler mag niet ongewapend zijn en ik ben nu burger van die land, dus moet ik ook als er oolog komt mee uittrekken." Transvaal is nog steeds rustig, maar het wordt al bedreigd door de Engelse gene raal Jameson. Bang is Hoogeveen niet voor de Britten. Heel branie schrijft hij: „Laat Jameson nu maar geen inval doen, want dan loopt het slecht voor hem af, t.m. nu ik er bij gekomen ben. Verontrust u nu niet over deze dingen, de jongens spelen hier met het geweer gelijk in Holland met een tol. Ook de vrouwen schieten, dus als ge hier komt moet ge het ook maar leeren. Nu zal ik u eens wat vragen: De regeering heeft het volgende besluit genomen: Ieder, die 13 zoons overwint krijgt van de regeering eene boerenplaats met grond en alles wat er bij behoort. Zouden wij daar ook nog kans op hebben? Wat dunkt u daarvan? Schrijf mij dit eens in een volgenden brief." Intussen heeft Hoogeveen een definitieve standplaats aangewezen gekregen. Het is niet Damesburg, maar Zendingsplaats, een dorp in het district Marico vlakbij Vaalkop. Op 2 januari gaat de school open. Hoogeveen begint met 48 leerlingen: „Daaronder zijn er van 18 Jaar. Jongelingen met snor en baard, meisjes die, wie weet spoedig in het huwelijk zullen treden. Natuurlijk maakt dit getal leerlingen ook weer eene groote verandering in mijn salaris t.m. wanneer ik deze week er in slagen mag een kwekeling te krijgen. Ik durf u thans niet te schrijven wat nu mijn inkomen zal bedragen, maar in vergelijking met velen mijner collega's is zulks heel hoog en heb ik een lootje uit de loterij. Met April a.s. moet ik de staten opmaken en zal het blijken wat ik verdiend heb. Dit kan ik u echter vooraf mededelen dat het aardig over de 2.500.- per Jaar zal zijn. Nu ontvang ik echter de subsidie van de regeering om de 3 mnd. en ben dus niet in staat u voor ik geld ontvangen heb ruimschoots te voorzien. Gij moet u voorlopig nog wat behelpen, maar ik zal natuurlijk op de eene of andere wijze wel raad schaffen, dat u niet geldeloos behoeft te zijn. Mij dunkt ge zult wel meer vertrouwen in dezen aangaande mij bezitten, dan de leden van den Kerkeraad op Urk." Hoe zien de mensen eruit in het Transvaal van eind negentiende eeuw? Jan Hooge veen meldt over een trouwerij: „Gij kunt u er geen denkbeeld van maken, hoe sierlijk de boerinnetjes bij zulk eene gelegenheid zijn uitgedoscht. De ongehuwden kleeden zich meestal in 't wit, de gehuwden daarentegen in 'tzwart. Na de Godsdienstoefening, werden er twee huwelijken ingezegend. De 'jonggehuwden zaten even als bij ons in het trouwhek en waren voor deze gelegenheid piek fijn. Baronessen trouwen in Holland niet zo deftig als hier de Transvaalsche boerinnetjes. Een prachtige zwarte japon met witte kant afgezet, een krans van bloemen in het haar, eene fijne sluier, witte handschoenen en een bouquet in de hand, ziedaar de kleedij der bruid. De bruidegom was natuurlijk ook in 't zwart en droeg evenals zijn aanstaande witte handschoenen. Iedere bruid ging vergezeld van eene bruidzuster, en iedere bruidegom van een strooijonker. 'Kaffers* Zwarte Zuidafrikanen komen in de brie ven van Jan Hoogeveen weinig voor. Ook op dat punt lijkt hij zich goed aan de Zuidafrikaanse zeden te hebben aange past. Eind januari 1898 schrijft hij: „Lieve Vrouw en Kinders, Evenals bij u is het hier vandaag Zaterdag, maar gelukkig maken de vrouwen zich ter dezer plaatse niet zoo druk als in Holland. Door de Kaffers wordt de vloer schoon gemaakt met water en verder bestaan de werkzaamheden in het gereed maken van de kost." Eerst op 5 februari 1898 krijgt Hoogeveen zijn eerste brief uit het vaderland. Maar het valt hem tegen dat zijn vrouw blijk baar koel schrijft, zelfs in het beloofde „geheime" briefje. „Lieve vrouw wat begint ge droefgeestig te worden en wat schrijft ge saaie brieven. We hadden afgesproken telkens zoudt gij een geheim briefje schrijven en dan wat Jolig, maar jawel. In uw eerste brief vond ik wel een geheim briefje dat begon: „nu iets uit het hart tot het hart" maar daar bleef het bij. Wat heb ik deze week daar een last van gehad. Altijd was de gedachte bij mij, daar krijg ik straks een vrouw zonder natuur en vroeger waart ge zoo vurig. Hoe komt dat nu zoo? Is nu zoo in eens de fut er uit? Ik zat vanmorgen een brief te schrijven in mijn kamer en zag daar het ledikant staan Het bed was zoo lekker geschud, dat ik dacht als nu Willemient je hier eens even was en in gedachten zag ik u er op liggen met uw dikke bloote gat. Maar als ge nu doodelijk in de natuur zij t, wat had ik er dan ook aan gehad? Zijt ge nu gansch onvatbaar voor opwinden. Mij dunkt als ge zoo 's avonds alleen bij de kachel zit of te bed ligt moet ge onwillekeurig als ge een uw man denkt een ander gevoel krijgen en vooral als ge dan denkt, dat wij zoo mengig-werf met elkander zaten te vrijen, wat opwinden en dan natuurlijk het allerlekkerste even boven op u of gij op mij? Denkt ge daar nu nooit meer aan. Lig ik in gedachten nooit meer op u of zit ge in gedachten nooit op mijn knie? Ik denk dikwijls aan al die dingen. Nu hoop ik dat ge in een volgenden brief eens een andere toon aanslaat en mij telkens een geheim briefje zendt met wat meer aangaande uw poesje (zoo noemen ze het hier) er in. Belooft ge mij dat kind? Ge kunt zoo lollig over al die dingen schrijven en zoo'n briefje wordt nog eens vaak overgelezen. Stuur mij uw poesje eens in een enveloppe over, dan zal ik het opwinden, ik heb de sleutel hier, maar als ik vroeger geen horlogesleuteltje bezat, wond ik mijn horloge met de vinger op dat ging ook wel. Nu kind, toen ik nog bij u was wondt gij u zelf soms op en nu niet meer ik begrijp er geensteek van." Intussen leert Hoogeveen behalve schie ten en preken ook paardrijden. „Ik hol al met de Transvaalers door 't veld of ik altijd paard gereden heb. Natuurlijk heb ik tol moeten betalen en heb soms wonden opgeloopen op plaatsen waar men deze liever niet heeft maar enfin, dat wordt nu al beter. Ik laat er echter niets van blijken, anders wordt men braaf uitgelachen." In februari meldt Hoogeveen voor het eerst dat er in de omgeving een mysterieuze ziekte heerst, mogelijk malaria of een soort influenza. Ook hijzelf blijft voor de ziekte niet gespaard. „De ziekte noemt men koortsziekte. Ze begint met razende hoofdpijn, hevige drukking op de borst en de maag en gezwollen lever Op 1 maart meldt Jan dat hij zelfs zo ziek was, dat hij „geen lust" had om de brief van Willemientje te lezen. Het is treurig In het district. Veel kinderen en ouderen sterven aan de ziekte. Hoogeveen ontsnapt aan de dood. Op 9 mei lijkt de ziekte geweken. Hij schrijft omstandig hoe slecht hij er aan toe geweest is. „Lieve Vrouw en Kinders, Als ge dezen brief ontvangt moogt ge samen wel zingen: Looft, looft den Heer mijn ziel met alle krachten, enz. want de Heere heeft ons grootelijks beweldadlgd en u en mij en de kinders overvloedig stof gegeven om Zijnen Naam dank te zeggen voor Zijne onuitsprekelijke genade en ik hoop. dat gij dit ook moogt doen. Lieve vrouw, gij hebt uw man als uit den dood weder gekregen. Ik heb u reeds een en andermaal geschreven, dat ik zoo'n pijn in mijn rug had. ik deed zulks wel grappiger wijze om u niet te verontrusten, maar 't was soms erg slim zoodat ik dikwijls dacht, wat moet daar toch nog van worden. Goede Vrijdag zou ik 's morgens naar school gaan en daar even voor schooltijd begin ik te beven als een blad van den boom. Ik heb nog een uur school gehouden, maar toen moest ik het opgeven en naar bed. Deze koorts was met een paar dagen afgeloopen, zoodat ik Paasch-maandag weer frisch en gezond mocht opstaan en weer school houden, want zulke dagen worden hier niet gevierd Er kwamen echter maar 5 kinders, de anderen bleken de gevreesde ziekte te hebben, zoodat ik genoodzaakt was de school te sluiten. Ik had dus vacantie. Maar hoor nu eens hoe spoedig men hier door die gevreesde ziekte aangetast wordt. Des namiddags ben ik op mijn bed neergevallen en dadelijk was ik bewusteloos en buiten kennis. Zoo heb ik de gansche week gelegen Dinsdags is de predikant uit Zeerust bij mij geweest. Deze was in de buurt en hoorde, dat ik zoo min was, toen hij bij mij kwam heeft hij mij een poeder ingegeven en een gebed gedaan, dat alles kan ik mij flauw herinneren, s Woensdags hebben ze meester Scholtemaier laten komen, maar daat weet ik niets van. Donderdags-nacht verergerde de ziekte, tot 4 maal toe hebben ze mij dien nacht verschoond, Ik liet alles loopen en de medicijnen liepen mij de hoeken van den mond weer uit. Toen was er niets meer aan te doen en moesten ze mij maar stil laten liggen, ik werd hoe langer hoe minder en eindelijk lag ik stil onbeweegelijk, zoodat ze dachten, het leven is er uit. Toen werden de toebereidselen gemaakt om mij te verkleeden en een nieuwe laken heeft op mij gelegen om mij daar in te spelden. Een vriend die met zijn geheele gezin met een groote ossenwagen bij ons gelogeerd was, was inmiddels naar zijn wagen gegaan om planken op te zoeken voor mijn kist. Maar de Heere had iets anders met mij voor. HIJ had geen lust in mijnen dood, maar in mijn leven. Juist toen ze het laken af zouden scheuren, gaf ik weer teekenen van leven. Dadelijk kreeg ik weder wat drinken en toen dit goed ging gaven ze mij weer medicijnen in. Des Zaterdags morgens sloeg ik voor het allereerst met bewustzijn mijne oogen weer op." O, wat is 't hier een treurige tijd vrouw, in den omtrek zijn reeds o zooveel menschen weggerukt, sommigen van gebrek aan voedsel en medicijnen. Mijn school heeft nu al een maand stil gestaan." Blijkbaar is de economie ook ziek. Er heerst hongersnood. Verschillende pro- dukten om wat aan te sterken zijn niet te krijgen. ,,'t Ongelukkigste was. dat ik verleden week platzak was en dus niets kon koopen, thans heb ik weer 2,10 dus ik kan mij voorzien van wat eieren. En was er nu niet, maar er loopen 9 varkens rondom het huis, maar baas Hendrik is te lui om te slachten. Luiheid is een der grootste ondeugden der Transvalere, dat is niet beschrijven. Lieve vrow, ik wist niet eens dat het gisteren Hemelvaartsdag was en zou naar Vaalkop. maar nu las ik het op mijn scheurkalender, toen heb ik dat reisje gestaakt en op mijn manier ook feestdag gehouden. Zulke dagen viert men hier niet. Men spreekt wel eens van de Godsvrucht der Transvalere, maar wie hier komt zal het andere gewaar worden t.m. onder de Hervormden. Een Bijbel krijgen ze hier niet in de handen, de meesten hebben zelfs geen Oud en Nieuw Testament in huis, wel een psalm en gezangboekje." In Juni 1898 schrijft Jan Hoogeeveen dat de gevreesde ziekte nog steeds heerst Een „voordeeltje" is dat er bij elke begrafenis, die hij leidt tenminste een gezonde maal tijd wordt aangeboden. Op 10 juni schrijft hij aan zijn kinderen een korte brief. „Zendingsplaats, 10 juni 1898 Lieve Kinders Wat vind ik het aardig dat ge mij bijna iedere weck elk een briefje schrijft. Dat moet ge altijd zoo voort doen. Ook vind ik het zoo prettig, dat uwe moeder niet over u klaagt, maar dat ge gehoorzaam zijt Ga zoo steeds voort en wees uwe moeder onderdanig en behulpzaam, dan doet ge uw vader groot genoegen en zijt ge dankbaar aan God, die uw vader nog voor u heeft gespaard Datzal uw moeder u alles wel verteld hebben. Onze Nisje moet goed leeren op school, ge moet allen dat volkslied leeren zingen: „Kent gij dat volk vol helden moed?" Ook onze Karsje moet ge het leeren. Leert ge op school al versjes voor 't feest? Stuur mij die dan ook eens over Ik stuur u in dezen brief een lijstje van de maten, munten en gewichten, dat moeten Jet, Joh en Jan leeren, ook de geldstukken. Met wie loopen Jet en Joh, 's Zondags?" Eind juli lijkt de kwaal opnieuw geweken. Blakend van levenslust schrijft hij zijn vrouw: „Hoe gaat het nu met u? Toe. schrijf nu weer eens iets aangaande uw poesje. Ik begin nu op dit gebied ook erg te verlangen, hoewel ik een week of drie geleden bang was dat ik nooit weer zóó iets kon verrichten, want als ik dan aan u dachten mijnwerd stijf, dan deed het mij o zoo zeer. Maar ook dat is gelukkig voorbij. Ik verbeeld mij tegenwoordig dat hij stijver werd dan voorheen. Nu. hij heeft ook een gansche tijd rust gehad en vroeger was het alle avonden „kom binnen!." Soms overdag ook nog Maar Zuid-Afrika valt tegen: „Ja kind! het is hier lang zoo rooskleurig niet als de heer Emous in het Chr. Schoolblad voorspiegelt. Ieder die hier komt ziet zich in velerlei opzichten deerlijk te leur gesteld In 't eerst, ja dan llat het zich mooi aanzien, dan stroomt alles naar de school maar t duurt niet lang dan is er het nieuwtje af en de menschen hebben hier een idee alsof men 3 maanden ter school gaande al klaar is." Toch wil Hoogeveen zich niet door teleur stelling laten overwinnen. 11 oktober 1898 schrijft hij: „Lieve kind, leg U er vooral op uit om de familie en de lui op Urk de oogen uit te steken, daardoor moetsn ze toch opmaken, dat ik U en de kindertjes niet vergeet. Maarzorg toch vooral, dat ge er goed van eet en drinkt; zuinig het niet uit uw mond maar neem het er goed van. Ik heb u in den vorlgen brief meegedeeld, hoe ik het van eten en drinken heb. Na het schrijven van dien brief was het alweer Vervolg op pagina 25

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 23