Affandi, Indonesisch expressionist Weinig woorden t)e v ZATERDAG 12 JANUARI 1980 [KUNST TROUWKWARTET 25 svera ling, g. hu ieken 525 nj ers. vordt D roep 't Gebeurt niet dikwijls dat er eigentijdse Indonesische kunst in Nederland getoond wordt. Een bijzondere expositie nu in Delft van het recente werk van Affandi (1907), een van de belangrijkste, ook internationaal gewaardeerde Indonesische kunstenaars. jere b Affandi in 1975 door O. Kruis Affandi, een van de meest bekende Indonesische kunste naars, exposeert nu tot 18 februari in het Volkenkundig Museum Nusantara, St. Agathaplein 4-5 t.o. het Prin senhof, in Delft. In Nederland heeft zijn naam dan wel niet zo'n klank als die van bijvoorbeeld Appel, maar zijn werk ls toch in verschillende collecties aanwezig. In de Verenigde Staten was er enkele jaren geleden zelfs een verzamelaar die hem een miljoen dollar bood voor alle schilderijen op een tentoonstelling. Exposities van eigentijdse Indonesische kunst zijn hier niet bepaald aan de orde van de dag. Indonesische kunst, zoals die hier het meest bekend is, is de kunst van Bali. Die is, in tegenstelling tot bijvoor beeld die van Java (waar Affandi in 1907 te Cheribon geboren werd) veel minder sterk geïnternationaliseerd. Er is daar sinds de jaren twintig door de activiteiten van de Nederlandse kunstenaar Rudolf Bonnet en de Duitser Walter Spies wèl veel veranderd maar zij hebben de kunste naars van Bali zeker niet Westers beïn vloed, maar eigenlijk Juist tegen het Wes ten beschermd. Maar op Java leefde men niet in een dergelijke „splendid Isolation". Het in A. Alberts heeft al heel wat uitstekende boeken geschreven, onder meer „De eilanden", „De bomen" en „De vergaderzaal". Hij is zuinig met het uiten van gevoelens, die daardoor des te heviger overkomen. Een gaaf voorbeeld van sobere precisie is de zojuist verschenen novelle „De honden jagen niet meer". pstei eidsti ioor T. v. Deel ade 31 „Hoe meer afstand, hoe meer inti- iteit mogelijk is dat is de eemde paradox van het schrij- en" beweert Gerrit Krol In zijn ieuwe boekje „De tv.bh.". Als at voor iemand opgaat, dan wel oor A. Alberts, die merkwaardig oge en zuinige schrijver in iens boeken hevige emoties liefst bedekt of anders zeer ter loops ter sprake komen. 6r "Voals iemand die de ontroering te machtig Wordt zijn hoofd afwendt en kalm door- rt?0 Baat met sPreken- Nuchterheid ls dan daten gelijk aan geraaktheid, weinig woorden [eggen in zo'n geval meer dan genoeg. ï?ie de zojuist verschenen novelle „De honden jagen niet meer" doorbladert en hier en daar een alinea leest begrijpt niet noe Alberts zich zoveel eenvoud kan per- e hulpjnitteren. Op het eerste gezicht zijn z'n beschrijvingen en dialogen ronduit saai in lijkt de afstand die hier al schrijvend in kcht wordt genomen wel het tegendeel fan intimiteit te bevorderen. Het opwin- lende aan dit proza is echter het verschil lussen deze vorm en de inhoud om ze 'oor de gelegenheid even te scheiden le namelijk allerminst kaal en koeltjes is, laar vertakt en roerend. Iet verhaal speelt in een tijd, op een laats die niet nader worden aangeduid, at is Alberts' gewoonte: „Zonder na- g hen" heet een van zijn eerdere boeken, oltooiffoch is er wel uit op te maken dat het zijn va verhaal zich in Amsterdam afspeelt en af en toe aan de overkant van de onge noemde Zuiderzee in Friesland. En in een tijd van koetsjes en stoomschepen die ook zeilen konden; negentiende eeuw. Meesterwerkje Centraal staat het gezin van Wietze. De man vaart, aanvankelijk vervoert hij hout vanuit het noorden, maar al gauw moet hij in dienst treden van een maatschappij die hem koffie laat inkopen in Zuid-Ame- rika. Zijn vrouw gaat dan met de kinderen aan wal. Zij leeft mee met de langdurige reizen van haar man, maakt zich zorgen, de kinderen groeien op. de ene jongen verlooft zich met zijn nicht, de andere gaat net als zijn broer op de zeevaart school. Het zijn gewone, maar door Al berts uitsparende manier van schrijven ook heel intense gebeurtenissen. Vooral de moeder wordt een mooie gestalte, zeker als vrouw-van-haar-man. De gezinskro niek heeft een dramatisch einde: de man krijgt een aanvaring, zijn schip wordt ge sloopt, hij kan de schande van zo'n thuis komst niet verdragen en blijft achter in Zuid-Amerika, krijgt malaria waarna zijn zoon er voor zorgt dat hij naar huis wordt gebracht. Het verhaal eindigt met de sug gestie van zijn dood. Het is een ongemeen emotionerend slot, dat ik los van de rest niet durf citeren. Alberts heeft met „De honden Jagen niet meer" een meesterwerkje geschreven, vind ik. De beschrijvingen erin zijn prach tig, de sentimenten zijn in de diepte volop A. Alberts aanwezig, de betrekkingen tussen de ver schillende personages komen door middel van dialogen knap' uit de verf. Door de sobere opzet krijgt alles wat gezegd wordt en elke gebeurtenis iets exemplarisch, ais- of de geschiedenis er een van iedereen is, alsof het uiteindelijk om liefde, werk, fa milie, leven en dood gaat. Er is éen passa ge die wel als een sleutelpassage mag gelden. Daar zegt de schoonmoeder tegen Wietze's vrouw: „elke keer als ze van daar ginds terugkomen, hebben ze iets achter gelaten. Niet verloren, maar achtergela ten. En op het eind zijn ze niet zoveel meer dan een leeg mens. die zich alleen nog maar afvraagt wat er van hem achter die horizon bestaat. Wietze zal nu wel voor de laatste maal zijn thuisreis maken en ik hoop. dat het voor jou niet te laat is". Maar het is wel te laat, want varen is zoveel als: leven, en als er een eind aan het varen is gekomen, dan is ook het leven op. Het merkwaardigste aan dit verhaal is het begin, van anderhalve bladzij. Daarin ja gen honden over een vlakte, naar het noorden naar „een helder licht". Ze stui ten op een bos, dralen en blaffen, trekken erin en komen tot stilstand voor een af grond: „De grond had opgehouden. Oeen grond, maar diep beneden hen lag een glinsterend oppervlak. De honden hadden de lichte hemel bereikt, en die hemel was zowel boven als beneden. En in die hemel onder hen zagen ze een langwerpige don kere gestalte. De honden liepen onrustig heen en weer. Ze waalden met hun staar ten, Ze begonnen te blaffen. Het geblaf werd een gehuil. De achterste honden renden het bos ln. Het gehuil werd langza merhand weer geblaf, steeds minder en eindelijk werd alles weer stil, want ook het blad op de grond bewoog niet meer". Introductie Dat is het slot van de proloog. De verteller richt dan zijn blik op de „langwerpige donkere gestalte" en zegt dat dat een schip ls. Hij schrijft zichzelf als het ware naar beneden, naar het schip, naar binnen zelfs, waar het gezin van Wietze zich be vindt. Dat is een zonderlinge en intrige rende introductie van personages. Het Ja gen van de honden krijgt iets te maken met het schip en zijn bemanning, en de stilstand van het slot van de proloog ls mogelijk te verbinden met de stilstand aan het einde van het verhaal. Het is alsof de hele geschiedenis van Wietze en de zijnen overkoepeld wordt door het korte hondenverhaal, en erop uitloopt dat de honden niet meer Jagen. A. Alberts. De honden jagen niet meer. Amsterdam, G. A. van Oorschot. 1979. gebonden (fraai!), 84 bit. ƒ21,90. 1830 ingevoerde Cultuurstelsel had alles met cultures en helemaal niets met de cultuur van doen. In 1884 werd het Suez- kanaal geopend en ging alles in versneld tempo. Nederlands-Indië bleek naast een onuitputtelijk leverancier van allerlei be langrijke grondstoffen ook nog eens een enorm afzetgebied voor Europese indu striële produkten en daardoor veranderde alles. De Westerse geldeconomie won steeds meer veld, waardoor spoedig de besloten heid van de kleine gemeenschappen werd doorbroken de ruilhandel verdween, nu had men geld nodig wat weer grote gevolgen had voor de eeuwenoude cultuur. Teruggang Enkele voor de hand liggende voorbeel den: „katoentjes" uit het Westen kostten een fractie van de prijs van de gebatikte, geikatte of handgeweven kledingstukken. Gevolg: een snelle teruggang, verloede ring soms zelfs van de oude volkskunsten. De zending en missie in de vorige eeuw hadden het helemaal niet op de „afgode rij", die zich in de autochtone kunstvor men manifesteerde en wisten niets beters te doen dan deze te vernietigen en te vervangen door (Europese) prenten van de Goede Herder of zoetgekleurde gipsen heiligenbeelden. De aannemers uit dezelf de periode gebruikten de stenen van bouwvallige Hindoe-heiligdommen voor de aanleg van wegen of voor de bouw van suikerfabrieken. Academies Het wajangspel, de eigen muziek en dans worden later vooral ln de grotere centra in de culturele fijnproevershoek gedrukt. Het onderwijs was op Nederlandse leest geschoeid, de kindertjes in de kampong lazen Ot en Slen (aangepast weliswaar) en leerden rijtjes ais Boterdlep, Damster- diep. Eemskanaal. Dat Rembrandt zo'n groot schilder was en heel misschien hoor den ze ook nog iets over Raden Saleh, maar dat was dan omdat die in Nederland bij Schelfhout en een van de Kruseman- nen gestudeerd had en op een puur Euro pese wijze schilderde. De rest van de ge schiedenis is nog vrij Jong. de Japanse bezetting, de revolutie, de politionele ac ties, de Republiek Indonesia. Affandi: „Balinese danseres", 1974 Bij de opbouw van het land kwamen ook. voor het eerst, de kunstacademies van de grond. Die in Djokjarta, écht helemaal Indonesisch, en die in Bandoeng, nog een beetje Nederlands; uitzwermen van jonge kunstenaars over Europa en Amerika, Azië ook, internationalisering. Maar even eerder, in 1939, begon Affandi te schilde ren. Eerst nog traditioneel zoals dat heet, maar dat was toch eigenlijk al meer Wes ters geörienteerd (wat een woordspeling) dan Indonesisch, vast van vorm. rustig van kleur. Maar al gauw wordt zijn werk sterk beheerst door de dichterlijkheid van een ln alles doorgedrongen natuurlijk heid. Hij spèèlt met vormen en lijnen en laat telkens weer heel duidelijk blijken dat hij dat met een bijna baldadig plezier doet. Zijn sprankelende wereld komt voort uit een warreling van bewogen en gebogen lijnen en met de kleur, waagt hij alles. Welke kunstenaar van zo'n formaat durft nog de Eiffeltoren. de Moulin Rouge, de Champs Elysée of de San Marco te schilderen... Geen palet, Affandi gebruikt geen palet en nauwelijks een penseel, hij spuit de verf zo uit de tube op het doek en werkt verder met zijn vingers. Aziatisch expressionisme noem de Herbert Read het eens. Stralend geel, brandend rood, diep groen, even weet je niet wat je er mee aan moet, maar dan dringt het toch langzamerhand tot Je door dat Je het niet in het schilderachtig topo grafische moet zoeken, dat het geen reis reportages zijn, maar „portretten" van een stad. Volkomen essentieel weergege ven persoonlijke belevenissen, afspiege lingen van een zien. dat veel meer is dan gewoon kijken. Vanzelfsprekend vind je er nog veel ln terug van het volkseigene (als ik dat woord tenminste nog mag gebruiken). Af fandi speelt op een illustere manier met de vele en sierlijke mogelijkheden van de ornamentiek. „Vanaf mijn kinderjaren", zegt hij, „ben ik een groot liefhebber geweest van de wajang en deze voorliefde heeft veel bijge dragen tot mijn latere schilderkunst. Ik heb deze beelden zo ln mij opgenomen, dat ik haast elk type uit het hoofd kan tekenen. Deze wajang-kunst, die geheel lineair ls. weerspiegelt zich in mijn schil derkunst" En: „Voorschetsen maak ik nooit; de natuur ls het wezenlijke van mijn doen en laten. Lijn, vlak. kleur, vorm. constructie en dat alles, verwerk ik zonder erbij te denken: gevoel en emotie". Affandi ls niet „gespecialiseerd": er zijn portretten, zelfportretten, stadsgezichten, stillevens, gebeurtenissen zoals hanege- vechten, dieren, hij werkt met acryl, hij etst, lithografeert, tekent met potlood en als het zo uitkomt met viltstift 't Is eigenlijk allemaal nogal voor de hand liggend: in de uitermate persoonlijke visie die Affandi op het hem omringende leven heeft, dèkrin ligt vooral de oorspronkelijk heid van deze kunst. Gelijktijdig met dese tentoonstelling In Delft, werkdagen van 10 tot 17 uur en zondagen van 13 tot 17 aar, wordt er in het Gemeentemuseum te Maassluis een tentoonstelling van het werk van Affan- di's dochter Kartika gehouden. Dinsdag tot en met zondag van 14 tot 17 unr.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 25