Wespennest krijgt nieuwe top 'Ik ben tevreden, ik ga niet weg met wrok' Problemen politiekorps trekken mij juist aan' ATERDAG 12 JANUARI 1980 TROUWKWARTET 23 I BINNENLAND" ÜS De Amsterdamse hoofdcommissaris van politie Th. C. J. Sanders maakt per 1 juli plaats voor J. Valken, nu nog hoofdcommissaris van politie in Enschede. Beiden kwamen in 1946, een paar maanden na elkaar, bij de Amsterdamse politie in dienst Sanders als inspecteur, Valken als adjunct-inspecteur. De stroomversnelling waarin de politie sindsdien, maar vooral de laatste paar jaar, terecht is gekomen, heeft zich nergens zo duidelijk gemanifesteerd als in Amsterdam, waar de roerigheid zich ten slotte ook tot het 3500 leden tellende korps uitbreidde. Sanders heeft het geweten. Zijn opvolger stroopt welgemoed de mouwen op, al komen er, denkt hij, zeker momenten waarop hij zal verzuchten: waar ben ik aan begonnen? door Frits van Exter en Leo Kleyn IS Weinig korpschefs hebben het zo zwaar te verduren gehad als de lAmsterdamse hoofdcommissaris van politie Sanders. Het korps istond bloot aan een storm van kritiek, die in niet geringe mate werd aangewakkerd door geruch ten over corruptie, die maar al te juist bleken te zijn. Sanders, aan vankelijk hevig verontwaardigd over wat hij als verdachtmakin gen beschouwde, moest later de waarheid onder ogen zien. Hij heeft er, zegt hij zelf, „een hele jrote dreun" door gekregen. De corruptie stond niet op zichzelf. Menig- zowel binnen als buiten het korps, egde een verband met de wijze waarop de loofdstedelijke politie functioneert. De daaraan klevende gebreken werden mede toegeschreven aan het falen van de korps- eiding. De kritiek concentreerde zich voor een belangrijk deel op het gebrek aan eidinggevende capaciteiten van de hoofd- :ommissaris. Sanders nam op 1 november 1974 het roer pver van P. A. Jong, die het zo rustig had dat zijn naam al weer bijna vergeten is. Jong leidde het korps in een periode die gekenmerkt werd door betrekkelijke ^^^windstilte. Zijn voorganger H. J. van der ?=^Molen had, na de stormen die in de provotijd woedden, het veld moeten ruimen. Bij de komst van Sanders, die sijn sporen had verdiend bij de Amster damse recherche, was het met de rust weer snel gedaan. ,Er zijn een aantal dingen gebeurd die je aiet in je kouwe kleren gaan zitten", zegt Sanders na enig nadenken en een schou derophalend ,,och". Hij geeft een summie- opsomming: het Indonesisch consulaat (rd bezet, de ontruiming van de Nieuw- arkt leidde tot rellen, de corruptiezaken jat on; wamen aan het licht. Daarnaast kreeg jn 4 landers te maken met, zoals hij het loemt, „allerlei kolkingen" binnen de po- s teru( itie: „Er was een zekere drang naar ver leid ojdeuwing. Het korps kwam in beweging". wordt aani Rauw op het dak gesteld een aantal materiële verlangens te verwezenlijken. Pas in zijn jongste nieuw jaarsrede liet hij weten dat de korpslei ding van zins is meer aandacht te beste den aan „onderwerpen die de mens iets meer centraal stellen". Die toespraak vormde, om andere rede nen, voor een aantal commentatoren een steen des aanstoots. Sanders had het in hun ogen weer niet goed gedaan. Met name in zijn kritiek op „sommige volks vertegenwoordigers en sommige publici teitsmedia" ging hij er dan ook wat harder tegenaan dan anders. Hij ontkent dat hij met die laatste rede als hoofdcommissaris nog even zijn gram wilde halen. De hand ter hoogte van de lippen brengend, zegt' hij: „Maar er zijn situaties die mij en het korps tot hier komen". Het is duidelijk: Sanders is ontevreden, maar niet over zijn verrichtingen bij het korps. Hij heeft, zegt hij, bereikt dat het personeelstekort zo goed als opgeheven is. dat de automatisering van de grond is gekomen, dat het materieel op peil is' gebracht en dat de huisvesting verbeterd is, al is die „nog niet helemaal in orde". Zijn doelstellingen bij zijn komst, had hij eerder gezegd, hadden betrekking op het personeelstekort, de automatisering, het materieel en de huisvesting. Geen wonder dat hij niet ontevreden is. „Nee", zegt Sanders, „ik ga ook niet met een wrok weg." Corruptie iet viel hem allemaal wat rauw op het Sanders, een paar jaar geleden in een weekblad gekarakteriseerd als „een tech- p^iocraat", had zich voornamelijk ten doel De corruptiezaken hebben hem het meest dwarsgezeten. Tot een paar jaar geleden had hij een „onvoorwaardelijk vertrou wen" in de politie. „Geruchten over cor ruptie deden altijd wel de ronde. Toen ik bij de recherche zat, kwamen die mij ook geregeld ter ore. Ik heb toen zelf nog een paar keer een onderzoek ingesteld, maar daar is nooit iets uitgekomen. Ik achtte het ook niet mogelijk dat het in het ver band van zo'n grote groep zou kunnen gebeuren, dus als verschijnsel, en niet als incident. Het heeft me teleurgesteld. Het zit me nog dwars." Hij zoekt de oorzaak van het verschijnsel in een mentaliteitsverandering. „Er is sprake van een vervlakking, van een normvervaging, die zich in de hele maat schappij voordoet. Die gaat ook aan de politie niet voorbij. Ook politiemensen zijn mensen." Overigens wil Sanders wel de verhoudin gen in het oog blijven houden. „Ik vind het erg droevig. Laten we dat heel duide lijk stellen. Maar als ik kijk hoe het in bedrijven toegaat, prijs ik mij gelukkig dat het niet om meer gevallen gaat. We tenschapsmensen hebben mij wel eens gezegd: daar gaat het om percentages, bij jullie om promillages. Ik vergoelijk niks, maar ik moet toch ook een beetje een manager zijn, en klinisch vaststellen hoe die verhoudingen liggen." Duimzuigerij Juist bij de corruptie-affaires heeft San ders de verdenking op zich geladen de vuile was het liefst binnenskamers te hou den. Commissaris G. Toorenaar, wiens naam enkele malen met corruptie in ver band werd gebracht, werd zonder publie ke toelichting overgeplaatst, ganders rea geert nogal heftig: „Ik heb nog nooit za ken binnenskamers gehouden. Ik heb ze altijd in de publiciteit gebracht. Maar bij die corruptie moet je wel bedenken dat het om individuele gevallen gaat. In het geval-Toorenaar heb ik geen opening van zaken kunnen geven. Ik kan dan op een vraag wel een antwoord geven, maar dan volgen er tien andere vragen, waarop je geen antwoord kunt geven, omdat het in het nadeel van Toorenaar zou kunnen zijn. Er spelen ook persoonlijke belangen van mensen mee. Die dingen staan nooit los van elkaar." Er lijkt bij te komen dat Sanders het op journalisten niet erg begrepen heeft. Ook in eerdere nieuwjaarsredes werden ze al over de hekel gehaald. Sanders, opverend: „Die conclusie is heel juist. Althans, ik heb het op een aantal van hen en op een aantal kranten niet begrepen. Ik heb de duimzuigerij van de heren wel leren ken nen. Ze komen een kamer binnen, ruiken even, en de lucht is gekwalificeerd." Het lijkt erop alsof de hoofdcommissaris een stokpaard is aangereikt. Hoewel hij zegt zich maar niet meër aan kritiek in kranten te ergeren, meet hij de onbe kwaamheid van sommige publicisten breed uit. „Journalisten," valt daarbij onder meer op te tekenen, „kunnen wel schrijven, maai- niet lezen." Ook met volksvertegenwoordigers heeft hij niet veel op. Ze matigen zich, vindt hij. een oordeel aan over zaken waarvan ze niets weten. De kwalificatie die hij in dit verband gebruikt, wil hij jammer genoeg niet in de krant hebben. Volstaan moet worden met zijn uitspraak: „Ik praat niet over petrochemie, omdat ik daar geen lor van weet". .Sanders vindt dat er trouwens in het alge meen met veel te weinig kennis van zaken over de politie wordt gedacht en gepraat. „Het is een heel bedrijf. Mensen lijken dat soms niet in de gaten te hebben. We hebben 3500 man, 60 gebouwen, een be groting van 250 miljoen, 40 paarden en elke nacht hebben we 150 arrestanten. We moeten er een heel hotel op nahouden." Kritiek Ook binnen het korps heeft het beleid van Sanders kritiek opgeroepen. Een voorna melijk uit hoofdinspecteurs bestaande commissie signaleerde in een analyse van de problemen bij de Amsterdamse politie „de afwezigheid van een duidelijk, ge richt, consistent en samenhangend be leid". Een aantal externe adviseurs van de projectgroep Kreapol legde eveneens een paar feilen bloot. Daarover wordt gepraat, zegt Sanders, en er zijn al verbeteringen te bespeuren. Zelf kritiek toont hij, waar hij volmondig er kent dat op zijn stoel geen manager heeft gezeten. Maar veranderingsprocessen bij de politie, zegt hij, gaan nu eenmaal lang zaam. „De politie is bezig te veranderen van een legalistische instelling in een soci aal-maatschappelijk instituut. Daar gaat, denk ik, wel een generatie overheen." Misschien maakt de bereidheid tot veran dering van degene die aan het roer staat, daarbij wel iets uit. Sanders maakt van zijn gezindheid geen geheim. „Ik ben ver schrikkelijk conservatief," zegt hij „Ik vind dat je niet het oude moet weggooien, voordat Je Iéts nieuws hebt." Dat menigeen hem heeft verweten al te zeer aan „het oude" te hebben gehangen, heeft hem niet verbitterd. Hij stelt een voudig dat hun mening tegenover die van hem stond. Sanders gaat, een dag na zijn zestigste verjaardag, voor zijn eigen ge voel niet als verliezer weg. „Ik doe nog steeds aan sport. Ik tennis En dan wil ik winnen. Ik flegmatiek? Ik denk dat ik juist een beetje een vechtersnatuur heb. En ik denk dat ik toch een heleboel ge wonnen heb." Th. C. J. Sanders foto't: Mourice Boy*» in hd vii problemen van het Amster- lamse politiekorps maken de taan voor hoofdcommissaris J. geverfalken (53) alleen maar aantrek- ïlijker. „Het is geen naïveteit. Ik iderschat de problemen niet. laar het is voor mij een uitda- ing en dat is geen idealistisch ileuter om te proberen iets te loen aan die problemen. Ik voel nog niets voor om kalmpjes de id uit te zitten tot mijn pen- snöenjioen." ti welk wespennest steekt de Enschedese ofdcommissaris zich? „Dat hoor ik ler en ik geloof dat het ook niet hele- laal ten onrechte gezegd wordt." Valken fèbezig de volle omvang1 van het wespen- lest te onderzoeken. In juli doet hij offi- leel zijn intrede, maar vanaf april zal hij I dagelijks in Amsterdam te vinden zijn. k nota's en rapporten, die het beeld oproepen van een vrij verziekt korps, heeft hij al gelezen. „Ik weet dat er enor me problemen zijn, waar voor een korps chef grote risico's aan vastzitten. Wat dat betreft is er bij de Nederlandse politie geen vergelijkbare functie." Spoedcursus Valken heeft zijn loopbaan tot en met Enschede vrij nauwkeurig uitgestippeld. Zijn vader was hoofdcommissaris van ge meentepolitie in Den Haag. Maar het poli tieambt heeft Valken junior nooit echt aangetrokken. Aan het einde van de oor log met het hbs-diploma op zak, wist hij alleen dat hij niet wilde doorstuderen. „Ik was geen schoolkind meer." De politie bood hem de beste kansen om meteen aan de slag te gaan. Hij meldde zich bij het Amsterdamse korps in 1946, enkele maan den na Sanders. Né een spoedcursus kon hij als adjunct-inspecteur de straat op. Vijfentwintig jaar later was hij hoofdin specteur eerste klas en chef van het bu reau Singel. Na al die Jaren had Valken een beetje genoeg an het uitvoerende werk. „Ik was niet op Amsterdam uitgeke ken, maar ik had de behoefte om het werk in een wat breder verband te doen." Zijn doel was hoofdcommissaris te wor den van een middelgrote gemeente. Om dat te bereiken werd hij in 1971 eerst chef van het kleine politiekorps in Gouda. „Een rimpelloze periode," herinnert Val ken zich. In 1974 kon hij doorschuiven naar Enschede waar hij driehonderd men sen moest leiden. Een overzichtelijk korps maar groot genoeg voor hem om zich bezig te kunnen houden met het beleid in hoofdlijnea Valken zegt dat hij er best tot zijn pensioen had willen blijven. Vanuit Enschede hield hij zich ook bezig met landelijke politiezaken. Hij werd voorzitter van een commissie die in op dracht van de regering aanbevelingen moest doen voor een nieuw politiewapen en munitie. Het advies om de stopkogel, die een tegenstander snel uitschakelt en een grote wond bezorgt, te gebruiken is met name Valken door de publieke opinie niet in dank afgenomen. De commissie was geheel voorbijgegaan aan de medi sche en ethische bezwaren, luidde de kritiek. Valkens sollicitatie naar Amsterdam was niet van te voren berekend. „Ik heb altijd affiniteit met het Amsterdamse korps ge houden. In die negen jaar dat ik weg was bleef ik ook contacten onderhouden.'Val ken had de drang om naar een groter korps te gaan. Ook Enschede benauwde hem wel eens. „Uit gesprekken begreep ik dat ik een redelijke kans maakte." Burgemeester Polak heeft er op gehamerd dat de nieuwe korpschef vooral managers kwaliteiten moet hebben. Sanders vindt dat hij daarin is tekort geschoten. Valken: „Sanders is direct vanuit de recherche korpschef geworden. Hij heeft zich daar voor altijd uitsluitend met het uitvoeren de werk beziggehouden. Dat gemis heb ik gecompenseerd door ervaring op te doen met kleinere korpsen." Valken wil niet te veel kwijt over de aan pak die hem voor ogen staat „Ik zit hier in een riante stoel, in een mooi bureau. Nog niet gekweld door zorgen. Ik heb nog geen oordelen." Hij noemt het verbeteren van de onderlinge verhoudingen, de interne organisatie n werkwijze van het korps zijn belangrijkste taak. Met name de top zal gereorganiseerd moe ten worden. Die bestaat nu uit diensthoof den die zich vooral zouden laten leiden door de belangen van hun eigen afdelin gen. „Een hoofdcommissaris hoeft geen manager te zijn, maar hij kan zich wel laten omringen door mensen met manage mentskwaliteiten." „Ik vind dat de hoofdcommissaris ook anderen dan de staf bij de besluitvorming moet betrekken Je moet je ook laten adviseren door de mensen die het werk uitvoeren De politieman heeft op straat veel te vertellen, maar binnen het korps is de inbreng op het beleid gering. Vroeger was het altijd: de leiding denkt wel voor je. Ze zochten flinke jongens maar die moesten niet denken." Het lukt Valken om in Enschede contac ten te leggen met alle geledingen van het korps. Een keer per week praat hij met groepjes politiemensen. Die gewoonte wil hij aanhouden. „Het zullen misschien wel wat grotere groepjes worden." Neuzen tellen Die gedachten maken van Valken nog geen groot voorstander van verdergaande democratisering binnen het korps. „Ik heb moeite met neuzen tellen. Een korps is toch hiërarchisch en dat bedoel ik in de goede zin van het woord. De hiëarchie speelt een rol bij de controle en begelei ding van mensen om misdragingen te voorkomen. De hiërarchie is van belang bij de bevelvoering." De vergelijking met de kadaverdiscipline in het leger vindt Valken ongelukkig. „Door de stopkogel heb ik toch al de naam van een militarist gekregen. Ik bedoel discipline die een poli tieman steun geeft." De verbetering voor controle en begelei ding is volgens Valken een voorwaarde om corruptie te voorkomen. Met name recher cheurs die belast zijn met het inwinnen van informaties en op glibberig terrein hun werk doen, moeten hun superieuren in vertrouwen nemen en zeggen waar ze mee bezig zijn. Dat maakt ze ook minder kwetsbaar. Valken hoopt dat de lopende onderzoeken naar corruptie zijn afgerond als hij zijn bureau gaat inruimen. „Ik besef ten volle dat er een erfenis is. Het is gelukkig geen fundamenteel verschijnsel, maar er zitten wel fundamentele kanten aan. De gevol gen en oorzaken moeten achterhaald worden." „Toen ik voor het eerst hoorde over de corruptiegevallen dacht ik hetzelfde als Sanders: dat is roddelpraat. Het was een hele ontgoocheling. Ik denk dat er daarna wel wat veranderd is. De corruptie heeft beroering teweeggebracht. Er zijn nu te gengestelde opvattihgen. Dat bestond niet toen ik wegging." Hard politieman Valken gold als een hard politieman in zijn Amsterdamse jaren. In het roerige 1966 behoorde hij tot het driemanschap dat de mobiele eenheid perfectioneerde en methoden bedacht om de in zwang zijnde happenings en andere opstootjes de kop in te drukken. Complete demon straties werden soms opgepakt, in busjes geladen en buiten de stad er weer uitgezet. De wapenstok kwam er in die tijd meer malen aan te pas. „De hele sfeer was: je moet de orde her stellen. Als het niet goedschiks kan dan maar kwaadschiks. Toen zijn onder ande re door mij maatregelen genomen in de sfeer van hard politieoptreden. Maar dat was vijftien jaar geleden. Ik heb daar heel wat van opgestoken. Provo heeft een men taliteitsverandering teweeggebracht. Als je er nu op terugkijkt vraag je je af waar we toen in vredesnaam mee bezig waren. Maar niet alleen de politie zat fout. Het korps was de Kop van Jut tussen Justitie en gemeentebestuur." Maar het blijft voor Valken zonneklaar dat de rechtsorde desnoods met geweld gehandhaafd dient te worden. Hij zegt daar niet voor terug te schrikken. „Hoe sociaal begeleidend de politie ook gaat werken, zij moet soms toch de sterke arm tonen. Je kunt er niet altijd omheen." Isolement Valken noemt zichzelf niet conservatief wat politiezaken betreft. „Ik wil graag meewerken aan veranderingen die Je pro gressief kunt noemen." Hij noemt als voorbeeld de verbeterde behandeling van klachten in Enschede. „Sommige korpsle den vinden de regeling wat te goed.' Het isolement van de Nederlandse politie korpsen beaamt Valken ..Dat komt ook door de eigen opstelling. De politieman is door de auto en het gebruik van mobilo foon onbereikbaar geworden voor het pu bliek. Dat kan teruggedraaid worden zon der het goed van een snelle assistentie te laten schieten. „Een korps moet ook kritiek kunnen heb ben. Je hoeft het er niet mee eens te zijn maar Je moet je er ook niet voor afslui ten." Kan Valken zelf tegen kritiek? „Niet altijd. Maar ik ben er wel aan gewend. Dat heb ik vooral in Amsterdam geleerd."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 23