De legende van Jelle Zijlstra Puchingers boek bestendig tegen inflatie toliike politiek door een Ons ideaal-. Christ l i Kabinet 1 1 Christ p j-ERDAG 28 APRIL 1979 TROUW/KWARTET 25 Jelle Zijlstra, president van de Nederlandsche Bank, oud-minister, oud-minister-president, heeft zijn herin neringen aan het papier toevertrouwd. Ook nu blijkt de man, die als een van de eersten de kiezers opriep om op binnenland; KVP óf CHU óf AR te stemmen nog aan de Antirevolu tionaire Partij verknocht te zijn. Maar de vraag blijft: hóe werd hij in 1952 minister van Economische Zaken? door Jenze Tamminga de geschiedenis van ons land omt het helaas weinig voor dat fen minister of een ander voor- instaand politicus de politieke eratuur met zijn memoires ver- Ijkt. Deze stelling wint aan acht wanneer men deze iets na- sr preciseert en beperkt tot na Tweede Wereldoorlog. Het ntal publikaties is op de vin- jers van één hand te tellen. Ilechts enkelen Drees, Scher- perhorn en Stikker hebben or publikaties gezorgd die naar meen van blijvende historische Jaarde zijn. zijn nog wel een aantal publikaties xschenen van vooraanstaande politici aar die hebben naar mij lijkt een veel sperktere waarde. Dit zo zijnde valt de irschijning van memoires van het niveau rees-Schermerhorn-Stikker zeer toe te ichen. onder veel aarzeling meen ik te mogen iststellen dat het boek „Dr. Jelle Zijl- ra" geschreven door dr. G. Puchinger en irschenen ter gelegenheid van de zestig- e verjaardag van de president van de ederlandsche Bank in genoemde rij be- >ort te worden ingedeeld. ■let boek valt, zoals Puchinger in een borwoord uiteenzet, in twee delen uiteen: jet eerste bevat vier hoofdstukken: ge brekken over de jeugd, wetenschap en jolitiek, De Nederlandsche Bank en een jjiloog. De minister van Staat. dr. W. fes- sr., volgens Zijlstra de grootste na- orlogse staatsman in Nederland, heeft *t boek met een bijdrage verrijkt. Na de Iterviews van Puchinger met Zijlstra vol- èn nog 200 pagina's, artikelen en rede- ►eringen van Zijlstra, door Puchinger geschriften" genoemd leze vrijwel foutloze uitgave leest erg jemakkelijk vooral dank zij de heldere [etoogtrant van de geïnterviewde die bo vendien een goed ontwikkeld gevoel heeft or details zonder evenwel de grote lijn Jt het oog te verliezen. De grote mate van enhartigheid die Zijlstra aan de dag zal Puchinger het opschrijven van Ijlstra's opmerkingen hebben vergemak- lij kt. ^et wordt tijd enkele kanttekeningen te laken. Hoe kwam Zijlstra in de politiek? ^aiders geformuleerd: hoe kwam de toen- lalige kabinetsformateur mr. L. A. Don- er er in augustus 1952 toe om de 34-jarige tof. dr. J. Zijlstra te vragen om minister WeVn Economische Zaken te worden? Dr. pensees sr. vermoedt dat Donker getipt fera uit de kring van de Vrije Universi- ,ten it. Zijlstra houdt de legende in stand js) i Puchinger vraagt er niet verder naar iki&t drie artikelen in het weekblad Econo- lisch-Statistische Berichten (30 juli, 13 igustus en 20 augustus 1952) de forma- ur mr. L. A. Donker ertoe hebben ge- racht Zijlstra (op advies van Koos Vor- nk) uit te nodigen zitting te nemen in het erde kabinet-Drees. Ik houd het op de 'n w iggestie van Drees. Op het moment dat onker de heer Zijlstra polste maandag augustus was nog maar één van de "'edoelde drie artikelen in Economisch- P Itatistische Berichten verschenen (30 juli #52). et lijkt mij dat de keuze voor Zijlstra ij eenvoudig lag. Bij de top van de PvdA en niet alleen daar was de naam jlstra niet onbekend. Zijlstra was in otterdam cum laude gepromoveerd en jeugdige leeftijd (30 jaar) hoogleraar worden aan de economische faculteit in de Vrije Universiteit. In het jaar daar- )or had Zijlstra al ruime publiciteit ge- egen met een voordracht „Geleide eco- )mie". RL1, Neo-liberalisme" r^jlstra vertelt niet aan Puchinger dat hij 1951 ook een rede hield voor de leden fcn het verbond van Protestants Christe- Ike Werkgevers over „Het neo-liberalis- Deze rede waarin Zijlstra de werkge- Airs zij het in kort bestek onder meer [t de doeken deed wie de figuur Marx ■ps. is helaas niet in deze jubileum"uitga- 9v opgenomen. Het zou wel nuttig zijn Bweest voor sommige jonge dominees in ^ze tijd die nu alsnog slachtoffer worden =^n de oude profeet Marx. Zijlstra zorgde let deze rede voor enkele fraaie krante- oppen doordat hij aan het eind van zijn i iiftoog de „soevereiniteit in eigen kring" ,e#n de „maatschappij" tegenover „de •aat" één van de „empty boxes" (lege __J»zen) uit de politieke strijd noemde die i aanmerking komt voor verwijdering uit et politieke arsenaal. Een conclusie die meeste protestantse ondernemers niet snel konden volgen en nog lang veel i tot discussie zou geven. Het was voor in gehoor een revolutionair geluid van anti-revolutionaire professor. En ten 'tte: zijlstra was in 1950 bestuurslid ge iden van de Beweging van Europese leralisten (BEF) en in 1951 benoemd kroonlid van de Sociaal-Economische iad (8ER). conclusie lijkt daarom gewettigd aan nemen dat Zijlstra ook zonder de in- iL fddels befaamde ESB-artikelen al ruim voldoende naam had gemaakt en ook voor Donker geen onbekende meer was. Voor de volledigheid van het verhaal moet nog worden verteld dat Donker (forma teur van 6 tot 21 augustus) eerst o.a. prof. dr. A M. Donner en prof. dr. W. F. de Gaay Fortman een zetel in het kabinet-Drees had aangeboden. Helaas stuitte dat ver zoek op weerstand bij de a.r. fractie-voor zitter Jan Schouten, want die eiste dat de a.r. in ieder geval een zetel in de sociaal- economische driehoek zou krijgen. V errassing Het is niet onwaarschijnlijk dat Schouten met die eis hoopte te verhinderen dat de anti's in een PvdA-kablnet terecht zouden komen. Het moet voor „oude Jan" een grote verrassing zijn geweest dat Donker de jeugdige Zijlstra uit zijn politieke hoed toverde. Vermoedelijk heeft Schouten deze potentiële kandidaat over het hoofd gezien. Hoe dan ook, sedert 1952 droegen de anti's weer regeringsverantwoordelijk heid: twee ar-ministers in het extra-parle mentaire kabinet-Drees: Algera en Zijl stra. Een vraag die zich bijna onvermijdelijk opdringt: hoe is het Zijlstra in de politiek vergaan? Uit de grote aarzeling die Schou ten liet blijken is wel duidelijk dat het ar- volk niet stond te trappelen van ongeduld om met de PvdA in één kabinet te regeren. Het optreden van Zijlstra werd door een niet onbelangrijk deel van de ARP dan ook met argusogen gevolgd. En tot dat deel behoorde onder meer Puchinger die er Zijlstra nü niet meer mee lastig valt. Destijds stelde Puchinger echter vast dat de ARP (in 1952) was overvallen: „een groot deel der partij heeft altijd bezwaar gehad tegen deelname aan de kabinetten- Drees". En Zijlstra had toen geen al te groot vertrouwen bij dat deel van de AR. Onbegrijpelijk was dat niet. Zijlstra wees bij voorbeeld de geleide economie een uitdrukking die Schouten deed verbleken niet af. Toch kunnen we met Zijlstra vaststellen dat die eerste politieke jaren geen al te grote problemen met zich meeb rachten. Niet ieders keus. Geheel anders werd de situatie toen Schouten in 1956 volkomen onverwacht de politiek vaarwel zei. Er moest een nieu we lijstaanvoerder komen en dat werd Zijlstra, krachtens de wil van een deel van het kader en het bestuur, maar ieders keuze was het niet. De tegenstanders von den namelijk dat Zijlstra onvoldoende afstand had genomen van het kabinet- Drees. Het centrale AR-thema in de ver kiezingstijd moest worden: christelij ke politiek door een christelijk kabinet. Dat Zijlstra nu achteraf tegenover Pu chinger belijdt dat deze slogan voor hem onwaarachtig was, getuigt van zijn inte griteit. Voor deze eerlijkheid verdient hij een compliment. Blijkbaar voelden de kie zers toen al aan dat die slogan geen zuive re koffie was, want de ARP verloor twee zetels. Er kwam geen confessioneel kabinet, wel het vierde kabinet-Drees. En Zijlstra werd weer minister van Economische Zaken. De kabinetsformatie was overigens zeer moeizaam verlopen en in de meeste partij en deden zich spanningen voor. Zeer beel dend merkt Zijlstra op „dat de drakentan- den inmiddels wel gezaaid waren". Het vierde en laatste kabinet-Drees zou het dan ook geen vier jaar uithouden. De politieke verhoudingen waren min of meer verziekt. Ook de homogeniteit in AR-kring voor zover ooit helemaal aanwezig was wel eens beter geweest. Fractie, ministers en partij gingen niet helemaal zoals het behoorde als politieke broeders met elkaar om. Wie de politieke relaties in AR-kring in die tijd nog eens onder de loep neemt kan nauwelijks anders constateren. Het werd (met name ook door het zetelverlies) tijd voor intern beraad Er kwamen bezin- ningsconferenties. Tijdens zo'n conferen tie (met 150 jonge academici) voerden De Gaay Fortman en Zijlstra het woord. Met name op deze bijeenkomst heeft Puchin ger voldoende stof kunnen vinden om zijn brochure „Minister Zijlstra en de AR-par- tij" te schrijven. In die brochure schetst Puchinger zijn visie op minister Zijlstra en op de onbe vredigende situatie in de AR-partij. De PvdA neemt in ons land een machtsposi tie in. er is sprake van een stille dictatuur der socialisten, aldus Puchinger. die ook meent dat de PvdA in het kabinet en in de volksvertegenwoordiging domineert. Zijl stra en De Gaay Fortman krijgen van Puchinger een veeg uit de pan, omdat zij van oordeel waren dat ons land zonder de socialisten niet te regeren zou zijn. Met leedwezen moet Puchinger verder vast stellen dat de linkervleugel van de AR- partij grotere invloed uitoefent op de koers van de partij dan ooit is geschied. Zijlstra krijgt enkele niet-onduidelijke ty peringen op zijn bord geschoven, zoals: „een vat vol tegenstrijdigheden" en „geen geboren staatsmanMaar zoals opge merkt, Zijlstra komt er nu niet meer op terug. Hij heeft het geschrift zeker als een Jeugdzonde van Puchinger ervaren. Zijn zwijgen siert hem. Huizencrisis Een andere de aandacht trekkende zaak uit Zijlstra's politieke leven is de huizen crisis aan de vooravond van Kerstmis 1960. Zijlstra is dan intussen minister van financiën in het kabinet-De Quay; de PvdA zit in de oppositiebanken en de VVD is medebewoner van het regerings kasteel. Niet iedere Nederlander woont evenwel zo geriefelijk. Reden voor de AR-woningbouwspecialist Van Eibergen om op 22 december 1960 bij de behandeling van de begroting van het ministerie van Volkshuisvesting en bouw nijverheid een motie in te dienen. De regering werd gevraagd om het aantal te subsidiëren woningen van 65.000 op 70.000 te brengen. Deze motie was eveneens on dertekend door de CHU (niet door de KVP die toen al fungeerde als een middenpar tij). Het beleid van minister Van Aartsen was er op gericht het aantal goedkoopste woningwetwoningen terug te brengen van een gemiddelde van 51 procent in de peri ode 1956 - 1959 naar veertig procent in 1961 en volgende Jaren. De minister bleek uiteindelijk bereid 2.500 goedkope wonin gen meer te accepteren en in het voorjaar van 1961 te bekijken of het verantwoord was nog eens 2.500 goedkopere woningen op te zetten. Verder wilde de minister beslist niet gaan. wuit het kabinet vrees de met grote vreze dat juist het bouwen van meer goedkope woningen de inflatie zou aanwakkeren. De Anti's en de CH waren evenwel niet bereid hun motie in te trekken. Het ge volg: een botsing tussen AR-ministers en AR-fractle, waardoor het kabinet-De Quay aftrad. Zijlstra is van mening dat de huizencrisis niet de werkelijke oorzaak was, wel de aanleiding. Er waren, vertelt hij Puchinger, allang onderhuidse span ningen tussen de AR-fractie en de AR- ministers. De broedertwist in het riante AR herenhuis was bij de naaste buren en de overburen duidelijk hoor- en zichtbaar. Vrijwel iedereen in de ARP bemoeide zich ermee. Voor de geïnteresseerden: Berg huis (en Puchinger) stonden achter de AR- ministers. maar „de oude Jan" (Schouten) steunde de AR-fractie. En Beernink, de CH-voorzitter verdedigde de CH-fractie. Hij stelde naderhand vast dat het kabinet staatsrechtelijk onjuist had gehandeld: „hopelijk hebben de ministers hun lesje geleerd na gepast zelfonderzoek" En ten besluite een gezaghebbende stem uit de kerkelijke wereld: de Kamper hoog leraar prof. dr. Herman Ridderbos schreef: „de zaak is zeer scherp gesteld van beide kanten". Bovenstaande uiteen zetting mist de lezer in het interview Zijl- stra/Puchinger. Voor mij staat vast dat de sociale antenne van het kabinet-De Quay onzuiver was afgesteld. Er werden daardoor te weinig noodsignalen uit de volksbuurten, waar nog steeds vijftien jaar na de oorlog een schreeuwende behoefte aan goedkope wo ningen bestond, opgevangen. In feite werd de strijd om de inflatie te beteugelen uitgevochten op de smalle rug gen van een anonieme heterogene weerlo ze groep woningzoekenden. Dat was des te schrijnender omdat Juist in die lagen van ons volk altijd al veel moeite bestond om te begrijpen en aan te voelen wat christe lijke politiële nu wel precies betekende in de praktijk. Prof. De Gaay Fortman heeft tenslotte de barsten in het kabinet-De Quay gelijmd. Er werden alsnog 2.500 woningwetwonin gen op de begroting 1961 opgenomen en voor de zomer zou minister Van Aartsen bekijken of er nog extra ruimte was voor 2.500 woningen in de goedkoopste sector. Na deze „lijm-periode" kon het kabinet De Quay de volle rit tot de zomer van 1963 uitzitten En wat niet alle dagen in Nederland ge beurt, de oppositie, de PvdA. viel bij de verkiezingen van 1963 terug van 48 naar 43 zetels en de KVP won. Het kabinet-MariJ- nen volgde het kabinet-De Quay op. Zijl stra zei de politiek vaarwel. Een echte homo-politicus ben ik nooit geworden, had hij Berghuis op 13 september 1962 geschreven. Hoe betrekkelijk de dingen zijn. bleek uit Zijlstra's conclusie. Het kabinet-Marijnen viel na twee Jaar over het omroepbeleid. Het daaropvolgende kabinet-Cals werd door een overtrokken motie van Schmelzer de pas afgesneden en verdween voortijdig van het politieke toneel. Als premier In een overgangs-kabinet keerde Zijlstra nog eenmaal en nu in de rol van premier terug achter de regeringstafel. Een fijne dag voor de anti's 29 november 1966, èn voor Zijlstra. Want in 1963 gunde de KVP hem het premierschap niet; nu werd hij als een „redder in de nood" met open armen weer Ingeleid in het politieke diens thuis, èn om te regeren, én om de verkie zingen van 15 februari 1967 voor te berei den. Na de verkiezingen de PvdA viel nog verder terug (van 43 naar 37 zetels) en de KVP duikelde van 50 naar 42 werd Zijlstra informateur. In die kwaliteit ver rijkte hij de democratie met twee nieuwig heden: een door hem opgesteld en voor de fractieleiders bestemd memorandum werd direct publiek gemaakt (met de reac ties op het memorandum gebeurde het zelfde) èn als informateur sprak hij met alle fractievoorzitters, ook met die van de kleinste partij. Over zijn Informatiemethode is, met name in het AR-kamp, nogal wat rumoer ge maakt. Zijlstra wilde op voorhand geen enkele partij uitsluiten. Maar PvdA en VVD dachten daar anders over. Bij de reacties op Zijlstra's memorandum kwam de VVD iets slimmer voor de dag dan de PvdA. Bovendien voelden de liberalen zich minder gebonden aan de kiezers. De socialisten verlangden dat de informateur hun concurrent, de WD. buiten spel plaatste, een verlangen of beter een eis die men dat was bekend een sterke persoonlijkheid als Zijlstra niet had moe ten stellen. De PvdA kwam derhalve weer in de oppositiebanken terecht. Opnieuw ontstonden binnen de ARP spanningen, want, aldus een groepje spijtstemmers de informateur had de mededeling van Den Uyl om niet mee te doen verder moeten uitdiepen. Anders gezegd: er had bij de informateur een aanvankelijke voorkeur voor de PvdA moeten zijn. Het is bekend dat Zijlstra zich bijna door niemand de wet laat voorschrijven, en zeker niet door de socialisten. Hij moet verder ook niets hebben van bondgenoot schappen voor de verkiezingen, want die lopen uit op politieke zelfmoord, meent Zijlstra. Niet ten onrechte wijst hij daarbij op de ontwikkeling in de PPR en D'66. De epiloog biedt nog enkele interessante gedachten. Bij voorbeeld als Zijlstra de wens uit dat er in het parlementaire leven een zekere doorstroming moet blijven waarbij niet-kamerleden minister kunnen worden en ministers niet noodzakelijker wijs het kamerlidmaatschap gaan bekle den. Voor het eerste deel van deze opvat ting valt veel te zeggen. Maar een man een man. een woord een woord. Als een politi cus eenmaal op de kandidaten-lijst staat en hij wordt gekozen, ontstaat een morele verbintenis met de kiezers. Anders ge zegd: Westerterp. Boersma, Duisenberg en Drees jr. hebben een belcfte gebroken, althans naar mijn politieke opvatting. Ons moet geen enkele moeite te veel zijn om het parlement een hoog aanzien te geven bij het volk. En daarom was de plaats van deze oud-bewindslieden in de kamer Met enige verbazing (lees. vreugde) las ik hoe Zijlstra ook nu nog aan de AR ver knocht blijkt te zijn. Mijn verwondering is gebaseerd op het feit dat Zijlstra toch één van de eersten, zo niet de eerste was die de kiezers opriep om óf op de KVP óf op de CHU óf op de ARP te stemmen Was het niet in Den Bosch? Hoe het ook zij, nu ziet Zijlstra met gemengde gevoelens dat de ARP gaat verdwijnen. Ik kan mij zijn gevoelens wel indenken, maar het CDA is toch de logische vormgeving van zijn op roep geweest? Zijlstra laat zich verder niet uit over het CDA. Blijkbaar vindt hij grondslag, op bouw. program en perspectief geheel in overeenstemming met zijn werkelijk in drukwekkende rede die hij in 1963 voor het studentengezelschap SSR hield: „Is christelijke partij-formatie funest voor de democratie?" De lezer kan zelf het ant woord op mijn vraag geven want deze rede van Zijlstra is achter in dit boek opge nomen. Zijlstra maakt ook nog een behartens- waardige opmerking aan het adres van de PvdA. Hij constateert dat het socialisme op de tweesprong staat en dat niet alleen in Nederland. Het gaat. aldus Zijlstra. om de keuze tussen wat ik (Zijlstra) bij gebrek aan een scherpere formulering noem een burgerlijke hervormingspartij zoals des tijds de PvdA onder Drees was en nu de SPD onder Schmidt is. èn een links-radi cale zogenaamde anti-kapitalistische be weging die consequent doorgezet uitein delijk nauwelijks voldoende weerstand zou kunnen bieden aan de vastbesloten heid van het communisme. Ik hoop zeer dat de PvdA deze constatering van Zijl stra (evenals men met zijn artikelen uit de ESB van 1952 deed) ter harte zal nemen. Zijn mening is het overdenken meer dan waard. Wanneer Zijlstra aldus sprekende aan het adres van de PvdA het achterste van zijn tong laat zien valt het op dat hij zwijgt over de VVD. Mij verdriet dat enigszins. Zoals gezegd onderstreep ik het door Zijl stra gesignaleerde gevaar dat de PvdA bedreigt. Maar een VVD waarin conserva tisme en populisme dat wil zeggen de kiezers naar de mond praten een steeds grotere plaats innemen (en tegelijkertijd het toch niet onaantrekkelijk liberalisme van bij voorbeeld Geertsema, Langman en Vonhoff naar de achtergrond raakt) is geen attractieve politieke partner Of is deze VVD voor Zijlstra een onbeduidende partij? Van de WD naar het kapitaal. Hoe ver loopt het leven bij De Nederlandsche Bank? Zijlstra wijdt er een uitvoerig, in structief hoofdstuk aan. Niet voor elke krantelezer gemakkelijke kost. Voor de eerste keer brengt een bankpresident in de publiciteit hoeveel mensen elke mor gen dit werkelijk riante gebouw in Am sterdam binnengaan (1057). elders in ons land nog 294. Je vraagt Je af waarom zulke gegevens nooit in het jaarverslag van de president worden opgenomen. De sociale paragraaf daarin is uiterst mager (en dat ondanks een bankraad waarin de vakbe weging met drie man aanzwezig is). Bo vendien vertelt Zijlstra niet zonder trots dat het gehele personeel zijn taak met grote toewijding vervult. ispatiëring van mi). JTt Zo'n positieve waardering voor alle per soneel lees je toch vrij zelden. Misschien komt het wel mee door de voortreffelijke huisvesting. Als ik dat zo overdenk kan ik mij heel goed voorstellen dat de AR in 1960 5.000 woningwetwoningen extra heeft gevraagd aan het kabinet-De Quay Tenslotte nog een kleine kanttekening. De interviewer is verantwoordelijk voor de selectie van de bijlagen: de geschriften. Aan het eind van de rede „Enkele hoofd punten van het economisch beleid in Ne derland", 20 mei 1954 wordt vermeld dat deze rede werd gehouden ter gelegenheid van de openbare jaarvergadering van het Protestants Christelijk Verbond van Werknemers. Dit lijkt me een freudiaanse vergissing, want Zijlstra heeft bij mijn weten nooit een arbeidersorganisatie toe gesproken. In dit geval waren het dan ook werkgevers, die aandachtig luisterden Resumerend Puchingers's boek over Zijl stra is een waardevol geschrift en besten dig tegen inflatie Dr. Jelle Zijlstra. Gesprekken en Ge schriften samengesteld door Dr. G. Puchinger met een bijdrage van Dr. W. Drees Sr. 47.50 383 pagina's, uitg. Strengholt Naarden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 25