Een vergeten
stukje Nederland
f Opknap-boerderijtje
Beloken, wat
is dat?
H
rAVENUE 1
IDESCHEPPERj
SOCIAAL BERECHT!
IPAG 21 APRIL 1979
BINNENLAND1
TROUW/KWARTET
21
»s koe gebeugeld en ze wèt nie in vuk voor
F
_f volksgezegde is afkomstig uit
ans-Vlaanderen en kan moeiteloos model
n voor het dialekt dat daar nog altijd
t gesproken. Het betekent zoiets als: ze
n er het fijne niet van. Frans Vlaanderen
et gebied dat zich langs de noordgrens
Frankrijk over een diepte van ongeveer
;ig kilometer uitstrekt van Lille tot aan
inkerken. Sinds Lodewijk de Veertiende
zo'n drie eeuwen geleden definitief bij
krijk inlijfde, zijn vanuit Parijs
voortdurend pogingen ondernomen om het
eeuwenoude dialekt er langzaam maar zeker
uit te roeien. Dat begon al met het veranderen
van oorspronkelijke plaatsnamen als Belle en
Broekburg in Bailleulen Bourbourg. maar de
doodsteek voor de volkstaal kwam in 1853,
toen er een wettelijk verbod in werking trad
voor elke vorm van Nederlandstalig
onderwijs. Desondanks wordt vandaag nog
achter menige voordeur het dialekt
gesproken. Olies is moa wete, en vloo'n
pakk'n rappigheid. Ofwel: kennis en
handigheid hebben soms ver geleid...
Knkr
Willem Schrama
t vandaag in Maas-
tht twee Visser Neer-
jdiaprijzen worden
gereikt aan de Frans-
imingen Camille Tac-
in en Jacques Fer-
|ut vanwege hun ver-
jnsten voor het in
Ind houden van het
derlands in Frans-
landeren, is dat in
ten een erkenning
tr het vele na-oorlog-
werk dat op dit ge
ld is verricht,
tig jaar geleden hingen er
iNoordfranse scholen nog
iijes met het opschrift
ïense de parler Flamand"
boden Vlaams te spreken),
het wel deed kreeg de roe.
enwoordig liggen de zaken
anders. De beruchte taai
van 1853 mag dan in zijn
jt geslaagd zijn (het is
fnamelij k de oudere gene-
fe die zich in de dagelijkse
{ang nog bedient van het
tkt; bijna alle jongeren
spreken Frans) op tal van
streekscholen bestaat de laat
ste jaren de mogelijkheid om
zich het Nederlands als derde
vreemde taal eigen te maken.
Waar dat niet het geval is wor
den op particulier initiatief
cursussen gegeven. Direct na
de Tweede Wereldoorlog werd
aan de Rijksuniversiteit van
Lille de Vlamingen noemen
deze stad nog altijd hardnek
kig Rijsel een lectoraat
Nederlands ingesteld. De be
langstelling in de Nederlan
den uit zich voorts in druk
bezochte jaarlijkse cultuurda-
gen. in tijdschriften als „Ons
Erfdeel", in Vlaamse vereni
gingen als de Michiel de
Swaenkring (genoemd naar
een belangrijk Vlaams dichter
uit Duinkerken). Al bijna vij
fentwintig jaar trekt het
Vlaams Volkstoneel van de
Belgische regisseur Flor Bar-
bry elke week weer stampvol
le zalen in Frans-Vlaanderen.
En wat niet in het minst als
een stukje heroverde culture
le identiteit wordt gezien: on
langs maakte de streekkrant
La Voix du Nord trots mel
ding van de prijstoekenning
van het Algemeen Nederlands
Verbond aan de heren Tac-
coen en Fermaut, die respec
tievelijk in Belle en Duinker
ken Nederlandse cursussen
verzorgen.
Verprutst
De opleving van dit soort acti
viteiten kan voor een belang
rijk deel worden toegeschre
ven aan het Komitee voor
Frans-Vlaanderen. Deze club
werd al meer dan honderd
jaar geleden door Vlaams voe
lende intellectuelen opgericht
als reactie op het taalverbod.
wist in de jaren daarop veel te
bereiken voor de cultureel on
derdrukte Vlaamse minder
heid in Frankrijk, maar zag
met name in de Tweede We
reldoorlog veel moeizaam be
reikte resultaten verprutst
door de afscheidingsbeweging
„Het Vlaamsch Verbond van
Frankrijk", waarvan een
groot aantal leiders verzeild
was geraakt in de Nieuwe Or
de-ideologie als wapen tegen
de Waalse overheersing in
België. Nog steeds worden
Frans-Vlamingen door hun
landgenoten bij tijd en wijle
aangeduid als „les boches du
nord", de moffen van het
noorden.
De algemeen secretaris van
het KFV, de in het Zuidbelgi-
sche Waregem woonachtige
Luc Verbeke, is de eerste die
toegeeft dat het zich op sleep
touw laten nemen door de
Duitse bezetter de Vlaamse
zaak in Frankrijk geen goed
l HAZEWIND!
HAZEBROUC
frans-Vlaanderen herin-
nog veel, soms zelfs
hpachtig, aan de Neder-
Istalige oorsprong van
gebied.
.r.' VlEi
heeft gedaan. „Aanvankelijk
zagen ze liever onze hielen
dan onze tenen", zegt hij. en
dat is de reden waarom het
comité vanaf de heroprichting
in 1945 altijd wars is geweest
van welke politieke inmen
ging dan ook. Langzaam, zegt
Verbeke. is bij de Frans-Vla
mingen weer het besef ge
groeid dat ze cultuur-histo
risch een Nederlandstalig
volk zijn, al is dat dan door
enkele eeuwen van Franse mi
nachting verdoezeld. De liefde
voor het Nederlands bestaat
weer, al wordt het volgens
hem nog te zeer als een bui
tenlandse taal gezien. Hij ver
ontschuldigt zich al bij voor
baat met de opmerking geen
enkel racistisch of fascistisch
element te koesteren als hij
beweert dat de Vlamingen los
van hun administratieve gren
zen in hart en ziel, ln taal en
gedachten, in gewoonten en
gebruiken een eenheid vor
men. En in een toekomstig
Europa zullen volgens de
droom van Verbeke uiteinde
lijk weer de grenzen vervagen,
waarna de familiebanden
weer zullen worden herenigd.
Foto's Dirk Ketting
Utopie? Utopisten zijn men
sen met het meeste realiteits
gevoel. heeft hij eens ergens
gelezen. Hij zegt zich bewust
te zijn van „de kleinheid van
ons pogen", maar als eindsta
dium van de strijd ziet hij
nog niet zonneklaar weliswaar
een taalverhouding als die
in Friesland: het dialekt. of
liever nog het Nederlands wet
telijk toegestaan als tweede
taal. Niemand iets verplich
ten. maar de kans moet er
zijn. aldus Verbeke.
Dat is ook wat de Frans-Vla
mingen eigenlijk willen. Ze
hebben al lang geaccepteerd
dat het ooit zo trotse graaf
schap Vlaanderen door de ge
schiedenis aan repen is gesne
den. Om die reden stellen zij
zich als Frans staatsburger
loyaal op. Maar vraag de eer
ste de beste boer in Belle in
dit geval Jean Morel of hij
zich Fransman voelt en het
antwoord luidt nee. Hij voelt
zich Vlaming, volgens eigen
zeggen tot in zijn laatste ve
zel. Evenals andere onder
vraagden is het hem in zijn
76 jaar lange leven niet ont
gaan dat de Franse overheid
in voorbije jaren kans heeft
gezien het Vlaamse dialect te
degraderen tot een stom boe-
rentaaltje. Het gevolg is dat
de meeste Jongeren historisch
met een schaamtegevoel zijn
behept om het te gebruiken.
Zijn laatste verweer bestaat
uit het consequent communi
ceren in dat stomme taaltje.
Maar hij realiseert zich dat
het over enkele decennia afge
lopen zal zijn. De hernieuwde
belangstelling voor de Neder
landse taal is daarbij nog een
verzachtende pleister op de
wonde. En de taalpolitiek uit
Parijs, daar moet hij hikkend
om lachen. „Daar wonen nog
veel meer vreemden dan
hier", zegt hij.
Illegaal
Parijs. Ook al een doorn in het
oog van Pierre Vandevoorde,
een jonge boer in het dorpje
Steenvoorde, een van de wei
nig plaatsnamen die niet zijn
(of konden worden) verfranst.
Hij is actief lid van de vereni
ging „Menschen lyk wyder"
(mensen als wij), die zich
hoofdzakelijk inzet voor de in
standhouding van het Vlaam
se dialect. Niet geheel met de
instemming van het eerder ge
noemde KFV. die uitsluitend
het Nederlands als cultuur
taal propageert, organiseert
„Menschen lyk wyder" de
laatste jaren met succes in
drie dorpen de cursus
„Vlaamsch leeren". Maar ook
komt zijn club op voor de klei
ne man. die de dupe is gewor
den van het centralisme in
Parijs. Om het Isolement van
de ongeveer honderdduizend
Vlaams sprekende Fransen te
doorbreken wordt al jaren ge
vraagd om een regionalisti-
sche economie, maar tever
geefs. Een Vrije Vlaamse Ra
dio kon eveneens van het ver
langlijstje worden geschrapt.
Een uurtje zendtijd bleek
zelfs niet haalbaar. Vande
voorde: „Dat hebben zelfs de
gastarbeiders hier, en wij wo
nen er al vijftien eeuwen".
Maar nu ligt dan de knuppel
in het hoenderhok. Er zijn
plannen voor een illegale zen
der, hangend aan een lucht
ballon die in de duisternis
wordt opgelaten, „'s Avonds
zijn we dan even onder het
Franse Juk vandaan", mij
mert Vandevoorde. Dat zulks
niet te kras is uitgedrukt illu
streert hij met een opmerking
van de directeur van de mid
delbare school in Steenvoor
de. die zich onlangs nog liet
ontvallen dat er eigenlijk spe
ciale scholen voor Vlamingen
zouden moeten komen, omdat
ze te stom zijn om Frans te
leren. Op zo'n moment denkt
ook Vandevoorde: ze weten er
het fijne niet van. „Ze gaan op
vakantie naar Amerika, maar
ze weten niet dat er twee kilo
meter verderop Nederlands
wordt gesproken".
door Huub Elzerman
om ga je niet mee? Hier verveel je je toch
en wie weet wat je in Zuid-Frankrijk of
ie nog allemaal kunt versieren. Je kunt in
ïflgeval een lift van me krijgen."
1 inbod was heel aanlokkelijk De man zat al
weken in de WW en met de sollicitaties wilde
e$et erg vlotten. „Maar wat zou ik daar kunnen
vroeg hij argwanend aan zijn vriend.
'orden aan de Franse en Spaanse kust
xden huizen en appartementen te koop
boden voor prijzen waarvoor je in Nederland
n schuurtje kunt kopen. Je moet proberen
ntacten te leggen, met Franse en Spaanse
't^laars bij voorbeeld, dan kan je proberen die
menten hier aan de man te brengen. Je
j Jit je gewoon commissionair in onroerend
f', zei de vriend enthousiast.
01
l ln de naam „commissionair in onroerend
klonk hem als muziek in de oren. Dat was
lens wat anders dan dat sappelend bestaantje
Je WW. „Ik ga met je mee", zei hij resoluut.
Iniet waagt, wie niet wint".
Jrhalve maand toerde hij met zijn vriend langs
anse en Spaanse kusten van makelaar naar
laar. Een zakelijke bespreking in St. Tropez,
tal even peperdure St. Maxime, door naar St.
§1 en vervolgens weer terug naar het Spaanse
ana-Salou. Het grote geld lachte hem toe.
stond hij op een druilerige dag weer op
iandse bodem. De ontvangst was al even
)Ofloos als het weer. Er lag een briefje van de
eI|jfsvereniging. Waar had meneer gezeten?
"13 maart ben ik voor eigen rekening
•kken om in Frankrijk en Spanje een middel
gestaan te zoeken als commissionair in
■end goed", schreef hij terug.
xaf bezien zou juist deze zinsnede de
(laar-in-spe de das om doen. Maar hoe kon hij
Ifteten? De Franse en vooral de Spaanse
;ving met betrekking tot de verkoop van
■nd goed is al ingewikkeld genoeg. Bijna net
•wikkeld als de Nederlandse sociale
leringswetgeving en hij had nu eenmaal voor
te zakenleven buiten de Nederlandse pieren
n. Je kunt niet alles tegelijk doen.
and de bedrijfsvereniging overigens ook. Hij
teen beleefd, zeer formeel briefje, waarin stond
Jin Nederland als werkloze werknemer recht
op een WW-uitkering, dat je in dat geval even
llaten weten dat je naar het buitenland wil en
et een ieder uiteraard vrij staat om te proberen
s een nieuwe bestaan op te bouwen, maar dat
let kan op kosten van de sociale
kerings-kas.
J*
-
•m". schreef de bedrijfsvereniging, „door uw
onaangekondigde vertrek naar het buitenland hebt
u zich niet aan de voorschriften gehouden en door
uw optreden als handelaar in onroerend goed hebt
u uw hoedanigheid als werknemer niet behouden. U
kunt derhalve geen aanspraak maken op een
uitkering".
Geschrokken greep de aspirant-makelaar naar de
pen. Hij ging in beroep. „Ik had met die reis
helemaal geen vaste bedoelingen", schreef hij.
Integendeel, ik had toch niets te doen en ik heb van
de gelegenheid gebruik gemaakt om met een vriend
mee te rijden. In Zuid-Frankrijk en Spanje heb ik
inderdaad wat rondgekeken naar mogelijkheden
om weer aan de slag te komen. Maar dat heeft
allemaal niets opgeleverd".
De beroepsrechter vond deze lezing niet zo sterk en
hij bevestigde dat de bedrijfsvereniging de
WW-uitkering terecht had ingetrokken. Ook daar
liet de man het niet bij zitten en hij ging opnieuw in
beroep. Zo belandde hij voor het hoogste college in
dit soort zaken: de Centrale Raad van Beroep.
Dit rechtscollege stelde zich aanvankelijk heel
lankmoedig op. „Alleen het feit. dat hij naar
Frankrijk en Spanje is gegaan om daar een bestaan
te zoeken als commissionair in onroerend goed
hoeft niet zonder meer te betekenen dat hij zijn
status als werknemer kwijt is," zei de centrale raad
Dat klonk dus heel gunstig. Maar vervolgens werd
de Werkloosheidswet zelfs op het groene laken
gelegd. Daarin staat bijvoorbeeld dat iemand zijn
status als werknemer kan verliezen wanneer hij in
het buitenland gaat werken of wanneer hij zich als
zelfstandige vestigt. Alleen werkloze werknemers
hebben recht op WW. Mensen, die weer
„produktieve arbeid" gaan verrichten, als
werknemer of als zelfstandige krijgen geen WW.
Een werkende zelfstandige zelfs om twee redenen:
Hij is niet langer werkloos èn hij is geen werknemer
meer. Kortom, iemand die pogingen doet om aan de
Zuideuropese kusten een bestaan op te bouwen als
zelfstandig commissionair bevindt zich
ruimschoots in de gevarenzone.
Nu wilde de centrale raad de poging alleen door de
vingers zien. vooral ook omdat de
aspirant-makelaar strak en stijf volhield dat het
hier veeleer ging om sollicitatie-activiteiten dan om
het verrichten van arbeid. Maar welke omvang en
van welke aard waren zijn activiteiten dan? vroeg
de raad zich af. „Het ging slechts om activiteiten
van weinig betekende omvang," zei de man.
„Gedurende één week slechts één twee uur per
dag."
„Wat de aard van uw activiteiten betreft." zei de
centrale raad. „stellen we vast dat de handel in
onroerend goed zeker als produktieve arbeid kan
worden beschouwd, ook al hebben die activiteiten
achteraf bezien niet tot het gewenste resultaat
geleid". Dat was een vrij pijnlijke opmerking. Maar
daar bleef het niet bij. Er lagen nog wat
advertenties op tafel. Advertenties waarin onze
makelaar appartementen, villa's, landhuizen,
opknap-boerderijtjes alsmede bouwgrond met
bouwvergunning te huur of te verkoop aanbood in
Taragona. Salou, St. Rafaël, St. Maxime en St.
T ropez of waar deze droomplaatsen verder ook
mogen liggen.
„Ook al hebben deze advertenties volgens de man
niets opgeleverd", stelde de centrale raad vast, dan
blijkt uit dit adverteren toch wel, dat hij ter plaatse
reeds het nodige moet hebben verricht en
voorbereid. In ieder geval kan niet worden
volgehouden, dat hij slechts werk zocht en nog geen
werk verrichtte."
„Nee." besliste de centrale raad, „deze man kan zich
in de zin van de WW geen werknemer noemen, ook
niet ten dele. De bedrijfsvereniging had hem
weliswaar vrijstelling kunnen verlenen, maar het
weigeren van deze ontheffing is niet in strijd met de
redelijkheid of met het beginsel van behoorlijk
bestuur. De uitkering is terecht ingetrokken
Zo verloor de commissionair in onroerend goed het
steuntje in de rug van de Nederlandse
premiebetaler. Naar we vrezen, zal dit verlies nu
worden betaald door de koper van een
opknap-boerderijtje te St. Tropez of omstreken
Dat is een tamelijk geruststellende gedachte
Wie dicht bij de kalender leeft en
graag over een mooi oud woord
of een mooie oude uitdrukking
mijmert heeft dit weekend een
goede aanleiding: morgen, de
eerste zondag na het paasfeest,
is het „beloken Pasen". Die uit
drukking heeft iets dichterlijks,
ze lijkt bijna te mooi voor de
gewone alledaagse taal en dat
gevoel blijkt wat het eerste van
de beide woorden betreft niet
onjuist. Behalve in combinatie
met „Pasen" komen we het
woord „beloken" uitsluitend in
literaire werken tegen, leert het
woordenboek. Eigenlijk bete
kent beloken „afgesloten", maar
vaker heeft het de betekenis
„verborgen".
Wie de voor de eerste maal in
1911 verschenen dichtbundel
„Experimenten" van G eerten
Gossaert wel eens ter hand
neemt weet misschien een goed
voorbeeld van dat dichterlijke
gebruik. In een van de verzen in
„Experimenten" zit de dichter,
kennelijk aan zee, te peinzen en
zijn gedachten dwalen terug
naar het verleden, naar zijn
jeugd (het „vlek der jonkheid").
Hij loopt in zijn dichterlijke ver
beelding met lome voeten onder
„het luwe lommer van oudeeuw-
sche olmen/Beloken toepad naar
't verloren Eden/Waar onze ziel
het eerst heeft liefgehad". Een
vers in gespierde taal maar met
een wat weemoedig einde, want
de poort naar dat verleden is niet
open te krijgen.
Dat wat het literaire gebruik van
„beloken" betreft, maar waar
komt die mooie naam „beloken
Pasen" vandaan? Een goed in de
bijbel en in kerkelijke zaken in
gevoerde collega zet mij op een
spoor. In Johannes 20 staat dat
acht dagen na de opstanding de
discipelen weer in het huis waren
en dat Jezus toen bij hen kwam
(„in hun midden stond") „terwijl
de deuren gesloten waren". Een
oud woord voor sluiten is „lui
ken" en de uitdrukking „beloken
Pasen" zou nu te verklaren zijn
uit de gesloten deuren, die voor
Jezus geen verhindering vorm
den. Maar al spoedig trekt de
zelfde collega zijn eigen verkla
ring in twijfel: staat er niet in een
handboek dat „beloken Pasen"
het tijdstip is waarop het Paas-
octaaf (de acht dagen na Pasen)
1934: veel spellingsboeien ver
broken, maar er moet weer ge
studeerd worden. (Tekening van
Ton van Tast)
afgesloten wordt? De kennis
om uit de beide hiervoor vermel
de verklaringen de juiste te kie
zen ontbreekt ons. we laten het
probleem onopgelost en consta
teren slechts dat via zo'n uit
drukking een „literair" woord in
de gewone taal blijft leven, ook
al zegt of schrijft niet iedereen
het elke dag.
Intussen is het in onze woorden
schat niet alles goud wat er
blinkt. Hoorden we niet onlangs
een man van het NOS-journaal
vertellen dat „het" kabinet in
„haar" vergadering een besluit
genomen had? Wie meende dat
we na het schrappen van veel
dubbele e's en o's en na het laten
vervallen van de meeste nlet-
uitgesproken ch's een probleem
loos taaltje overgehouden heb-"
ben zit er flink naast. Veel men
sen blijken niet aan te voelen dat
„het" en „haar" op voet van oor
log met elkaar behoren te leven
en ook over de andere geslach
ten die we nog in ere moeten
houden maken ze zich niet veel
zorgen En omdat „haar" velen
kennelijk gemakkelijker uit de
pen vloeit en voor menigeen mis
schien ook natuurlijker klinkt
lees je niet zelden over de raad of
de bond die in „haar" (in plaats
van „zijn") vergadering iets be
sloten heeft
Wie de strijd tegen dergelijke
misgrepen voortzet voert, vrees
ik. een achterhoedegevecht, hoe
veel „lastige" regels zijn er al
niet overboord gezet! Dat besef
je weer eens als Je een spraak
kunst uit het begin van deze
eeuw doorbladert, zoals die wel
ke in 1902 in het licht gegeven
werd door de heer J. C. Kummer.
onderwijzer te Amsterdam
Kummer gaat, hij vertelt het al
op de eerste bladzijden, niet mee
met in zijn tijd heersende opvat
tingen. Vooral over het woord
geslacht neemt hij geen blad
voor de mond. De in de vorige
eeuw door De Vries en Te Winkel
opgestelde regels zijn volgens
Kummer „een bron van kwel
ling". ze houden „weinig of geen
rekening met het gebruik van
onze dagen" en hij hoopt dat de
„boeien" verbroken zullen wor
den „die den schrijvenden de
handen zoo geheel noodeloos
binden". Er is volgens Kummer
maar één goede regel: alle nlet-
mannelijke zaaknamen zijn on
zijdig. want zo is het ook in de
spreektaal. Hij noemt het een
„logen" dat „een hoed mannelijk
en een pet vrouwelijk zou zijn".
De meeste ellende die Kummer
signaleert behoort inmiddels wel
tot het verleden. Al zit het res-
tantje ons af en toe nog lelijk
dwars, deze narigheid verbleekt
bij die van de tijd wa arin men
volgens Kummer bijna geen
regel kon schrijven zonder een
geslachtslijst te raadplegen. Tot
wat voor toestanden dat kon lei
den verneem ik uit een ander
geschrift. Volgens De Vries en Te
Winkel was een hyena altijd
vrouwelijk, zodat men van een
mannetjeshyena moest zeggen
dat .zij' haar prooi verslond. Bij
de olifanten lagen de zaken an
dersom, maar het was er niet
minder lachen geblazen; dat dier
was altijd mannelijk ook als het
een vrouwtje was. zodat het kon
gebeuren dat men schreef over
„dien wijfjesolifant en zijn man
netje".
Hoe zeer we misschien geneigd
zijn te treuren over bepaalde
ontwikkelingen in onze taal, ook
aan volgens de formele regels
goed gebruikte woorden kan een
flink steekje los zijn. Zoals in een
bericht dat in de nacht na twee
de paasdag via de ANP-telexen
verspreid werd. Op een Amster
damse kermis ontstaat ruzie, een
van de daarbij betrokkenen
trekt een mes en steekt de ander
in borst en pols. De dader vlucht,
maar wat er van hem bekend is
wordt ons haarfijn verteld: het is
„een zuidelijk type. vermoede
lijk een Marokkaan Dat weten
we dus weer. opnieuw één-nul
voor het bevoorrechte West-
Europa! Dan toch maar liever
een zin met zeven taalfouten.