1 ijfendertig eeuwen en klinken ij J «e Groteske verhalen van Thomas Brasch Cr- Pver de verdorvenheid 'van dynastieke dromen f r, ni ;DAG 21 APRIL 1979 ■KUNST" TROUW/KWARTET 19 Jen moet de koffie niet drinken, maar tuigen zo warm als het maar kan. Men oet de rand van het kopje tussen tong en Sderlip en bovenlip houden en vervolgens ït men zuigen, dat wil zeggen, slokje :r slokje." Dat schreef P. S. Dufour in 15, toen de koffie in ons land een nog iuw genotmiddel was in zijn „Nieuwe en bijzondere verhandeling over koffie, thee en chocolade". Hoe en waaruit men deze en andere dranken in de loop van 35 eeuwen heeft gedronken is tot 4 juni te zien in het Haags Gemeentemuseum waar drinkgerei uit eigen bezit is tentoongesteld onder het motto „Drinken en Klinken". >or R. N. Degens 1 Germanen dronken ir uit de schedels van tn verslagen vijanden. nlt wil nog weieens als Drbeeld van de ruwe ïn en gewoonten dit ongekerstende cje worden gehan- Aan de histori- juistheid van dit orbeeld kan met re- n getwijfeld worden. lefcr niet alleen daarom zijn op de tentoonstelling tinken en Klinken" in het agse Gemeentemuseum schedels te zien. Ze wa- gewoon niet aanwezig in ja| eigen bezit waaruit deze .irige tentoonstelling in Tfd he j in Itfdzaak is samengesteld. I rjk daardoor is de beeldende ast, voorzover die zich de ""itste eeuwen met drank en heeft bezig- aouden, maar zeer schaars rtegehwoordigd. Om nog .rar te zwijgen van de sociale ^becten van het drinken en nken in de loop der eeuwen. n i It is dan ook een aanvanke- t wat teleurstellende, want IS% wat saaie, uitstalling voor elfc even doordenkt over wat allemaal nog meer over dat derwerp te zeggen en te to ft zou vallen. Maar voor wie —Ui tevoren heeft laten waar- .luwen door de beperkende „3500 Jaar drink- __rei uit eigen bezit" valt het eindelijk toch wel erg mee. i de afdeling kunstnijver- )ld van het Haagse museum eeg hier nu eens de gelegen- id haar collectie op een ge- Iht onderwerp te sorteren en lai opgepoetst uit te stallen. Satt zeer informatieve toelich- igen, in duidelijke belette- i }g op witte kaarten bij de voorwerpen geplaatst, staat iar nu in het nieuwe gedeel- opjvan het museum het ser- Een kopergravure uit Augsburg (18e eeuw) viesgoed waar onze voorvade ren uit dronken als ze dorst hadden. En, wanneer die dorst allang gelest was, puur voor het lek ker, of voor de genezende kracht die sommige dranken heetten te bezitten. En niet te vergeten, voor de roeswerking van alcoholhoudende dran ken waaraan in de loop der geschiedenis zoveel te danken en te wijten is geweest. Terloops Over dat laatste gaat deze tentoonstelling niet of maar zeer terloops. Strikt genomen zie Je er alleen maar hoe de mensen hun geliefde drankjes in de loop der tijden tot zich namen. Daarbij zijn de voor werpen die ze daarbij gebruik ten ingedeeld naar de volgen de soorten dranken: wijn, bier, thee, koffie en chocolade. Uit kunstzinnig oogpunt zijn de „vaten" waarin deze dran ken gemaakt, bewaard of ge dronken werden evenzovele genotmiddelen voor het oog. De magnifiek gedecoreerde aardewerk schalen waaruit zo ongeveer 500 jaar voor de jaartelling in Griekenland de (altijd met water vermengde) wijn werd gedronken, de sier lijke wijnglazen door Italiaan se meesters zo omstreeks de 11e eeuw geblazen, de stoere groene Rhynse roemers en fluitglazen die in Neerlands Gouden Eeuw het drinkgerei der rijken waren, de prachtige schenkkannen van tin en steengoed, het geslepen en geëtste glas uit de 18e eeuw, tot en met voorbeelden van moderne vormgeving op het gebied van drinkserviezen, het is er allemaal. Zelfs het papieren en plastic wegwerp- spul waaruit we tegenwoordig onze koffie en frisdranken naar binnen werken, zijn er in een aparte vitrine te kijk ge steld. Maar dat dan wel hele maal aan de uitgang, op een weinig opvallende plaats. Omdat het water in de 16e en 17e eeuw op de meeste plaat sen van bijzonder slechte kwaliteit, en gevaarlijk voor de gezondheid was, werd het bier letterlijk als water ge dronken. Iedereen, man, vrouw, jong en oud, dronk bier, van een kwaliteit die wij waarschijnlijk niet door onze keel zouden krijgen. Met slecht water maakt men na melijk geen smakelijk bier. maar er was geen keus en men kon dus niet kieskeurig zijn. De catalogus bij deze tentoon stelling (een groot formaat fol der met ongeveer 100 afbeel dingen) vermeldt dat er tot 1600 in Haarlem 50, in Delft 108 en in Amersfoort 350 brou werijen waren. Wat die produ ceerden verdween door de ke len der dorstigen via de nu door ons als kostbaar antiek bewonderde hardstenen en tinnen bierkannen en -bekers, pullen en kroezen. Het is dit vaatwerk dat door schilders uit die tijd ook zo prachtig is gebruikt als stoffering voor historische en bijbelse tafere len, zoals op dat paneel waar de „Meester van het Amster damse sterfbed van Maria" heeft uitgebeeld hoe hij zich „Het laatste avondmaal" voorstelde. Het is in bezit van het Rijksmuseum en op deze tentoonstelling helaas alleen in fotoreproduktie te zien. Geneeskrachtig Overigens werd het overmatig drankgebruik ook toen al door wijze mannen hoofd schuddend becommentari eerd. Zo verzuchtte Roemer Visscher in 1614: „De meeste mensen zijn soo ghesint, datse eerlijcke Konsten, goede Am bachten, niet doen dan ghed- wonghen van de behoeft- gheydt; maer dobbelen, droncken drincken, dat noe men zy Recreatie, en een lus- tigh vrolijck leven." Onschuldiger voor het licha- p"joor J. van Doorne. e m Igei algemeen wordt het einde van e Middeleeuwen geacht te zijn gebroken na de ontdekking de Nieuwe wereld. Men kan hter ook stellen, dat het beëin- gen van de Middeleeuwen een sit werd toen Karei V afstand eed, want met die troonsaf- tand kwam voorgoed een einde an de droom van een twee- eling der wereld: een enkel we- "ldlijk gezag en een enkel ker- elijk gezag. 'Pve in Gent geboren Karei V, zoon van Jilips de Schone, hertog van Bourgondië Ti koning van Castilië, is het niet gelukt, He of althans de meeste macht in Euro- h fa en de beide Indiën aan zich te trek- yien. Daarenboven wies onder zijn be- luur het protestantisme tot een bedui lende macht. Teleurgesteld, lichamelijk !kejenzwakt, deed hij in 1555 afstand van de toon, of liever: van zijn vele tronen. Hij tas toen Duits keizer, koning van geheel Ipanje en wat daarbij hoorde in Zuid- en Ïidden-Amerika. Hij had daarvoor nog ien belangrijke rol gespeeld in het ont- .Jtaan van onze natie, omdat hij Fries- %id, Groningen en Gelderland aan de Nederlanden toevoegde, de zogeheten lourgondische kreits. Maar zijn grote Iroom had hij niet kunnen verwezenlij- ten. Zijn rijk viel aan een broer van hem oe en aan zijn zoon Felipe, de befaamde lïlips H. Je laatste jaren van zijn leven bracht de ""loor reumatiek en vraatzucht geplaagde torst door in een villa in Spanje, en wel San Geronimo de Yuste. Hij stierf in >ie laatste jaren nu zijn door Theun de Vries in een korte roman geschilderd: „De dood kwam met muziek." De Vries heeft dat voortreffelijk gedaan. Karei V leefde in zijn weelderig gemeubi leerde landhuis in afzondering, slechts' omringd van enkele getrouwen, een biechtvader, een lijfarts, een kok en een secretaris. De Vries laat hem dan terug denken over zijn mislukte leven. Op een avond hoort de zieke monarch uit de bijgebouwen van zijn buitenhuis wonderbaarlijk mooie gitaarmuziek. En die muziek brengt hem aan het denken. Het wordt een smartelijk herdenken van mislukkingen maar ook van misdragin gen. De Vries laat in hem de grote twijfel ontstaan. Deed ik misschien verkeerd? Wat is waarheid? Heb ik liefde gediend? Theun de Vries laat Karei dan ook niet in wrok omzien. Nee, hij laat hem tot zichzelf komen. Uiteraard laat de auteur hem niet tot een modem schuldbesef komen. Hij geeft hem de twijfel van een oude, ont goochelde man. Het uitnemende gebruik van de taal. dat leidt tot zeer mooie, picturale beschrij vingen van landschappen en beschrij vingen van personen en situaties, mag men vooral niet als romantiek zien. Ro mantiek en dramatiek kunnen zeer wel samengaan. Romantiek en tragiek slui ten elkaar uit. Theun de Vries is géén romanticus. Nu hebben wij in „De dood kwam met muziek" niet met een historische roman in de strenge betekenis te maken. Nie mand zal ooit de gedachten weten die Karei V gehad heeft. Maar de auteur gebruikt zijn procédé wél om de historie te beschrijven tijdens het aan de macht zijn van zijn hoofdfiguur. En die is er een van bloed en tranen, van teleurstelling en boosheid. De wrede onderdrukkingen van de Spaanse opstand en van die van Gent komen in zijn herinnering terug. Zijn al even wreed gevecht tegen het lutheranisme en zijn woede over zoveel opstand spoken door zijn arme, oude hoofd. Telkens als hij de gitaarmuziek hoort, komen de herinneringen. Hij wil de mu zikant niet bij zich roepen. Laat de man maar niet weten wie naar zijn muziek luistert en ernaar hunkert. En dan is de muziek er niet meer. Het blijkt dat de muzikant een heimelijke muzelman is, ogenschijnlijk een katholiek, maar een renegaat. Hij is op last van het heilig Officie, dat is de inquisitie, gevangen genomen. Dit is te veel voor Karei. Zijn dood komt naderbij. Dan laat De Vries hem dit beleven: „Mijn geest die in de stervensschemering werd rondgedre ven. stiet aldoor op dezelfde spoken, de onherkenbaren, zonder hoofd of gezicht, verminkt, door vuur geblakerd. Hij had iets wezenlijks verzuimd. Misschien had hij al wat er op aankwam in het bestaan verzuimd. Het eindresultaat van dit al- lesverzuim was een verschrikking. Het was wat hij hier op dit doodsbed voor stelde. Een niets". De betekenis van deze korte roman, die ik niet anders dan een literair meester werk kan noemen, gaat ver uit boven een goed geschreven historisch relaas. Hij demaskeert de dynastieke machts droom, het duivelse verlangen naar bezit van volkeren en landen, een verlangen dat, nu geen dynastieën meer de macht uitmaken, door élites wordt nagejaagd, met welke fraaie namen ze zich ook sieren mogen. Theun de Vries: „De dood kwam met muziek." Bij Querido te Amsterdam. Paperback. Aantal pagina's 109. Prijs 19.90. Het laatste avondmaal, geschilderd door de Meester van het Amsterdamse sterfbed van Maria. melijk welzijn, en aanvanke lijk zelfs als geneeskrachtig beschouwd waren.de sinds de 17e eeuw als genotmiddelen in zwang gekomen koffie, thee en chocolade. Dranken die niet uit kroezen, bekers of kannen gedronken werden, maar waarvoor een speciaal serviesgoed in gebruik kwam:. Chinees porcelein geïmpor teerd uit het land van her komst van de thee, dat al gauw ook in Nederland werd vervaardigd. Oogverrukkende voorbeelden daarvan zijn in het kader van „Drinken en Klinken" uitgestald, al bleef bij het theedrinken het klin ken beperkt tot het glaasje brandewijn dat men na afloop van een theepartij als „afzak kertje" placht te nuttigen. Hoogtepunten van de soms van overdadige versierlust ge tuigende produktie van kof fie- en theegerei stammen uit de 18e eeuw: theepotten, wa terketels en kraantjeskannen van zilver, verschillende soor ten porceleinen kopjes speci aal voor koffie, thee, of (van hoger model) chocolade. Van de Nederlandse porceleinfa- brieken die in Weesp, Loos- drecht en Den Haag gevestigd waren, zijn op deze tentoon stelling bijzonder fraaie pro- dukten te zien. Die door tijdgenoten nogal duur werden gevonden, zoals blijkt uit een verslagje in de Arnhemse Courant (16 Juni 1900) over de Plateelbakkerij Rozenburg waarin staat ,,'t is toch werkelijk prijzig als men voor een nietig klein vaasje 12.- en voor een aardigen maar toch vrij bescheiden inktkoker 22,50 verschul digd is." Zo is er altijd wel wat aan te merken. Ook op deze tentoon stelling die, zoals gezegd, naar meer doet verlangen dan ze. duidelijk toegelicht en smaakvol uitgestald, te zien geeft De Oostduitse schrijver Thomas Brasch was in 1976 een der eersten die het protest tegen de „Ausbürgerung" van de dichter-cabaretier Wolf Biennann ondertekenden. Onder de titel „Boven ons een hemel van staal" verscheen een Nederlandse vertaling van zijn verhalenbundel uit 1977. Het gaat daarin volgens Hans Ester meer om de confrontatie van individu en samenleving in het algemeen, dan om een alleen in de DDR mogelijke botsing van verlangen naar individualiteit en sociale ordening. door Hans Ester De omslag van de uit het Duits vertaalde bundel verhalen „Bo ven ons een hemel van staal" van Thomas Brasch is bepaald geslaagder dan die van de oor spronkelijke uitgave „Vor den vatem sterben die Söhne" uit 1977. De tekening van Hilke Tas man op de omslag is een inter pretatie van de inhoud: de „he mel van staal" wordt beheerst door het nationale symbool van de DDR, hamer en passer, om ringd door een krans van koren aren. Het woordje „ons" uit de titel vult de tekening ook in: achter een muur met naar binnen gebogen stangen met prik keldraad zijn grote masten met lampen zichtbaar en daarachter enkele huizen blokken. Op een van die huizenblokken wappert een aantal vlaggen, die keurig in het gelid staan. Het kan niet missen, deze muur is dé muur en aangezien de auteur Thomas Brasch in 1976 een van de eersten was, die het protest tegen de „Ausbürgerung" van dichter/cabaretier Wolf Biermann ondertekenden, moet deze bundel verhalen wel een boekje opendoen over dat totalitaire andere Duitsland, de DDR. Een documentatie in verhaalvorm? Zo gemakkelijk laten zich echter de elf prozafragmenten van Brasch niet onder een noemer brengen. De boeiende teke ning zou als illustratie misschien beter hebben gepast bij romans als „unvollen- dete Geschichte" van Volker Braun of „Schlafose Tage" van Jurek Becker waarin menselijke problemen uitslui tend tot een conflict tussen de DDR- ideologie en een bedreigd individu te herleiden zijn. Ik wil hiermee niet bewe ren dat de DDR geen rol speelt in de verhalen van Brasch. De DDR vormt op het eerste gezicht de achtergrond van alle verhalen. In het indrukwekkende verhaal „Vliegen op het gezicht" staat de confrontatie tussen een afgeleefd lid van de „opbouw-generatie" in de DDR en een rebellerende Jongen, Robert ge naamd. in het middelpunt: „Hou Je niet van den domme, zei Robert en keek de oude man strak aan. Dat hoort toch bij dit gezelschapsspelletje. Jij had jouw tekst, nu heb ik de mijne, en die luidt: Wat Jij kon doen dat kan ik niet. Tenslot te hebben Jullie om de mooie hulzen fi£ Thomas Brasch heen ook nog een muur gebouwd." (Blz. 20). DDR-re&liteit Ook in de andere verhalen zoals „En boven ons sluit zich een hemel van staal" over drie Jongeren, die zoals de Duitser zegt „aussteigen". niet meer meespelen in het geordend geheel en in „Met socialistische groet". „Uitschot" en „Fastnacht" roept de schrijver de DDR- realiteit voor de ogen van de lezer op. Namen en begrippen verwijzen naar be kende gegevens uit het leven van alledag in de DDR. Alles lijkt op typische DDR- situaties te mikken. Tot zover bevesti gen de verhalen de suggestie, die van de omslagtekening uitgaat. Maar er lijkt in de verhalen van Brasch toch meer aan de hand te zijn. Na herlezing van deze bundel verhalen en na de boeiende ken nismaking met zijn toneelstuk „Rotter" heeft de indruk bij mij als lezer steeds sterker postgevat, dat het de verteller meer om de confrontatie van individu en samenleving in het algemeen dan om een alleen in de DDR mogelijke botsing van verlangen naar individualiteit en sociale ordening te doen is. Ik denk hierbij in het bijzonder aan de verhalen „Fastnacht" en „Uitschot". Dat de ge beurtenissen uit deze verhalen zich in de DDR afspelen, blijkt uit namen en ver wijzingen. Maar het conflict, dat aan de spanning van deze verhalen ten grondslag ligt, hoeft niet noodzakelijk een aan de DDR inherent conflict te zijn. De DDR als vertelde achtergrond zou eerder als mid del dan als doel moeten worden betiteld. Fragmentarisoh Een tweede element, dat het volledig begrijpen van deze verhalen bemoeilijkt, ligt in hun fragmentarisch karakter. De lezer wordt midden in een blijkbaar al lang bestaande handeling gegooid en moet maar zien, dat hij zich kan oriënte ren. Het verhaal „De slag tegen de kop van de os" is hier een voorbeeld van. Het begint met de zin: „Ramtur leunt tegen de krullenwagen en wacht op het mo ment dat zijn hart ophoudt met klop pen". (Blz. 71) In de meeste gevallen treedt ^en soort hoofdfiguur naar voren, die in een situatie van onzekerheid ver keert en daardoor enigszins vergelijk baar is met de lezer van het verhaal. Veel verhalen missen ook een vorm van af ronding, ze eindigen volledig open en laten de lezers (en de hoofdfiguur) met vraagtekens zitten. Onder andere daar door werd ik af en toe aan Franz Kafka herinnerd. De genoemde elementen maken duide lijk, dat Thomas Brasch een geheel ei gen plaats inneemt in de Duitse litera tuur en dat het uiteindelijk een riskante zaak is, om vooral in een bepaalde ver houding tegenover de DDR de intentie van zijn verhalen te zien. De nu in het Nederlands verschenen bundel vormde de eerste proza-publika- tie van Brasch. In 1975 had hij in de destijds in de DDR zeer populaire serie „Poesiealbum" gedichten gepubliceerd. De redacteur van deze reeks, Bemd Jentzsch, woont sinds de kwestie Bier mann in Zwitserland. Thomas Brasch, die vanaf zijn middelbare schooltijd per manent overhoop lag met de DDR-auto- riteiten, verliet de DDR in 1976 en werkt sedertdien bij het Schiller-Theater in West-Berlijn. Behalve de genoemde ti tels publiceerde hij in 1977 een verzame ling teksten, bestaande uit proza, toneel en poëzie met foto's gelardeerd, onder de titel „Kargo". „Boven ons een hemel van staal" in de goede vertaling van Gerrlt Bus- - sink, verscheen bij uitgeverij Bruna en kost 16,90.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 19