)e laatste Nassau r mH\ï allerduurste biljart xecte afstammeling van Frederik Hendrik leeft als gewoon Engels burger Wetenschap en techniek >G 21 APRIL 1979 ■BINNENLAND! TROUW/KWARTET 17 dorp niet ver van Londen woont Frederick Herbert iu. zo op het eerste gezicht een gewone Engelsman, ts zijn naaste familie en intieme kennissen kennen het am van zijn afkomst en dat is een boeiend verhaal. (dek Herbert is namelijk de laatste Nassau. Hij is er de iet naar zich daarop te beroemen, al betekent dat en veel voor hem. tta de vorige eeuw waren de Nassaus, met wie onze iklijke familie nauwe banden heeft, talrijk in aantal, dien is dit eens zo roemrijke geslacht echter vrijwel Btorven. In Nederland verdween met koning Willem de op 23 november 1890 de Ottonische tak van het toneel. m 12 volgde de Walramse tak, toen in Luxemburg liertog Willem overleed. irick Herbert, die de in Engeland wonende tak gestalte geeft, is onbetwist de laatste mannelijke Nassau. Hij stamt regelrecht af van Frederik van Nassau-Zuylenstein, de in 1623 geboren zoon van Frederik Hendrik. De Stedendwinger dankte deze zoon aan een romance met de Emmerikse burgemeestersdochter Catharina Bruyns, twee jaar voordat hij met Amalia van Solms trouwde. Vanwege die afkomst kon Frederik van Nassau-Zuylenstein geen aanspraak maken op de rechten die zijn in 1626 geboren halfbroer Willem de Tweede wel had. Frederik Hendrik deed echter niet geheimzinnig met zijn bastaardzoon. Hij erkende hem volledig en Frederik groeide samen met Willem op in het gezin van de stadhouder. Hij was zelfs de lievelingszoon van de prins. Dat werd duidelijk toen Frederik Hendrik hem in 1640 het kasteel Zuylenstein bij Leersum ten geschenke gaf en Frederik bij zijn dood 80.000 gulden naliet. Frederik van Nassau-Zuylenstein sneuvelde in 1872 bij Woerden in een gevecht met Franse troepen. Zijn zoon Willem raakte bevriend met zijn neef, koning-stadhouder Willem de Derde. Hij volgde deze naar Engeland en liet zich naturaliseren als Engelsman. Willem de Derde benoemde hem tot kamerheer en gaf hem een paar Britse adellijke titels, waarvan die van graaf van Rochford de belangrijkste was. De Britse Nassaus kwamen hoog in aanzien totdat zij in het midden van de vorige eeuw titel en bezittingen kwijt raakten. Sindsdien leven zij als gewone burgers, zij het met veel herinneringen. Daar Frederick Herbert Nassau 59 jaar is en slechts een dochter heeft, staat nu wel vast dat met hem de Nassaus definitief de geschiedenis zullen ingaan. Fred Lammers gton in het graafschap zou je een voorstadje van kunnen noemen. Het ligt de trein maar een half uur lan. Toch is het een echt Vandaar dat het een gelief- onplaats is voor mensen die Iden werken, maar de voor geven aan het buitenleven. fste huizen die er staan zijn archi- £ch niet indrukwekkend, al hebben i allemaal een aardige tuin. Zo ook a ride bakstenen opgetrokken hulzen Cedarcroft road. In een daarvan op 8Qr 62. woont Frederick Herbert Nas- ,n t zijn vrouw, de Schots/Ierse Eliza- 3. c Gee, een Brits echtpaar zoals er ÜJn te vinden. De bijna zestigjarige ck Freddie in de wandeling al 31 jaar op een van de grote Ties, waar hij zich bezighoudt met fhting van overheidsgebouwen. 3%tend om acht uur trekt Frederick zijn huisdeur achter zich dicht, om 7c|blauwe auto naar het station van in te rijden. Daar neemt hij de trein onden en van Waterloo-station is yi nog twintig minuten lopen naar uur 's avonds ben ik in de regel luis," vertelt Frederick me als we Jn woning rijden. Hij heeft me in in van de trein gehaald. „Mijn man i van postuur" heeft Betty 's mor- di^or de telefoon gezegd. N- "«hoedje Nttt weinig moeite hem te vinden. Er a in Surbiton maar een paar men de trein naar Portsmouth. De in dl grijs kostuum met zwart deuk- geklede Frederick Nassau is inder- ilein van stuk. Hij loopt wat voor- en herinnering aan de laatste we- ïog, toen hij onder Montgomery als werd ingezet bij El Alamein. De lal, die zich daar openbaarde als |van te grote lichamelijke inspan- is in de loop der jaren alleen maar jeworden. Frederik van Nassau-Zuylenstein, de zoon van Frederik Hendrik. Daar is hij dan: de laatste Nassau, denk ik bij mezelf als de man, die bovenaan zijn nauwkeurig bijgehouden stamboom „Fre derick, Prince of Orange" heeft staan, met uitgestoken hand vriendelijk lachend op me af komt. Op weg naar Chessington bereidt hij me er op voor dat hij in een klein huis woont. „Het is echter groot genoeg voor Betty en mij, vooral sinds onze dochter is getrouwd." Het huis is inderdaad niet groot, maar Engels huiselijk. In de kamer staat een door Betty opgemaakt bloemstuk van narcissen. Bloemen schikken, de tuin bij houden en koken is haar afdeling. Frede rick is beter in timmeren. Het hele huis draagt daar de sporen van. „Het is een goede tegenhanger voor mijn gewone werk. Daarbij moet ik mijn hoofd gebrui ken, hier gebruik ik mijn handen," zegt Freddy. Betty knikt: „Daarnaast zijn we alle twee verwoede lezers. We zijn lid van drie bibliotheken." „Wij zijn gelukkige mensen, tevreden met het leven zoals wij dat leiden. Daarbij komt dat ik een vrouw heb die niet veelei send is. Betty geniet evenals ik van kleine dingen bijvoorbeeld van de bloemen die ik haar op 30 april, onze verlovingsdag, altijd geef. Ja, die datum vieren we elk jaar. We hebben elkaar in 1940 in New Castle leren kennen. Toen we ons op de laatste april dag van 1943 verloofden wisten we niet dat die datum voor de Nederlandse koninklijke familie ook een bijzondere was. Juliana was hier toen nog een onbe kende figuur. Het was de tijd van konin gin Wilhelmina. Daar hoorde je wel over. Nu weten we het wel dat koningin Juliana op die dag jarig is. Als we elkaar op de ochtend van de 30e april feliciteren zeggen we er tegenwoordig altijd bij: „Happy birthday, queen Juliana". Ja, Nederland en onze koninklijke familie spelen een grote rol in het leven van de familie Nassau. Het is zelfs zo dat Frede rick Nassau als het op afstamming aan komt betere papieren op tafel kan leggen dan onze koningin, zij het dat hij als Engelsman geen enkele aanspraak kan doen gelden op de Nederlandse troon en ook zeker'niet van plan is dat te doen. Royal Signals^———» In Engeland is Nassau een onbekende naam, vooral voor de oorlog, toen de Brit ten alleen in hun eigen historie geïnteres seerd waren, op enkele uitzonderingen na. Een van die uitzonderingen was een offi cier bij de Royal Signals (verbindingstroe pen), mijn legeronderdeel. Hij begon er op een dag over, dat mijn familienaam in de Europese geschiedenis regelmatig voor kwam. Ik kon hem echter niet veel wijzer maken. „Ik wist dat er in het verleden contacten hadden bestaan met de Nederlandse ko ninklijke familie, maar details wist ik niet. Er werd bij ons thuis eigenlijk nooit over gesproken. Alleen in het begin van de jaren dertig kwam het ter sprake naar aanleiding van een artikel in The Essex Review, een lokale krant, waarin werd geschreven over de laatste Nassau. Daar mee werd de broer van mijn overgrootva der bedoeld, die in 1845 op vreemde wijze aan zijn eind kwam in St Osyth Priory, het kasteel hier zeventig mijl vandaan, waar mijn voorouders een paar eeuwen hebben gewoond. De broer van mijn overgrootvader was de op één na laatste Nassau, die in het kas teel woonde. Hij was een man die hield van het goede leven. Dat was aan zijn Frederick Nassau en zijn vrouw Elizabeth: wij zijn heel gewone mensen uiterlijk te merken. Hij was volgens de verhalen zo omvangrijk, dat er een stuk uit de eettafel, moest worden gezaagd om hem het zitten gemakkelijker te maken. Regelmatig gaf hij grote feesten, waarop zelfs de jonge koningin Victoria te gast was. Dat leven op grote voet is hem en daarmee onze familie noodlottig gewor den. Op een dag vond zijn butler hem dood in zijn stoel. Hij was met een penne- mesje om het leven gebracht of had daar mee zelfmoord gepleegd. De juiste toe dracht is nooit aan het licht gekomen, hoewel nog lang het gerucht de ronde heeft gedaan dat de dorpsbarbier, die hem elke ochtend kwam scheren, de dader is geweest. Schulden Maar wat er ook is gebeurd, hij was niet de laatste Nassau, zoals in dat artikel werd beweerd. Mijn overgrootvader volgde hem op. Hij plukte de wrange vruchten van de leefwijze van zijn broer. Kort nadat hij in 1857 was gestorven moest het kasteel en de hele inventaris wegens schulden bor den verkocht. Mijn grootvader, die nog op St Osyth is geboren, verhuisde met mijn moeder naar Londen. Daar hebben ze het erg moeilijk gehad. Grootvader heeft later een baan gekregen bij een bekende hoe- denfabrikant. Mijn vader heeft daar even eens gewerkt als vertegenwoordiger. Als zodanig kwam hij regelmatig in Neder land. Elke dag schreef hij daarvandaan opgetogen brieven naar huis. Maar noch mijn grootvader, noch mijn vader is ooit teruggeweest naar het kasteel. Frederick Nassau zelf is vorig jaar pas voor het eerst naar het voorvaderlijk kas teel gegaan. Het grootste gedeelte ervan is thans een herstellingsoord en in een vleu gel woont de romanschrijver (degenen die zijn boeken niet kennen missen niets) en kunstverzamelaar Somerset de Chair. „Ik hoef er nu niet meer heen. Het was heel aardig er eens een kijkje te nemen, maar het is niet meer het kasteel van de Nassaus. De enige herinnering die ik er aan onze familie vond was een oude prent van het kasteel uit het begin van de ne gentiende eeuw met op de voorgrond een koets waarin die dikke Nassau zou zitten, maar daar was niets van te zien. Het meest sprak me nog het park aan. In gedachten zag ik mijn voorouders daar lopen. Bijna niets rest Frederick Nassau meer van dat rijke verleden. Van kasteel Zuy lenstein, dat overigens niet meer bestaat (het werd in 1945 bij een bombardement vernield) deden de Nassau's al een paar eeuwen geleden afstand. Zij interesseer den zich trouwens nauwelijks voor dat kasteel in het verre Holland. De schilderij en, die er van Fredericks voorouders zijn gemaakt zijn her en der verspreid. Ook in Nederland, met name op kasteel Ameron- gen, hangt het nodige. Oud boek „Kijk, dit is het enige dat we nog hebben, waarvan we zeker weten dat het uit de St Osyth afkomstig is. Ik heb het van mijn vader gekregen en die weer van zijn va der," zegt Frederick, terwijl hij me een oud boek uit 1772 in de hand stopt. Het wordt evenals de stamboom en de andere familiepapieren zuinig bewaard, boven in het kabinet. Het beschrijft de Britse adel en natuurlijk ook de Nassau's Oude verhalen———^ Freddie en Betty kunnen van die oude verhalen genieten, zoals ze dat ook deden toen ze in 1973, na een verblijf van drie jaar in Hongkong, waar Frederick voor zijn werk naar toe moest, via Amerika terugreisden naar Engeland. „We deden ook de Bahama's aan en de hoofdstad Nassau. Dat was heel grappig. Overal za gen we onze naam: Nassau-straat, Nassau- promenade, Nassau-bibllotheek, Nassau- hotel en ga zo maar door. Daarom zou ik ook graag eens naar Nederland en Duits land gaan om de plaatsen te bezoeken die in het leven van mijn voorouders een rol hebben gespeeld. „Het zal er denk ik ook wel van komen. In september ga ik met pensioen en dan krijg ik tijd om te reizen. We gaan dan vast ook even bij Soestdijk kijken, maar we den ken er niet over er op bezoek te gaan. Het is grappig dat jullie koninklijke familie in de verte familie van ons is. maar zij leven in een andere wereld dan wij. Hun wereld is voor ons de wereld van de verhalen. Ons leven is in Chessington en ergens zijn we daar blij om. Het is in deze tijd niet zo plezierig op de voorgrond te treden." Dat Frederick Nassau de laatste is van zijn geslacht vindt hij jammer. „Ik heb er echter geen slapeloze nachten van. Het gaat in de geschiedenis zoals het moet gaan." ,-v door Rob Foppema t. dr. H. H. Brongersma is een uiterst oppervlakkig onderzoeker. Niet alleen interesseert hij zich slechts voor de ^enkant der dingen, hij kan bovendien met behulp van biljartballen aan een gewoon mens uitleggen wat hij aan het n is. Gelukkig voor zijn reputatie, is het instrument waarmee hij werkt, uiterst exclusief: _fervlakkigheid wel degelijk een fnschappelijke gd zijn. Want je t er aardig zeker zijn dat het op- Hak van een vaste Je' andere eigen- Ippen heeft dan tnassa daaronder, i een kristal in el- zit. wordt be rt door de wissel- kl üng tussen de sa- stellende ato- 8 Een atoom aan oppervlak, heeft minstens één geen buren en idt zich zich dus in anderssoortige Itie. Taag naar de opper- e-eigenschappen een aantal zeer prak- e achtergronden. k nige processen zijn er lel van afhankelijk, lij- Sd bijvoorbeeld. Ook het g n niet verroesten van (meer algemeen: cor- 7S)) is een oppervlakte- p£hijnsel. En de kataly satoren die allerlei chemi sche processen versnellen, doen dat met hun opper vlak. Maar het onderzoek van prof. Brongersma en zijn medewerkers richt zich vooralsnog op fundamen tele vragen: welke atomen zitten er aan de buiten kant, hoe zijn ze daar ge rangschikt? En wat zijn hun elektronische eigen schappen (het verhaal speelt zich af in Philips" Natuurkundig Laboratori um). Er bestaan eigenlijk geen goede methoden, zegt Brongersma, om selectief dat allerbuitenste laagje te bestuderen. Er zijn een stuk of vijftien onderzoek technieken, die elk een be perkt soort deelinformatie opleveren. Het algemene schema is dat je iets naar een oppervlak toe smijt en kijkt wat er terugkomt. Dat „iets" kan licht zijn, of een bundel elektronen of zwaardere elektrisch gela den deeltjes (ionen). Bij de bescheiden snelheid waarmee in Eindhoven neon-ionen naar een opper vlak gesmeten worden, tre den alleen „elastische" botsingen op. Er gelden de zelfde regels als op de bil jarttafel. Ze zijn zelfs nog eenvoudiger: er wordt niet met effect gespeeld, men smijt met niet-draaiende ballen. Om die regels te verken nen, nemen we de keu ter hand en spelen de witte bal recht op de rode. De witte blijft op de plek van de botsing doodstil liggen, draagt al zijn bewegings energie over aan de rode. die met de oorspronkelijke snelheid wegrolt. Als we de rode half raken, wordt de energie gelijk over beide ballen verdeeld. Ze rollen na de botsing in verschil lende richtingen weg. Bij een schampschot tenslot te, wordt haast geen ener gie overgedragen. De rode blijft bijna stil liggen, de witte rolt haast onveran derd door. Nu we het gevoel voor de spelregels een beetje te pakken hebben, gaan we een flauwe grap uithalen. De rode bal wordt vervan gen door een vals exem plaar dat van binnen uit lood bestaat, en dus veel zwaarder is dan de witte. Voor de biljarter begint nu een nachtmerrie, voor de natuurkundige begint het juist interessant te wor den. Als we de zware rode in het midden raken, is er geen sprake meer van dat de witte netjes blijft lig gen. Hij wordt in de rich ting van de keu weer terug gekaatst. terwijl de rode nauwelijks in beweging komt. Bij een botsing met een zwaarder doelwit wordt kennenlijk minder bewegingsenergie overge dragen. (Even terzijde: dit heeft wel degelijk met de filoso fie van het biljart te ma ken. Bij een elastische bot sing met een „oneindig" zwaar doelwit draagt de bal helemaal geen energie over. Daarom komt hij zo netjes terug van de band. waar hij tegen het biljart als geheel botst, dat inder daad onnoemelijk veel zwaarder is dan de bal.) Terug naar ons spelletje. De snelheid waarmee de witte bal terugkomt, ver schaft ons informatie over de hoeveelheid overgedra gen energie, en dus over het gewicht van de rode. Hetzelfde geldt, wanneer we de rode half aanspelen, en kijken met welke snel heid de witte naar opzij wordt gekegeld. Daarmee hebben we de theorie van het biljartspel van Brongersma gehad. Hij schiet een bundel ionen (witte ballen) naar het te onderzoeken oppervlak met allemaal dezelfde be- ginsnelheid. Hij meet met welke snelheden ze in een bepaalde hoek terugko men. En hij kan dan uitre kenen hoe zwaar de rode ballen waren, die zij aan het oppervlak troffen. Zo eenvoudig is dat; Bron gersma maakte met biljar ter Rinie van Bracht een instructief filmpje over de mogelijkheden, dat het op wetenschappelijke con gressen (en bij bezoekende journalisten) prima doet. Ionenvers trooiingsspec- troscopie heet die tech niek, en sinds het tech nisch ook kón (nog maar een paar jaar) zijn de ver rassingen niet van de lucht. Je maakt bij voor beeld een erg mooi zuiver kristal zinkoxide, en Je ziet dat aan de buitenkant praktisch alleen zinkato- men zitten. Tenzij Je het ooit wat warm gemaakt had. Dan blijken (veel lich tere) natriumatomen, aan wezig als chemische ver ontreiniging van misschien één op een miljoen, de helft of meer van de plaatsen aan het oppervlak in te ne men. Brongersma: „Tot één of twee jaar geleden was er een wilde strijd aan de gang over wat daar pre cies gebeurde. Nu kunnen we het zien." Zo blijkt een legering van koper en nik kel na een warmtebehan deling aan de buitenkant uit bijna puur koper te bestaan. De prille leeftijd van deze onderzoektechniek wijst er al op dat de uitvoering minder eenvoudig is dan het verhaal met de biljart ballen. En anders spreekt de foto van het apparaat wel boekdelen. Dat de ex perimenten zich in het luchtledige afspelen, ligt voor de hand, omdat an ders een ionenbundel niet te maken is en alle kanten op zou gaan door botsin gen met gasmoleculen. Prof. Brongersma (rechts) bij het instrument. Maar om het oppervlak van een vaste stof te kun nen „zien" moet het wel buitengewoon luchtledig zijn. Anders zie Je alleen het laagje gasmoleculen dat hardnekkig aan dat op pervlak is geadsorbeerd. En daar is erg weinig struc tuur aan af te lezen. Om een schoon oppervlak een uur of wat gasvrlj te hou den. moet de druk in de orde van een tienmiljard- ste torr liggen. Die torr, per traditie nog de eenheid waarin de va- cuümtechnlek haar resul taten meet. is gelijk aan een millimeter kwikdruk of, voor de liefhebber van ordelijke meeteenheden, 133 pascal (of 1.33 milli bar). Als je bedenkt, zegt Brongersma. dat de ionen bundel gemóókt wordt bij een druk van een honderd ste torr, kun Je Je voorstel len dat dat niet eenvoudig aan elkaar te knopen is. Aan het duurste biljart van Eindhoven en omstreken is met een man of twintig zo'n anderhalf Jaar ge bouwd. Maar er komen ver rassende inzichten uit. en daar gaat het maar om.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 17