echnologie op haar best
ieloof in het Nederlandse volk
1
lastige majoor
Blijkbaar
kunnen
kerncentrales
tegen een stootje
Een optimist kijkt
terug op Harrisburg
20 APRIL 1979
TROUW/KWARTET P 15 - RHS 17
lans Bouma
een wonder, dat we in
id ooit voet aan grond hebben
;en. Nog geen duizend jaar
n was Holland één druipend
ssengebied, waar men alleen
iej kunst- en vliegwerk op
het hoofd boven water
|uden. Van de talrijke
Bomingen, die de bewoners
den, is de Sint-Elisabeth's
1421 wel de beruchtste: in
ht van 18 op 19 november
niet minder dan 72 dorpen
;chappen door het water
ikt. De door ons (terecht) zo
■roemde Biesbosch is het
van een watersnooddrama,
100.000 mensen en
I izenden dieren het leven
Pas na 1400, toen de eerste
otere zeeweringen waren
wd en de vrije verbindingen
verse wateren met de open
ren afgedamd, kon men her
wat rustiger ademhalen,
ïog steeds barstte Holland
■t water en bleef het wonen
den van de vele plassen en
een riskante onderneming,
lurend voelde men
tieid.
Dat in de loop der eeuwen het
huidige Holland boven water is
gekomen en dat de bewoners er al
weer geruime tijd, hoewel niet hoog.
toch zeker behoorlijk droog zitten,
is te danken aan een van de
geniaalste ambachtelijk-technische
uitvindingen, ooit door de mens
gedaan: de windmolen. Op eigen
kracht of met behulp van
paardekracht hadden we al dat
water nimmer binnen de perken
gekregen (en binnen de perken
gehóuden). Alleen door via een
viertal wieken dankbaar en
vernuftig gebruik te maken van het
gigantische energie-aanbod van de
wind, zijn we het overvloedige,
altijd weer opdringerige water met
succes te lijf kunnen gaan.
Behalve voor het droogmalen van
bestaande plassen en meren zetten
we de windmolen ook in voor het
terugdringen van de
wateroppervlakten, die ontstonden
door de grootscheepse
veenafgraving rond allerlei steden
en dorpen. In de jaren 1608-1612
werd de Beemster drooggelegd, in
1622 de Purmer, in 1625 de Wormer
en in 1629 de Heerhugowaard.
Ondertussen benutte men de
windkracht niet enkel om het tot
voor kort zo oppermachtige water
onder de duim te krijgen. Naast
watermolens verrezen er ook
korenmolens en vooral in de
Zaanstreek talrijke typen echte
„industriemolens": papiermolens,
houtzaagmolens, pelmolens,
cacaomolens, snuifmolens,
pepermolens, oliemolens,
mosterdmolens, verfmolens,
krijtmolens enzovoort.
De Hollandse molen is technologie
op haar best. Door even huiselijk
als geraffineerd mee te draaien in
een reeds bestaande en
onuitputtelijke energiestroom,
hielp hij de mens het lastige en
gevaarlijke water effectief de baas
te worden en dót. zonder het
milieu ook maar voor een fractie te
vervuilen én zonder de mens als
overbodig aan de kant te zetten: om
zinvol in bedrijf te blijven, moest
een molen heel ambachtelijk
bediend en beheerd worden. De
molen heeft Holland bewoonbaar
gemaakt. En welvarend. Tientallen,
o.a. koloniale produkten konden op
een handige en goedkope manier
een industriële verwerking krijgen.
Bovendien heeft de molen het
Hollandse landschap een zeer
bijzonder aanzien verleend. De
molen ls niet allen praktisch, maar
ook mooi iets, dat van weinig
andere vormen van technologie
gezegd kan worden. Harmonieus
past de molen binnen de structuur
van het vlakke Hollandse land. Het
lijkt alsof hij er organisch uit
voortgekomen is. Met huid en haar
is hij ermee vergroeid. En toch ook
tilt hij dit vlakke land geheimzinnig
boven zichzelf uit. Metz'n
schijnbaar zo nuchter bewegende
wieken geeft hij er een verrassende
draai aan. Het hoeft ons niet te
verbazen, dat de molen op ettelijke
schilders bepaald inspirerend heeft
gewerkt. We kunnen denken aan
negentiende-eeuwse romantici als
Schelfhout, Koekkoek en
Weissenbruch. Maar ook de grote
meesters van de zeventiende eeuw
Van Ruysdael bijvoorbeeld,
Hobbema en Rembrandt waren
gefascineerd door de molen.
Sinds 1850 is het met de molen
bergafwaarts gegaan. In een snel
tempo namen de stoommachine en
later de elektriciteit z'n taak
over. Honderden en honderden
molens werden afgebroken, óf
helemaal, of. nog erger, slechts voor
de helft. Van de negenduizend, die
ons land halverwege de vorige eeuw
nog telde, waren er omstreeks 1900
nog maar zo'n vierduizend over.
Vandaag zijn er niet eens duizend
meer.
Nog steeds waait het in Nederland.
Maar anders dan voorheen laten we
het geweldige energie-kapitaal van
de wind rustig door onze vingers
glippen. We hebben óndere bronnen
aangeboord, nieuwe technieken
uitgevonden we leven niet meer
van de wind, maar van de olie, het
gas. de steenkool. Maar deze
bronnen zijn eindig, raken op. En
die nieuwe technieken brengen een
ondraaglijke belasting voor het
milieu met zich mee. Dan waren
onze voorouders toch heel wat beter
af We kunnen nog veel van hen
leren. Wanneer we in hün geest en
met ónze technologie het
energie-aanbod van de wind
maximaal gaan benutten, kunnen
we daarmee op den duur liefst tien
procent van ons totale
energieverbruik dekken.
Henk Biersteker
d zich even een interessant
van inzicht voor tussen de
ter van de ministerraad, de
in Agt, en de hoofdartikelen
van de meeste Neder-
kranten. Het ging over de
id van ons volk om zonder
rettelijke dwang het energie-
Ik te verminderen. De heer
;t gelooft daarin maar de
journalisten vinden dit
in hem. In zijn wekelijkse tv-
iw zei de premier het oproer
de vinden dat de pers de be-
m kennelijk lager aanslaat
li regering.
Van Agt zijn gelijk toewenst, zal
desnoods halverwege de stekkers
van de broed- en de melkmachines
uit de stoppen trekken. Maar het
volksdeel dat behagen schept in
Zijn ongerief kan zich nu wel eens
op ongepaste wijze aan energie te
buiten gaan.
Zo kunnen wij ons best voorstellen
dat bij voorbeeld, de liberale burge
meester van Utrecht zich het hoofd
zal gaan breken over het energie
verslindende Hoog Catharijne, ter
wijl rode steden als Rotterdam en
Amsterdam tot ver in de nacht een
feeërieke feestverlichting over zich
ontsteken. Of zien wij straks een
christelijk-historisch kasteelheer
onmachtig in de armen van zijn
toegesneld personeel vallen nadat
hij geprobeerd heeft de acht meter
hoge liguster rond zijn goed per
soonlijk met de handschaar te lijf te
gaan, terwijl de eerste de beste
volkstuinder eindeloos een elektri
sche heggeschaar laat doorprutte-
len op- een heggetje van niets. Zal
men dit soort stuitende taferelen
gaan zien? Ja, een rode welzijnswer
ker zal zijn eend tot over het kook
punt opjagen om een liberale, maar
kuis onder de honderd blijvende
Mercedes in te halen.
Te dien dage zou een hoofdartike
lenschrijver terecht kunnen opmer
ken, dat de kwestie van de energie
besparing nu toch wel erg in de
partijpolitieke sfeer is getrokken.
Is het denkbaar dat de heer Van Agt
zulke tegengestelde hartstochten
onder ons volk losmaakt? Het zou
zeker opwindend zijn maar waar-
zei dat met zo'n blik van:
schrijven jullie eigenlijk
^Bofdartikelen? Op dit punt
}le premier even goed onder
in: Het ontbreekt hoofdarti-
ihrijvers nooit aan vertrou-
het eigen lezerspubliek. Dat
|jn rijpheid en verantwoorde-
J al volop bewezen door
te op de betreffende krant te
en het zelfs na vele schok-
g te blijven ook.
buiten die dagelijks toege-
h lezerskring en dat is toch
nog een aanzienlijk groter
>n het Nederlandse volk
belt vbor het bewustzijn van
ioofdredacteuren de schare
vet niet kent, een ruwe, onge-
massa die zijn gang maar
waar niemand enig vat op
- laat staan de regering. En
t wel allemaal onder het volk
an Agt in gelooft. Hoe kón de
merkelijk spoor van pelagia-
doortrekt toch dit CDA-be-
it door de calvinisten altijd
fe geloof in de goede kern
lens. dat de roomsen al heel
ïun bagage hebben, geeft nu
Be toon aan. En bij de oppo-
aaronder vooral de socialis-
^rst nu in reactie daarop het
pessimisme over de na-
an de mens: maatregelen,
iriften en geen naïef vertrou-
a dat terwijl gereformeerden
lalisten er altijd het meest
Idacht hebben nog iets goeds
%ens te zien!
Jen mooie boel: daar dansen
J' stanten in het CDA naar
T>en van een onverhuld pela-
|ls Van Agt terwijl de socia
al de oppositiebanken bijna
erkenning van de erfzonde
eten we nu van de respons
Nederlandse volk verwach-
Je kon wel een heel verdeeld
It volksdeel dat tot alle prijs
door A. J. Ahsmann
Er is al gezegd, zo schrijft Jan Boersema, dat de voorstan
ders van kernenergie nu wel een toontje lager zullen zingen.
In antwoord op zijn artikel op de Podium-pagina van
veertien dagen geleden kunnen wij daar aan toe voegen, dat
anderzijds er ook al gezegd is dat de tegenstanders het
hoogste lied zingen. Dat doen zij vaak met een vertoon van
triomf dat nog al griezelig aandoet, maar goed, het zijn óók
maar mensen.
Erger is dat zij in hun haast om profijt te trekken van het
voor hen gunstige tij geen behoefte blijken te hebben aan de
zuivere waarheid over Harrisburg, die immers nog veel te
weinig uitgezocht is.
schijnltjk is het niet. Hij heeft na
melijk met zijn oproep zijn aanhan
gers evenzeer in verlegenheid ge
bracht als zijn vijanden. Om eens
een woord van hem te gebruiken:
„vooreerst" zijn het namelijk alle
maal Nederlanders. En die voegen
zich nu eenmaal liever naar de wet
dan naar een preek. Waarom? Om
dat zij slechts een angst kennen die
al hun andere kommernissen over
schaduwt. Dat is de angst om ooit
als een uitslover te worden aange
merkt.
De sierlijk bemantelde bedoeling,
de ondertoon van Boersema's arti
kel is het verlangen dat Harrisburg
de mensen aan het denken zal bren
gen; en dan in de richting van de
afwijzing van kernenergie. Het
blijft trouwens niet geheel bij een
ondertoon voor wat dat betreft.
Het belangrijkste gedeelte van het
stuk, vlak voor de slotopmerking, ls
gewijd aan een aanval op de beken
de Rasmussen-studie over onge
lukskansen bij reactoren, een aan
val op grond van het gebeurde in
Harrisburg dat, zoals gezegd, nog
veel te onduidelijk is om er zo'n
aanval op te baseren. De zwakte
van dit Harrisburg-argument wordt
enigszins verdoezeld door er een
tweede ongeluk Brown's Ferry
bij te halen, dat (ook) niet in het
Rasmussenrapport voorzien was.
In Boersema's werkelijk vermake
lijk lepe artikel vallen vele literaire
kunstgrepen te bewonderen, woor
den en zinswendingen die op zich
puur onschuldig lijken maar onder
tussen een rol spelen die hun niet
toekomt. De passage over Brown s
Ferry levert daarvan een voorbeeld.
Als Boersema daar gaat pleiten dat
het Rasmussenrapport niet zo best
bruikbaar is bij het oordelen over
kernenergie schrijft hij: „Het ont
hutsende is nu, dat het ongeluk in
Brown's Ferry niet was voorzien
noch berekend in de Rasmussen-
studie."
Op het eerste gezicht valt niemand
het woord onthutsend op als onge
rechtvaardigd, terwijl het dat wel is.
Dat komt omdat er wel iets onthut-
sends aan de hand was. Maar dat
was het voorval zélf. Wie in deze
moderne tijd in een werkende kern
centrale nog met een brandende
kaars in een kabelgoot kruipt, is
niet goed bij zijn hoofd. Maar om
dat het voorval onthutsend is, is het
logisch dat het niet in het Rasmus
senrapport voorkomt en dat feit is
dus juist niet onthutsend en mag
dus niet gebruikt worden om de
indruk te vestigen, dat het Rasmus
senrapport bij het denken over de
risico's minder bruikbaar moet wor
den geacht. Een risico-analyse kan
onmogelijk rekening houden met
alle halfgare bedenksels die in de
hoofden van onnadenkende men
sen kunnen opkomen. Dat kan ge
woon niet en dat weet ook iedereen.
Verborgen verleiders
Het woord onthutsend is dus op
onopvallende wijze verkeerd toege
past Dergelijke verborgen verlei
ders zijn ook wel elders in het arti-
J. Neuman
gt een onweersbui boven het
Zware regendruppels klet-
de bladeren van de euca-
omen. Telkens als een don-
door de berghellingen
(weerkaatst, duiken de vrou-
klaarblijkelijk het hotelle-
Ijven onder een tafeltje of
i de tapkast. Tijdelijk onder-
i zij dan hun nieuwsgierige
[stelling voor de man die
in de gelagkamer de ene
I rookt na de andere.
Het is een man die tegenwoordig
haast iedere dag in het nieuws is:
de commandant van de christelijke
militie in Zuid-Libanon, majoor
Saad Haddad. Hij beschikt niet
over een indrukwekkende gestalte;
hij is geen Tarzan. Hij is eerder wat
aan de kleine kant. Alleen zijn
hoofd zou ook bij een grotere maat
hebben gepast. Het olijfkleurige
gezicht met de hoge jukbeenderen
en die ietwat toegeknepen ogen
blijft min of meer expressieloos,
ook als hij zich later in het gesprek
blijkbaar geducht opwindt.
Het eerste punt dat hij naar voren
brengt betreft het beeld dat de wes
telijke media van hem schilderen.
„Ik ben destijds, toen de Libanese
regering en het Libanese opperbe
vel nog niet onder Syrische invloed
stonden, naar het zuiden van mijn
land gestuurd om de burgerbevol
king te helpen beschermen tegen
allerlei extremisten. Het ging toen
voornamelijk om de christenen in
Marjayoun. Toen is de burgeroor
log gekomen, de Syrische invasie
en de fsraelische Litani-operatie.
Het Libanese leger is uiteengeval
len. Wat nu wordt voorgesteld als
het „nieuwe" Libanese leger is in
feite een Syrische creatie. Ik houd
mij nog steeds aan de opdracht die
mij destijds is verstrekt. Ik ben nog
steeds dezelfde majoor Haddad. Ik
heb mijn hoofdkwartier in het huis
waar ik ben geboren. Mijn oude
moeder woont daar nog steeds, zij
het de meeste tijd in de kelder.
Waarom word ik dan nu voorge
steld als een soort vreemde huur
ling? Pas zeer onlangs heeft Bei
roet de uitbetaling van mijn tracte-
ment gestaakt; maar nog steeds
wordt het bedrag maandelijks bij
geschreven op een geblokkeerde re
kening. Het is „bevroren". Toch
niet een teken dat men volstrekt
geen begrip heeft voor mijn posi
tie. Waarom weten de westelijke
journalisten het dan zoveel beter?"
Een volgend punt is dat Haddad
zich door zijn medechristenen bui
ten Libanon in de steek gelaten
voelt. „Ik ben katholiek. De betite
ling „maroniet" is maar een naam.
Ik ben katholiek. Ik draag dag en
nacht de verantwoordelijkheid,
niet alleen voor enkele tientallen
duizenden mede-katholieken maar
ook voor bijna evenveel moslims
die behoren tot de sji'ietische tak
van de Islam. Wij worden dagelijks
bedreigd door fedayeen die van ons
gebied een uitvalsbasis tegen Is
raël willen maken. Er zijn vrijwel
dagelijks beschietingen en scher
mutselingen. De Syriërs durven
zich in deze omgeving niet zelf te
vertonen; daarom proberen ze nu
het door hen georganiseerde en be
heerste „nieuwe" Libanese leger
naar deze regionen te sturen. Iede
re dag moeten wc waakzaam zijn.
Iedere dag lijden we verliezen. We
staan met onze rug tegen de muur.
Maar ik heb nog nooit één woord
van bemoediging of troost gehoord
van de paus. Die laat zich wel in
die stoel van hem heen en weer
dragen. Maar zijn Libanese kinde
ren vergeet hij blijkbaar. En waar
blijven onze mede-christenen? Men
heeft mij verteld van een christelij
ke vredesbeweging in het Westen
die Israël notabene heeft verweten
dat het ons wél terzijde staat."
Haddad staat in voortdurend ra
diocontact met christelijke encla
ves elders in Libanon. Na de bur
geroorlog die twee Jaar heeft ge
duurd, staat geen van die enclaves
er rooskleurig voor. Als ze in acuut
gevaar komen te verkeren, dan ver
neemt Haddad dat en vaak rea
geert hij zijn machteloze woede af
in de vorm van beschietingen van
Palestijnse concentraties of van
chicanes tegen de vredesmacht van
de Verenigde Naties, UNIFIL.
Over de commandant van die vre
desmacht is hij volstrekt niet te
spreken. „De ene dag word ik door
generaal Erskine huizenhoog ge
prezen. Dan is het: dank u wel,
majoor Haddad, voor de facilitei
ten die u ons verleent en voor de
medewerking die onze mensen van
u ontvangen. Maar de volgende dag
zegt hij ijskoud tegen een van zijn
contingenten dat zij geen stroom of
water hebben, omdat majoor Had
dad en zijn struikrovers de toevoer
hebben afgesneden. Ik denk dat
generaal Erskine heel slechte advi
seurs heeft. Er kan geen schietpar
tij of een ander incident zijn, of het
opperbevel van UNIFIL geeft een
communiqué uit waarin alle
schuld op mijn mensen en mij
wordt geschoven. En dat terwijl
het merendeel van alle UNIFIL-
verliezen tot dusver is geleden in
confrontaties met de fedayeen."
Maar is het dan ook geen anomalie
dat hij volledig drijft op Israëli
sche steun? Voelt hij zichzelf niet
net zo goed een Israëlische mario
net als de „nieuwe" Libanese mili
tie Syrische marionetten zijn?
„Neen," zegt hij. „Het is waar dat
ik het zonder de materiële hulp van
de Israëlische strijdkrachten
maar ook zonder de werkgelegen
heid die Israël de burgers in mijn
gebied verschaft en zonder de me
dische verzorging die we via de
zgn. .good fence' van Israël ontvan
gen bijzonder moeilijk zou krij
gen. Maar ik ben geen uitvoerder
van Israëlische bevelen. De Israëli
sche autoriteiten en ik hebben ge
lijkgerichte belangen. Allebei wil
len we ons de Syriërs en de feday
een van het lijf houden. Allebei
waarderen we UNIFIL slechts dan
positief, als het zich van zijn taak
kwijt de fedayeen weg te houden
uit onze buurt. Ik hoop dat het
Nederlandse contingent meer suc
ces heeft dan sommige andere. Ik
schat dat er in het totale UNIFIL-
gebied alweer zo'n tweeduizend fe
dayeen verblijven. En dat terwijl
ze vorig jaar maart allemaal ten
noorden van de Litani waren ge
vlucht. Maar als de Israëli's iets
van mij zouden willen dat ik niet in
overeenstemming kan brengen met
mijn eer en mijn verantwoordelijk
heid. dan ga ik mijn eigen weg. Ook
als die doodloopt. Het zou niet de
eerste keer zijn in de geschiedenis
dat Libanese christenen zich liever
doodvechten dan aanvaarden wat
tegen hun overtuiging indruist."
Maar voorlopig lijkt de verstand
houding tussen Haddad en Israël
nog opperbest. Buiten wacht de
Jeep van de majoor. Hij staat op en
zegt dat hij vandaag nog veel heeft
te doen.
kei te vinden, zoals in de volgende
passage: „In de eerste plaats wordt
de rol van de kernenergie in de hele
energiediscussie enorm overschat
de feitelijke bijdrage van kernener
gie in de hele energievoorziening is
en blijft maar heel bescheiden."
Deze uitspraak zou wel juist zijn als
de onopvallende, schijnbaar on
schuldige woorden „en blijft" er
niet in stonden. De huidige bijdrage
van de kernenergie in de totale
energieproduktie is inderdaad niet
groot. Maar of dat zo blijftdat
zit nog. In dezelfde krant waarin
Boersema's stuk is geplaatst staat
ook dat Frankrijk in 1985 elektrisch
ruim de helft op kernenergie zal
draaien. En in de V.S. staan bul
ten de ca. zeventig bestaande kern
centrales nog zo'n 130 stuks op
stapel, zodat de elektriciteit daar
binnenkort voor dertig procent of
meer uit kernenergie zal komen.
Dat is heel wat anders dan een
bescheiden bijdrage. Om een in
druk te geven: als ons land twintig
procent van zijn elektrische energie
uit kernenergie kon betrekken, zou
dat ongeveer acht procent op ons
olieverbruik besparen. En als de
hele westerse wereld acht procent
minder vraag deed gelden op de
oliemarkt, zou de druk op de olie
prijs óver zijn, want het is in wezen
maar een klein tekort van zeg vijf
procent op de wereldoliemarkt, dat
momenteel de olieprijs zo doet stij
gen. Maar inderdaad, de tegenstan
ders van kernenergie proberen de
uitbreiding daarvan nog al eens te
gen te houden door alom te verkon
digen dat die uitbreiding toch niets
helpt.
De grote vraag
Nog één voorbeeld van Boersema's
kamerbrede rookgordijnen. Jam
mer genoeg is dit niet zo'n subtiele.
Maar het geval is belangrijk als
argument in de kernenergiediscus
sie. Boersema zegt dat de voorstan
ders van kernenergie altijd aanko
men met de risico's die verbonden
zijn aan de alternatieven, d.w.z. de
andere keuzemogelijkheden voor
energie, zelfs zon en wind. Hij zegt.
„Zo kun je bij de Installatie van
een zonnepaneel van 't dak vallen.
Geen speld tussen te krijgen maar
toch heb ik op deze gronden nog
nooit horen pleiten tegen (tele-
visie-)masten" (op dat zelfde dak en
dus met het zelfde risico).
Een olijke opmerking met een
schijn van redelijkheid. Maar het
gaat hier om de vraag of naast de
kernenergie de alternatieven veili
ger zijn en dan is het te berde bren
gen van televisie niet ter zake De
opmerking van Boersema is dus
nog al flauw, en dat te meer omdat
kernenergie volgens verscheidene
berekeningen van de laatste tijd
aanzienlijk veiliger zou zijn dan de
alternatieve mogelijkheden olie.
steenkool, zonneënergie en wind
energie.
Betekent Harrisburg een streep
door deze berekening?
Om dat te beoordelen is het ge
wenst dat wij eerst antwoorden krij
gen op de volgende vragen:
1) Welke rol hebben bedleningsfou-
ten gespeeld in het ongeluk?
2) Is er schuldige nalatigheid (of
erger) aan te pas gekomen?
3) Precies hóe dicht zijn de V.S.
geweest bij een echte catastrofe in
de zin van doden en stralings-
zieken?
Voorlopig kan echter al gezegd wor
den dat de ervaring In de V.S. met
kerncentrales geen enkel dodelijk
reactor- of stralingsongeval heeft
vertoond. Was dezelfde hoeveelheid
elektriciteit die tot nu toe reeds
door de Amerikaanse kerncentrales
is geproduceerd, door olie- of kolen
centrales geleverd, dan zou een aan
zienlijk aantal doden en zieken of
gewonden het gevolg geweest zijn,
een aantal dat In de orde van vele
honderden tot enkele duizenden
ligt, het normale risico daarbij.
Dat is voor de kerncentrale een
fraai getuigschrift, behaald on
danks de handicap dat er heel wat
menselijke fouten gepleegd zijn.
Blijkbaar kan de moderne kerncen
trale tegen een stootje.