"Museum een uitkomst
Eenzaamheid
Eenheid
Cultuurkritiek
van Hermans
en Kousbroek
ft
V v
14 APRIL 1979
TROUW/KWARTET 31
■kunst;
het weer met de Paas-
en ben je in Nederland
it zeker. Maar waar je
van op aan kunt zijn de
ningstijden van de Ne-
landse musea. Juist nu
de meubelshows van
rheidswege op tweede
isdag gesloten moeten
ven kan zo'n museum
r nog meer landgeno-
een uitkomst zijn. Het
ft niet altijd moeilijke
ist te zijn waarmee je in
museum opgescheept
dt Neem nou Felison
(elsen-Zuid, toegegeven
beetje moeilijk te vin-
maar de Karikaturen
Spotprenten die ze daar
toonstellen zijn een ga-
tie voor een paar plezie-
uurtjes. Ze zijn elke
van twee tot vijf te
|ken, behalve 's maan
dags. Wat niet geldt voor
de tweede Paasdag. In het
Noordbrabants Museum is
gisteren een tentoonstel
ling van Cobra-kunst geo
pend, u weet wel Appel en
zo. Die loopt nog tot 15
mei. Helaas kunt u daar op
le Paasdag niet terecht;
maar verder elke dag van
één tot vijf.
Kunst van zogenaamde
naleven is nog steeds erg in
trek. De Zonnehof in
Amersfoort heeft op het
ogenblik werken van
Zweedse naleven en Engel
se mijnwerkerskunst in
huis. Dagelijks te zien van
tien tot vijf en op zon- en
feestdagen van een tot vijf.
Gebroken zuilen kunnen
ook tot de kunstuitingen
gerekend worden, gezien
de tentoonstelling van die
naam in Museum Fodor in
Amsterdam. Ze zijn van
Pjotr Müller. In hetzelfde
museum tekeningen van
Scott Neary. Beide dage
lijks van half tien tot vijf,
zondags van een tot vijf.
Het Van Abbemuseum in
Eindhoven heeft drie ten
toonstellingen in huis;
Beelden en reliëfs van Jan
Maaskant, een zogenaam
de contructivist, Schilde
rijen van Jean Brussel
mans die het meer bij de
klassieke onderwerpen als
stillevens, portretten en
landschappen zocht, en
Tekeningen en Schilderij
en van Armando die ook
als dichter bekendheid
heeft. Dagelijks van tien
tot vijf; zon- en feestdagen
een tot vijf uur.
Het enige museum in Ne
derland dat ook over een
concertzaal beschikt, Sin
ger in Laren, heeft werk
van Ronald Terpstra. En in
het kader van een Italiaan
se maand is er niet alleen
Italiaanse meubel- en inte
rieurkunst te bewonderen
van het beroemde huis
Tecno, maar ook de won
derlijke sculpturen van Ar-
naldo Pomodoro plus een
collectie werken van een
tiental Italiaanse schilders
.van deze tijd.
Het Groninger Museum
heeft de voorraadkelders
opengemaakt en daaruit
'n aantal beelden tevoor
schijn gehaald die nog
nooit in het openbaar te
zien waren. Redenen tot
nieuwsgierigheid, die be
vredigd kan worden. Iede
re dag van tien tot vifzon
dags van één tot vijf (ook
tweede Paasdag) Kunst als
commentaar heeft de ten
toonstelling die in het cul
tuurcentrum De Ooster
poort in Groningen wordt
gehouden. Werken van
geëngageerde kunstenaars
die partij kozen in politie
ke conflicten en dat ook in
hun werk laten blijken.
De Goden en Farao's in het
museum Boymans van
Beuningen te Rotterdam
trekken nog steeds duizen
den bezoekers. Het zal er
tijdens de Paasdagen ex
tra druk zijn. Maar Je kimt
er ook (en beter) op andere
dagen terecht. Tijden: da
gelijks tien tot vijf uur,
zondagen elf tot vijf uur.
Ook bij mooi weer is het,
vanwege de fraaie omge
ving, fijn om naar het Kröl-
ler-Müller Museum op de
Hoge Veluwe te gaan. Daar
is werk van Joost Balje te
zien en een keuze uit te
keningen van de Visser-
collectie (met o.a. werk van
Bruce Nauman en Oer van
Elk). Dagelijks van elf tot
vijf, zondags van één tot
vijf uur.
Een van de Zweedse naïeven in „De Zonnehof' te
Amersfoort.
Twee bijzondere films, die we in
Amsterdam kunnen zien dankzij
mensen als Pieter Goedings en Cor
Koppies: in The Movies Peter Handkes
„Die linkshandige Frau", in Cinétol een
film van de Spaanse filmer Jaime
Chavarri, „Aan een onbekende".
Hoofdpersoon van de eerste film is een
jonge vrouw, die op zoek is naar haar
^zelfstandigheid en daartoe uit haar
^^huwelijk stapt; hoofdpersoon van de
Y tweede film een homofiele goochelaar
die in een Madrileense nachtclub werkt.
Op zichzelf is dat niet zo bijzonder: beide
onderwerpen zijn „in" op het witte doek
en blijken commercieel goed haalbaar.
Het bijzondere ligt in beide gevallen in
het feit, dat het niet om een „geval", een
situatie, een in de belangstelling geraakt
patroon gaat, maar om een existentiële
problematiek van de maker, die die
problematiek gestalte heeft gegeven in
ménsen; voor 't zelfde geld hadden dat
ook willekeurige andere mensen kunnen
zijn. waarbij feminisme (om dat woord
maar weer 'ns te gebruiken) of homofilie
niet aan de orde waren. Ik bedoel maar:
beide films zijn ver over het stadium
heen waarin personages om hun
~j extreem of ènders zijn op het witte doek
|r' 1 verschijnen.
11
t li Handke maakte een film zijn eerst, al
J heeft hij voordien al de scenario's voor
enkele andere films, o.a. van Wim
1® Wenders gemaakt waarin een
12 geestelijk proces wordt gevolgd: een
vrouw vraagt haar man, haar te verlaten,
en blijft alleen met haar tien- of elfjarige
taa» zoontie in haar P"ote huis achter-Ze
doorloopt alle stadia van vereenzaming,
i ontwikkelt in een bepaalde fase ook
t c} neurotische tics een reiningingsdrift
1 bijv. ondergaat een intens nostalgisch
J verdriet als ze vanuit haar raam in een
e "I naburige tuin een oudgeworden
J echtpaar ziet, dat kennelijk wél een
'9| gelukkige tweeheid vormt; het bezoek
van haar vader, die in haar zijn eigen
eenzaamheid herkent een
fantastische scène, met als panorama in
de diepte het avondlijke Parijs luidt
een soort wending in, waardoor ze min of
meer tot het „normale" leven terugkeert,
al blijft het een open vraag, of ze ooit
weer met haar man tot de vroegere,
bekende samenlevingsvorm zal komen.
°1
etl
Beelden:-
Handke vertelt in beelden, hij gebruikt
beelden als de zinnen van een roman, hij
„schrijft" in beelden: in Utrillo-achtige
beelden die letterlijke citaten zijn (uit
een film van Ozu); in beelden van heel
kleine, banale handelingen en dingen,
die niet als verhaaleenheden op het doek
verschijnen, maar verzelfstandigd, als
de doodgewone en onontkoombare
gegevens die ze zijn. Zijn film is pure
lyriek, die buiten de gegevens staat,
maar erwel in tot gestalte komt. Er is
ook geen echte psychologische
4#
Scène uit de film „Aan een onbekende" van de Spaanse filmer Jaimè Chavarri
verklaring voor de beslissing van de
vrouw of het moest het feit zijn dat
haar man op een zakenreis langdurig
afwezig geweest is. Zelf duidt zij de
aanleiding tot haar beslissing aan als
een „Erleuchtung": alsof plotseling een
helle schijnwerper haar leven ontdekt
heeft. Die „Erleuchtung" is dat ieder
twee-heid een destructie inhoudt.
Typerend is een scène waarin duidelijk
Laurel en Hardy geciteerd worden: het
zoontje en zijn vriendje vinden
beurtelings terwijl degeen die net aan
de beurt is geweest rustig staat al te
wachten wat de ander aan nóg
destructievers bedenken kan«^nieuwe
handelingen uit om de ander in kwetsing
te overtroeven. Het haardvuur, dat in
het begin zo hoog en uitnodigend oplaait
symbool van gezelligheid,
geborgenheid, warmte, samenzijn
flakkert alleen nog maar in het midden
van de film en is er tenslotte helemaal
niet meer bij. Treinen stormen de hele
film door langs de rails, brengen voor
een kort ogenblik het gras of een plas
water in beroering, tot de "verstilling
intreedt. Het slot: een metro-tunnel,
waardoor in silhouet twee kinderen
samenwandelen totdat ze bij het einde
van de gang uiteengaan, is een
sleutelbeeld. Maar eigenlijk zit Handkes
film vol sleutelbeelden. Dat zou men dan
ook tegen de film kunnen aanvoeren: hij
wil soms te veel en daardoor is hij soms
te lang om de spankracht volledig vol te
kunnen houden.
Onbekende god:
Dat is zeker niet het geval met
Chévarri's film, waarvan de letterlijk
vertaalde titel eigenlijk zou moeten
luiden: „Aan een onbekende God". Wie
is die onbekende god? De beroemde
dichter Federico Garcia Lorca. die we
alleen maar een paar seconden uit de
verte als een schim achter het raam van
zijn kamer zien verschijnen, maar wiens
aangrijpende gedicht „Agonie" de
hoofdpersoon José op de tape heeft
staan, zodat hij het iedere avond
opnieuw voor het slapen gaan kan
horen? Of is het Federico's jonge
biseksuele broer Pedro, die de jonge
José zijn eerste homofiele ervaring geeft
in dezelfde paradijselijke hete
zomernacht waarin Federico door
Franco-aanhangers zonder vorm van
proces wordt doodgeschoten? De twee
elementen dood en erotiek vloeien
samen tot een mystieke ervaring
waarvan José nooit meer genezen zal.
Het langdurige, fascistische
Franco-regime maakte homofilie tot een
gedoemde en verdoemde neiging, die
rigoureus onderdrukt, zo niet
onmogelijk gemaakt werd. José draagt
alle tekenen van de frustratie waarin hij
geleefd moet hebben, maar het einde
van het Franco-regime roept de hoop en
de verwachting op van de
achterhaalbaarheid van wat er ooit
gebeurde: een „herrijzenis". Allerminst
toevallig is er een citaat uit Dreyers
verfilming van Kaj Munks „Het Woord",
waarin een vrouw uit de dood herrijst; en
evenmin is het toevallig, dat José in de
aanvang een hypnose „act" heeft,
waarbij hij om assistentie van een
„zuiver" iemand uit het publiek vraagt,
die door zijn zuiverheid in staat is de
hypnotisch slapende assistente meteen
kus uit haar hypnose te doen herrijzen
zoals de prins dat ooit met Doornroosje
deed.
Verheffing-
José, nu van middelbare leeftijd en zijn
ouder-worden zorgvuldig observerend,
zoekt bij verschillende mensen
mannen, maar ook vrouwen, ouderen,
maar ook jongeren de „god" die hem
ooit geopenbaard werd en die
onachterhaalbaar is geworden in het
lichaam van wie dan ook. Het Leitmotiv
zijn tocht in de ouderwets-elegante
lift die hem omhoog voert naar zijn
woning is de voortdurend
nagestreefde „verheffing", mystiek
beleefd, zoals een vrouw de
liefdeservaring verwoordt, als een
losraken, een opgeven van het eigen
lichaam. Aan het slot vindt hij bij de
deur van zijn woning zijn vriend Miguel
en wijst de liefde af, zoals hij al eerder
aan de slu&nerende liefde van de zoon
van zijn benedenbuurvrouw bewust en
bruusk halt heeft toegeroepen. „De
onbekende god" is onachterhaalbaar,
onbereikbaar. Het enig dat rest is
slapen, zoals de laatste regel van
„Agonie" zegt.
Ook ChSvarri's film is een „écriture"
het woord is van Bresson en pure
lyriek. Alleen: Handke is gestileerd,
strak, sober, bij het steriele af, terwijl
Chóvarri's lyriek warm en weelderig is
en uiterst sensueel geladen. Zijn
hoofdpersoon José. ontroerend èn
intelligent door Hector Alterio gespeeld,
zal onvergetelijk blijven voor ieder die
de film gezien heeft. Chóvarri heeft
gewerkt onder Saura („Crla cuervos",
„Elisa vida mia") en onder Erlce („De
geest van de bijenkordf).
Je vraagt Je af hoeveel meer grote
talenten er in die nieuwe Spaanse school
zitten, waarvan we nog nooit gehoord
hebben. Je houdt je hart vast als je
bedenkt Jioe groot de kans is dat we ze
niet allemaal zullen leren kennen
Willem Frederik Hermans en Rudy Kousbroek, die nu allebei1
in Parijs wonen, zijn verontwaardigd over de cultuurverar
ming die zij in de Nederlandse samenleving waarnemen. Aan
die verontwaardiging hebben zij meermalen lucht gegeven;
in allerlei artikelen. Die van Hermans zijn nu gebundeld in!
„Houten leeuwen en leeuwen van goud", en uit die van
Kousbroek is een keuze gemaakt voor de bundel „De waan
zin aan de macht". T. van Deel die hier deze bundels;
bespreekt, meent dat beide auteurs op sommige punten:
doorslaan, maar dat hun waarnemingen wel verontrustend'
zijn.
door T. van Deel
In zijn nieuwe essaybundel, „De
waanzin aan de macht", staat ook
het dankwoord afgedrukt dat
Rudy Kousbroek uitsprak toen
hij de P. C. Hooftprijs 1975
ontving.
Hij hekelt daarin het feit dat Nederlan
ders, tot zelfs de hooggeplaatsten toe,
geen belangstelling hebben voor cultuur.
„Ze huizen in de bekende interieurs met
de sierkaarsen en de smeedijzeren hal-
spiegel en lezen een krant waar een over
eenkomstige buitenlander zich niet mee
zou durven vertonen. Wat zij echt mooi
vinden is een bloemencorso, of Maduro-
dam." Hij somt dan een aantal oorzaken
op voor dit verschijnsel onder meer:
zuinigheid, luiheid, slecht onderwijs en
spreekt zijn verlangen uit naar „een ont
wikkeld, volwassen en competent publiek,
kortom een samenleving met een door
iedereen gedeelde cultuur".
Onlangs is Kousbroek in Parijs gaan wo
nen, waar al enige tijd Willem Frederik
Hermans verblijft. Deze schreef de laatste
Jaren van daar uit talloze artikelen met
eenzelfde teneur als die van Kousbroek.
In „Houten leeuwen en leeuwen van
goud" bundelt hij ze nu. Ook dat boek zet
de Leeuw flink in zijn hemd: „Nooit eerder
is er op Nederlands papier en in de Neder
landse ether zo schaamteloos gelasterd en
gelogen, terwijl elke bestraffing daarvan
uitbleef, als in de periode waar ik hier over
spreek" (de zestiger, zeventiger Jaren).
„Het geld verminderde voortdurend in
waarde, als een slecht vervalste Rem
brandt, die langzaam van zijn doek af
druipt. Ook de gewone misdaad steeg tot
ongekende hoogten, nog sneller dan de
welvaart. Mooi en lelijk gingen eveneens
voor de bijl. Alles was mooi, alles was de
moeite waard om gedrukt te worden:
stomste praatjes, het kreupelste Neder
lands. Iedereen heette begaafd en creatief.
Alle verf klodders waren evenveel waard."
Ergernis:
De waanzin aan de macht, vindt Kous
broek. Hij ziet hoe overal domheid en
lelijkheid terrein winnen, hoe het stads
beeld verloedert en het onderwijs verziekt
wordt, hij ziet het aan de reclame af, hij
hoort het op de radio. Het leven in Neder
land is hem een ergernis. Dat geldt ook
voor Hermans. Bij de uitreiking van de
Grote Prijs der Nederlandse Letteren, op 4
november 1977 in Brussel, zei hij onder
meer (het staat in „Houten leeuwen"):
„Onlangs heeft een Nederlandse ministe
riële adviescommissie, in alle ernst, aan de
desbetreffende minister van Nederland
voorgesteld het schrijven van Nederland
se opstellen op de scholen en op de ein
dexamens in Nederland maar helemaal af
te schaffen. Mocht de Nederlandse minis
ter dit advies volgen, dan valt te voorzien
dat binnenkort de meeste Nederlanders
geen Nederlands meer zullen kunnen
schrijven."
Illustratie uit Willem Frederik Hermans'
„Houten leeuwen en leeuwen van goud".
De morele verontwaardiging over deze
achteloze cultuurverarming neemt bij
Kousbroek over het algemeen meer de
vorm aan van een redenering, terwijl
Hermans graag zijn opvattingen als bou
tade of satire verpakt. Hermans vereen
voudigt liever, zijn stijl en de kort ali
nea's getuigen daar vaa Kousbroek
werkt vaak met formuleringen als: „Wat
misschien veel te weinig wordt begrepen
is dat menof „Het grote misver
stand is gelegen in de gedachte» dat
Maar al geven zij hun boosheid op een
verschillende manier vorm, de aanval
betreft hetzelfde.
Spelling:
Soms ook letterlijk. Zowel Kousbroek
als Hermans gaat in deze bundels uit
voerig in op de spellingvereenvoudln-
ging, die aan het begin van de jaren
zeventig werd bepleit. Het is, bij mijn
weten, een alweer gedateerde kwestie,
maar terecht nemen K H hun reacties
in deze boeken op, ook nu het gevaar
voorlopig geweken lijkt. Want de spel
lingvereenvoudiging is een symptoom, is
een exempel van wat zij beiden in heel
groot verband waarnemen: ontrouw aan
het verleden, domheid die voor wijshetd
wordt versleten, troebelheid waar juist
scherpte en een helder verstand uit
komst konden bieden. En het is vooral
de taal waar K H zich bijzonder voor
inzetten. Veel kritiek komt ten slotte
neer op taalkritiek. Als Hermans Bud-
dingh aanvalt, doet hij dat op grond van
Buddingh's taalgebruik, als hij Claus
kapittelt is het de taal van Claus. „Ons
onderwijs is zwemles in de Sahara, sexu-
ele voorlichting door eunuchen," meent
Kousbroek en ergens anders: „ik word
geplaagd door het bange vermoeden dat
zelfs van de leraren maar een klein per
centage echt voor zijn plezier leest. Het
enige dat zij kunnen overdragen is de
droeve druk van een soort verplicht
moolvinden, dat in de plaats komt van
het lezen zelf."
De essays van Kousbroek en Hermansi
slaan het kan bijna niet anders op
sommige punten door. maar dat maakt,
hun waarnemingen nog niet minder ver-;
ontrustend. Ik zou niet graag met Kous
broek willen beweren dat uitgerekend de
waanzin aan de macht is. want dat 1»
nogal wat. Niet de verbeelding, de hui-]
chelarij of het eigenbelang maar de
waanzin. Ik begrijp wel de verontwaardi
ging die schuilt in zo'n titel. Wie alle
dagen moet ondervinden dat de waarde,
die hij hoog wil houden met voeten
wordt getreden, zoekt het in hyperbolen
of in venijnige spot. Belde bundels, die
van Kousbroek en Hermans, bevatten
echter meer dan ik aanstipte. Kous-_
broek heeft het bij voorbeeld nog over
strips, tramhuisjes, film, Sartre, de aan-'
komsthal van Schiphol; Hermans nog]
over het Vlaams, pornografie, Welnreb.i
De Schoolmeester, onmethodische we-'
tenschap, herinneringen aan Van Ouds-J
hoorn. U moet het zelf maar lezen gaan. i
RUDY KOUSBROEK. De waanzin
aan de macht. Amsterdam, Meulen-
hoff. 1979. 200 bis. 24.50
WILLEM FREDERIK HERMAN8.
Houten leeuwen en leeuwen van 1
goud. Amsterdam, De Bezige Bij,
1979. 400 blz. (geïllustreerd) 32.50
(ook gebonden verkrijgbaar).