ferwaarloosde
ichoonheid
1
Passende arbeid
Razzia's
en ergernis
Hi
iSOCIAAL BERECHT!
,G 14 APRIL 1979
TRCU W/KWARTET 15
kiekende park Rosendael in de kleine Gelderse gemeente Rozendaal zal,
'd 't: de nodige miljoenen ervoor beschikbaar komen, in vroegere luister
lid worden. Het park, dat een rijke geschiedenis heeft, bezit nog steeds een
i schoonheid, die echter verwaarloosd is.
esit
"BINNENLAND"
Jac. Lelsz
ND AAL Ja-
;eleden zat ik
F. T. baron
'allandt in de
ja van het huis
gen kasteel Ro
el is aange-
1 en we keken
end uit over
rk dat toen ook
en verwaarloos-
aat verkeerde
nochthans een
lende schoon-
ad weten te be-
n.
b^iet zijn geweest in
in dat de kleine ge-
Rozendaal met
jftienhonderd inwo-
dreigd werd in haar
ligheid door een of
annexatieplan van
nabuurde Rheden.
baron, die 34 jaar
der van Rozendaal
;t. zei dat hij zich
Zgjet hand en tand te-
verzetten. samen
ideren, en zie. de
besliste ten slotte
niet door zou gaan.
in Pallandt en dat
hem, maar hij
net geld niet voor
n tegenhouden, dat
voortschrijdende
van het nationaal
irde park Rosen-
de aanleg waarvan
architect van de
[Stadhouder, de
tot Daniël Marot, de
n de beroemde tui
nen van Het Loo, de hand
had gehad.
Baron Van Pallandt is in
tussen gestorven. Zijn be
zittingen heeft hij geschon
ken aan de Stichting Het
Geldersch Landschap, die
in 1979 juist vijftig jaar be
staat. Een magnifiek ca
deau, maar wel één dat de
ontvangers ook voor grote
zorgen plaatst. Afgezien
van het kasteel, waarvoor
andere regelingen gelden,
zijn er enige miljoenen no
dig om het park voor het
nageslacht te redden. Er
wordt op enige subsidie
van de overheden gere
kend en voorts heeft een
jubileumcomité onder
voorzitterschap van de
commissaris der Koningin
in Gelderland, mr W. J.
Geertsema, op zich geno
men om via allerlei acties
een flink bedrag bijeen te
brengen.
Eleonore
Kasteel Rosendael werd
waarschijnlijk begin veer
tiende eeuw gesticht. Als
buitenverblijf van de her
togen van Gelre, misschien
werd het als jachtslot ge
bruikt. Ze hielden het tot
1536 in eigendom. Ver
scheidene families hebben
het daarna in bezit gehad.
In laatste instantie waren
dat de Van Pallandts. Van
de oorspronkelijke burcht
bestaat eigenlijk alleen
nog de donjon. Maar die
mag er dan ook zijn. Een
grote zware ronde toren
met muren van vier meter
dikte. Vijf jaar lang moet
Reinald III, na een langdu-
Rosendael nu achterstallig onderhoud en vervaagde
contouren
rige vete met zijn broeder
in het kader van de twisten
tussen de Van Heeckerens
en de Bronkhorsten, er in
gezucht hebben. Een veel
opmerkelijker bewoonster
van Rosendael was even
wel zijn bloedeigen moe
der, Eleonore. dochter van
de Engelse koning. Laster
over haar wilde dat zij me
laats was. het werd in de
wereld gebracht door „ee-
nige oor-tuyters en snoode
raed-gevers". Terwijl haar
echtgenoot zich op een
feestje op het Valkhof in
Nijmegen bevond, begaf zij
zich erheen, ontkleedde
zich en toonde het gezel
schap dat er geen vlekje op
haar lichaam zat. Daarna
begaf zij zich huiswaarts,
het gezelschap „ontzet en
bedonderd" achterlatend,
zoals de historicus A. van
Slichtenhorst heeft ge
schreven. A. C. W. Staring
heeft er een episch gedicht
aan gewijd, dat aldus
begint:
Zij rukt het hullend sluij-
erkleed,
Metfieren smaad in 't oog.
Ten ongevlekten boezem
af.
Dien lastertaal beloog!
Bezongen
Rosendael is door velen be
zongen. Jacob van Lennep
maakte in 1823 met zijn
vriend Dirk van Hogen-
dorp een reis te voet. per
trekschuit en met de dili
gence door de „Noord-Ne-
derlandsche provinciën".
Hij schrijft naderhand on-
Rosendael zoals het was en zoals het ongeveer weer worden
zal een impressie van de kunstenaar Anco Wigboldus,
getekend voor het jubileum van het Geldersch Landschap
der meer: „Rozendaal van
achteren ingetreden zijn
de, bewonderden wij des-
zelfs heerlijke boomen en
fraaie wandeldreven, daar
wij ons thans niet bij het
poppespel der waterwerk-
tuigen en fonteinen ophiel
den, waar de tuinlieden,
wanneer zij de plaats too-
nen, zoolang bij stil blij
ven..." Ieder kan Rozen
daal op zijn manier onder
gaan. Neem nu de „bedrie
gertjes". een der merk
waardigste onderdelen van
wat het „tuinmeubilair"
genoemd wordt. In een
Kronkel gaat Simon Car-
miggelt 42 jaar terug naar
een schoolreisje. Hij herin
nert zich „hoe plotseling de
straaltjes water uit de
vloer komen en in je kruis
spuiten". „Alleen de mees
ter bleef droog, omdat hij
ging staan op de gaatjes
waar het water uit kwam.
Dat had hij slim bekeken.
Maar hij was dan ook de
meester, moet u rekenen".
De „bedriegertjes" vormen
maar één schalm in de ke
ten van heerlijkheden, die
men in park Rosendael
aantreft. Er staat een
theekoepel, die als de fraai
ste van Nederland geldt.
Verder is er ook de monu
mentale schelpengalerij,
waarvan men ten noorden
van de Alpen nauwelijks
vergelijkbare voorbeelden
vindt. Het is een van de
kunstwerken, waarvan de
restauratie onder leiding
van de Velpse architect W.
A. Helneman nog tijdens
het leven van baron Van
Pallandt is begonnen.
Stromend water m
Hoogst zeldzaam is park
Rosendael is het stromen
de water op diverse ni
veaus. Dat ontstond in de
zeventiende eeuw naar Ita
liaans voorbeeld. Wat later
zijn daar Franse elemen
ten aan toegevoegd. De
tuinaanleg dateert uit de
tijd van het echtpaar
Torck-Van Hoorn, dat eens
het kasteel bewoonde. Jo-
han van Hoorn, vader van
mevrouw Torek, was gou
verneur-generaal van Indië
en zijn grote vermogen
maakte de kostbare aanleg
mogelijk. Voordat de fami
lie Torck-Van Hoorn er
neerstreek, had Johan van
Arnhem er domicilie. Hij
begon de aanleg eigenlijk.
Van Arnhem was een ver
trouweling van de Koning-
Stadhouder. Het verklaart
waarom de architect Da
niël Marot in de zaak werd
betrokken. Tevens ver
klaart het de naam Ko
ningsberg voor de beboste
heuvelrug tussen Rozen
daal en Velp. die in het
legaat is begrepen. Het be
zit van Het Geldersch
Landschap is er in totaal
met 45 hectare door uitge
breid. Dat bezit is nu 6500
hectare natuurgebied. Het
Geldersch Landschap
groeide daarmee uit tot de
grootste provinciale na
tuurbeschermingsorgani
satie van ons land.
Midden vorige eeuw heeft
de bekende tuinarchitect
J. D. Zocher park Rosen
dael in landschapsstijl her
aangelegd. Dat betekende
dat de lijnen vloeiender
werden, minder strak geor
dend. Bij uitzondering, zo
is dezer dagen gezegd,
werd de oorspronkelijke
aankleding gehandhaafd,
althans voor een groot
deel. Zo ontstond een park
dat nog altijd tot de boei
endste van Nederland mag
worden gerekend.
Rosendael bezit nog im
mer grote schoonheid,
maar het is in een lange
reeks van jaren verwaar
loosd. Voor een particulie
re eigenaar was het onder
houd niet meer te betalen.
De bomen, rijk gevarieerd,
hebben een ernstige ach
terstand in onderhoud, de
beekjes in het geacciden
teerde terrein zijn dicht-
geslibt, de oevers van de
vijvers kalfden af, het rosa
rium werd overwoekerd, de
beelden vielen om. Kort
om, de schitterende con
touren van het park ver
vaagden
Het is de bedoeling park
Rosendael zijn oude glorie
terug te geven. Niet door
het terug te restaureren
naar de vroegste toestand.
Er wordt voortgebouwd op
de hervormingen, die Zo
cher aanbracht, inclusief
de bestanddelen, die het
mee zo uniek maken, de
kunstwerken uit begin
achttiende eeuw. Het jubi
leumcomité van Het Gel
dersch Landschap streeft
er naar hiervoor een mil
joen gulden bijeen te bren
gen. de rest moet van de
overheid komen. Tegen be
taling kan het park bezich
tigd worden. Dat is vroeger
jaren achtereen een kwar
tje geweest. Nu is het wat
meer. De 1500 inwoners
van Rozendaal zelf hebben
per traditie gratis toegang.
Het in 't bos gelegen, schil
derachtige kerkhof, dat
ook tot het landgoed be
hoort en waar onder meer
de dichter P. A. de Genes-
tet rust, is naar de gemeen
te overgegaan. Er rusten
daar verschillende dichter-
dominees, onder wie P. A.
de Genestet. In 1861 werd
hij er begraven. 31 Jaar
oud. Zijn vriend J. Zim
merman beschreef de be
grafenis: „Het was heerlijk
weer; de zon scheen helder
en vriendelijk; het rijpende
graan, de statige beuken
laan. het mulle zandspoor
en het jonge akkermaals
hout. alles was zoo lieflijk
overstroomd door het zon
licht; de bloemen geurden
om ons heen en de kinde
ren volgden ons huppelend
na de dorpsschool ging
Juist uit en wij wandel
den achter de lijkkoets
door die bekoorlijke dre
ven achter de mannen
met hun lange zwarte man
tels achter den ouden
koetsier, die zoo rustig en
bedaard daar dien jongen
man wegbracht naar zijn
kleine laatste woning".
door Huub Elzerman
anceerde onzin." zo heeft een jurist van
listerie van sociale zaken onlangs de plei-
voor verruiming van het begrip passende
genoemd. Met name werkgevers zien in
ling van het begrip passende arbeid een
om vacatures vervuld te krijgen en om het
uitkeringen te drukken.
fl," zei de hoge ambtenaar, want het begrip
de arbeid wordt door de Nederlandse be-
tchter streng uitgelegd. Wanneer iemand
an weigert, die het gewestelijk arbeidsbu-
eschikt vindt, dan kan hij naar zijn uitke-
uiten. Zo'n vijfhonderd werklozen moeten
k jaar tot hun schade en schande weer
finden. Werklozen kunnen worden gedwon-
erk buiten hun woonplaats te aanvaarden,
zvdfinen worden verplicht tot omscholing, tot
idergaan van een beroepskeuzetest. soms
>t het aanvaarden van werk dat lager wordt
d dan de vorige baan. In dat laatste geval
er loonsuppletie gegeven. In het algemeen
imelijk gevaarlijk om aangeboden werk te
dit niet zeggen dat er op het punt van de
eigering helemaal geen moeilijkheden zijn.
ndeel. ondanks de strakke voorschriften is
ft de vraag of een baan wel of niet passend
r een werkloze een bron van moeilijkheden
ren. Dat geldt voor individuele werklozen,
ook de uitvoeringsorganen van de sociale
teringen blijken moeilijk greep te krijgen op
igal wazig omschreven begrip passende ar-
Dat is onlangs nog eens aan het licht geko-
n de zaak van een werkloze werknemer, die
iet gewestelijk arbeidsbureau werd verwe
taar een werkgever, die een passende baan
Ebben.
an ging keurig solliciteren, maar toen hij
e dat hij een salaris zou krijgen dat nog net
en het minimumloon lag, haakte hij af „Die
..^accepteer ik niet," liet hij het arbeidsbureau
..want het loon is me te laag."
el rbeidsbureau dook onmiddellijk in de Werk-
eidswet ..Geen uitkering wordt toegekend."
de sociale verzekeringsmannen voor, „aan
erknemer die geacht moet worden werkloos
sa1b of te blijven, doordat hij in onvoldoende
tracht arbeid te verkrijgen, die nalaat pas-
arbeid te aanvaarden of die door eigen
d of eigen toedoen geen arbeid verkrijgt of
idtDeze voorschriften waren volgens het
lsbureau duidelijk en onverbiddelijk: de
sou zijn uitkering verliezen. Zoals gebruike-
leldde het arbeidsbureau deze conclusie aan
tbetalende instantie: de bedrijfsvereniging,
daar stuitte deze zienswijze op grote proble-
„Het loon is inderdaad zo laag, dat het
i sboden werk niet als passend kan worden
e^ouwd." zei de bedrijfsvereniging.
onflict tussen de uitvoerende instanties liep
op De uitkering van de man boven wiens
de strijd losbarstte werd ingetrokken, maar
edrijfsvereniging stapte naar de Raad van
'P en toen de beroepsrechter het arbeidsbu-
in het gelijk stelde, zocht de bedrijfsvereni-
ttt weer hoger op. Zo kwam de zaak terecht
Centrale Raad van Beroep.
De eerste ronde was voor de bedrijfsvereniging.
„Het aangeboden loon," voerde de vereniging aan,
„bedroeg 329 gulden bruto per week en dat is
beneden het destijds geldende wettelijke mini
mumloon van 332,40 gulden per week."
De directeur van het arbeidsbureau gaat welis
waar uit van een netto bedrag van 240 gulden per
week en dat bedrag ligt wèl net boven het
minimumloon maar volgens de Wet minimum
loon en minimumvakantietoeslag dient te worden
uitgegaan van bruto bedragen.
Vervolgens deelde de bedrijfsvereniging nog een
rake klap uit: „Volgens de uitspraken van de
Centrale Raad van Beroep zelf dient arbeid tegen
een loon beneden het wettelijk vastgestelde mini
mumloon te worden beschouwd als niet-passend."
Ten slotte wees de bedrijfsvereniging er nog op
dat de werkloze om wie het allemaal ging. blijk
had gegeven van een werkwillige houding. Hij was
kort nadat hij het aangeboden werk had gewei
gerd elders voor 270 gulden netto per week aan de
slag gegaan.
Restte de vraag of de werkloze man in aanmer
king kwam voor een loonsuppletie. Aan een werk
loze. die min of meer gedwongen lager betaald
werk aanvaardt, kan immers een aanvullende
uitkering worden gegeven. Had het niet op de weg
van de bedrijfsvereniging gelegen het te lage loon
van de man aan te vullen? „Nee", zei de bedrijfs
vereniging. „want de Werkloosheidswet bepaalt
nadrukkelijk dat loonsuppletie niet mag worden
gegeven, indien de betrokken werknemer een
dienstbetrekking aanvaardt, waarin het loon min
der bedraagt dan het rechtsgeldende loon."
In de toelichting op deze wet merkt de minister
van sociale zaken daarover op, dat „lonen, die in
strijd met de geldende voorschriften op een te
laag niveau worden vastgesteld, op grond van een
wettelijke regeling niet behoeven te worden aan
gevuld." En verder wordt er in de memorie van
antwoord nog eens gezegd, dat arbeid beneden
het minimumloon als niet-passende arbeid dient
te worden beschouwd.
„Het toekennen van loonsuppletie is in dit geval
in strijd met de wet", besloot de bedrijfsvereni
ging, „en de man mocht het aangeboden werk op
grond van het te lage loon weigeren. Hij heeft
recht op zijn uitkering."
De Centrale Raad van Beroep kwam vervolgens
met een onaangename verrassing op de propppen.
„De bedrijfsvereniging is," merkte de raad op,
„ten onrechte uitgegaan van een loon van 329
gulden bruto per week. Dat zou inderdaad drie
gulden beneden het minimumloon hebben gele
gen, maar over het hoofd is gezien dat het basis-
loon van de man zou worden aangevuld met een
prestatietoeslag van tien gulden netto."
De bedrijfsvereniging ging er op grond van de
stukken van uit, dat die toeslag al in het bedrag
van 329 gulden was opgenomen, maar, zei de
centrale raad, uit een nadere brief van de werkge
ver blijkt, dat het ging om een loon van 325 gulden
bruto per week. Daarbij dient een geschatte pres
tatietoeslag van naar schatting tien gulden netto
te worden opgeteld, zodat het aangeboden loon
iets hoger is dan het wettelijke minimumloon. De
man zou zelfs méér gaan verdienen dan zijn toen
malige WW-uitkering van 325 gulden bruto per
week.
Met deze verpletterende mededeling trok de cen
trale raad de stutten onder de bewijsvoering van
de bedrijfsvereniging weg.
Maar zelfs daar bleef het niet bij. De bedrijfsver
eniging kreeg ook nog te horen dat de man er
rekening mee had moeten houden dat hij al gerui
me tijd werkloos was en dat hij al die tijd kenne
lijk tevergeefs naar werk had uitgezien. Ook zon
der rekening te houden met een mogelijke toeken
ning van loonsuppletie was het aangeboden werk
passend, oordeelde de raad. Ook de stelling van de
bedrijfsvereniging dat er bij de beoordeling of
aangeboden arbeid passend is nimmer rekening
mag worden gehouden met de eventuele toeken
ning van loonsuppletie, wilde er bij de raad niet in.
De kans op loonsuppletie kan wel degelijk van
invloed zijn op de vraag of aangeboden werk
passend is.
Voor de man boven wiens hoofd zich dit steekspel
afspeelde, was deze terechtwijzing nog nauwelijks
van belang. Hij had het werk volgens de rechters
ook zonder loonsuppletie moeten aanvaarden en
voor hem was er dus geen redding mogelijk: Die
uitkering was hij definitief kwijt.
Al met al zat de ambtenaar van het ministerie van
sociale zaken er niet zo ver naast met zijn opmer
king dat het in Nederland niet zo gemakkelijk is
om passende arbeid te weigeren. Maar hij kon dan
ook verwijzen naar een studie over tweehonderd
uitspraken van de Centrale Raad op grond waar
van werkloze werknemers als gevolg van werkwei-
gering hun uitkering kwijtraakten.
De oorlog '40-'45 heeft niet alleen
onder de mensen en de dingen
barbaars huisgehouden, ook de
wat abstractere wereld van de
taal heeft er flinke littekens aan
overgehouden. Zeker voor wie de
sfeer van de bezettingsjaren uit
eigen ervaring kent hebben som
mige woorden een voordien on
bekende gevoelsinhoud gekre
gen. Hoe licht roept het woord
„leider" herinneringen op aan
Hitler of aan de Nederlandse ma
rionet Mussert! Wie zal ooit „per
soonsbewijs" kunnen zeggen
zonder door gedachten overval
len te worden aan de sluwe admi
nistratieve maatregelen van de
Duitsers? Onderduiker, bunker,
verzet, distributie, het zijn alle
maal woorden die voor velen ver
bonden zullen blijven met een
wereld vol spanning en angst,
waarin om elke hoek het verraad
op de loer kon liggen.
Het kan nu vreemd aandoen als
Je zo'n voor ons gevoel zwaarge-
laden woord tegenkomt in een
verband waarin het die lading
nog geheel mist. De historische
radiorede die mr. H. P. Mar-
chant, de om zijn overgang tot
de R.K. kerk voortijdig afgetre
den minister van onderwijs in
het tweede kabinet Colijn. op 7
mei 1934 hield, levert daarvan
een goed voorbeeld. Marchant
richtte zich die avond tot het
Nederlandse volk omdat er in
sommige onderwijskringen en
door veel uitgevers flink gemop
perd werd tegen de nieuwe spel
ling. die op 1 september van dat
jaar ingevoerd zou worden. Mar
chant noemde de vrees voor een
enorme schadepost onnodig, hij
meende dat lang niet alle school
boekjes direct vernieuwd be
hoefden te worden. „Er is geen
beter middel", sprak de minister,
„om de kinderen de nieuwe
schrijfwijze te leeren dan de cor
rectie van hun eigen leerboek
jes". Als de boeken onder leiding
van de onderwijzer doorgeno
men zouden worden, zouden de
kinderen volgens Marchant zelfs
„in edelen wedijver ontsteken
om een correctie het eerst te
noemen". Op dit punt was de
minister, ik merk het even terzij
de op. wel erg optimistisch. Aan
de „correctie-operatie", die voor
al neerkwam op het doorstrepen
van klinkers en van de letters n
steengebergte. Prachtig kn
tussjrffen de ho/gp steile ot
Nog een vlakte over en
zweefden we boven 't land
afgezet en we stonde
zeven en een half uur vlie
Na óejf sta
Gisteren werd' het te las
over onzof tweede^ vliegd
in de lucht.
Om half acht vertrokkei
uit Praag. Ik had vroeger
door dey kommandant vai
DkI van een in 1934 „gecorri
geerd" schoolboekje.
en ch, heb ik een flauwe herinne
ring, maar van een „edel" ent
housiasme heb ik nimmer iets
vernomen.
Wat me in Marchants toespraak
vooral opviel was dat hij het
voor ons naoorlogs besef onver
brekelijk met de bezettingsjaren
verbonden woord „razzia" ge
bruikte. „Elke razzia onder de
boeken moet achterwege blij
ven" zei Marchant en hij her
haalde met nadruk: „Er is in het
geheel geen razzia nodig". Het
woord had. toen Marchant het
gebruikte, al een flinke geschie
denis. Dr. K. Heeroma, ook be
kend als de dichter Muus Jacob-
se, heeft toen hij redacteur van
het grote Woordenboek der Ne
derlandse Taal was. een aantal
razzia's uit gedrukte teksten bij
eengezocht. Voor 1900 komt
„razzia" onder meer voor als
strooptocht ten behoeve van de
slavenhandel en als „politiële ac
tie" in Nederlands Indië waarbij
wel eens een kampong verwoest
werd. In een nieuwer verhaal was
sprake van een razzia tegen lasti
ge honden en in 1944, toen de
razzia's onder joden en onder
duikers al duizenden slachtof
fers gemaakt hadden, gebruikte
een bovengronds verschijnend
Lelds blad het woord voor een
politie-actie tegen illegale aan
sluitingen op de radio-centrale
Marchants toespraak werd door
de boze uitgevers uitvoerig geci
teerd in een strijdgeschrift, dat
uiteraard keurig in de oude spel
ling geschreven was. Die oude
spelling heeft het. zij het dan
niet op de scholen, lang volge
houden. Toen Volk en Vaderland
en „Trouw" in de oorlog in een
strijd op leven en dood onver
zoenlijk tegenover elkaar ston
den hadden ze het allebei over
„Duitschland". Het beeld van de
oude spelling overheerste ook
het nummer van het weekblad
De Spiegel dat op paaszaterdag
1939, nu precies veertig jaar gele
den. in veel christelijke gezinnen
op tafel lag. In dat blad werd wat
angstig de vraag gesteld „Zal
Duitschland zich door zijn tot
1944 geldend verdrag met Polen
laten weerhouden?" en het zin
netje „Zo zou een klein vlamme
tje een geweldige brand kunnen
aansteken" had iets van een
sombere profetie.
Protestants Nederland had, ter
wijl de inkt van de verslagen
over de Duitse intocht in Tsjech-
sche grensgebieden nauwelijks
droog was. ook andere zorgen.
De directeur van de Algemene
Nederlandsche Vereenlging van
Vreemdelingenverkeer' had ge
klaagd over onze „preutsch-
heid". Hij had ons land „veel te
puriteinsch en daardoor voor
veel vreemdelingen vervelend",
genoemd. Op veel plaatsen
mocht niet gedanst of gemengd
gezwommen worden, gokken
mocht nergens en zoveel méér
was verboden De Spiegel maak
te zich behoorlijk boos: de uit
spraak van de directeur was
„droevig", men was „op een ge
vaarlijken weg". Al sloegen de
toeristen hier dan minder geld
stuk. De Spiegel wenste de „wel
vaart niet tot lederen prijs".
„Hoogere waarde heeft voor ons
de bevordering van een gezond
volksleven Dan doen we het
maar liever met wat minder",
aldus het blad, welks woordkeus
we niet zo gemakkelijk meer
zouden volgen.
Woorden blijkens overigens niet
alles-overheesend. Deze week
vertelde dr. L. de Jong voor de
radio dat het verschijnsel van
het anti semitisme al honderden
jaren oud was toen. dat was ruim
een eeuw geleden, het woord er
voor gevonden werd Het heelt er
niet minder door gedijd.