Een mens op zoek naar de bron van zijn leed O plant een vlag die niet waait! Ironische kijk op biljarters Harry Mulisch krijgt P.C. Hooftprijs Amusante prenten in Zutphens „Stedelijk" L. ÏATERDAG 24 FEBRUARI 1979 KUNST TROUW/KWARTET 23 ïdiit I iloor J. van Doorne Ie- )e reeks ..Russische Miniatu- en". uitgegeven door G A. van )orschot. is een aanvulling op mei e „Russische Bibliotheek" van vanlezelfde uitgever. De reeks be- één at korte verhalen, essays en en-|oneel van auteurs die na 1917 r in i de USSR naar voren kwa len. Veel van hun werk moest ndergronds worden uitgege- en. nadat in het begin van de iren 40 de zogeheten proleta- qe. sche schrijvers naar voren ^anfaamen en de kritiek hoe lan- er hoe meer moralistisch werd i communistische zin. /er- ;iaga< Set is duidelijk, dat de reeks 'ril®Pjn belangrijkheid allereerst ntleent aan de geboden litera- bur. Maar de begeleiding ervan rot i eveneens van waarde. Want ie is uitnemend. Alle delen orden uitvoerig geannoteerd vgtft\ van een verscheidene pagi- 3 gte's lang „Nawoord" voorzien. zodat de lezer een helder inzicht krijgt in zowel werk en leven van de auteur als van de situa tie binnen het kader van de politieke en maatschappelijke omstandigheden. Dezer dagen zijn weer verschei dene deeltjes in de reeks ver schenen. Op één ervan wil ik allereerst de aandacht vestigen. Het is „Voor zonsopgang" van Michail Zosjtsjenko. De auteur werd in 1895 te Polta- wa. dicht bij Kiev geboren. Hij was van Oekraïnse adel. Zijn vader was kunstschilder en zijn moeder actrice. In 1904 verhuist het gezin naar Petersburg. Na het gymnasium gaat Michail rechten studeren. Hij gaat na het uitbreken van de Eerste We reldoorlog vrijwillig in dienst, wordt gewond en loopt een hartkwaal op. Na de revolutie doet hij eerst van alles en nog wat en wordt in 1919 toegelaten tot het door Gorki opgerichte Huis der Kunsten. Hij wordt er in de kunst van het schrijven onderwezen. Hij gaat daar behoren tot de groep die zich „De Serapion- broeders" noemde naar de klui zenaar uit het verhaal van E.T.A. Hoffmann. Manifest Er heerste in de 20-er jaren nog een ruime persvrijheid. Welis waar roerden de proletarische auteurs zich meer en meer. maar aan de groep werd weinig of niets in de weg gelegd. In het door haar in 1922 uitge geven manifest staan dingen te lezen die de leden zuur zouden opbreken. Zij verwierpen name lijk de gedachte, dat de litera tuur enige ideologie zou moeten dienen. Iedereen zou moeten mogen zeggen wat hij maar wil. Er is slechts één gemeenschappelijk uitgangspunt: „Wij moeten kunnen geloven in de werkelijk heid van een literair werk. on verschillig de kleur die het heeft." De leden verwierpen het nuttig heidsbeginsel ten aanzien van de kunst. Zij wilden geen pro paganda maken. Ik geef hier zeer in het kort de teneur van het „Manifest" weer, daarbij en lang niet alleen déórbij, dank baar gebruik makend van het uitvoerig „Nawoord" van Kris- tien Warmenhoven. Zosjtsjen ko werd al spoedig beroemd en bemind bij de Russische lezer. Zijn werk werd bij miljoenen exemplaren verkocht. Halver wege de Jaren '20 lanceert hij een eigen literair genre, dat „Sentimentele novelle" ge noemd zou worden. De auteur fungeert daarin als hoofdper soon en geeft commentaar op de inhoud. En die commentaren zijn van medisch-psychologische aard. Het bekendste boek van dit ge nre is „Voor zonsopgang", een beslist curieus en boeiend boek. De auteur had grote belangstel ling voor medische en pyscholo- gische onderwerpen. Succes Het boek verscheen voor de helft in 1943 en had een over weldigend succes. De auteur gaat er zijn eigen diepe melan cholie in te lijf. Het waren niet alleen de gewo ne lezers die het boek verslon den; ook medici en fysiologen gaven blijk van hun waarde ring. Dat mag merkwaardig heten. Het werk is namelijk zowel au to-biografie als psychiatrische studie. Goed. van een leek. maar dan toch wel van een leek die zich grondig in de psychia trie verdiept had. Hij kiest voor de therapie van het zich bezin nen op zijn leven. Wat was be langrijk? Wanneer ontsprong de bron der melancholie? Hij hield zich bezig met Freud. maar hij zag al spoedig in dat die hem niet helpen kon. Freud koos tenslotte tegen de rede en voor de instincten. Alle leed komt voort uit Verdringing. Maar de auteur wilde daar niet van weten. Rede en bewustzijn kunnen nooit vijanden van de mens zijn. Hij werd overtuigd aanhanger van Pavlov, de man van de leer der voorwaardelijke reflexen. Zosjtsjenko vroeg zich dus af, aan welke gebeurtenis sen en denkbeelden zijn melan cholie gekoppeld was. Hij ging daarbij de weg terug. De bio grafie begint omstreeks zijn zestiende jaar. Zij bestaat uit korte schetsen over dingen die als belangrijk door hem gezien werden. Maar zij achterhaalden het geheim niet. Hij gaat dan terug naar de periode tussen zijn vijfde en vijftiende jaar. Ook dat brengt hem niet ver der. Dan gaat hij nog verder terug en tracht te komen tot voor de zonsopgang van zijn leven. Aan het einde van dit deel heeft hij een aan zijn me lancholie gekoppelde belevenis gevonden. Hij beseft echter dat er vele koppelingen kunnen zijn. Het is allemaal ongelooflijk boeiend, ook al beseft men dat de leer van Pavlov tegenwoor dig in minder groot aanzien staat dan tijdens het leven van Sosjtsjenko. Fout Na enkele maanden van groot succes, barst de kritiek in hevi ge mate los. De auteur heeft een ongelooflijke fout begaan: hij heeft niet over het volk en de opbouw van de USSR geschre ven. maar over zichzelf. De kri tiek heeft eindelijk een stok ge vonden om de hond van Pavlov te slaan. Hij wordt uitgeschol den op niet mis te verstane wij ze en uit de schrijversbond ge stoten. Deze slag zou de bij het Russische volk zo populaire au teur nooit meer teboven komen. Hier wordt opnieuw de kloof zichtbaar tussen wat een volk wil en een dictatuur verbiedt. Het tekent de corrupte houding van de Sovjet-leiders ten op zichte van hun eigen cultuur. Pas in 1972 zou het tweede deel in Rusland uitkomen, echter zonder dat gewag wordt ge maakt van het eerste deel. In de reeks „Russische Miniaturen" zal het boek later in het Neder lands uitkomen. De auteur stierf als een uitge blust man in 1958. Michail Zosjtsjenko: „Voor zonsopgang". Deel van Russi sche miniaturen" onder redac tie van Charles B. Timmer. Vertaald en van een „Na woord" voorzien door Kristien Warmenhove. Bij G. A. van Oorschot te Amsterdam. 1978. Paperback. Aantal pagina's 170. Prijs 16.50. door T. van Deel Op bladzij 109 van „Voer voor psychologen" kiest Harry Mulisch een willekeurige zin uit zijn werk ('Aan de wand een hoge. staande klok van zwartgelakt hout') die hij in verband brengt met alles wat hij heeft geschreven en bovendien met zijn leven zelf. Het is niet verbazend dat zoiets lukt, of althans plausibel wordt, want interpreteren is nu eenmaal samenhang aanbrengen en wie dat goed doet. heeft gelijk. Van meer belang is het düt Mulisch zo'n groot verband veronderstelt en met zoveel nadruk de proef op de som neemt. Mulisch is als schrijver de jager uit zijn gedicht „De vogels": De wereld verstuift, de mens Trekt voren, bouwt dijken. Lijst zijn etsen in, laat wit Rondom zijn gedicht, wil alles Koncentreren in een punt. Met een schot wil hij de wereld Koncentreren in een punt Schrijven is, zo beschouwd, een handeling gericht tegen het verstuiven van de we reld. Zijn „Zelfportret met tulband" begint nogal laco niek met de opmerking: „Wie schrijft, krijgt op aller lei manieren te maken met de tijd". Op veel plaatsen in zijn werk laat Mulisch zich meer of minder duidelijk uit over de functie van het schrijven en die komt glo baal altijd op vereeuwiging neer. In wat hij schrijft pro beert de schrijver tijd en ruimte te boven, of te bui ten. te komen. Deze opvat ting is niet specifiek voor Mulisch, het is de opvatting van een groot aantal schrij vers in de modernistische traditie, maar in ons land heeft Mulisch zich hier sterk rekenschap van gegeven. De „Manifesten" uit 1958 zijn nog altijd voer voor lite ratuurinterpreten. Wie samenhang onderzoekt in het schrijven zóekt waagt zich graag aan heel diverse dingen. Daarin is het aantrekkelijke van Mu lisch' oeuvre gelegen. Het omvat een avonturenroman als „De diamant", mytholo giserende vertellingen als „De versierde mens", repor tages als „De zaak 40/61", essays als „Het sexuele bol werk". theaterstukken als „Tanchelijn", een libretto als „Axel", gedichtenbun dels als „Woorden, woor den". etc. etc. Mulisch is een bijzonder wendbaar auteur, die weliswaar steeds op het zelfde uit is. maar dat niet op steeds dezelfde manier wil doen. Alles wat Mulisch in boek vorm gepubliceerd heeft, is verkrijgbaar. Dat is niet toevallig. Mulisch be schouwt zijn boeken als het enige waar het om gaat. Zouden ze niet meer in om loop zijn, dan houdt zijn schrijven op zin te hebben. Al het geschrevene hoort bij elkaar; wat niet is uitgege ven. is niet geschreven. Van daar dat vandaag een bun deling verschijnt van meest oudere stukken. „Paniek der onschuld", en vandaar dat vandaag de mooiste prijs voor een Mulisch. zijn „Bibliografie" die Marita Mathijsen voor CRM en BZZTÓH samenstelde, zal worden overhandigd. Die behoefte aan samen hang is Mulisch dikwijls kwalijk genomen. Men heeft zijn Jonglerend filoso feren bespot, zijn histori sche interpretaties gehe keld, zijn psychologische krachttoeren verworpen, men heeft zijn stijl bombas tisch en hyperbolisch ge noemd. zijn referenties aan mythologie pretentieus, zijn bemoeienissen met occul tisme en religie als humbug beschouwd. Wie een bladzij Mulisch leest kan zich wel iets bij zulke bezwaren voorstellen, maar tezelfder tijd is één ding ook heel duidelijk: dat Mulisch een schrijver is van formaat. „O plant een vlag die niet waait!" Deze regel uit zijn bundel „Tegenlicht" is de korte samenvatting van Mulisch' schrijversschap. Een vlag planten buiten de tijd. onaantastbaar. Roer loos teken van een ontdek kingstocht. naar een land waar nog nooit iemand was. Op de expositie is een tekening te zien. die gemaakt werd naar aanlei ding van Shakespeare's Antonius en Cleopatra. Men komt er biljartspelers aadjop tegen. Daaruit mag echter niet enté geconcludeerd worden dat de Egyp- king tenaren al hebben gebiljart. Over het ontstaan van het biljart staat niets vast, maar in ieder geval was er in hé Engeland in de 14de eeuw al iets wat irwijjer op leek. Enige eeuwen later ver- tl breidde het zich naar andere Europe- landen. Aangenomen wordt dat hoo( het uit het kolfspel is gegroeid, een eet soort tafelkolf eigenlijk. De tentoon stelling bevat een prentje uit moge- iginjüjk de 16de eeuw, waarop men heren met gepoederde pruiken, kuitbroe- Iken en nauwsluitende, geplooide jas- sjaasen aan een tafel, waarvan het blad op schragen rust, ziet spelen met een ngeikeu, die door het brede, gekromde uiteinde op een stick lijkt. en Kever worden de beeldende kun- die het biljart sociaal, poli- en/of satirisch benaderden, de techniek van het spel, die wonderlijkste lichaamsstandjes maken, niet vergeten werd. Dat op de band is een enorme van inspiratie gebleken. Bijzon- knap. fijnzinnig en grappig wor- die karakteristieke houdingen op een prent van Duitse waarop men een libel en een een partij biljart ziet spelen, veel plezier is er ook te aan een kleine reeks platen Bernard Leemker, waarbij we door Jac. Lelsz ZUTPHEN - Het biljarten, hoewel veelszins te associëren met het café, is één van de onschuldigste sporten. Het is zelfs een zeer ernstige sport. Zo serieus dat er een diepe stilte valt als een biljarter, die er wat van kan, zich gereed maakt voor een nieuwe stoot. Van hem kan gelden wat Godfried I Bomans in zijn „Kopstukken" een kan voetbalkenner laat zeggen: „Wat een speler altijd voor ogen moet houden, m- is dit: hoe maak ik de bal rijp? Ik ben I niets, de bal is alles. Ik moet opgaan s'9* in de bal. Ik moet bal worden". S'«1 i De uiterst grote ernst waarmee het biljartspel wordt bedreven, is ver- I moedelijk één van de redenen waar- I om kunstenaars de beoefenaren van I deze sport veelal met een ironisch oog nebben beschouwd, naast enige an- dere oorzaken zoals de entourage, dat speciale sfeertje eromheen, de won- derlijke houdingen, die aan acroba tiek grenzende capriolen. Aan dit on- derwerp wordt op het ogenblik in het Stedelijk Museum aan de Rozen- I gracht te Zutphen een tentoonstel ling van overwegend oude prenten' gewijd, en het ligt dan ook voor de hand dat deze een lichtvoetig karak ter draagt. De platen zijn van een verzamelaar uit Gelderland, die er de voorkeur aan geeft anoniem te blij- j ven. Een klein deel ervan is eerder getoond in kasteel Middachten te De Steeg waar de mogelijkheden om ze bezichtigen beperkt waren. - I ve ge w.oi St jstui te Tafelkolf sociaal gerichte platen de' Fransen. In het genre van de sociale afbeeldin gen komt men de bekende taferelen tegen. Verhitte gemoederen. Een man. die zich bij het biljart ophoudt, een keu opheft en zijn tegenstander te lijf wil („Ik sla hem dood"). Of een vrouw, die met een baby op de arm een café binnenstormt en haar echt genoot. die bij het biljart met een pot bier zwaait, een aantal stellig zeer op hun plaats zijnde verwijten naar het hoofd slingert. Kwalitatief lopen de prenten natuurlijk nogal uiteen. Soms komt een plaat niet boven de vlotte illustratie uit, soms is er sprake van aanzienlijk meer diepgang. Bij zonder fraai is de kleurenlitho van Maurice Neumon, waarmee we al bil jartend in het klimaat van de bourge oisie terecht komen. Biljarten moet in 't verleden ook tamelijk veel ge daan zijn door dames. We komen ze tenminste op deze tentoonstelling veelvuldig tegen in hun hoepelrok ken. en ze blijken niet alleen maar als versierend element in de biljartzaal aanwezig te zijn. Aan de tentoonstel ling is enig modern grafisch werk toegevoegd (maar dat is niet van de onbekende verzamelaar) van Jacque line de Jong. En verder een uitstalling van oudere en nieuwere boeken over het biljarten, tot en met de roman „Biljarten om halftien" van Heinrich Böll, maar dat zal waarschijnlijk al leen om de titel zijn gedaan. Te zien tot 25 maart. "«Pomerans JHet moderne biljart ontstond ln 1827 *toen een Fransman de pomerans uit- I vond. de dop op de keu, die het aantal mogelijkheden om de bal te spelen ■belangrijk heeft vergroot. Aanvanke lijk was het biljart een deftig spel, weggelegd voor weinigen. Populair ■werd het in de 18de eeuw. Het kwam toen naar café's, sociëteiten en ande re plaatsen van ontmoeting. Er waren speciale biljartzalen, waar tientallen tafels stonden opgesteld, zoals te zien op een prent van het Grand Café Parisienne. Alleen de Franse hoofd stad al telde in de 19de eeuw zo'n |20.000 biljarts. Het aantal biljartta fels werd belangrijk kleiner na invoe- van ccn belasting. Een tamelijk aantal kunstenaars heeft zich het biljart beziggehouden, en bedoelen we niet die schilders,, nogal druk met café-tafereeltjes de weer waren en dan en passant biljart meenamen, omdat dat in geheel paste. Ook niet die kunste die het biljartspel als liefhebbe- beoefenden, zoals Mozart die een biljarter was. Foto links: H. Hellwag: „Bil jarters in café", aquarel. Ont werp voor de Meggendorger Blatter, Mün- chen 1910. Foto onder: Een geestige prent van Ber nard Leemker. Zoiets als twee maal carambole, op het groene la ken én erboven. speciaal denken aan die twee corpu lente heren, beiden zo kaal als een biljartbal. Zij buigen zich gespannen over het biljart om te kijken of de ballen tegen elkaar liggen. Hun hoof den daarboven raken elkaar op vrij wel gelijke wijze. Zo ontstaat een dubbelbeeld, anders gezegd twee maal carambole. In het gezelschap bevindt zich uiteraard ook de spot boef Honoré Daumler. In politieke prenten waren de Engelsen sterk, in

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 23