Vooruit kijken Snotneus Biecht van een brommer mË TERDAG 30 DECEMBER 1973 _pmenstelling: Ger Lak en Dick Ringlever lal TROUW/KWARTET 11 ülUrllt Hoe blijf je nog steeds groeiende verkeers stromen in goede banen leiden, dat is een vraag die de laatste tijd meer dan ooit onder werp van discussies is. Na de betrekkelijke rust sinds de energiecrisis, tonen statistieken weer verontrustende ontwikkelingen. Nog steeds te veel doden, een achteruitgaande mentaliteit, agressief weggedrag. Discussie over de vraag of de snelheidslimiet nu wél of niet verhoogd moet worden, of er hardere straffen moeten worden opgelegd (dat de foutparkeerder sedert enkele weken zelf de wegsleepkosten van 120 gulden moet betalen, is er maar één voorbeeld van), of er iets dient te veranderen aan de rijopleiding. Zijn we bezig neurotische wegpiraten te wor den? Op deze pagina een gesprek met poli tiemannen „in olifantshuid", ervaringen van de ANWB met „tests voor rijbewijshouders" en de bekentenissen van een bromfietser. Dat overkomt je dan na zo'n slordige half miljoen kilometers on der de wielen te heb- (ben weggereden. Een —jbéétje rij-ervaring "^mag dan wél veron dersteld worden. Met jgeen al te grote zorgen was je in je auto ge stapt om de rijtech- nisch adviseur van de ANWB J. van Sörnsen de Koste te laten erva ren, dat het met de rijvaardigheid van de automobilist niet al tijd zo slecht is gesteld als statistieken zeggen. ïlNa een dikke anderhalf uur rijden, over de snelweg, dwars door de drukke bin nenstad, over polderwegge tjes, weet je wel anders. Het vonnis is hard: zelfs niet eens een volle „ruim vol doende". Een score waar mee je je niet hoger ge plaatst weet dan in de grau- middenmoot van die vele tienduizenden, die zich sinds 1961 onderwierpen aan de praktische rijvaar- J digheidstest van de ANWB. Het enige wat als „goed" werd gekwalificeerd was de bedrevenheid in het ver keer. Maar dat blijkt lang niet voldoende om je te kunnen rekenen tot het eli te-groepje van de veilige weggebruikers. Behande ling en beheersing van het voertuig, waarnemingstech- ^Tniek, verkeersinzicht, rij- ""*stijl, vertaling en toepas sing van de verkeersvoor- schriften en -tekens zijn wellicht van nog groter belang. „En vooral dat verkeersin zicht, het over de situatie ter plaatse heen kunnen kij ken, weten wat je na een paar honderd meter kunt verwachten, dat is een zaak. waar we scherp op letten." zegt chef F. Schalk van de sectie rijvaardigheidstests. ,Wie weet wat hem te wach ten kan staan, zal immers lang zo gauw niet verrast worden en dus minder gauw een ongeluk veroorzaken als de man die alleen rea geert op de plaatselijke ver keerssituatie." Tijdens de rit was daar óók al op gewezen, vooral op de informatie die verkeersbor den over nog niet in het zicht zijnde situaties kun nen leveren. Zo'n bekend rond bord bij voorbeeld, waarop is aangegeven dat voertuigen langer dan tien meter daar de weg niet op mogen. Wat heb je daar nu mee te maken als berijder van een bescheiden mid denklas-autootje, denk je dan. Jazeker, dat heb je wél. Zo'n bord zegt namelijk, dat je in die weg vervelende bochten kunt verwachten. Dat soort informatie wordt door de doorsnee-automobi list lang niet voldoende on derkend, ervaren de bonds- adviseurs. Waarschuwings borden. waarop is aangege ven dat 200 meter verder een stoplicht staat, worden voorbij geraced. Voor voor rangskruispunten wordt vaak op het laatste moment gestopt, waardoor bij mede weggebruikers een schrikre actie teweeg wordt ge bracht. Want die weten niet, dat de aanstormende bruut allang zijn voet boven het rempedaal had hangen. Dat het rijbewijs nog lang geen garantie is voor een veilig weggedrag tonen de statistieken van de ANWB. En die geven dan nog een florissant beeld, want wie zich aanmeldt voor een rij- vaardigheidstest, is bij voorbaat gemotiveerd. No toire wegpiraten vindt men er zelden onder. Zomaar een paar cijfertjes uit de laatste zeven jaar rij test-ervaring. In de catego rie „zeer goed" plaatsten zich de laatste jaren steeds minder automobilisten. In 1971 was dat nog 1,2 pro cent, vorig jaar nog maar 0,2 procent. Het percentage „goed" daalde in die perio de van 35,8 naar 14,4. „Ruim voldoende" bleef ongeveer gelijk (42,2 resp. 42,9 pet), de groep „voldoende" groeide (van 14,2 naar 32 pet), maar evenzeer de groep „onvol doende" (van 6,3 naar 10,5 pet), terwijl de categorie „slecht" rond de 0,2 procent bleef hangen. Uitgesplitst kunnen uit dat onderzoek nog wat meer op merkelijke gegevens wor den gehaald. Zo blijkt bij voorbeeld, dat bij de groep ouder dan vijftig het per centage „twijfelachtig" driemaal zo hoog is als bij groepen onder de veertig. Merkwaardig is ook dat de groep die minder dan zes jaar het rijbewijs op zak heeft én de groep die het papier al meer dan twintig jaar bezit even slechte re sultaten boeken. Beide groepen hebben 50 procent meer het predikaat „twijfel achtig" gekregen dan de ca tegorie daartussen. Zégt de duur van het bezit dus weinig, van veel meer invloed blijkt het aantal jaarlijks gereden kilome ters. Zij die minder dan 10.000 kilometer halen sco ren zesmaal meer het predi kaat „twijfelachtig" dan de groep die meer dan 40.000 kilometer rijdt. Routine speelt een belang rijke rol. Kan het effect daarvan ook bereikt worden door strengere examenei sen? De heer Schalk: „Ik zou liever zeggen: óndere ei sen. Er zou meer accent kunnen worden gelegd op het verkeersinzicht, ook tij dens de opleiding. Neurose op de weg Bij de Amsterdamse verkeerspolitie heb ben ze het eens ge turfd. En het resultaat was een lange waslijst van enkele honderden in gespierde taal ver pakte verwensingen aan het adres van de bekeurende poli tieman. Je moet een huid als een olifant hebben, zeggen ze bij het bureau verkeers handhaving. En nog uitkij ken óók, dat ze je niet van de weg rijden. Laatst ge beurde dat nog met een mo torsurveillant, die een auto mobilist wilde aanspreken omdat zijn auto op een plaats stond waar niet ge stopt mocht worden. Juist toen de agent wilde afstap pen gaf de man vol gas en schepte hem. Vijftig meter werd hij meegesleurd. Aan de hoofdstedelijke Anne Frankstraat willen ze er maar mee duidelijk ma ken, dat de mentaliteit van de weggebruiker agressie ver wordt: zeker negentig procent van alle aanhoudin gen ontaardt in een scheld partij. Agressief, snel geprikkeld, gehaast en een toenemende neiging om met de verkeers regels een loopje te nemen zo komt het beeld over van de gemiddelde weggebrui ker in een drukke stad als Amsterdam. Kleine treiterijtjes ook. Als er een schikking voor vijf tien gulden kan worden ge troffen. betalen met dubbel tjes en kwartjes, of met een briefje van duizend. Als de politieman het nummer van het rijbewijs in de porte feuille heeft genoteerd, hem ervan beschuldigen dat er een briefje van vijfentwin tig is verdwenen. Uitlatin gen als „Je schrijft maar een eind weg. Zeker alleen lagere school gehad, smeri ge snotneus." Of „Betalen? Nooit; ik heb goeie relaties bij de politie, die bon krijg ik wel plat en jij zult er ook nog wel van horen." Een al grijzende politieman met enkele tientallen jaren ervaring op de weg kan er beheerst kwaad om worden: „Kijk, dót hoor je nu nooit, hè Als er van zo'n ruzie een zaak komt, is het altijd de politie die in de kwade hoek wordt getrapt en al bij voor baat in het beklaagden bankje zit. Nooit een woord over het onheus gedrag van de bekeurde." Veranderende mentaliteit in het persoonlijke vlak; óók in het verkeersgedrag. Zo nu en dan verrichte steekproeven tonen aan. dat het rijden door rood licht de hoogste score no teert in het lijstje van over tredingen, vooral onder bromfietsers en fietsers. In één uur werden onlangs op een drukke kruising niet minder dan vijftig doorrij ders op de bon gezet. Dat er per jaar niet een veelvoud van het huidige aantal bon nen wordt uitgeschreven, komt alleen doordat man kracht ontbreekt. Datzelfde zeggen de beman ningen van de in Amster dam opererende „traffi- pax", een niet als politiewa gen herkenbare auto, die is uitgerust met een camera en ondanks zijn geringe af metingen een snelheid van over de 190 kilometer per uur kan bereiken. „Maande lijks maken we zo'n hon derd bekeuringen, maar als we meer wagens en man kracht zouden hebben, zou het een veelvoud daarvan kunnen zijn. En dan hebben we het nog alleen over de grove overtredingen. Van die mensen bij voorbeeld die vijftig kilometer (en veel meer) boven de snelheidsli miet rijden, rechts inhalen, hun voorganger hinderlijk op de hielen blijven zitten, vanaf de lnvoegstrook in eens dwars door ai het ver keer naar de linker rijstrook racen of de vluchtstrook ge bruiken om files te pas seren." De politie ervaart het dage lijks: zulke overtredingen komen steeds meer voor. „Het is alsof," zegt zij, „de weggebruiker steeds min der het belang van regels gaat inzien, in ieder geval ze met een grotere vanzelf sprekendheid negeert. Be grijpelijk misschien. We le ven in een druk-op-de-knop- klaar-tijd. Die mentaliteit herken Je ook in het ver keer. Niemand wil meer wachten, ledereen heeft haast, alles moet zo comfor tabel mogelijk. Maar le vensgevaarlijk is het wél Belangrijke rol daarbij speelt ook, dat veel wegge bruikers van de zinnigheid van bepaalde regels niet overtuigd zijn Een brom fietser bij voorbeeld kan moeilijk inzien, dat hij bij rood licht niet rechtsaf mag slaan. In kringen van ver- keersdeskundigen is dat ook al een punt van discus sie: wellicht zal dit verbod nog eens verzacht worden in die zin dat rechts afslaand langzaam verkeer meer vrij heden krijgt. Politiemensen geven trou wens zelf toe, dat er soms wel eens te veel wordt gere geld. Maar één voorbeeld de Amsterdamse Plesman- weg. waar het verkeer veel sneller zou doorstromen als men gebruik maakte van knipperlichten in plaats van stoplichten. De stop lichten worden alleen nog gehandhaafd om trams en bussen (door automatische beïnvloeding) sneller groen licht te kunnen geven. Op de vijf wekelijkse werkdagen snor ik des morgens van het uiter ste westen van Am sterdam tot diep in het oostelijk stads deel. Van huis tot werkgelegenheid doe ik daar, door de bank genomen, vijfendertig minuten over. Met het openbaar vervoer, om rijden, wachten en overstappen inclusief, zou dat vijfenzestig minuten zijn. Voor de goede orde, ik ben niet verplicht van dit ver voermiddel gebruik te ma ken. Mijn laatste auto is nog geen jaar oud. Mede ter be schikking staan bussen en trams, waar ik staande of soms zitend tussen veel stadsgenoten kan meerei zen. De praktijk leet dat de rit per wagen langer duurt dan die van de brommer En ook veel kostbaarder is. Volle trams garanderen bo vendien dat ik afgedraaid en met zwaar hoofd des avonds de huisdrempel overga. Al vele jaren bestijg ik dus de tweewieler Ik weet echt waarvan ik spreek als ik zeg dat men niet alleen sportief moet zijn maar dat enige aanleg voor acrobatiek zeer wel is meegenomen bij het jongle ren in de hoofdstedelijke straten. Om te beginnen: ik bezon dig mij elke dag constant aan- het overschrijden van de maximumsnelheid in de bebouwde kom. Deze is daar 30 kilometer per uur, ik rijd normaal 40 (op buiten wegen toegestaan) als 45 niet mogelijk is. Die vaart moet je gewoon hebben om niet doorlopend gepasseerd èn gesneden te worden. Wel geteld kom ik per dag langs 36 stoplichten. Laat ik voor zichtig schatten dat ik op rustig terrein gemiddeld zes keer per dag aan de palen met lichten clandestien voorbijga. Dat is aan de lage kant. Soms móét je doorrijden, om bestaande verkeersknopen door file vorming veroorzaakt niet nog verwarder te maken. In de spits en ook na het wach ten voor bruggen, passeer ik ïonderden auto's die in eer ste versnelling voorwaarts cruipen. Dat langsrijden verhoogt mijn zondigen te gen de regels in niet geringe mate. Kronkelen tussen au to's die dikwijls ook elke doorgang voor fietsverkeer afsluiten, is vaste prik. Zo wel links langs de tram als rechts over troittoirs rijden, behoort tot de routine. Bij zondere oplettendheid is vereist bij het passeren van geparkeerde auto's. Deze knelpunten leveren mini maal twaalf overtredingen op. Plotseling openslaande portieren of onverwacht vertrekkende dubbelstaan- de voertuigen, met veelal geïrriteerde chauffeurs, eisen voortdurend attentie. Stille achterstraatjes die niet ingereden mogen wor den, houden mij niet tegen. Waar stopborden aangeven dat men moet wachten met het oprijden van de voor- rangsweg. wil ik zonder af remmen nog al eens door gaan of de bocht nemen. Om de zaak wat af te ron den: over de streep rijden tot het hek voor geopende bruggen scheelt ook aan merkelijk als er weer opge trokken kan worden En ach, in stille buurten steekt niet élke bromfietser bij iedere hoek zijn hand uit De vraag opwerpen of brommen in het algemeen een ontspannende bezig heid is. is zeer zinnig. Leuk is anders. Men moet stevig ingepakt aan het verkeer deelnemen. Wie tijdens alle jaargetijden ook dikwijls in het duister en gladde wegen sneeuw rijdt, is zeer gehol pen met laarzen, een wind scherm en beenschilden. Een lichtgewicht regenjas en -broek horen in zijn ba gage. Over kosten gesproken kan hij uiteindelijk goedko per per tram of bus reizen. Verzekeringen zijn pittig, reparaties lopen op en pech onderweg is vreselijk irritant. Schrijver dezes heeft helaas ook tweemaal meegemaakt dat nare lie den zijn vervoermiddel meenamen en nimmer te rugbrachten. De ras-bromfietser, voor zien van die ontsierende verplichte helm, die je be halve lichtelijk doof en be lachelijk ook volstrekt ano niem maakt, moet met een grote dosis humor en nim mer zonder omzien naar links uitwijkend zijn ver keersleven leiden. Voortdu rend belaagd door overig rollend materiaal moet hij naast zijn eigen overtredin gen rekening houden met de talloze fouten van ande ren. Hij mag niet mopperen als tijdens kletterbuien langsrijdende auto's hem onder de modder spatten. Hij moet zorgen in de tram rails niet onderuit te gaan en een goede bel intensief gebruiken Als een onbe kende soldaat beweegt hij zich zo, vaak kruipdoor- shiipdoor. op het verkeers- sla. 'eld waar dagelijks nog te vcv mensen blijven. Voe ten op pedalen, handen volgens 'rschrift aan het stuur belet i. m in vele situ aties naar het->ofd te grij pen dan wel het i. ri vast te houden Als alles helemaal mee zit, win ik met mijn doorgaans boven de toegestane snelheid rij dende brommer per dag zestig minuten in relsduur ten opzichte van het openbaar of ei gen vervoer. Dat is per week minstens vijf uur. Ik bezondig mij óf vaak puur automatisch óf uit bittere noodzaak per dag aan: zesmaal passeren van stoplichten als het groene licht niet brandt: twaalfmaal links passeren van au to's of noodgedwongen op trottoirs rijden; zes maal zonder afremmen voorrangswegen oprij den of inrijverboden negeren; tienmaal geen hand uitsteken. Sa men 34 keer, dit maal 5 dagen wordt 170 keer toch wel een denker tje voor iemand die tot dusverre gevrijwaard is van botsingen, blessu res en bekeuringen en gedurende zo'n vijfen twintig Jaar in het lang zame bromverkcer in snel tempo meedraait. „Brom jij altijd nog naar de zaak?" vroeg een collega die over verkeerszaken schrijft. „Jawel," zei ik. „Hoe gaat dat?" „Zo!" Zo ontstond dit kijkje (van) achter het scherm over een verkeersdeelnemer, die door de snellere voertuigen nogal eens als onbeschermd wild wordt gezien Ji

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 11