Nationale 3e serve s wakker geworden De zelfkennis van mens en rat 'De zomer pleegt ons loom en traag te maken' d 'rijwilligers bevrijd van Daar-komen-de Schutters-imago Wetenschap en techniek ITEftDAG 15 JULI 1978 BINNENLAND TROUW/KWARTET 13 ie c mii elli J !6) rnt oor Huib Goudriaan /lie ,19£ DUDA Wie de Natio- jJ," le Reserve nog met eur lad's Army", de lachen- 'iph tren-brullen-reserve 'ur|in de Engelsen in oor- itijd, durft te vergelij- ji, wordt op het stafbu- ^|au van de Nationaal Hjerritoriaal Comman- ^nt in Gouda wel uit de ■oom geholpen. Majoor Toes van het bureau ileiding zegt: „De geoe- ndheid en betrokken- :id van deze vrijwilli- irs vallen op; ze doen et onder voor de solda- b van het legerkorps en ït is verfrissend met ze 1 oefening te gaan." Het an van de Natres, zoals it uit vrije-tijds-militai- n bestaande landmach- nderdeel kortaf wordt raoemd, bleek trouwens de schutterswedstrij- dtn 1978 van de Konink- :e Landmacht. Hoewel Natres moest wed- eren met de beter geoe- de militairen van het rps, behaalde de roep Zuid-Limburg de arste prijs mitrailleur en e groep Zuid-Holland de keede prijs geweer. It Nationale Reserve lijkt, na «ralanK te hebben gekampt «(het komische Daar-komen- iWSchutters-imago. na een slui- toestand een nieuw leven te |n begonnen De meer dan ge- ie belangstelling is dit jaar te verklaren uit het dertigja- bestaan. Maar de hernieuw- aandacht komt ook voort uit veranderde kijk op de terri- le verdediging (beveiliging het Nederlandse grondge- naast de gezamenlijke de- van de NAVO-landen). Jok kreeg Den Haag meer oog ir de mogelijkheden, die re- rve-personeel biedt In 1977 lette het in het Stumik-rap- art „Krijgsmacht in verande- ag": „De stuurgroep beveelt tdrukkelijk aan ook in Neder- nd een ruimer gebruik te ma in van het potentieel dat in het serve-personeel ligt opge- mn." 'erouderd ta rapport in september 1977 in de Adviesraad Defensieaan- legenheden (ADA), was ge- aan de territoriale verdedi- ng als geheel, waarvan de Na- onale Reserve een onderdeel irmt. Hierin werd vastgesteld it de territoriale eenheden niet hun taak waren berekend ilgens het ADA-rapport waren te gering in aantal, liet de raliteit te wensen over en zou- zij te laat gemobiliseerd n Over de Nationale Reserve was de ADA eveneens kritisch: „De wapens van de pelotons Natio nale Reserve zijn sterk verou derd, de munitiesituatie is over het algemeen slecht en de ver bindingsmiddelen ontbreken." De pelotons zouden niet op de hun toegedachte taak van de beveiliging van objecten (brug gen. opslagplaatsen enz.) tegen sabotage berekend zijn. Ook was volgens de ADA de recht spositie van de vrijwilligers on voldoende geregeld. De conclusies en adviezen van de ADA werden ter harte geno men, want,al vrij snel met een Koninklijk Besluit van 18 janu ari van dit jaar is de rechtspo sitie van de Natres herzien. De vrijwilligers hebben nu de sta tus van reserve-militair gekre gen, de duur van de verbintenis is van twee jaar in vier jaar veranderd en vastgesteld is dat eens in de vier jaar een vijfdaag se oefening kan worden g^hou den. In de loop van dit jaar zal ook de vuurkracht worden opge voerd door vervanging van de verouderde wapens. Karabijn en mortier moeten het veld rui men voor de UZI-pistoolmitrail- leur en het FAL-lange afstand geweer. Ook zullen draadloze verbindingsmiddelen ter be schikking komen. Natuurlijk is het proces van ver betering en sanering van de Na tionale Reserve versneld door de aandrang vanuit de NAVO de verbindingslijnen van de Neder landse havens naar West-Duits- land („lines of communication") beter te beveiligen. In geval van oorlog zal het Nederlandse le gerkorps immers naar Duits land worden verplaatst en moe ten territoriale troepen (waartoe de Natres behoren) deze beveili- in de vrije tijd oefenen op de schietbaan ging van het Nederlandse grondgebied ter hand nemen. Oprichting Sinds 1948. het jaar van de op richting van de Nationale Reser ve, is overigens de gedachte waaruit dit vrijwilligers-onder- deel werd geboren, niet veran derd: beveiligen van huis en haard door mannen, die ter plaatse bekend zijn en die vrije tijd willen opofferen voor de ver dediging van de democratie. Di recte aanleiding voor de oprich ting was in 1948 het om hals brengen van de democratie in Tsjecho-Slwakije en het be gin van de koude oorlog. De regering, die meende over te weinig troepen in Nederland te beschikken (in het toenmalige Nederlands-Indië bevonden zich 107.000 militairen) besloot een soort "nationale garde" in het geweer te roepen. Hierbij gingen veel impulsen uit van studen ten, die vrijwillige studenten korpsen wilden oprichten. De reserve-kapitein A. Kok. die onlangs de geschiedenis van de Natres beschreef in de Leger- koerier, stipte aan dat de hoge verwachtingen over de interesse hiervoor onder de bevolking, echter werden gelogenstraft. Gerekend werd op twaalf batal jons, tienduizend man. maar op 1 december 1949 telde de organi satie nog slechts 3768 man. In 1959 was het aantal aanmeldin gen weliswaar gestegen tot 12.500 man, maar door de vele afkeuringen werd slechts 5700 man aangeworven. Tegen het einde van de jaren vijftig kwam er een sanering, omdat de Na tres niet voldeed aan de oor spronkelijke opzet. Marechaus see-reserve en luchtdoelartille rie ook behorend tot de Na tres werden opgeheven en de organisatie werd beperkt tot pe lotons infanterie, strikt plaatse lijk gebonden. „Beveiliging" Is de taak van de Nationale Re serve in de loop der jaren ook gewijzigd? Wie deze vraag stelt aan de hoogste baas van de Na tres, de Nationaal Territoriaal Commandant in Gouda, gene- raal-majoor M. de Jong krijgt ten antwoord dat dit niet het geval is. Generaal De Jong: „Ook in 1948 was het de taak van de vrijwilligers statische ob jecten te beveiligen. Wel is door het wegvallen van Frankrijk als lid van de NAVO de beveiliging van ons land, als aanvoergebied voor de Amerikanen en de En gelsen naar West-Duitsland, be- standaardoefening voor natres-eenheden: karabijnschutter zorgt voor dek king van raketwerper langrijker geworden. En bij deze beveiliging kan de Natres de an dere territoriale troepen waar over ik in geval van oorlog be schik, in belangrijke mate ont lasten. De Nationale Reserve wordt ook geïntegreerd in de staf van het Territoriaal Com mando en heeft geen apart bu reautje meer zoals vroeger het geval was." Wat betekent de taakomschrij ving „beveiliging statische objecten"? „Deze objecten zijn militaire verbindingscentra, wapenop slagplaatsen, radarstations, bruggen enz. Statische beveili ging wil zeggen dat zij als het ware op de objecten „zitten" en hoogstens om de objecten pa trouilleren. De vrijwilligers zijn gebonden aan hun streek en in geval van oorlog zullen zij ook niet worden verplaatst. De Na tres heeft drie grote voordelen. De mannen staan snel ter beschikking (binnen ongeveer twee uur aanwezig) doordat de minister van defensie ze per te legram kan oproepen en dit in tegenstelling tot de mobilisabe le troepen de regering als ge heel behoeft geen toestemming te geven om ze te kunnen in zetten; Zij zijn als vrijwilligers sterk gemotiveerd; Zij kennen hun eigen gebied als hun broekzak." Stimulerend Welke mensen geven zich hier voor op en is er de laatste tijd wel animo? „Levensbeschouwelijk komen zij veel uit christelijke kring, maar politiek gesproken zijn er ook veel leden van de PvdA en D'66 bij de Natres te vinden Verder komen zij uit alle beroe pen: van tandarts tot buschauf feur. Hun bezoldiging 3.20 voör een oefenperiode korter dan vijf uur en 7,60 voor een van vijf tot 24 uur) wijst er niet op dat ze het voor geld doen. Ze moeten wel hun eerste oefening als dienstplichtige achter de rug hebben, waarbij wij kunnen putten uit de mobilisabele dienstplichtigen, behoudens ge vallen met een bijzondere mobi lisatiebestemming. De belang stelling die de Nationale Reser- door J. G. A. Thijs Het was hartje winter toen ik. jaren geleden, de eerste schreden zette in het lokaal waar destijds het denk-, schrijf- en typewerk ten behoeve van dit dagblad verricht werd. Van die eerste dag (werkdag zou een te weidse benaming zijn) zijn me vooral bijge bleven de woorden die een in het vak vergrijsd persoon met grote nadruk tot mij sprak: Houd het steeds kort. houd het steeds erg kort! Weinige maanden later, toen ik vol doende „ingewerkt" geacht werd om heuse pennevruchten aan te leveren en ik. de hiervoor vermelde aanwij zing indachtig, trachtte alle overbodi ge woorden uit mijn stukjes te weren, ervoer ik weer eens dat er odk regels zijn die geen absolute geldigheid be- ritten. Het was inmiddels volop zo mer geworden, het was vakantietijd. er gebeurde erg weinig, het nieuws smolt als een ijsje in de zon voordat Je er zelfs maar naar grijpen kon. En overmits de courant niet met ledige bladzijden naar de abonnees verzon den mocht worden, gebeurde h£t wel eens dat je een opmerking in een tegengestelde zin kreeg: het zou in deze komkommertijd echt geen doodzonde zijn als je „stukjes" iets langer werden! Sindsdien zijn heel wat komkommer tijden verstreken; sommige waren he vig in hun soort, andere mochten er ook wezen maar verdwenen op een ogenblik dat Je dat allerminst ver wachtte; andere kwamen gewoon niet. ze bleven weg. zonder enig leven steken. Wie herinnert het zich niet meer: op 20 Juli 1969. midden in de zomer dus. stonden de eerste mensen op de maan: dagen en weken lane kopie volop. Drie jaar later werd vakantievierend Nederland verrast door het bericht dat het kabinet Bies heuvel een flinke barst vertoonde en iedereen zal nog wel levendig voor de geest staan wat wéér vier Jaar later, vorig jaar dus. in plaats van kom- konlhiers gepresenteerd werd: maan denlang durende formatie-ellende, waarin het gesprek van de Haagse heren voor zover dat af en toe naar buiten kwam zelfs bekijks van vakan tie-gangers trok. Op 14 juli schreef PvdA-onderhandelaar Ed van Thijn. die de hele zomer bleef vechten „te gen het allesopslorpende monster dat politiek heeft", in zijn dagboek: „Ik moet mij een weg banen door een dichte mensenzee. De formatie blijkt een toeristische trekpleister te wor den. De kortste weg (naar Den Uyl - th.) Is volledig versperd". Voor journalisten die in de zomerva kantie ervoor moeten zorgen dat de courant ook in die weken zo redelijk mogelijk gevuld wordt, brengt de komkommertijd vaak extra zorgen mee: als de bronnen van het nieuws al te zeer opdrogen, wat dan? Reeds Abraham Kuyper heeft die situatie eens geschetst In De Standaard van 24 augustus 1887 noemde hij het in een driestar (een kort. puntig hoofd artikel) opvallend dat het zo rustig en stil was in het land, waar zo spoedig 1 september) verkiezingen gehouden zouden worden. „De zomer pleegt ons loom en traag te maken, en in de komkommerweken krijgt ge geen Hollander flink aan den arbeid", luid de zijn klacht. Uitstel Een goede maand eerder, op 10 juli. had Kuyper al in een briefje aan de redactie van Het Algemeen Handels blad naar de komkommertijd verwe zen. Het was toen een jaar geleden dat in Amsterdam de Doleantie be gon en Kuyper. wiens Standaard toen al vijftien jaar oud was. raakte over de kerkelijke verwikkelingen in felle pennestrijd met de hoofdredacteur van Het Handelsblad. Charles Boisse- vain. Beiden waren met hart en ziek journalist (Kuyper zou in 1897 zeggen dat hij de krant niet begeerde om „een positie" te verwerven: „Neen, het dagblad was mij alleen een paard waarop ik als ruiter kon gaan zitten om U te leiden naar eene schoone gedachte"), hun pennestrijd is eens aangeduid als „een behendig gespeel de schermpartij waarin het woord de floret heeft vervangen". Scherpe stukken en artikelen volgden in dat jaar elkaar snel op. inaar op de tiende juli meldde Kuyper de Handelsblad redactie dat hij volgaarne de verde re bespreking van het geding dat tus- schen uwen Hoofdredacteur en mij hangt, tot na afloop van de komkom merweken zou uitstellen". Zo is het gebeurd. Zeilen slap Na Kuyper hebben hele generaties dagbladschrijvers met het verschijn sel van de komkommertijd moeten leven. In het christelijk weekblad De Ster. dat van 1919 af vijf jaar lang verscheen, signaleert kroniek-schrlj ver P. Brouwer in de zomermaanden regelmatig de windstilte op het ter rein van het nieuws en hij geeft af en toe de journalisten (waarbij hij zich zelf toch wel rekende) op hun huid omdat ze. als er geen nieuws is. het zelf maar verzinnen zouden. Op 20 augustus 1920 heeft Brouwer het over „de groote 'men', die in de komkom merdagen hoogtij viert" en hij con stateert: „Op de politieke, binnen- landsche wateren geen zuchtle zelfs, alle zeilen hangen slap. 't Gewone verschijnsel in de vacantietijd" Op 21 juli 1922 juicht hij bijna omdat er een kabinetscrisis (het einde van het eerste kabinet Ruljs de Beeren- brouck) is: „Komkommertijd én een kabinetskwestie. Wat een heerlijke samenloop van omstandigheden om den Zeerveelwetenden „Men" op z'n praatstoel te zetten". Op 11 augustus is hij wat pessimistischer: slechts „af en toe lanceert n krant eenlg be richt". Een week later schrijft hij zelfs: „De duim moet er bijkomen in dezen tijd van 't jaar". Ongeveer een jaar later, op 27 juli 1923 (het tweede ministerie Ruijs zit dan al weer een maand of negen) meldt Brouwer een zelfde „heuglijk" feit: „Als een vette kluif, net toen schraalhans in kom kommertijd keukenmeester werd. kwam de ontslagaanvrage van minis ter De Geer. En óf er door de vader- landsche pers werd gesmuld". Zoals men ziet: van wat bloemrijke taal waren ze destijds niet vies Om daarvan nog een voorbeeld te geven, tot slot een citaat uit wat Spectator, die in de jaren twintig en dertig de gereformeerde kerkbode van Bra bant en Limburg wekelijks van kro nieken voorzag, eens in de komkom mertijd schreef: „Vacantie' dat woordt smaakt als een geliefkoosde lekkernij. Het klinkt als goud op mar mer. Het geurt als rozen der valleien". door Rob Foppema Wanneer iemand, filosoferend met louter biologischf argumenten, een theorie ontwikkelt waarin kinder spel en nachtmerries een vergelijkbare functie het ben. wordt het tijd om even op te letten en op z minst om te zien in verwondering. Wanneer die thee rie volgens zijn bedenker gelijkelijk geldt voor mer. sen, apen, olifanten en ratten, maar niet voor kikker en kabeljauwen, kan dat de nieuwsgierigheid alleei maar verder prikkelen. ve dit jubileumjaar heeft gekre gen, heeft enorm stimulerend gewerkt. In het Noorden van het land hebben wij bijvoorbeeld sinds 1 januari driehonderd nieuwe aanmeldingen gekregen. De sterkte is 105 pelotons totaal en elk peloton moet bestaan uit 43 man. Voor het bereiken van de sterkte kunnen we nog wel zo'n duizend man gebruiken. De animo verschilt overigens wel van provincie tot provincie. In Zeeland kampen wij met een tekort, maar in Gelderland moesten nieuwe pelotons wor den opgericht om de vele vrij willigers op te vangen. Ik kan niet zeggen dat het mannen zijn, die soldaatje willen spelen: wij willen trouwens geen avontu riers en voor die categorie zou het ook niet interessant zijn: het gaat om eenvoudig infanterie- werk." Zullen zij in oorlogstijd wel op gewassen kunnen zijn tegen bij voorbeeld aanvallen van para chutisten in het achterland of beperkte invasies op de kust? „De verdediging tegen dergelij ke aanvallen komt niet voor re kening van de Nationale Reser ve, die alleen moet beveiligen. Er bestaat een verschil tussen verdedigen en beveiligen en dat wordt nogal eens uit het oog verloren. Onder beveiliging ver sta ik het ons veilig stellen tegen incidentele pogingen van de vij and om onrust te zaaien in het achterland of de verbindingslij nen te verstoren Wij houden ons bij de Territoriale Troepen bezig met de beveiliging van het achterland. Hiervoor kan ik naast de Natres in oorlogstijd beschikken over twee mobilisa bele brigades van het legerkorps en over ongeveer vijftig bewa kingscompagnieën van het be wakingsbataljon Van Heutsz, waarvan er acht paraat zijn. De verdediging tegen massale aan vallen is de taak van de NAVO strijdkrachten. Dat zou onze krachten te boven gaan. In het rapport van de ADA wordt ook de fout gemaakt dat deze twee zaken verward worden. Nederland beschikt niet over de financiële mogelijkheden het ei gen grondgebied met eigen mid delen ook nog eens te verdedi gen tegen dit soort aanvallen en bovendien in bondgenootschap pelijk verband een legerkorps in Duitsland te hebben. Dat zou dubbel-op zijn, dat zou ten kos te van het legerkorps gaan Wat mensen, apen. olifanten en ratten gemeen hebben, is vol gens dr Nick Humphrey zelfken nis. En toen hij in de trein naar Cambridge een moeder haar vierjarig dochtertje zag pesten, kon hij ook dat, na het overwin nen van zijn morele verontwaar diging, zien als een positieve ac tie die geheel paste in zijn theo retische raamwerk. Het was dus geen gering ver haal, wat Humphrey voorlegde aan een bijeenkomst van de Britse vereniging tot bevorde ring der wetenschappen. Hij had er geen spat onderzoek voor gedaan, alleen in zijn leunstoel uiteenlopende dingen op een rij tje gezet zodat er nieuwe inzich ten uit voortkwamen pure filosofie dus. Laten we proberen, zijn verhaal zo ordelijk mogelijk te volgen. Wat mensen, apen, olifanten en ratten onderscheidt van kikkers en kabeljauwen, is dat zij in sociale groepen samenleven, dat er tussen individuele leden van zo'n groep ingewikkelde relaties bestaaan. Zij zijn op elkaar aan gewezen voor hun voortbestaan samen zijn ze sterker. Dat betekent, aldus Humphrey, dat het erg belangrijk voor ze is. te weten wat ze aan elkaar hebben. Om die sociale relaties doeltref fend te kunnen hanteren, is net van levensbelang dat Je'een mo del hebt om het gedrag van me- dedieren (of -mensen) onder ge geven omstandigheden te kun nen voorspellen. band tussen die twee „pijn" noe men en dan ben ik net zo wijs. zonder dat ik daar iets ongrijp baars zoals introspectie voor no dig heb. Maar die tegenwerping deugt niet, vindt Humphrey. Wie ge voelens en Introspectie wil uit schakelen, gaat de mist In: hij moet alle mogelijke oorzaken en alle daarop volgende handelin gen vastleggen en kijken of er statistisch verbanden zijn aan te geven. Maar wie ln zichzelf te rade gaat, weet naar welk ver band hij zoeken moet. Hij kent zelfs subtiele gevoelens die door geen statistische operatie eüs verklaring boven water zullen komen. „Sprekend voor mij zelf," zegt Humphrey, „ken ik gevoelens van ontzag, van jaloe zie. van hoop, van verliefdheid, die allemaal een plaats hebben in mijn model van hoe andere mensen zich gedragen." Psychologen Dat is geen geringe opgaaf; psy chologen zijn er al jaren mee bezig, om het voorzichtig te zeg gen. Maar die opgaaf werd be antwoord, denkt Humphrey, door de ontwikkeling van zelf kennis. Of, om het actiever uit te drukken, introspectie: het be kijken van de inhoud van het eigen bewustzijn. Dat Is een be zigheid die aanmerkelijk meer inzicht oplevert dan het bekij ken van anderen, legt hij uit (en daar kan hij duidelijk niet meer namens de rat spreken, maar nou Ja). „Wanneer ik mijn eigen gedrag overweeg, word Ik niet alleen de uitwendige feiten van mijn han delingen gewaar, maar ook een bewuste aanwezigheid, „ik", die die handelingen „wil". Dat „ik" heeft ook redenen voor de din gen die het wil. Die redenen zijn verschillende soorten gevoelens, emoties, herinneringen, verlan gens. „Ik wil eten omdat ik hon ger heb", „Ik weiger te bewegen omdat ik pijn heb." „Bovendien leert de ervaring mij dat die gevoelens zelf wor den veroorzaakt door bepaalde dingen die in de buitenwereld met mijn lichaam gebeuren. „Ik heb honger omdat mijn lichaam zonder eten is geweest", „ik heb pijn omdat mijn voet op een doorn heeft getrapt"." Ik ontdek al vlug, aldus Hum phrey, dat verschillende soorten gebeurtenissen een oepaald ge voel kunnen veroorzaken, en dat een bepaald gevoel ervoor verantwoordelijk kan zijn dat lk verschillende soorten handelin gen wil. Kortom, ik ontwikkel een model van mijn eigen ge drag, waarin gevoelens het oor zakelijk verband geven tussen wat er met „mij" gebeurt en wat „ik" doe. Rat Voor hardnekkige behaviouris- ten (want tegen deze richting pakt hij hier uit) wil Humphrey het nog wel wat aanscherpen wanneer de kennis van een rat óver het gedrag van andere rat ten, zou worden beperkt tot al les wat behaviouristen tot nog toe over ratten hebben ontdekt zou die rat zc weinig van zijn moderatten begrijpen dat hij elke sociale relatie rampzalig zou verknollen. Maar boelender dan deze rich tingenstrijd is wat Humphrey nu verder met zijn theorie doet Om ln relaties goed te functio neren, redeneert hij, moet elk sociaal dier voor zichzelf een brede basis van innerlijke erva ringen opbouwen. Een soort bi bliotheek van gevoelens die hij als verklaringen voor het gedrag van anderen kan gebruiken. Dat heeft de natuur niet aan het toeval overgelaten, gelooft hij er zijn biologische mechanis men die ervoor zorgen dat jonge dieren (en mensen) snel de erva ring opdoen die de basis voor hun psychologisch inzicht ver schaft. Hij ziet er drie: spelen gemanipuleerd worden door de ouders, en dromen. Spelen ligt voor de hand. vindt hij. Het roept gevoelens op van opwinding, ongerustheid, com petitie, voldoening, teleurstel ling. Maar er zijn grenzen aan het soort gevoelens dat je zo leert kennen, want je speelt om dat het leuk is. het moet leuk zijn, anders doe je het niet. Echt nare gevoelens komen zo niet aan bod. Ouders Voor een deel zorgen de ouders daarvoor, denkt Humphrey, en hij heeft het gevoel dat de ge dragsdeskundlgen daar wel eens wat overheenkijken Een treffend voorbeeld kwam hij te gen in die trein naar Cambridge Vierjarig meisje vraagt iets on schuldigs aan moeder, die doet of ze het niet hoort. Na nog eens aandringen zegt ze: „Ik ben je mammie niet. je mammie is uit gestapt". Meisje begint be nauwd te kijken: „JIJ bent mijn mammie Moeder: „Nee, ik heb Je nooit eerder gezien." En zo heen en weer, tot huilens toe. Sprong En dan komt de gedachten- sprong. wanneer ik een model nodig heb om het gedrag van mijn mededemens (of -dier) te voorspellen of te begrijpen, neem ik intuïtief aan dat hij net zo in elkaar zit als ik. Als ik Jan in een doorn zie trappen, ver wacht ik niet dat hij fluitend door zal lopen. Of hij het zelfde gevoel heeft dat ik bij mij als pijn ken. zal hij mij nooit kun nen vertellen (leert Wittgen stein). Maar als hij naar zijn voet grijpt, neem ik aan van wel. en zulk soort aannames heeft geregeld succes: mijn model werkt, ik begrijp Jan. ik ben zij het ongediplomeerd psy choloog. Nu zou men mij kunnen tegen werpen. aldus Humphrey ten hij kijkt daarbij naar een soort psy chologen dat vooral in Amerika bloeit), dat die gevoelens er niets toe doen. Ik zie Jan ln een doorn trappen, ik zie hem stil staan en naar zijn voet grijpen, over pijn kan hij mij strikt lo gisch redenerend niets duidelijk maken. Maar als ik nog wat van zulke Incidenten zie, kan ik oor zaak en gevolg wel degelijk her kennen en het (abstracte) ver- Humphrey koos inwendig partij voor de zwakste, maar twijfelde later aan zijn eerste oordeel. Dal meisje leerde hoe het voelt om in de war en bang gemaakt te worden. „Ze leerde in die paar ongelukkige minuten misschien meer van werkelijk belang dan ik uit de honderd boeken die ik ooit ln treinen heb gelezen Een biologisch bepaald moment waarop nare gevoelens worden opgewekt, ziet Humphrey in dt soms pittige manier waarop he' moederdier het jong duidelij) maakt dat het voortaan nie- meer gevoed wordt. „Het is in zijn beste belang dat het uit dt eerste hand frustratie, honger verwerping en eenzaamheid er vaart En dan zijn er als. soms benau wende speeltuin voor gevoelen: de dromen. Daarin gebeurt niet echt. zegt Humphrey, maar d- opgewekte gevoelens zijn we degelijk echt. Wanneer ik droon dat een krokodil mij achterna zit. voel ik een angst die dooi echte gebeurtenissen nooit bi mij is opgeroepen. En dat kar toch weer helpen om andert mensen te begrijpen Het hielp ln elk geval een illustrator aar het thema voor de schitterend» plaat bij de samenvatting di< Humphrey zelf schreef ln dr New Scientist (78. 900-903; 1978i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 13