Help Boven-Volta:
beperk de hulp
Ophoop
van regen
Militairen maken plaats voor burgers
ET ZATERDAG 15 APRIL 1978
TROUW/KWARTET 23
door Nico Kussendrager
Op de biddag voor het gewas
Boven-Volta binnenkomen is
een rare gewaarwording. Het
land kampt met grote voed
seltekorten en ieder jaar
weer staat op veel plaatsen
het gewas te verdorren op de
velden.
Boven-Volta behoort met een inkomen
van 190 gulden per hoofd per jaar tot
de armste landen ter wereld. Samen
met het voedselgebrek en de bijna
gemakzuchtige houding van de Volta-
nen, maakt dat Boven-Volta tot een
„aantrekkelijk" land voor ontwikke
lingssteun.
Vele hulpinstellingen
De vele internationale hulpinstellin
gen rollen bijna over elkaar heen.
Overal rijden auto's met een bleek
blauw vignet van de Verenigde Naties.
Binnen één uur ontmoet ik in de hoofd
stad Wagadoegoe een man uit Estland,
en een Amerikaan uit het midden-wes
ten, beiden spreken nauwelijks Frans,
de voertaal in Boven-Volta. De des
kundigen komen duidelijk overal van
daan, net als de hulpgelden
Waren er enkele jaren geleden nog
maar een paar ontwikkelingswerkers,
nu zijn er enkele duizenden, die alle
maal gevoed en gehuisvest moeten
worden. In Wagadoegoe een stoffige
stad, met veel fietsen en rondcirkelen
de gieren boven de huizen lopen erg
veel blanken rond. Bijna ieder dag
komt er wel een nieuwe missie binnen,
om uit te maken wat het land nodig
heeft. De ontwikkelingshulp is geste
gen van 100 miljoen gulden in 1971 tot
290 miljoen in 1975, ongeveer 14 pro
cent van het nationaal inkomen.
Buitenlanders en buitenlandse steun
zijn welkom in Boven-Volta. Tot een
paar jaar geleden kreeg iedere missie
nog een receptie aangeboden in het
sjieke hotel l'Indépendence. De Volta-
nen zijn vriendelijk tot bijna onderda-
i nig, en laten de ontwikkelingshulp ge
laten „over zich heen komen". Aan het
onderwijs hebben de Fransen zich al-
1 tijd weinig gelegen laten liggen (nu nog
gaan maar dertien op de honderd kin
deren naar school). Boven-Volta heeft
een groot gebrek aan kader, en er kan
geen tegenwicht worden geboden aan
de reusachtige toevloed van buiten
landse deskundigheid. Veelzeggend is
dat er nog steeds geen nieuw ontwik
kelingsplan is; het vorige liep in 1977
af. Eei: Voltaan met een HTS- of MTS-
opleiding, die ergens „middenin" zou
moeten beginnen, wordt onmiddellijk
op een hoge stoel gezet, want er zijn
geen anderen. Iemand die eigenlijk
eerst een paar jaar „en brousse" (op
het platteland) zou moeten werken, wil
en krijgt meteen een baan in de hoofd
stad. Omgekeerd wil iedere westerse
missie die binnenkomt de minister of
op zijn minst de directeur-generaal
van zijn departement zien, waarmee
erg veel tijd verloren gaat.
Blanke bètweters
Veel buitenlanders onderkennen het
gebrek aan deskundigheid in Boven-
Volta en wéten dat daardoor hun in
vloed en macht te groot is. Een rapport
van het ontwikkelingsfonds van de
Verenigde Naties (UNDP) zegt het on
omwonden: „veel projecten hadden te
lijden van een gebrek aan goed ge
schoold personeel". En een verslag van
het kinderfonds UNICEF heeft het
over het „lage onderwijspeil en het
gebrek aan technische kennis".
Toch zijn er nauwelijks deskundigen
die met name genoemd willen worden,
als zij de (zelf)kritiek uiten. Hun uit
spraken liegen er niet om: „de ontwik
kelingshulp heeft Boven-Volta afhan
kelijker gemaakt, in plaats van minder
afhankelijk", „het lijkt wel of er voor
iedere put die geslagen wordt een on-
derzoeksmissie komt", „er is veel toe
risme in de ontwikkelingssamenwer
king", „wij zijn veel te veel de blanke
bètweters, die de Voltanen wel even
zullen vertellen wat goed voor hen is",
„dit land zou veel meer moeten ver
trouwen op eigen kracht, in plaats van
op buitenlandse deskundigheid", „hoe
triest het ook is: een paar jaar geleden,
tijdens de grote droogte, was er een
kans op échte ontwikkeling. Die kans
is verkeken", „ontwikkelingshulp is
hier zelfbevrediging", en „dit land is er
over twintig jaar slechter aan toe dan
nu". Opmerkingen die allemaal te her
leiden zijn tot: Help Boven-Volta: be
perk de hulp.
Door de soepelheid van het buitenland
is Boven-Volta gemakzuchtig gewor
den bij het aanvragen van steun. Meer
malen hoorde ik een deskundige ver
tellen: „Ze hebben me hier wel naar
toegehaald, maar er is nog geen werk.
Mogelijk over een paar maanden."
Doorgaans wil dat zeggen: werk is er
genoeg, maar de organisatie ont
breekt. Voordeel van de buitenlanders
is er voor de Voltanen in ieder geval,
dat dezen zelf hun materiaal meene
men. Zij komen bij wijze van spre
ken niet voor ieder schroefje zeuren
op het ministerie. Tegenover het ge
mak van de Voltanen staat dan weer
het verhaal van de Amerikaanse hulp
instelling US AID, die de minister voor
hield: „Dien een hoge aanvraag in,
want we moeten dat en dat bedrag nog
kwijt".
Hulp ruïneert
Iemand'die met zijn kritiek-op de gang
van zaken wèl naar buiten wil komen,
is Michael Behr. Hij zit voor de Britse
organisatie OXFAM in Boven-Volta.
die binnen Euro-Action Acord onder
andere samenwerkt met de Nederland
se NOVIB.
„Dit land is de eigen toekomst kwijt",
zegt hij, „en wordt door de ontwikke
lingshulp geruïneerd. Ieder initiatief
wordt weggenomen." Voor betrekke
lijk kleine instellingen als OXFAM en
NOVIB ziet Behr een rol weggelegd als
„waakhond", „troublemaker des
noods".
Hij noemt een' aantal voorbeelden
waar het naar zijn mening fout is ge
gaan. „Neem de aanleg van een aantal
grote dammen, waaraan ook door Ne
derland is meegewerkt. Er is niets te
gen een dam voor het vasthouden van
water, dat gebruikt kan worden voor
mens en dier, voor bevloeiing. Maar je
kunt dat op verschillende manieren
doen. Op het ogenblik maken die dam
men Volta steeds afhankeljker. Zo'n
dam kost rond twee miljoen gulden,
wordt voor een groot deel door buiten
landers gebouwd, en moet door buiten
landers worden hersteld en onderhou
den. Je kunt dorpelingen ook zelf voor
een paar duizend gulden een damme
tje laten bouwen, dat ze zelf beheren,
het is niet zo groot en indrukwekkend,
maar wel veel beter".
Een ander voorbeeld: „De wereldbank
zegt de allerarmsten te willen berei
ken. Wat doet ze: ze geeft tractoren die
de kleine boeren het werk uit handen
nemen. Eén mannetje ploegt de akker
terwijl de rest toekijkt".
Nog een voorbeeld: „Dijkjes werden
aangelegd om water vast te houden, en
het wegspoelen van de grond te voor
komen, éls het gaat regen. Maar die
dijkjes lagen dwars over de paden om
dat de Voltanen er niet bij werden
betrokken. Ze werden binnen de kort
ste keren weer afgegraven."
Buitenlandse voedselhulp
Michael Behr noemt ook de buiten
landse voedselhulp: „Er komt hier erg
veel binnen, maar het gaat helemaal
buiten de mensen in de kleine dorpen
om. Er wordt gewoon een bepaalde
hoeveelheid gevraagd (150.000 ton voor
dit jaar), zonder dat goed wordt vast
gesteld hoeveel welke streek nu écht
nodig heeft. Als er voedsel 'is, wordt dat
ook opgemaakt, zonder dat het mis
schien nodig is. Jij heb ook liever een
grote biefstuk in plaats van een klei
ne". „De verdeling van het voedsel",
zegt hij, „moet in handen komen van
de dorpelingen zelf. Er zijn veel meer
opslagmogelijkheden, silo's, nodig in
de dorpen. Er moet voor gezorgd wor
den dat de prijs van het voedsel rede
lijk blijft."
Uitbuiting boeren
Voedselverdeling verloopt vaak erg
moeizaam in Boven-Volta. Het graan
komt binnen in een van de grotere
dorpen, en wie daar woont heeft weer
voor enige tijd te eten. Mensen in de
kleinere vlekken, verder weg, horen
pas veel later dat er nieuwe voorraad
is, en vissen achter het net. Wie het
eerst komt. het eerst maalt. Het is ook
erjftnoefMjkde „commergants" (han
delaren) buiten de deur te houden. Zij
buiten op de meest grove manier de
kleine boeren uit, door, terwijl de oogst
nog te velde staat, het graan op te
kopen. De boer heeft altijd geld nodig,
en neemt maar al te graag het aanbod
van de „commergant" aan. Een paar
maanden later komt hij zelf te kort en
moet tegen een veel hoger bedrag van
vaak dezelfde handelaar voedsel ko
pen. De boer kan daardoor drie tot vier
keer zo duur uit zijn, moet geld lenen,
bij de handelaar, die daardoor opper
machtig wordt. Bekend zijn ook de
verhalen van handelaren die tijdens de
grote hongersnood een paar jaar gele
den het voedsel verkochten naar onder
andere het naburige Niger. Daar waren
de prijzen beter. De handelaren heb
ben vaak nauwe banden met de rege
ring en worden daarom niet aange
pakt.
Als een boemerang
Van overheidswege is onlangs op pa
pier gezet hoe groot het voedseltekort
op het ogenblik is, en hoe groot het
gebrek dat dreigt. In het rapport zijn
verschillende gebieden roodomrand.
In Kaya wordt boeren geleerd met ezels om te gaan.
wat betekent dat de toestand er over
een aantal maanden kritiek zal zijn. In
mei en juni moet er in het grootste deel
van Boven-Volta worden ge2aaid, ter
wijl er dan eind dit jaar kan worden
geoogst. Als alles meezit, en dat is nog
maar de vraag.
De afgelopen jaren viel er in veel stre
ken veel te weinig regen of was de
neerslag erg slecht verdeeld. In het ene
gebied kwamen de halmen nauwelijks
op door gebrek aan water, in het ande
re stond de oogst oJd het veld te rotten
door een overmaat aan water. Boven
dien is de neiging tot zaaien bij de
boeren in Boven-Volta de afgelopen
jaren zeker niet groter geworden. Bij
tekort komt er toch wel voedselhulp
van buiten. „De prikkel om het zelf te
doen vermindert", zegt een man van de
wereldvoedselorganisatie FAO. „Ik ge
loof niet in het géven van voedsel,
behalve als er mensenlevens op het
spel staan. Het maakt bedelaars van
de mensen en werkt corruptie in de
hand"
Er is geen regeringsrapport voor nodig
om te weten, dat de situatie in veel
streken in Boven-Volta nu al penibel
is. Uit dorpen trekken jonge mensen
weg, omdat het eten op is. De ouderen
blijven lijdzaam achter. Bladeren wor
den van bomen en struiken geplukt
(vooral de „baobab", apebroodboom,
is geliefd) en gebruikt als dagelijks
voedsel. In de hoofdstad Wagadoegoe
is er voor iemand die werk heeft één
zeer bescheiden maaltijd per dag. Meer
is ook niet te betalen: het graan (millet,
rijst) kost ruim drie gulden, en wat
vlees of vis voor de saus één gulden. De
bewaker die dit verhaal vertelt, ver
dient 180 gulden per maand. Hij is
goed af, want hij heeft een baan. Een
ander zegt per dag veertig kilometer te
moeten fietsen om één bos sprokkel
hout te verkopen. Veel bossen gaan er
niet achterop de fiets en er zijn méér
mensen op de gedachte gekomen hout
te verkopen.
Zwaar getroffen
Zwaar getroffen is de streek Kaya, een
paar honderd kilometer ten noordoos
ten Van Wagadoegoe. De weg ernaar
toe is slecht en bijna letterlijk gelijk
een wasbord. Hij werd in de Franse tijd
door dwangarbeiders aangelegd. Dat
geeft de Voltanen nu nog steeds weer
zin om veel aan het onderhoud te doen.
„In deze streek is de toestand rampza
lig", zegt het regeringsrapport. „De
oogsten zijn slecht en de regens waren
matig en onregelmatig". Johan Kem-
na, projectleider van de Stichting Ne
derlandse Vrijwilligers, kan dat alleen
maar bevestigen: „Er is hier het afgelo
pen jaar nauwelijks iets gevallen. En
mogelijk zou het nog wel kunnen,
maar de neerslag was ook erg ongelijk
verdeeld. Vier weken viel er geen drup.
waardoor het graan verdroogt en zich
niet kan ontwikkelen, dan ineens komt
er een hele plons". Opvallend is in het
hele land hoe als een lopend vuurtje
.het verhaal rondgaat dat er ergens
regen is gevallen. „Zeker tien millime
ter en ik zag plassen onderweg".
De vrijwilligers in Kayta houden zich
bezig met landbouwverbetering. Boe
ren worden uitgerust met een cultiva
tor en kunnen geld lenen om een ezel te
kopen, die die kleine „hark" kan trek
Volgende maand worden er verkiezin
gen gehouden in Bo.ven-Volta. De mili
tairen dragen weer eens de macht
aan burgers over. Het land werd in 1960
onafhankelijk, en kreeg toen een bur
gerregering. Zes jaar later grepen de
militairen met generaal Lamizana aan
het hoofd de macht, wegens een drei
gende salarisverlaging. In 1970 maak
ten zij plaats voor een burgerbestuur,
maar vier jaar daarna grepen dc mili
tairen opnieuw in. De regering deed
volgens hen te weinig om de gevolgen
van de droogte op te vangen, en de
corruptie was wijdverbreid.
Nu willen de militairen het opnieuw
Generaal Sanyoule Laminaza
met de burgers proberen, maar nie
mand twijfelt eraan dat ze als het
mis gaat opnieuw zullen optreden.
Hun bereidheid om weer terug te gaan
naar de kazernes en de in verhouding
grote mate van vrijheid in Boven-Volta
(vakbonden bijvoorbeeld zijn zeer ac
tief) maakten het militaire regime ze
ker niet tot het slechtste in Afrika.
Vorig jaar januari vormde generaal La
mizana een nieuwe regering met daar
in acht ministers uit twee toen nog
verboden partijen: de RDA (demo
cratische Afrikaanse vergadering) en
de linkse PRA (Partij voor Afrikaanse
hergroepering). Een derde partij (de
MNL: beweging voor nationale bevrij
ding) weigerde deel te nemen omdat
met de militairen geen overeenstem
ming kon worden bereikt over het aan
tal ministersposten.
Nieuwe grondwet
Een nieuwe grondwet, waarbij drie
partijen worden toegestaan, werd in
november door 70 procent van de Vol-
taanse kiezers goedgekeurd. Generaal
Lamizana had liever één partij gezien,
om een einde te maken aan politieke
en stammentegenstelling maar kreeg
zijn zin niet. Aan de verkiezingen vol
gende maand, nemen zeven partijen
deel, maar alleen de drie die de meeste
aanhang verwerven komen in de volks
vertegenwoordiging.
Na de parlementsverkiezingen zal er
een president worden gekozen, waar
voor de drie grootste partijen een kan
didaat kunnen stellen. Lamazina heeft
gezegd beschikbaar te zijn als hij ge
vraagd wordt, en met hem is Boven-
Volta waarschijnlijk niet het slechtste
af. Hij is erin geslaagd eenheid te
bewaren, en wordt beschouwd als een
verzoener, die boven het politieke ge
harrewar staat, en ook regionale tegen
stellingen probeert te overbruggen. Zo
zijn de landbouwers in het zuiden al
tijd bevoordeeld boven de rondtrek
kende veetelers in het dunbevolkte
zuiden. Nadeel voor Lamizana is dat
hij behoort tot de Samo-stam, terwijl
de Mossi's in Boven-Volta verreweg in
de meerderheid zijn.
ken. Later kunnen zij dan mogelijk
overschakelen op een ploegje en osse-
trekkracht. „Dierlijke tractie was bij
de mensen hier helemaal niet bekend",
zegt Johan Kemna. daarom moet je
voorzichtig beginnen".
Door die onbekendheid was het aan
vankelijk moeilijk de boeren warm te
maken voor het project, maar nu loopt
dat steeds beter. Per jaar kunnen rond
250 aanvragen worden beantwoord, en
moeten er een paar honderd worden
afgéwezen. De boeren konden niet op
hoge kosten worden gejaagd, omdat ze
er dan helemaal niet meer aan zouden
beginnen. „Aan de andere kant wilden
we er ook geen .cadeausysteem' van
maken, maar rekening houden met
wat de boer kan en wil". De boeren die
door de Nederlandse vrijwilligers zijn
geschoold, geven hun kennis door aan
andere dorpelingen, daarbij gesteund
door Voltaanse landbouwvoorlichters.
De Voltanen raken daardoor meer be
trokken dan bij veel andere projecten.
Ook financieel krijgen de boeren voor
lichting: wat is geld. wat kun je ermee
doen. wat is sparen, en wat heeft het te
maken met de eigen ontwikkeling. Op
zet is een bank- en coöperatiestelsel,
waardoor de boeren minder kwetsbaar
worden en minder afhankelijk van bij
voorbeeld de „commergants". omdat
zij zelf een silo voor opslag kunnen
bouwen. De boerenleenbank maakt
school.
Rood-wit-blauw
Aanvankelijk wilde ik in Boven-Volta
naar het Nederlandse landbouwpro
ject in Torna, maar dat werd een beetje
afgeraden. „Bijna alle journalisten
gaan daar naar toe", en later noemde
iemand het „nogal rood-wit-blauwach-
tig". „een paradepaardje voor Neder
landse hulp". Ook in Torna wordt ge
werkt aan landbouwverbetering. en
het gebruik van dierlijke trekkracht.
Alleen wordt daar meteen begonnen
met ossen en zijn ongeveer dertig boe
rengezinnen gedurende negen maan
den intern in een „vormingscentrum",
voor voorlichting en scholing
Ossen zijn veel duurder dan ezels, ter
wijl boeren voor lange tijd uit hun
dagelijks bestaan worden weggehaald
In Torna worden veel minder mensen
bereikt dan in Kaya, waar de ontwik
kelingswerkers de boer op gaan: de
kleine landbouwers geven wat zij ge
hoord hebben weer aan elkaar door. In
Kaya worden in kortere tijd méér boe
ren „geschoold", zij het misschien wat
minder diepgaand
Johan Kemna wil op de verschillen
tussen „Torna" en „Kaya" en de ken
nelijke voordelen van het laatste pro
ject niet zo ingaan: „Hier wilde men de
boeren meer in hun eigen milieu laten
en meer gebruik maken van de moge
lijkheden en instellingen (de Voltaanse
voorlichtingsdienst), die er al zijn".
Verschrikkelijk snel gaat het allemaal
niet. „Met zo n cultivator en een ezel
krijg je op zijn best een verdubbeling
van de landbouwopbrengst Maar het
werk wordt wel veel makkelijker, men
selijker. want Je hoeft niet meer het
hele land met de hand te bewerken.
Echte ontwikkeling is niet spectacu
lair".
Vorige artikelen in deze serie stonden in
de krant: zaterdag 1 en woensdag 5 april
(over de Kaapverdische eilanden) en
zaterdag 8 en woensdag 12 april (over
Senegal).