H UDAG 30 DECEMBER 1977 H 11
oor Nico Kussendrager
we wereld zou er zo gek nog
Alet uitzien als zij werd be
woond door Nederlandse
socialisten. Dat zei vorig jaar
grijnzend een afgevaardigde
op een conferentie in Algiers,
't Ging over de toekomst van
onze aardbol, over de span
ning tussen arme en rijke lan
den, voedseltekorten, bevol
kingsgroei, uitputting van
grondstoffen, bewapening.
|Een geliefd onderwerp waarover
een stroom van rapporten ver
schijnt en waarover heel wat wordt
afgepraat. Onlangs nog op een bij
eenkomst van het 25-jarige Insti
tuut voor sociale studies (ISS) in
Den Haag (Ontwikkeling: de ko
mende 25 Jaar). Studies verschenen
van werkgroepen onder leiding van
prof. Tinbergen (Naar een recht
vaardiger internationale orde),
prof. Leontief (De toekomst van de
wereldeconomie), prof. Linneman
-©(Mensen tellen), in Mexico is een
peperduur centrum voor vraag
stukken van de derde wereld ge
opend, en de Verenigde Naties be
gonnen een onderzoek naar de we
reldwijde economische ontwikke
ling (het Project 2000).
foto Peter Dekkers
Het denken over ontwikkelingssa
menwerking, over de betrekkingen
tussen arme en rijke landen is de
afgelopen jaren voortdurend ver
anderd.
Nadat het merendeel van de kolo
niën onafhankelijk was geworden,
heerste er een groot optimisme
over de toekomst van wat ging he
ten „de derde wereld", zo werd ook
op de bijeenkomst van het Insti
tuut voor sociale studies meerdere
malen gezegd. De armoede van de
ontwikkelingslanden zou verdwij
nen als sneeuw voor de tropenzon.
Natuurlijk, er was wel eens wat (het
gebrekkige onderwijs, de hoge be
volkingsgroei, de landbouw, de
achterblijvende industrialisatie)
maar ais dét zou zijn opgelost, dan
wachtte de derde wereld een scho
ne toekomst. Zij zou snel dezelfde
welvaart bereiken als de westerse
landen.
De verwachting kwam niet uit en
de hoog gespannen verwachtingen
van de Jaren vijftig sloegen om in
aomberheid en teleurstelling. Nieu
we „scholen" doken op die duide
lijk wilden maken wat de oorzaken
waren voor de achterstelling van de
derde wereld. De „centrum-perife-
rte" leer, die de rijke landen in het
middelpunt (het centrum) plaatste
en de arme uitgeworpen in de duis
ternis (de periferie). Noord legde
zijn wil op aan zuid en buitte het
uit, en ontwikkeling van de indu
strielanden had alles te maken met
het achterblijven van de ontwikke
lingslanden. De Gaay Fortman Jr.
zei het vorige week nog in deze
krant. De Noorse hoogleraar Gal-
tung is de profeet van deze leer, die
hij te pas en te onpas uiteen zet.
„Zo langzamerhand een goochelaar
die met een truc de wereld rond
reist," zei eerder dit Jaar iemand
op een studiebijeenkomst van de
Quakers, aan het Meer van Genève.
ZIJ zag de oorzaken ergens anders
liggen: In de ontwikkelingslanden
zelf. De ongelijkheid daar, de onwil
en de onmacht van regeringen om
hun beleid hard te maken en af te
dwingen, tegen alle mogelijke te
genwerking en samenspanning in.
„Zachte staten" noemde Myrdal
dit soort landen. Hij hoort bij de
„institutionalisten", in tegenstel
ling tot de aanhangers van de leer
van het „centrum" en de „perife
rie". Oorzaken van onderontwikke
ling liggen vooral in derde landen
zélf, in plaats van in de verhouding
met de westerse landen.
Op die „scholen" volgde het ver
haal van de „self-reliance", het ver
trouwen op eigen kracht van de
ontwikkelingslanden en op de sa
menwerking onderling. Die ge
dachte kreeg een belangrijke stoot
door de „oliecrisis", waardoor de
der^e wereld voor het eerst ervoer
dat zij een vuist kon maken. Een
vuist echter die al lang weer is
veranderd in een opgehouden
hand, omdat de ontwikkelingslan
den de vogels over het net hebben
laten vliegen. De kracht die was
opgebouwd tijdens en vlak na die
„oliecrisis" is in rook vervlogen.
De olielanden hebben nauwe ban
den met het westen (waaraan zij
hun olie moeten verkopen en waar
ze grote financiële belangen heb
ben opgebouwd) en de armste ont
wikkelingslanden het nakijken.
Zelfs hebben zij de grootste klap
gehad van de „oliecrisis".
De „self-reliance" heeft een jonge
opvolger gekregen, die prof. Van
Dam beleidsmedewerker van de
minister voor ontwikkelingssamen
werking in een al weer wat ouder
artikel in Economisch Statistische
Berichten (ESB) zijdelings aan
stipt. (Van dat artikel en van op
merkingen op de studieconferentie-
van het ISS is hier dankbaar ge
bruik gemaakt.) Die opvolger heet:
vervulling van „basis-behoeften",
de „basic-needs" strategie. Econo
mische groei heeft de ontwikke
lingslanden tot nu toe geen heil
gebracht. Voor zover er werd ge
groeid, werkte dat niet naar bene
den door. De groepen die toch al
beter af waren, hadden er het voor
deel van, maar de allerarmsten in
de derde wereld kregen 't eerder
slechter dan beter. Wat er dus moet
gebeuren is inderdaad die vervul
ling van de „basis-behoeften": te
eten hebben, een dak boven je
hoofd, genoeg scholen en zieken
huizen. Dan komt de rest vanzelf
wel.
De samenvatting is van prof. Em-
merij directeur van het ISS en
zij wordt minder uitgesproken aan
gehangen door bijvoorbeeld de Pa
kistaan UI Haq, één van de belang
rijkste breinen bij de Wereldbank.
De ontwikkelingslaiilen lopen
nauwelijks warm voor deze aan
pak. De groei die de industrielan
den hebben doorgemaakt, blijft
voor hen grotendeels nog steeds
„het doel waarnaar wij streven".
Zij hebben geen zin met modellen
te worden opgezadeld die in het
westen voor hen zijn uitgedacht.
Daarom, zei oud-minister voor ont
wikkelingssamenwerking Pronk,
bij de opening van de ISS-confe-
rentie, slaat deze gedachte zo wei
nig aan, in de derde wereld. Voor u,
over u, maar zonder u, is dit alles
bedacht. De ontwikkelingslanden
vrezen een „nieuw, eenzijdig, wes
ters, ingrijpen", aldus Pronk.
En de derde wereld heeft veel reden
het westen te wantrouwen. Want
wat is er nu de afgelopen jaren
terechtgekomen van alle schone
plannen? Weinig of niets, en het
blijkt uit de voorbeelden.
Halverwege het tweede ontwikke
lingsplan van de Verenigde Naties
(1970-80) past ontnuchtering, stelde
prof. Van Dam vast In een andere
artikel is ESB.
SCHULDEN - Tot nu toe is niets
gekomen van een hard nodige
schuldenverlichting voor de ont
wikkelingslanden. Een aantal staat
op de rand van het bankroet, om
dat ze door de hogere prijzen voor
olie en voor industrieprodukten
(uit het westen) links en rechts heb
ben moeten lenen. Bij de rijke lan
den, maar ook bij de banken die
door de teruggang hier hun geld
moeilijk kwijt konden en het daar
om uitzetten in Latijns-Amerika,
Afrika en Azië. Nu willen de ban
kiers zo langzamerhand hun geld
terug, en sommige derde-wereld
landen moeten eigenlijk meer afbe
talen dan ze per jaar aan steun
krijgen. Voor de sterkste onder hen
(Mexico, Zaire) worden regelingen
getroffen (bet westen wil hen eco
nomisch niet onderuit zien gaan),
maar het zijn juist weer de armste
ontwikkelingslanden die aan het
kortste eind trekken. Betalingsba
lanstekorten worden almaar gro
ter. en de westerse bijdragen dek
ken die bij lange na niet. Er is op
het ogenblik eerder een neiging
naar een verlaging van de ontwik
kelingshulp, in plaats van een ver
groting.
Een „Witteveen-fonds" is opgericht
dat enige verlichting zou kunnen
bieden en volgend Jaar maart komt
er in Genève een schuldenconfe
rentie.
UITVOEROPBRENGSTEN De
ontwikkelingslanden willen een be
tere ruilvoet tegenover de indu
strielanden; op het ogenblik gaan
ze er in verhouding steeds verder
op achteruit. Zo vraagt de derde
wereld zekerder prijzen voor de
grondstoffen die zij uitvoert, zodat
zij geld heeft om produkten in het
westen te kopen. Maar juist dit jaar
faalde het noord-zuidgesprek in
Parijs. Noord ging niet in op verlan
gens als een schuldenregeling, een
grondstoffenfonds en meer ontwik
kelingshulp. Zuid vertikte het
daarop mee te werken aan een
„energieclub", die een nieuwe „olie
crisis" zou moeten voorkomen.
Ook het grondstoffenoverleg bin
nen de Verenigde Naties (Unctad)
liep op niets uit.
WETENSCHAP De ontwikke
lingslanden willen meer en betere
toegang tot de patenten die in han
den zijn van de Industrielanden.
Op het ogenblik moeten ze daar
handen vol geld voor betalen,als ze
die patenten al kunnen krijgen.
Het rijke Westen voelt er niets
voor. Technische kennis is onze
„grondstof", ons machtsmiddel,
laat West-Duitsland met name bij
herhaling weten. Ook daarover is
een conferentie in het vooruitzicht.
VOEDSELZEKERHEID Wat
dat betreft is er enige vooruitgang.
Op de voedselconferentie in Rome
(herfst 1974) werd besloten tot het
(weer) aanleggen van buffervoorra
den, vergroting van de voedselhulp
en de oprichting van een interna
tionaal fonds voor de ontwikkeling
van de landbouw in de Derde We
reld. Met die buffervoorraden is een
begin gemaakt, en het landbouw
fonds is inmiddels met grote
vertraging opgericht. De wereld-
voedselsituatie ziet er niet zo som
ber uit als een paar jaar geleden,
maar het gevaar bestaat van een te
groot optimisme. Zoals zo vaak zit
het er dik in dat op de „vette" jaren
weer „magere" zullen volgen. Dat
heeft dan weer alles te maken met
de manier waarop de wereldvoéd-
selmarkt in elkaar zit.
O
Teleurstelling alom, en daarom ook
het inzicht dat de toekomst van de
wereld van gisteren niet die van
morgen is. (Kop in NRC-Handels-
blad). Daarom ook al die schone en
al eerder aangehaalde plannen om
het nu beter te doen, en dat past bij
de goede voornemens voor het ko
mende jaar en de jaren daarna. BIJ
de Verenigde Naties, wordt al lang
weer nagedacht over het dérde ont
wikkelingsdecennium (1980-90), nu
het tweede (70-80) ondanks de goe
de aanzetten, op niets is uitge
lopen.
Opvallend genoeg zijn ze allemaal
op één noemer terug te brengen:
een andere wereld kan best, als we
maar willen. En het is gebleken
we willen tot nu niet. Uitputting
van grondstoffen hoeft niet, als we
maar zuinig mee omspringen, ho
ger hoeft ook niet, als we het voed
sel maar beter verdelen en zorgen
voor koopkracht in de Derde We
reld en voor landhervormingen (zo
dat de boeren in de Derde Wereld
geneigd zullen zijn tot zaaien en
oogsten), betere gezondheidszorg
en beter onderwijs kén, als we bij
voorbeeld de bewapening een bee
tje binnen de perken houden.
De rijke landen moeten ervan over
tuigd raken, zei Pronk op de bijeen
komst in Algiers, dat de noodzake
lijke veranderingen in hun eigen
belang zijn. Doorgaan op deze ma
nier lijdt tot de ondergang, tot
steeds grotere spanningen tussen
noord en zuid en tot rampspoeden
voor leder, luidt de wat aangezette
samenvatting van dat verhaal.
Met de mening dat er véél vragen
zijn, maar dat we de antwoorden
niet kennen veegde de bewinds
man bij de opening van de LSS-
bijeenkomst de vloer aan. „Het is
geen gebrek aan theorie, maar een
gebrek aan politieke wil", en dat is
de spijker op zijn kop, maar veel
schiet een mens met die vaststel
ling alléén niet op.
De woorden werden nog eens aan
gescherpt in de toespraak van di
recteur-generaal Van Gorkum van
het ministerie van buitenlandse za
ken bij het slot van de ISS-bijeen-
komst. Hij sprak in de plaats van
de nieuwe bewindsman voor ont
wikkelingssamenwerking De
Koning en uitte zijn teleurstelling
en droefenis over het gebrek aan
uitkomsten van alle grote interna
tionale conferenties die de afgelo
pen Jaren zijn gehouden.
De Unctad wereldconferentie
heeft niets opgeleverd, het noord
zuid-overleg in Parijs evenmin,
stelde ook de hoge ambtenaar vast.
En dat mag zeer opvallend heten
voor een man, die bij voorbeeld
tijdens het VN-topgesprek over een
nieuw economische orde in New
York, twee jaar geleden nog
hoog opgaf over „politieke wil" en
het „politiek momentum", dat
moest worden vastgehouden. Dat
ogenblik in ieder geval is vervlo
gen, en mogelijk is een nieuwe
„oliecrisis" of iets vergelijkbaars
nodig om het weer naar boven te
brengen. Alle studies, onderzoeken
en rapporten kunnen daarbij op
zijn best de nodige handvatten
geven.
Het RIO-rapport van Tinbergen
geeft aan wat er allemaal moet
veranderen (in willekeurige volgor
de en in eigen woorden): meer hulp,
een ander geldstelsel, een betere
Inkomensspreiding, een betere ver
deling van voedsel, tegengaan van
vervulling, een rem op de bewape
ning, enzovoort, enzovoort. Dro
men die in vervulling moeten gaan,
en Tinbergen zelf ls somber, maar
„wat koop Je daarvoor".
Niets, helemaal niets. „Kopen",
doen de rijke landen liever met
meer groei, met meer opbrengsten
en dat kan volgens Tinbergen niet
langer. Wij zullen moeten remmen,
om de arme staten hun stukje van
de koek te gunnen. Onze groei
moet terug, om de derde wereld
meer werkgelegenheid te geven,
om haar produkten toe te laten op
onze markten, maar kom daar
maar eens om in een tijd van een
kwakkelende wereldeconomie.
Het zit overigens zeker niet alléén
hier. Ontwikkeling moet worden
geboren ln landen zelf, zegt Tinber
gen, maar moet dan meteen wor
den opgemerkt zuid heeft daar
amper een boodschap aan. De oor
zaak van onderontwikkeling wordt
nog Immer ln het westen gezocht,
en de hand wordt zelden in eigen
boezem gestoken. Pleidooien daar
voor moeten in het westen ln de
meest omzichtige bewoordingen
worden Ingekleed, wil iemand niet
„neo-kolonlalisme" in de schoenen
worden geschoven. Feit is dat bij
de Nederlandse ontwikkelings
steun het door derde landen zelf
gevoerde beleid al een belangrijke
rol speelt. En wat heeft hulp ook
voor zin, als vruchten van ontwik
keling slechts een kleine elite ten
goede komen?
Voor zover de oorzaken van onder
ontwikkeling in het westen en in de
huidige verhouding tussen noord
en zuid liggen, zullen de oplossin
gen door internationaal overleg tot
stand moeten komen. Wat dat be
treft laten de verschillende rappor
ten veel vragen open, die hléf eli
daar al zijn opgedoken. Zullen er
bij voorbeeld grondstoffenkartels
moeten komen, waardoor de derde
wereld het westen de duimschroe
ven kan aanzetten naar het voor
beeld van de olie? Maar hoe ver
zullen de industrielanden het laten
komen? Veel oorlogen in de ge
schiedenis hadden grondstoffen als
inzet, met Angola nog vers ln het
geheugen. Moet de derde wereld
naar westers voorbeeld een indu
strie op poten zetten (zij zelf wil
dat: 25 procent van de wereldpro-
duktle ln het Jaar 2000), of moet
meer aandacht worden gegeven
aan aangepaste technieken aan
ontwikkeling op kleine schaal? Hoe
zit het met de verhoudingen binnen
de derde wereld zelf, wat zijn de
onderlinge overeenkomsten en ver
schillen (de gezamenlijke macht
taant). Wat zijn de mogelijkheden
voor een „wereldautoriteit", even
tueel binnen een aangepaste VN
die Tinbergen zo graag wil. Zijn
regeringen in bij voorbeeld Latljns-
amerikaanse landen bereid tot
landhervormingen, waardoor meer
voedsel voortgebracht wordt. Zijn
elites ln Afrika geneigd tot een
meer sociaal beleid, wat een voor
waarde is voor ontwikkeling (het
geeft bij voorbeeld koopkracht,
wat de economie aanzwengelt,
maar ook zal er naar verwachting
meer gespaard worden. Hoe krijg
Je greep op multl-natlonale onder
nemingen, die volgens Tinbergen
kortzichtig zijn, maar wel een nut
tige rol kunnen vervullen. Wat ls de
bereidheid tot veranderingen ln het
westen, ook bij de „gewone" men
sen daar. Consumenten, zegt Tin
bergen, willen graag zekere prijzen,
dus evenwichtige grondstoffen-
markten, maar consumenten zijn
óók werknemers en die willen liever
de arbeid hier dan in de derde
wereld.
En de hamvraag: waarom is het tot
nu toe allemaal niet gelukt, on
danks alle pogingen. Déérop ls het
antwoord duidelijk: omdat de be
reidheid iets te doen ontbreekt.
Wat vreemd ls omdat een nauwere
samenwerking tussen noord en
zuid op den duur ln het voordeel ls
van belde. Economisch omdat het
koopkracht schept in de derde we
reld, waar wij en ons bedrijfsleven
wel bij varen. Politiek en militair,
omdat de wapenvoorraden van de
derde wereld groeien, en de „ver
worpenen der aarde" niet blijven
zwijgen. Ontwikkelingssamenwer
king ls geen naastenliefde, maar
ook puur eigenbelang.