ZATERDAG 5 NOVEMBER 1977 BUITENLAND T rouw/Kwartet27 Kolonel Drake werd niet voor vol aangezien toen hij in 1859 bij Titusville in Pennsylvania naar aardolie ging boren. Aan dat goedje was volgens zijn tijdgenoten weinig te verdienen. Aardolie had al menigmaal het humeur van een pionier verpest die net een mooie diepe waterput had geslagen en dan in eens dat kleverige spul naar boven zag borrelen. De Indianen hadden het gebruikt als medicijn. Rondreizende kwakzal vers verkochten het daarom maar als „indi aanse olie," een wonder middel tegen alle beken de kwalen. Handige mensen zagen zelfs kans om er een lamp op te laten branden, maar de meesten gebruikten daarvoor toch maar lie ver de vertrouwde walvis-olie. Kolonel Drake kreeg snel ge lijk. Zijn aardolie kon de con currentie met het walvisspul gemakkelijk aan. Er bleek een markt te zijn voor zijn produkt en in Titusville kreeg hij binnen enkele jaren gezelschap van honderden gelukzoekers die ook wat wil den verdienen aan de olie die je daar zo maar uit de grond *kon laten opstijgen. De olie industrie was geboren, er was een nieuw tijdperk van voor spoed aangebroken. Bijna honderd jaar na „de dwaze Drake" stond er weer een eenling op om de Ameri kanen een nieuw tijdperk aan te kondigen: het tijdperk zonder olie. In 1956 waar schuwde M. King Hubbert, een geoloog in dienst van Shell, dat de Amerikaanse olievelden uitgeput zouden raken. Hij legde uit dat de olievoorraden onder de Ame rikaanse bodem nu eenmaal niet worden aangevuld. Op die Amerikaanse bodem wordt het verbruik van olie wel ieder jaar groter. Er moet dus ieder jaar meer worden gepompt uit een voorraad die langzaam siinkt. Dat houdt een keer op, concludeerde Hubbert. Het is onmogelijk de Amerikaanse oliewinning te blijven opvoeren en als u toch steeds meer olie blijft vragen zult u over een jaar of vijftien wel bij buitenlandse leveranciers moeten aan kloppen, zo hield de geoloog zijn landgenoten voor. Ongeloof Net als Drake in zijn tijd kreeg Shell-man Hubbert veel onbegrip en ongeloof te verwerken. Zijn studeerka merpraatjes klopten domweg niet met de „feiten." Volgens op dat moment bekende we tenschap was de totale hoe veelheid olie in de Verenigde Staten 150 miljard vaten.In de eerste honderd jaar van de olie-industrie hadden de Amerikanen in totaal nog geen vijftig miljard vaten verbruikt. Conclusie: Amerl' ka zat nog generaties lang op rozen. Net als Drake kreeg Hubbert vrij snel gelijk: de Verenigde Staten zijn de afgelopen ja ren steeds meer olie gaan im porteren. Hun eigen produk- tie kan bij lange na de eigen vraag niet bij houden. In 1970 importeerden de Amerika nen 3,4 miljoen vaten olie per dag. Dit jaar zal dat bijna negen miljoen zijn, oftevel 48 procent van het totale ver bruik. Het zijn sprekende cij fers die door de Amerikanen echter slecht worden ver staan. De mensen die al ja renlang roepen dat Anerika onverantwoord veel energie verbruikt lijken nog steeds voor dovemansoren te pre ken: niets wijst er op dat de Amerikanen het wit kalmer aan willen doen. Generaties lang zijn de Ame rikanen groot gebracht met het idee dat er energie ge noeg was. Hun hele levenstijl is daar op gebouwd. Van pro ducenten hebben ze altijd te horen gekregen dat ze vooral niet op energie moesten be sparen. Hoe meer je ervan gebruikte, hoe goedkoper het in feite werd. Wat voor gerief lijke apparaten ze ook wil den aanschaffen, electriciteit was er altijd volop en wat voor auto ze ook wilden heb ben, de prijs van de benzine was nooit een probleem. Amerikanen zijn jarenlang verwend met een overvloed aan goedkope energie en de slechte gewoonten die ze daar aan hebben overgehou den zijn slecht af te leren. Keerpunt Het najaar van 1973 leek een keerpunt te worden. In het Midden-Oosten raakten de Israëli's en de Arabieren slaags. Traditiegetrouw volg de het Amerikaanse publiek de Israëlische verrichtingen op het slagveld met groot me deleven. Dat ze er nauwer bij betrokken waren dan het be langstellende publiek bij een honkbalwedstrijd ontdekten de Amerikanen toen de Ara bieren op de proppen kwa men met zoiets als een olie boycot voor de vrienden van Israël. De olie-toevber naar de Verenigde Staten stokte. De Amerikaanse autorijder moest in eens in de rij staan voor zijn tankvol super. Even later kwam hij er achter dat die benzine ook nog veel duurder was geworden. Dat kwam ook al door de Arabie ren. De schok kwam even hard aan. In eens ontdekten de Amerikanen dat hun hele goed geoliede samenleving gemakkelijk te ontregelen was door een stel Arabische sjeiks. „Amerika loopt op olie," had de machtige olie industrie altijd wat brallerig geadverteerd. Dat het ook vast kon lopen was er eigen lijk nooit bij verteld. De schrik duurde niet zo lang. Met de olietoevoer kwam het weer goed en de Amerikanen ontdekten dat hun grote auto's ook op ben zine die een paar centen meer kostte best lekker bleven rij den. De Amerikaanse leven stijl veranderde nauwelijks onder de economische we reldcrisis die volgde na de sterke stijging van de olie prijs. Strenge winter Er kwam een tweede schok: de winter van 1976/77. Het werd een winter zoals je er volgens de statistieken hoog uit eenmaal in je leven kunt meemaken. De buitengewo ne koude hield buitengewoon lang aan. De verwarming moest hoger gedraaid wor den dan ooit te voren. Onder tussen werd het transport van olie en kolen door de barre weersomstandigheden steeds moeilijker. Vooral de sterk verstedelijkte oostkust leed zwaar. Er ontstond een tekort aan aardgas. Hele woonblokken kwamen zon der verwarming te zitten. Ou den van dagen en zwervers in de grote steden kregen het hard te verduren. In het rijke Amerika, met zijn overvloed aan energie, stierven mensen van de kou. Dramatischer had Amerika's kennismaking met wat een „energiecrisis" wordt genoemd, al niet kun nen zijn. In één van Washingtons kan toorgebouwen moet in die barre winter een stel mensen hebben gewerkt die zich zo nu en dan inwendig danig hebben verkneuterd om die ellendige koude buiten. Zij werkten voor de nieuwe pre sident Jimmy Carter, en wa ren bezig met het energiebe leid. Carter had zijn kiezers zo'n beleid beloofd. Hij had gezegd dat er een groots plan nodig was om te zorgen dat Amerika in de toekomst ge- Na ons de energiecrisis door Rimmer Mulder noeg energie zou hebben en niet zo afhankelijk was van het buitenland. De mensen die na de verkiezingen aan „energie" waren gaan werken wisten inmiddels dat het Car ter menens was. Hij wilde een heel pakket maatregelen dat drastisch inhakte op de ver keerde gewoonten van de Amerikanen op het stuk van energie-verbruik. Dat zou moeilijk zijn te verkopen aan de verwende Amerikanen, maar met de kou van de laat ste winter nog in de botten zouden ze toch wel willen slikken. Verspillers In het voorjaar kwam presi dent Carter met zijn plannen tevoorschijn. Met ernstige blik richtte hij zich vanaf het tv-scherm tot zijn landgeno ten, Hij wreef ze onder de neus dat ze grote verspillers waren. Hij rekende ze voor dat ze met zijn allen maar zes procent van de wereldbevol king vormen, maar wel dertig procent van het energiever bruik in de hele wereld voor hun rekening nemen. Een hoog ontwikkeld land als West-Duitsland, waar ze er ook wel weg mee weten, ge bruikt per persoon bijna de helft minder energie dan de Verenigde Staten. Carter riep zijn landgenoten toe dat het uit moest zijn met verspil ling. Als de Amerikanen doorgaan hun energie-ver bruik op te voeren zullen de importen ieder Jaar groter worden, zo onderwees hij. Dat maakt het machtigste land ter wereld steeds kwets baarder voor buitenlandse heren. Bovendien kan dat buitenland ook niet onbe perkt meer blijven leveren. Daarom had Carter nu een nationaal energieplan be dacht. Het was niet zo leuk, het zou offers vragen van de mensen, maar ze moesten maar denken dat het eigen lijk een beetje oorlog was, zei de president. En: „Een ener gieplan dat geen enkel offer vraagt van het Amerikaanse volk is geen plan, maar een recept voor chaos in de toe komst" Na deze onheilspellende in leiding van Carter viel het feitelijke plan nogal mee, af gezien van het feit dat het voor de meeste Amerikanen te ingewikkeld was om direct te kunnen doorgronden. De hoofdlijnen zijn in ieder ge val volstrekt duidelijk. Eerst zal het verbruik moeten wor den afgeremd. Tegelijkertijd zal er van aardgas en olie moeten worden overgescha keld op andere bronnen. De Amerikanen denken daarbij het eerst aan steenkool, waarvan ze nog gigantische (en winbare) hoeveelheden in reserve hebben. Daarnaast zullen minder traditionele bronnen, zoals de zon, de wind, de hitte diep onder de aarde, moeten worden ont wikkeld. Voor kernenergie, eens verwelkomd als hét wondermiddel van de toe komst, is een vrij bescheiden rol weggelegd. Het eerste doel (een doelma tiger vebruik) hoopt Carter te bereiken door voorlichting en door een systeem van be straffing en beloning. Voor beeld: wie zijn huis gaat iso leren kan daarvoor een belo ning krijgen in de vorm van een subsidie (of een belas tingaftrek). wie blijft verspil len door bij voorbeeld in een te grote auto te rijden moet daarvoor extra betalen. Buitenlandse bijval Carter kreeg in het buiten land heel wat applaus voor zijn aanpak. Daar lijkt het besef voor een dreigende energiecrisis wat sterker te leven dan in Amerika. Het gaat daarbij vooral om het volgende rekensommetje: Als het energieverbruik in de Verenigde Staten blijft groei en met drie procent per jaar (wat niet zoveel is) zullen de Amerikanen in 1985 twaalf tot zestien miljoen vaten olie per dag moeten invoeren. Dat laatste getal hangt af van de snelheid waarmee de totale energie-produktie in de VS zelf kan worden opge voerd. Die twaalf of zestien miljoen vaten zal Amerika moeten kopen op een wereld markt die tegen die tijd toch al overbelast zal raken. Vol gens de meeste analyses zul len de olielanden tegen het eind van de Jaren tachtig niet meer in staat zijn aan de (groeiende) vraag te voldoen. Er zal dan domweg een te kort aan olie zijn. De landen die zelf het minste hebben (West-Europa, Japan) zullen dat het hardst voelen. Van daar dat deze landen de Ame rikanen al jarenlang vragen nu eens wat zuiniger met energie om te gaan. Alles wat de Verenigde Staten te veel gebruiken gaat immers ten koste van de wereldvoorraad. Het doel van Carters plan is om in 1985 niet meer dan zes miljoen vaten per dag te hoe ven invoeren. „De wereld kijkt naar u," zei de president toen hij de Amerikanen dit doel bekend maakte. Angst voor kiezers Maar Carter hoefde voor goedkeuring van zijn energie plan niet naar de Japanners of de Westeuropeanen. Hij moest naar het Amerikaanse Congres en dat heeft zijn ei gen zorgen. Amerikaanse congresleden hebben in de eerste plaats te maken met kiezers en binnenlandse pres siegroepen. Zij lazen Carters energieplannen op hun eigen wijze en stuitten daarbij op twee kernpunten. In de eer ste plaats bevatte het pakket een aantal belasting- en prijs verhogingen. Dat vinden de kiezers niet leuk. In de twee de plaats begrepen ze dat de president sterkere overheids- In zijn wanhoop heeft Carter zich nu weer rechtstreeks tot het publiek gericht. De Sena toren verwijt hij dat ze zich hebben laten inpakken door de heren van de olie- en de auto-industrie. De oliebaron nen verwijt hij dat ze de ener giecrisis gebruiken om „oor logswinsten" te maken en de Amerikanen op grote schaal „afzetten". Het publiek moet de politici nu maar eens on- jder druk zetten, zodat ze toch nog zorgen voor een samen hangend energie-beleid. Vervelend voor Carter is dat dat publiek nog niet zo erg lijkt te geloven in een ener gie-crisis. Niets wijst er op dat de Amerikanen druk aan het bezuinigen zijn geslagen. Het olieverbruik is dit Jaar onverminderd blijven stij gen. En, wat iets zegt over het verbruik van volgend Jaar. de verkoop van auto's, breekt alle records. Niets te merken „Ons grootste probleem is dat er op dit moment niets te merken is van een crisis." zegt Ed Vilade van het gloed nieuwe ministerie voor ener gie. „De mensen horen wel praten over tekorten en zo maar ze zien dat er nog volop benzine en aardgas is. We hebben te maken met een sluipende crisis. Als we nu niets doen zullen we in de jaren tachtig voor giganti sche problemen staan. Maar probeer de mensen daar maar eens van te overtuigen op het moment dat de olie industrie nog volledig aan de vraag kan voldoen." Dave Swanson, die voor het Huis van Afgevaardigden werkt, beaamt dit: „Vergele ken met jullie Europeanen denken de Amerikanen nog erg kinderlijk over energie zaken Wat? Een crisis? Bij de pomp op de hoek merk ik er niets van Dat is zo onge veer de manier van denken. Laatst bleek bij een steek proef dat 34 procent van de mensen niet eens weet dat Amerika olie invoert." Met zo n stemming onder het pu bliek moet je niet te veel ver wachten van het parlement, legt Swanson uit „Een Con greslid gaat meestal niet ver der dan de achterban in zijn district goed vindt." Beiden vinden wel dat er wat aan het veranderen is in de Verenigde Staten. Vilade: „Er is een groeiend bewust zijn voor energiezaken. De mensen weten nu wat energie is. dat het er niet zo maar vanzelf is. Er zal nog heel wat moeten worden gedaan aan opvoeding en voorlichting, maar ik ben er zeker van dat er een eind zal komen aan de echte verspilling." 8wanson: „In het Congres is in elk ge val aanvaard dat een energie beleid noodzakelijk is, dat er iets moet worden geregeld. De snelheid waarmee Carters plan in het Huis van Afge vaardigden is behandeld is op zichzelf al een gunstig te ken. Tot voor kort waren energie-zaken totaal versnip perd over allerlei commissies. Nu is er tenminste één com missie die het hele plan in zijn geheel heeft behandeld." Dat mag waar zijn. voor de belangstellende buitenstaan der is toch het meest opval lende de enorme kloof tussen wat Carter noodzakelijk vindt en wat het Congres (voorlopig) wil doen. Ed Vila de verzekert dat de regering bij het schrijven van haar energieplan niet overdreven pessimistisch is geweest: „De doelen van ons plan zijn ab soluut noodzakelijk. Als we dit jaar minder besparende maatregelen krijgen dan wij hebben gepland, zullen we het volgend jaar harder aan de rem moeten gaan hangen. Ons uitgangspunt is dat we het energieverbruik geleide lijk kunnen afremmen als we nu direct beginnen. Hoe meer tijd we verliezen, hoe dieper we zullen moeten ingrijpen in de samenleving. Op het laat ste moment zal het alleen nog maar gaan met enorme schokken." Het is een boodschap die nu al zo lang wordt verteld, maar die in het uitgelezen gezelschap van de Ameri kaanse Senaat kennelijk nog steeds niet wordt geloofd. De president heeft dit voorjaar de noodklok laten luiden. „Maar wat doet de Senaat?" schreef de New York Times vorige maand in een grimmig hoofdartikel. „Als de Senaat de bel al heeft gehoord, dan lijkt haar gedrag op dat van kinderen die de wekker pro beren te onderzoeken met een hamer. de veren en tandwieltjes liggen over de hele vloer verspreid." Eén van die veren is het voor stel om de benzine-prijs met bijna twee cent per liter te verhogen. Zo'n verhoging zou de Amerikanen er al vast aan moeten wennen dat het tijd perk van de goedkope olie echt voorbij is en dat het maar beter is wat minder te verbruiken. Het Huis van Af gevaardigden ging nog ak koord, maar de Senaat stem de het voorstel weg. Voor de goede orde: zelfs na de verho ging zou een liter benzine in Amerika ruim de helft goed koper zijn gebleven dan in West-Europa. Onhandig De president krijgt nu het verwijt dat hij de Senaat niet zo goed heeft bewerkt. Hij heeft met veel tam-tam zijn energieplan gelanceerd, heeft het met een reuzenzwaai bij het Congres gedeponeerd en is vervolgens gaan zitten af wachten. Met name de Se naat. die van zichzelf nogal wat verbeelding heeft, zou hij met wat meer takt. en wat meer als „onderhandelaar" hebben moeten benaderen. Met andere woorden: Het Amerikaanse energiebeleid komt nog niet goed van de grond, vanwege de politieke onhandigheid van Carter en niet vanwege het gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel van de Senaat. Het is verleidelijk om deze stelling even te projecteren op de toekomst In 1990, als West-Europa, Japan en nog een handvol ontwikkelings landen zwaar zuchten onder de energiecrisis die is ont staan door acute tekorten aan olie, zal het nog eens wor den naverteld. „Kijk, In 1977 was er in Amerika een presi dent die de toenmalige Sena toren niet voldoende onder hun kinnen streek. De Sena toren waren daarover zo ver bolgen. dat ze het energiebe leid van die president in reep jes scheurden. Daardoor kon den de Amerikanen gewoon doorgaan met het verbruiken van energie zoals ze dat altijd hadden gedaan. Daarom moet er van de olie die er in de wereld is nog altijd zoveel naar Amerika. Voor de ande re laden is er daardoor niet zoveel over. Jammer, maar ja 1Eén vat („barrel") is 160 liter).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 27