Planten zien in Oost-Engeland iv>- Het Paard laat wat achter WK Niet piekeren maar puzzelen Uitstekend eindspel studiewerk van grootmeester Donner >P Wereldkampioen Wiersma keek verder dan Luteyn DAMMEN bloem en plant ft 607e Opgave voor de Ladderwedstrijd ET ZATERDAG 10 SEPTEMBER 1977 VARIA Trouw/Kwartet 29 lerde /ereld deze orde- aan- 1 res- ennis onze van Rondom de stad Thetford in Nor folk strekte zich vroeger een onaf zienbare heidevlakte uit, in veel opzichten niet ongelijk aan onze Veluwe in oude tijden. Norfolk en Suffolk hadden hun welvaart eeu wenlang te danken aan de wolin dustrie en hier vooral was het dat herders rondtrokken met grote kudden Suffolk Blackfaces, een klein schaperas, gekenmerkt door een donkerbruine kop, poten en staart. Maar net als op onze Veluwe ont stonden door vernietiging van de heidevegetatie zandverstuivingen, die de dorpen bedreigden. Om die stuifzanden vast te leggen, werden ze beplant met grove dennen, waar door de „Brecklands" van karakter veranderden. Toch zijn de resteren de heidevelden nog interessant ge noeg, wat bij voorbeeld blijkt uit het feit dat de schuwe griel er nog broedt, vroeger in ons land broed- vogel van weinig betreden duinge bied, nu alleen nog een zeldzame gast. Een dag lang trokken we met wild- wachter Jim Pallant door het do mein van Guinness lord of Iveagh rondom Elveden, een paar mijl ten zuiden van Thetford. Een gebied van gemengd bos en gerstakkers, met ertussen wat restanten van de Brecklands zoals ze eertijds waren, begroeid met hoge gaspeldoorns, een klein beetje struikhèi en be zembrem en uitgestrekte velden van uitsluitend adelaarsvarens. Op een plekje van maar net twee vier kante meter groeit er een bijzonde re ondersoort van de wilde tijm, die op nog twee plaatsen in Engeland te vinden is en verder nergens. We zagen nauwelijks verschil met de gewone tijm, maar raakten wel enthousiast van een plant die in Nederland vroeger op de Sint-Pie tersberg en ergens in Zeeuws- Vlaanderen voorkwam, maar nu is verdwenen: het gestippeld zonne- roosje. Dit wijd vertakte, liggende heestertje met zijn grote gele bloe men vormde tussen tijm en echt walstro een heel veldje op de ui terst droge grond aan de rand Van een dennenbos. Rock Rose (rots roos) heet hij hier en hij is op kalk- rijke bodems in Engeland heel ge woon. Dat zelfde kan tegenwoordig in Oost-Engeland gezegd worden van de wegdistels, die aan de rand van een gerstakker manshoog wa ren opgeschoten. Volgens de wild- wachter komt deze zilverwitte reu- zendistel met zijn bijna bolronde, purperen bloemhoofdjes pas in de Brecklands voor sinds er kunst mest wordt gebruikt als enige mo gelijkheid om er gerst te verbou wen. Omdat hij in Engeland Scot tish Thistle heet, wordt hij aange zien voor het embleem van de Schotten, hoewel hij in Schotland helemaal niet voorkomt, in feite vrijwel beperkt is tot East Anglia. Wij zagen hem op meer plekken, meestal in gezelschap van de knik kende distel, nog zo'n fraaie soort, met wel vijf centimeter grote, paarsrode hoofdjes aan knikkende stengels. (De wegdistel is in Neder land vrij zeldzaam, het meest nog voorkomend langs wegen en dijken bij kustdorpen; de knikkende dis tel is algemeen langs de grote ri vieren.) Als Verkadealbum Die distels stonden op een plek met een wel heel gevarieerde vegetatie: dicht bij de grond muizeoortje, echt walstro, stalkruid, wondkla- ver, rolklaver, reigersbekje, akker- hoornbluem en kleine ooievaars- bek. daar hoog boven uit pasti- naak, jacobskruiskruid, slange- kruid, zwarte toorts, duizendblad, wilde reseda, muskuskaasjeskruid, avondkoekoeksbloem en beemd- kroon. Behalve de beemdkroon voor ons geen van alle zeldzaamhe den, want je vindt ze in veel zand gebieden. En van de beemdkroon of knautia keken we al niet meer op, want samen met een andere plant die je vrijwel nooit in Neder land ziet, het zwart knoopkruid, begeleidden zijn onbeschrijflijk blauwe scabiosa-bloemen al onze wegen door Suffolk en Norfolk. De bermen zijn er even bloemenrijk als die op de plaatjes in de Verka- dealbums! Enigszins in tijdnood geraakt, om dat we Norwich en de kust van Suffolk wilden zien, hebben we minder tijd in de Brecklands door gebracht dan we wel wilden. Maar het type heide met gaspeldoorn (een donkere, zeer stekelige en meer dan manshoge bremsoort) en adelaarsvarenvelden zagen we ook elders: bij Covehithe, Dunwich, Snape en Martlesham, allemaal vlak langs de Noordzeekust. Bij onze kampplaats onder de rook van Norwich vonden we een plant die we alleen in gedroogde staat van de bloemenmarkt kenden: Ruscus aculeatus, Butcher's Broom (slagersbezem), een lelie die er uitziet als een stekelige lage struik en het zonder Nederlandse naam moet stellen. Jammer genoeg bloeiden de planten niet, want dat is een heel merkwaardig gezicht: de bloempjes staan namelijk schijn baar niet op stelen, maar komen midden uit de „bladschijf" van wat een scherp gepunt blad lijkt en eigenlijk een bladachtige zijstengel is. Echte bladeren heeft Ruscus niet. Hij vormde met look-zonder- door henk van halm look en nagelkruid vrijwel de enige ondergroei in een bos met heel gro te hulstbomen en wel vijf soorten eiken: zomer-, winter-, steen-, kurk en moseik. Lage duintjes Hoewel zandstranden aan Enge- lands oostkust schaars zijn, maakt de familiebadplaats Southwold op ons Nederlanders weinig indruk. Het strand is net zo smal als de amper een meter hoge duinenrij. Dat maakt de situatie wel overzich telijk, zodat je maar een halve dag nodig hebt om niet alleen even lek ker te zwemmen, maar ook alles te zien wat wij niet of nauwelijks ken nen. Bij voorbeeld een struikachtig gewas, waaraan nog een paar bleekgele vlinderbloemen, dat sa men met helm de duintjes over dekt. Het is Lupinus arboreus, de boomlupine, die oorspronkelijk af komstig uit Noord-Amerika hier is ingeburgerd, evenals de Japanse latyrus, waarvan we half onderge- stoven planten met trosjes rood- paarse vlinderbloemen en rijpende peulen vonden. Ik heb me laten vertellen dat de laatste, de Sea Pea, in de oorlogsja ren wel werd geoogst om de eetbare erwtjes. In het meer open duin naar de monding van de Blyth bloeiden honderden blauwe zeedistels, hier Sea Holly (zeehulst) genoemd, geen gekke naam, als je bedenkt dat deze schermbloedige net zo min een distel als een hulst is. In ons land was wettelijke bescherming en prikkeldraad nodig om hem voor uitsterven in onze duinen te behoeden. Wel inheems is de tama risk, die Rivièragangers ongetwij feld kennen en die ook in onze tuinen vaak wordt aangeplant. Dit is alleen een andere soort, Tamarix anglica, die overigens als twee druppels water lijkt op de bekende Tamarix gallica. Hij groeit op het lage dijkje dat het kiezelstand scheidt van het Minsmere vogelre servaat tussen Leiston en Dun wich, samen met helm. akkerwin- de, speer-, akker- en knikkende dis tel. jacobskruiskruid. Japanse laty rus, adelaarsvaren, dwergviltkruid en een kleine soort gaspeldoorn, Ulex europaeus, de gewonde gas peldoorn, waarmee hij samen groeit op Dunwich Heath, een re servaat van de National Trust, grenzend aan Minsme. Hij bloeide juist in juli, terwijl de gewone gas peldoorn al rijpende peulen had, want die toonde in mei zijn laatste bloemen. Waar geen gaspeldoorn of adelaarsvaren groeide, was die Dunwich Heath in Juli prachtig paars, dieper van kleur en ook veel vroeger dan de struikheidebloei. Rijke wegkanten Het bleek van de grauwe dopheide, Erica cinerea, te zijn, een soort die in ons land zeldzaam is en hier de hoofdvegetatie uitmaakt, met klei ne eilandjes van struik- en gewone dopheide daarin. De laatste dagen volgden we de kust, richting Harwich, en deden ook voor Oost-Engeland verrassen de vondsten, zoals de blauwe brem raap in de wegberm bij Theberton, die ook hier zeldzaam is, en de gele hoornpapaver bij Thorpeness langs de kustweg naar Aldeburgh. Nooit Gestippelde zonneroosjes bij Elveden. Knikkende distel op het dijkje bij Minsmere. Gele hoornpapaver aan de kustweg bij Thorpeness. onze tocht gezien hadden zich en masse presenteerde, akker-, speer-, krul-, weg- en knikkende distel, kla proos. wilde reseda, jacobskruis kruid. duizendblad, zwartmoesker- vel, nacht- en avondkoekoeks bloem, blaas- en knikkende silene, spurrie, reigersbekje, gaspeldoorn, kruipend stalkruid, kattedoorn, agrimonie, ruige weegbree, vijfvin- gerkruid, groot en klein kaasjes kruid. adelaarsvaren, dolle kervel, gevlekte scheerling, echt walstro, walstrobremraap, zwart knoop kruid, bijvoet, grootbloemcentau- rie, grasklokje, slangekruid, krom hals, akkerwlnde, stinkende ballo- te. zee- en hertshoornweegbree, kraailook, zwarte toorts en vlak bij Snape grauwe dopheide samen met liggend hertshooi. Natuurlijk ont brak de dubbelkelk, die we prompt terugzagen ten zuiden de 8tour, in Harwich, samen met de bij ons zeldzame strandbiet en peperkers. (Ik hoorde van abonnee Heiboer uit Oude-Tonge dat de dubbelkelk ook op de Zuidhollandse eilanden voor komt. meegekomen met peenzaad, waar het ondanks de zaaizaadse lectie in blijft zitten. Het ontkiemt op open grond, niet in grazige ber men, wat klopt met wat ik in Essex zag: het groeit er precies langs de akkers.) Onze plantengids op reis was de pocketuitgave van „Thieme's flora in kleuren", de Nederlandse verta ling van „The Concise British Flora in Colour waarin 1486 Engelse wilde planten door dominee Keble Martin in meer dan zestig Jaren voortreffelijk zijn getekend. Een heel handige gids, waarin we me teen konden zien welke van de ge vonden soorten in Nederland tot de bijzondere planten behoren. Alleen voor dat doel geschikt, want de illustraties halen het niet bij de oorspronkelijke uitgave in een veel groter (25'/. x 19 cm) formaat, dat een uitnemend naslagwerk is, maat te groot om mee te nemen-. Een boek om te koesteren, want Je ziet zelden zulke fijnzinnige plantente- keningen. Gelukkig heeft Thieme vorig jaar besloten deze grote uit gave te herdrukken, zodat die naast de slecht gedrukte zakgids overal weer te koop la. W. Keble Martin: Thieme's flora in kleuren. Uitg. Thieme, Zutphen. 230 blz., ƒ31,- (grote uitgave). donk, 2153- (raad n na ta n de SCHAKEN De mens is menselijk zegt men. Welnu, dan mag het paard paarde- lijk zijn en niets paardelijks is het dan vreemd. Ook hij laat wel eens wat achter. Maar, ten einde de zaak prettig te houden, zullen wij ons schaakpaard, overal waar het staat, een schijfje doen deponeren. Daar het paard een uiterst hygië- :h dier is (zie het vierde deel van „Gulliver's reizen", de reis naar het -jland van de Houyhnhnms) wil het nimmer meer in de buurt komen van it achtergelatene Laat ons dit in schakerstaai verta len. Stel, het paard staat aan het begin van zijn tocht op veld d4 (zie iguur 1. Dan ligt daar een schijfje. Het paard springt nu naar f5 en ook daar komt een schijfje terecht. Bij zijn volgende sprong mag het nu niet naar e3 springen want dan komt het op een veld <e3), dat grenst aan een veld (d4) waarop reeds een schijfje ligt Maar wèl kan het springen naar t7. Met zijn daaropvolgende sprong kan het niet naar d5 (wegens het Khijfje op het belendende veld d4) ol naar g6 (wegens schijfje f5) sprin gen, maar wèl naar c6 of c8 of g8. Probleem 1. Begin nu met het paard op een willekeurig veld en laat het van daar achtereenvolgens zo veel nogelijk aaneensluitende sprongen laken (als in ons voorbeeld dus: d4- J-e7-g8-h6zonder ooit een Md met een schijfje of een veld aast een schijfje te bespringen, kef uw sprongen aan en vermeld, beveel schijfjes er ten slotte liggen Is het paard niet verder kan (mag) pringen. n nu komt de fantasie! Het paard (poneert achtereenvolgens een »od en een wit schijfje en houdt ree volgorde aan(dus: rood-wit- )od-witenz.). Wederom mag het let een veld bespringen waarop al tn schijfje (rood of wit) ligt en ook iet een zodanige sprong maken, dat *ee gelijkgekleurde schijfjes naast Ikaar komen te liggen. Bijvoorbeeld ie figuur 2): d4(rood)-f5(wit) en nu iet naar e3 (twee rode schijfjes op en e3 naast elkaar). Wèl mag het fr e7(rood) en van daar naar &wit» springen, want nu liggen wel vaar twee schijfjes naast elkaar 34 en d5) maar ze verschillen van leur. foblcem 2. Hoeveel schijfjes liggen u op het bord als het paard zo ver bgehjk (tot het niet verder mag) *>r blijft springen en beurtelings (n rood en een wit schijfje depo- fcrt? Ook hier weer de sprongen ingeven en het aantal schijfjes na i rondgang in totaal vermelden. figuur 1 Probleem 3. Als probleem 2 maar nu met drie verschillende schijfjes die in de volgorde rood-wit-blauw-rood- wit-blauw enz. worden achterge laten. Probleem 4. Als probleem 2 met vier schijfjes (rood-wit-blauw-oranje- rood-witenz.). Probleem 5. Als probleem 2 met vijf schijfjes (rood-witrblauw-oranje- groen-rood-witenz.). De beste oplossingen verwerven 1, 2, 3,4 en 5 punten voor de problemen 1. 2,3, 4 en 5. Deze punten zijn bestemd voor onze doorlopende ladderwed strijd en zij blijven altijd geldig. Zij worden op uw persoonlijke kaart ge noteerd en bij elke oplossing stijgt het totale aantal punten op die kaart, totdat geen der andere ladde raars een hoger totaal heeft en u de ladderprijs wint. figuur 2 Wilt u een waarderingscijfer (1 als laagste, 10 als hoogste waardering) geven? Oplossingen binnen uiterlijk 8 okto ber bij mr G. van Vorden, postbus 58, Eerbeek. Op briefkaart of briefom slag zetten „Niet Piekeren maar Puz zelen 607" en in uw schrijven uw volledige naam en adres vermelden. Uitdrukkelijk naams- en/of adresve randeringen opgeven. Hartelijk welkom zijn ook uw snaak se en/of kritische opmerkingen, ei gen puzzelwrochtsels, in prozaïsche of poëtische vorm. En uw vragen (bijvoorbeeld naar uw stand op de ladder) wil ik gaarne beantwoorden als u slechts een PTT-ertje van 55 cent insluit! V Mr. G. van Vorden Van alle grote verdiensten die Euwe voor de schaakwereld heeft gehad en nog heeft alleen al voor „De parel van Zandvoort" zou hij in Engeland tot de adelstand zijn verheven en nu zwijg ik nog maar over het feit dat het aan hem te danken is, dat de tweekamp Fischer-Spasski plaats vond is het schrijven van boeken wellicht de minst gélukkige. Natuurlijk een boek als „Oordeel en plan" trek ik altijd met veel plezier uit de kast, maar een klassiek mees terwerk, zoals Dreihundert Schach- partien van Tarrasch, Die Hypermo derne Schachpartie van Tartakower of Mein System van Nimzowitsch heeft Euwe nooit geschreven, hoewel hij zo'n kleine vijftig titels op zijn naam heeft staan. In zijn boeken heeft Euwe te veel „de objectiviteit" betracht, waardoor zijn boek net te saai werd om tot de onsterfelijkheid door te dringen. Te vaak heeft Euwe zich ook geleend om zijn naam als co-auteur op de kaft van een boek te plaatsen, waar bij slechts uit het oogmerk van een grotere omzet speelde. In de eind spelserie, uitgegeven door Het Spec trum, is bij het eerste deel weer iets dergelijks gebeurd. De namen van Euwe en Donner prijken op de voor plaat, maar gelukkig zegt Euwe in een nawoord, dat Donner in feite als de enige auteur van het boek moet worden beschouwd. Onmiddellijk gezegd moet worden, dat Donner er een klein meester werkje van heeft gemaakt. Hij heeft veel arbeid besteed aan het boekje en is dit keer niet geplaagd door zijn natuurlijke slordigheid. Vooral meeslepend is het hoofdstuk van ko ning plus pion tegen koning plus twee paarden. Als de verdedigende partij nu van die pion zou kunnen afkomen, dan was het remise, anders heeft de aanvaller juist die tempi, die nodig zijn om mat te zetten. In dit hoofdstuk komt Donner met ei gen vindingen en suggesties. Hij ver beterde bijvoorbeeld het volgende geheimzinnige diagram, dat door de probleemcomponist Troistki was op gesteld: zen tegen koning en twee paarden", met ander woorden: staat een zwarte pion op a4 goed geblokkeerd, dan wint wit altijd met zijn twee paar den. Volgens Donner wint wit ook nog, als de zwarte b en g-pion naar de vijfde rij worden opgeschoven. Donner is echter van mening dat de officiële FIDE-regels moeten worden gewijzigd, aangezien in sommige ge vallen de matvoering meer dan vijf tig zetten in beslag neemt (nu zou de verdediger dus remise kunnen ei sen). Als voorbeeld geeft Donner een stelling, die afkomstig is uit een par tij Bobotsof-Bohatlrchuk, door de laatstgenoemde niet optimaal verde digd, waardoor hij snel verloor. Te gen de beste verdediging gaat zwart mat in 68 zetten. 1. Pd3 Ke4 2. Pf2+ Ke3 3. Kfl (de blokkade is voltooid) 3. Kf3 4. Kei Ite3 5. Kdl Kf3 6 Kd2 Kg2 7 Ke 2 Kg3 8. Pe4+ Kg4 9 Kf7 Kf5 10 KfS Ke8 II Kf4 KdS 12. Pd2 Ke6 13. Ke4 Kf6 14. Kd5 Kf5 15. Kd6 Kf6 16. Kd7 Kf5 17. Ke7 Kg6 18. Ke6 Kg5 19. Ke5 Kg6 20. Pe4 Kg7 21. Pg5 Kg6 22. Pe6 Kf7 23. Pf4 Ke7 24 Pg6* Kd7 (24. KI7 25 Kf5 Kg7 26. Pe5 en zwart moet naar de rand) 25. Kd5 Kc7 26. Pe5 Kb6 27. Pc4+ Kc7 28. Ke5 Kd7 29. K!6 Kc7 30. Ke7 Kc6 31. Ke6 Kc7 32. Pe5 Kb6 33 Kd5 Ka5 34 Kc4 Kb6 35. Kb4 Kb7 36. Kb5 Kc7 37. Kc5 Kd8 38. Kd6 Ke8 39. Pg4 Kf7 40. Kd7 Kg7 41. Ke7 Kg6 42. Ke6 Kg5 43. Pe5 Kh5 44. Kf6 Kh6 45 Dg4 Kh5 46. Kf5 Kh4 47 Pf6 Kh3 48. Ke5 Kg3 49. Ke4 Kh4 50. Kf4 Kh3 (vol gens huidige spelregels mag zwart nu remise eisen) 51. Pe4 Kh4 52. Pg3 Kh3 53. Pf5 Kg2 54 Kg4 Kh2 55. Ph4 Kgl 56. Kg3 Kfl 57. Kf3 Kgl 58 Pg2 Kh2 59. Pf4 Kgl 60. Ke2 Kh2 61. Kf2 Khl 62. Ph3 Kh2 63. Pg5 Khl 64. Pel d3 65. Pf3 d2 66. Pe4 dlP+ 67 Kg3 Pf2 68. Pf2x mat. Geheimzinnig! „Pionnen die, indien veilig geblok keerd door een paard, altijd vcrlie- De bondscompetitie is weer begon nen. In de eerste ronde was er een grote verrassing te noteren. Het Gel derse Lent wist favoriet RDG te be dwingen. Lent zorgde voor een stun- tje door in Den Haag met de Kongo lese kampioen Fidéle Nimbi achter de borden plaats te nemen. Nimbi, die graag tegen Sijbrands wilde spe len, kreeg zijn zin. Maar hij bofte niet, want Sijbrands zette een gewel dige aanvalspartij op en na vijf uur strijden moest de „Lentenaar" zich gewonnen geven. Luteyn han teert de witte schijven. 1. 33-29 17-22; 2. 38-33 een vaak toegepaste zet, met als doel terecht te komen in onge veer dezelfde varianten als na 39-33, maar nu heeft wit de kans dit te bereiken; hij heeft een schijf meer op zijn korte vleugel en dat kan wel eens goed uitpakken. 2. 11-17; 3. 42-38 6-11; 4 32-28 19-23; 5. 28x19 14x23; 6. 35-30 16-21; 7. 31-26 10-14; 8 37-31!? Wit weigert zich in te laten op de varianten, die ontstaan na 30-24 en kiest voor een meer behoudend strijdplan. 8. 20-25; 9. 40-35 21-27. Daar zwart in het vervolg altijd 30-24 met 14-20! kan antwoorden, hetgeen wit in zijn vrijheid aan de korte vleugel beperkt, is het de vraag of wit hier al niet slechter staat. Zou dat nl. het geval zijn, dan is de witte opbouw in ieder geval fout door 8; 37-31??. Wiersma gebruikte in de opening meer tijd dan zijn opponent Speelde Luteyn blufpoker? 10. 47-42 13-19; 11. 44-40 8-13; 12. 42-37 14-20; 13 50-44 4-10; 14. 30-24 19x30; 15. 35X24 9- 14 zie diagram 1. Zowel wit als zwart heeft zich op deze stand voorbereid. Wit heeft met zijn laatste zetten de uitstoot 30-24 mogeliik willen maken en zwart heeft zich met zetten als 14-20 en 4-10 op deze actie geprepareerd. Zoals direct zal blijken, heeft zwart het vooral met de zet 4-10 goed ge schoten. zwart (18) 23-29 en 21-27! Toch denkt hij zich nog te kunnen redden met de tekstzet. 22. 23x34; 23. 40x29 Zwart heeft nu drie aanvallers op schijf 24 tegen drie verdedigers. Niets aan de hand dus, zal wit gedacht hebben, want anders zou hij ongetwijfeld geprobeerd heb ben enige compensatie te vinden voor een aanknopingspunt op veld 29, met de schijf op 25. Na de tekstzet brengt de zwartspeler de altijd terugkerende combinaties naar het veld 45 in het spel. 2310-14; 24. 44-40 14-19, 25. 40-35 19X30; 26. 35x24 9-14; 27. 45-40 5-10; 28. 49-44 7-12 zie diagram 2. zwart (12) wit (18) Wit's probleem is, dat hij nooit, in welke variant ook, naar 32 kan ruilen; 37-32 is bezwaarlijk wegens 3-9 en 22- 28 als ook 40-35 zijn positioneel erg slecht. Luteyn besluit niet tot 38-32 27x38; 33x42, wal overigens ook slecht is. Dit blijkt na b.v. 16. 38-32 27x38; 17. 33x 42 14-19; 18. 40-35 19x30; 19. 35x24 11-16; er dreigde vereenvoudiging door 26-21 en 24-19x6!; 20. 31-27 22x31; 21. 36x27 25-30! Hier blijkt weer de kracht van 4-10; 22. 34x14 10x30; 23. 44- 40; ook na andere zetten wint zwart de schijf! 2323x34; 24. 40x29 3-9 en de dubbele dreiging is 18-23 of 18-22 en schijfwinst is dus altijd een feit. Natuurlijk staan wit na 19. 11-16 andere voortzettingen ter beschik king, maar het is nu eenmaal zo, dal hij erg moeilijk staat. In de partij besluit Luteyn echter tot het al eer der genoemde 16. 37-32 3-9; 17. 32x21 22-28; 18. 33x22 18x22, 19 29x18 12x23; 20. 39-33 20x29, 21. 33x24 14- 20; 22. 34-29; pas op dit moment ont dekt wit, dat opvangen met 44-39-33 verhinderd is door 16-21, gevolgd door wit(12) Het is nu duidelijk. De dreiging 17-21 is 'dodelijk' en wit speelt daarom de beste zet nl. 29. 26-21 17x37; 30. 41x32 en de rest is een kwestie van tech niek. 30 11-17; 31 43 39 1 6 21.32. 46-41 21-26 33. 41-37 2-7 dreigt nu met 26-31 36x27 (37x26. 17-21 enz.) 13- 19. 14-19 en 17-22 etc 34. 36 31 17-22; 3S. 38 33 12 18; 36 32-27 18 23' 37. 29x9 20x38. 38. 9x20 15x24 39. 27x18 38-42, 40. 18-13 42-47, 41. 40 34 7-12. Na enige zetten gaf wit zich gewon nen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 29