'Bijstand vragen vernederend'
),1ls je een mooie broek
jan hebt, zeggen ze:
;Jie hebben wij betaald'
'Niemand bij de sociale
dienst interesseert
zich echt voor je'
r
'De mensen praten zo
negatief over je, soms
midden in je gezicht'
RTE
Veel mensen slecht te spreken over de sociale diensten
Sm aan
VRIJDAG 9 SFPTFMBFR 1977
BINNENLAND
Trouw/Kwartet
H17
>npi
teURG „Wat bijstand
kers enorm missen bij de
kle dienst is wat begrip en
jerstel. Natuurlijk is het be-
ijk dat ze er geld krijgen,
i die andere zaken hebben
fet zo hard nodig, willen ze
jen beetje plezier in hun
jj" hebben. Ze vinden dat ze
f de maatschappij erg on-
|tvaardig behandeld en
iderd zijn, ze voelen zich
•hoppelingen en paria's,
niks meer te betekenen
Die gevoelens zou je
een groot deel kunnen
lemen, wanneer je deze
jen met meer begrip en
iriteit tegemoet trad. En
I die dingen krijgen ze niet:
I bij de sociale dienst en
'van hun omgeving".
loloog Jan Piasmans en
ijloog Bernard Smoor zijn
I klein jaar bezig geweest
ien onderzoek naar de be-
rewereld van bijstand-
Skers. Daarvoor hebben ze
142 mannen en vrouwen,
[nan de bijstand leven, ge-
Het ging om echte ge-
[kken, niet om het invullen
[een vragenlijst. De inter-
gingen gewoon een
ld op bezoek en lieten de
Isen hun verhaal doen.
j cliëntenonderzoek, zoals
Dfficieel heet, was een
onderdeel van het gro-
ïderzoek naar het functio-
van de gemeentelijke so-
dienst in onze samenle-
dat in opdracht van het
sterie van CRM en de Ver-
(ing van Nederlandse Ge
iten is gehouden door het
Ituut voor Sociaal Weten-
schappelijk Onderzoek (IVA)
in Tilburg.
Drie groepen
Afgezien van de bejaarden,
wier verblijf in een verzor-
gingstgehuis door de bijstand
wordt betaald, kent de bij-
standwet op het ogenblik drie
grote groepen cliënten: lang
durig werklozen, gescheiden
vrouwen en ex-zelfstandigen.
Met vertegenwoordigers van
deze drie groepen werden ge
sprekken gevoerd voor het on
derzoek, dat men binnenkort
nog eens op grotere schaal
hoopt te kunr.en voortzetten.
Jan Piasmans: „Tussen die
drie groepen bestaan veel over
eenkomsten, iïiaar toch ook
wel grote verschillen. De lang
durig werklozen en de ex-zelf-
standigen lijken het meest op
elkaar, wat betreft hun hou
ding ten opzichte van de socia
le dienst en ook wat betreft
hun levensgeschiedenis. De ge
scheiden vrouwen vertonen
een heel ander beeld. Ze zijn
minder verbitterd ten opzichte
van de maatschappij dan de
werklozen en ex-zelfstandigen.
Wanneer je met een werkloze
praat, gaat het bijna voortdu
rend over het verleden, over de
tijd dat hij nog werkte en dus
nog meetelde. Over het heden
en de toekomst praat hij bijna
niet of alleen maar in moedelo
ze, verbitterde termen".
„Bij een gescheiden vrouw ligt
dat heel anders. Voor haar ligt
de goeie tijd meestal niet in
het verleden, toen zat ze im
mers in een mislukt huwelijk
met alle ellende van dien. Wan
neer deze vrouwen over hun
betere tijden praten, hebben
ze het over het heden en de
toekomst. Gescheiden vrou
wen hebben niet het gevoel dat
ze maatschappelijk nuttelooos
zijn geworden. Integendeel:
vaak worden zij, die tijdens
hun huwelijk nog geen girobil
jet konden (of mochten) invul
len, pas na de scheiding zelf
standiger: ze moeten dan im
mers alles noodgedwongen zelf
doen. Doordat dat stukje bij
beetje lukt, bouwen deze vrou
wen een stuk zelfrespect op,
dat ze vroeger, niet hadden. Zij
zijn ook niet boos op de maat
schappij, omdat die hen aan de
kant zou hebben gezet: zij zijn
alleen maar boos op hun ex-
man. Ook financieel zijn de
gescheiden vrouwen er vaak
door Cisca Dresselhuys
beter aan toe, wanneer ze van
de bijstand leven, dan toen ze
nog getrouwd waren. Ze kre
gen vaak weinig huishoudgeld
en er waren regelmatig ruzies,
wanneer dat geld weer op
was. Ze moesten altijd de
hand ophouden en rekenschap
afleggen. Nu kunnen ze ten
minste zelfstandig beslissen
wat ze met hup geld doen."
„Een vrouw vertelde ons: 'Fi
nancieel ben ik nu beter af.
Vroeger kreeg ik maar een
beetje huishoudgeld en daar
moest hij dan weer geld van
terug hebben om een dure
broek of een nieuw pak te ko
pen. En wanneer ik dat dan
niet meer had, werd ik gesla
gen'," aldus Jan Piasmans.
Om nog even terug te komen
op dat begrip en eerherstel, dat
werklozen en ex-zelfstandigen
zo graag zouden willen hebben,
ook van de sociale dienst:
„Werklozen zijn vaak met pro
blemen weggegaan uit hun
werk. Zelfstandigen hebben
net zo lang gesappeld, totdat
ze erbij neervielen. Bij deze
groep mensen zie je vaak dat
ze doorwerken totdat hun ge
zondheid zo beroerd is, dat ze
wel moeten ophouden. Dat
doen ze liever, dan ophouden
omdat het financieel niet meer
gaat. Nu hebben ze tenminste
het gevoel, dat zé niet zelf de
schuld zijn van hun 'misluk
ken', maar dat het komt door
hun slechte gezondheid."
„Maar beide groepen zitten
met een flinke dosis verbitte
ring en boosheid. In die ge
moedsstemming komen ze dan
bij de sociale dienst. Maar die
werkt helemaal niet aan dat
probleem. En zolang er niets
aan dit conflict wordt gedaan,
willen die mensen niks anders,
ook geen andere baan. Ze zijn
gefixeerd op die onrechtvaar
digheid, die hun is aangedaan.
Wat zou een GSD hier trou
wens aan kunnen doen? Con
creet misschien niet zoveel,
maar men zou in ieder geval
kunnen luisteren naar het ver
haal en zeggen: 'Nou, ze heb
ben u' aardig te pakken gehad'
of 'laten we eens kijken of we
daar nog iets aan kunnen
doen'. Soms gebeurt er nog wel
eens iets aan zo'n conflict: dan
wijst de bijstandsambtenaar
de cliënt de weg naar een be
roepsmogelijkheid of zo. Maar
ze doen dat dan zó ambtelijk,
door een formulier te geven of
de weg te wijzen in de procedu
rele kwestie, dat de bijstand
strekker daar volstrekt geen
genoegdoening in vindt."
„De bijstandsambtenaren heb
ben vaak echt geen begrip voor
het conflict zelf en wat zoiets
kan betekenen voor een mens.
Maar ja, wat wil je? Het zijn
vaak heel jonge, overbelaste
mensen, die ook fiks op de vin
gers gekeken worden door hun
bazen. Als bijstandsambte
naar moet je allereerst goeie
gegevens hebben om de formu
lieren voor een uitkering te
kunnen invullen. Dat is na
tuurlijk een tweeslachtige
zaak: je moet luisteren naar de
problemen, maar je moet ook
zeer precieze gegevens hebben
om de uitkeringsprocedure
goed-te laten verlopen. Eerlijk
gezegd vinden wij dat veel so
ciale diensten, vooral die in de
grote steden, niks anders zijn
dan uitkeringsfabrieken," me
nen Jan Piasmans en Bernard
Smoor.
Een moeilijk punt voor veel
bijstandtrekkers, met name
voor de werklozen, is de regel
matig terugkerende sollicita
tieplicht. Om bijstand te krij
gen moet je namelijk inge
schreven staan bij het arbeids
bureau. Van dat arbeidsbu
reau krijg je adressen op, waar
bij gesolliciteerd kan worden.
„Dat betekent gewoon, dat
deze mensen eens per week of
eens per maand weer eens een
klap in het gezicht krijgen. Bij
alle sollicitaties valt ruim 90
procent af en daardoor krijgen
vooral de oudere werklozen
steeds weer die klap in het
gezicht, dat ze weer niet aan
bod komen," meent Jan Pias
mans.
Zwart werken
Iets wat Jan Piasmans en Ber
nard Smoors regelmatig tegen
gekomen zijn bij hun onder
zoek is het zwart werken. De
voornaamste voldoening die
bijstandtrekkers daaruit put
ten is, dat ze een klein beetje
terug kunnen slaan naar de
maatschappij, die hen. naar
hun idee, zo verschrikkelijk
onrechtvaardig behandeld
heeft. „Kijk, officieel gespro
ken gaat het hier dan om frau
de, overigens op zeer kleine
schaal. Maar wij willen het zelf
geen fraude noemen, ten eerste
omdat wij het zelf niet als zo
danig beschouwen, maar ten
tweede omdat de mensen die
het doen, het beslist niet als
fraude zien. Het is triest, maar
waar: wanneer je als werkloze
bijstandtrekker iets wilt pres
teren op het gebied van wer
ken, verval je automatisch in
fraude, want je mag als bij
standtrekker er niks bij doen.
En deze mensen hebben juist
het gevoel, dat ze om weer een
beetje respect voor zichzelf te
krijgen ('ik kan nog wel wat. ik
ben niet volstrekt nutteloos')
weer iets moeten doen. En dat
'iets' moet dan geen goudvis
sen fokken of postzegels verza
melen zijn, nee, dat moet echt
op het gebied van het werk
liggen, juist het gebied waar
ze. naar hun gevoel, zo smade
lijk weggetrapt zijn."
„Wat ze met dat beetje bijver
dienen (want het ligt echt in de
sfeer van de kamer voor een
zus behangen of een hekje tim
meren voor je oude moeder)
kunnen bereiken, is dat ze
zichzelf en hun directe omge
ving bewijzen dat ze geen on
nutte typen, geen doodzieke
oude mannen zijn. Ik moet zeg
gen, dat ik het schandalig vind
dat dit stukje therapie, want
zo zou je het kunnen noemen,
onmiddellijk in de sfeer van de
fraude valt, officieel gezien,"
zegt Jan Piasmans.
Als illustratie bij het onder
zoek van het IVA hieronder
een gesprek met een werkloze
man, die al geruime tijd van de
bijstand trekt.
role-
ntenJ
in fi
iaen$
geda.
varïëi
var-
as op staande voet ontslagen bij het
ère 'ijf van mijn zwager, een schoonmaak-
jijf. Dat klinkt natuurlijk heel beroerd
n k heb er bij de sociale dienst en het
143 ei idsbureau ook noS moeite genoeg mee
d, want als ze horen: op staande voet
lagen, verdenken ze je van ik-weet-
wat. Kijk, achteraf kun je zeggen, je
nooit bij familie moeten gaan werken,
ja, daar heb je niks aan. Ik was chef
dat schoonmaakbedrijf en het werk
el me best. Toezicht houden op de
?cten die we schoonhielden, veel con-
met mensen een praatje hier en daar.
wat krijg je als je met familie
:t?" Kun jij even blijven, kun jij dat
even afmaken" en natuurlijk geen
ïng wegens overwerk. Op den duur
me dat te gek. Ik zei„Ik wil best 42 of
uren per week maken, maar dan wil
n overwerk wel betaald hebben." Nou,
U was tegen het zere been. M'n zwager
kte er toen van dat ik werk geweigerd
waardoor hij me op staande voet kon
zoiets overkomt., dat is niet best. Je
ook geen werkloosheidsuitkering,
Je °P staande voet ontslagen
Je komt meteen in de bijstand. La-
ïa allerlei processen, heb ik wel gelijk
egen en is mijn uitkering verhoogd,
r intussen zie je de mensen op het
idsbureau en de sociale dienst naar je
•n ze denken dat er wel iets met je
zal zijn.
;om daar bij die sociale dienst, ik draai
verhaal af tegen een meneer. Die zegt
n paar minuten: „Hier zijn wat formu-
i, die moet u thuis maar invullen." En
ging ik weer naar huis. Bleek, dat ik
iingen in zestien seconden had inge-
dus dat had ook wel op kantoor
ïen gebeuren. Maar nee, nu kon ik pas
een week weer op het spreekuur ver-
Goed, daar ga je dan weer heen.
erplee
erpleei
et hotf
ugten jj
hoor je dat je de formulieren keurig
ingevuld en dat ze de zaak eens zullen
irzoeken. Een week later bel je die
i van de sociale dienst op of je gaat er
log weer eens heen. Nee. meneer X, dié
eft geholpen, is er op het ogenblik niet,
ilt u mij maar waarover het gaat."
dat betreft vind ik de zaken slecht
geld bij de sociale dienst; als je later
eens de man of vrouw te pakken
eert te krijgen, die je in eerste instan-
hólpen heeft, lukt je dat bijna nooit.
is erg vervelend. Dan krijg je steeds
een andere man, die er wel iets van af
maar heel zijdelings. Die zegt dan:
vertel dat verhaal nog eens, want ik
er niets van." Weer het hele verhaal
aaien, weer een dossier aanleggen. En
wee weken kom je weer eens en zegt:
heb m'n geld nog niet gehad, hoe zit
ik heb een gezin met drie kinderen,
noet eten. ik heb in totaal nou al zeven
'n geen inkomen." En dan zeggen: „O.
s niet zo mooi, vertelt u eens. daar
weer met je verhaal.
heb op een zeker moment eens opge-
naar sociale zaken, heb ik zeven ver
lende personen aan de lijn gehad,
ér dat ik degene had. die er echt iets
>f wist. In een fabriek heb je ook wel
eens zoiets: je belt over een bestelling en
die blijkt dan net weer ergens anders in
een magazijn te staan. Dat kan ik wel
begrijpen, maar dat het bij een sociale
dienst hetzelfde gaat, snap ik absoluut
niet. Ik vind dat net zoiets als dat je elke
week een andere huisarts zou krijgen, die
je dan steeds weer je hele ziektegeschiede
nis moet uitleggen, daar word je toch
doodziek van.
Niemand bij die sociale dienst interesseert
zich echt voor je geval. Het zijn daar vaak
echte bureau-mannetjes, die gewoon als
een soort computer werken. Ze vragen je:
„bent u meneer M?" En daarna ben je
verder geval M. met een bepaald dossier
nummer. Ze pakken hun formulieren, be
kijken hun voorschriften en of die nu lo
gisch zijn en terecht, daar kijken ze niet
naar, want er zijn nu eenmaal vaste nor
men en daar houden ze zich aan. En zodra
je een geval bent, dat er een beetje tusse
nin zweeft, wordt het moeilijk. En dan vind
ik, dat ze eigenlijk iemand in een apart
kamertje zouden moeten hebben voor de
moeilijke gevallen, zoals ik er eentje was.
Ik heb dat echt gemist op de sociale dienst,
dat er een speciaal kamertje was, waar je
eens eventjes persoonlijk kon praten.
Maar het is allemaal twee-minuten-werk.
Goed,-dan kun je natuurlijk wel blijven
zitten, als zo'n ambtenaar al opstaat om
dat hij vindt dat hij klaar is met je, maar
zo iemand ben ik niet, dan ga ik ook weg.
Als zo'n man opstaat en me een hand
geeft, dan ga ik weg. Als iemand vindt dat-
ie klaar is met me, zal ik hem niet terug-
sleuren omdat ik zo graag nog wat vertel
len wil. Je krijgt het gevoel: hij zit wel naar
me te luisteren, maar het gaat zijn ene oor
in en zijn andere uit. Er is niemand, die
daar tegen je zegt: „Wat is er nou, jongen?"
Je hoeft er heus niet hand in hand te gaan
zitten, maar het zou fijn zijn, als je daar
kwam en ze zeiden „Verdorie," jongen, ik
heb ervan gehoord, wat zullen we daar nu
eens aan doen; hè wat een narigheid, ga
maar zitten, ik bel eens even op". Maar dat
gebeurt niet, het is allemaal formulieren-
werk.
Ik heb ook met andere mensen over dit
punt gepraat en toen bleek, dat er nie
mand bij was die echt eens een langer
gesprek, van zeg maar een half uur, gehad
had op de sociale dienst. En dan kom je
thuis na zo'n gesprekje van een paar minu
ten en dan vraagt je vrouw: „Wat heeft die
man gezegd?" Ja. en dan weet je het niet,
want die man heeft feitelijk niks gezegd.
Over nieuw werk wordt op de sociale
dienst eigenlijk nooit gesproken. Of je nou
zeventien baantjes wil of nooit meer wil
werken, dat doet helemaal niet terzake.
Voor werk moet je bij het arbeidsbureau
zijn. Persoonlijk wil ik graag weer werken,
maar ik neem niet alles aan. Kijk, ik kan
hier tegenover in de supermarkt wel rek
ken gaan bijvullen voor 175 gulden per
week, maar toen ik als chef ontslagen werd
verdiende ik 330 gulden schoon in de week,
dan ga je toch niet voor zoveel minder geld
werken. Van dat bedrag kan ik met m'n
gezin beslist niet rondkomen.
Ik wil graag werk dat een beetje in de lijn
ligt van m'n oude werk. Ik ben al eens een
paar keer op een sollicitatie geweest, ook
een keer bij de gemeente. Een leuke baan,
waarvoor ik wel in aanmerking gekomen
was, als ik maar een mavo-diploma had
gehad. Nou ja, dat heb ik niet. Ik ben in dat
schoonmaakbedrijf opgeklommen van be
neden tot die chefspositie. Maar ja, ergens
anders vragen ze om diploma's.
Ik ben nu bezig met mijn middenstandsdi
ploma, als ik daarvoor geslaagd ben wil ik
een mavo- of havo-opleiding gaan doen, in
de avonduren. Als ik dan over een paar
jaar dat diploma heb, zijn er baantjes
wel fijne dingen, maar de nadelen van je
werkloosheid zijn toch wel een stuk groter
dan de voordelen. Twee belangrijke nade
len zijn, dat je al je contacten verliest met
collega's en kennissen en dat de mensen zo
negatief over je denken en praten, soms
middenin je gezicht.
Over werklozen wordt gepraat of het een
minderwaardig soort is. Dat merk je bij
voorbeeld op verjaardagen, dat ze dat
soort dingen zeggen van „die werklozen
moesten ze allemaal aan het werk zetten,
want die lopen maar rond van onze centen
en willen nooit meer wat doen". En dat zijn
dan mensen die je kennen, die zulke din
gen zeggen. Je maakt jezelf dan wijs, dat ze
niet weten dat jij werkloos bent, maar dat
is onzin, want dat weten ze heel goed.
Mijn opa vertelde me vroeger vaak over de
situatie in de jaren dertig. Hij is twintig
jaar werkloos geweest. Hij vertelde me dat
de werklozen toen behandeld werden als
paria's. Die situatie zie je nu weer, alleen
kun je nu niet aan de mensen zien wie wel
of niet werkloos is, want iedereen ziet er
tegenwoordig netjes uit.
Als je bij de sociale dienst je werkbriefje
komt inleveren, zie je heus niet aan het
uiterlijk wie werkloos is. En dat is het
gekke: dat pikken de mensen niet. Ze
zouden willen dat je duidelijk aan de bui
tenkant kon zien wie werkt en wie niet. Ik
bedoel: mensen vinden het niet erg als je
werkloos bent, maar dan moeten ze het wel
aan je kunnen merken. Er moet verschil
zijn tussen de werkers en de werklozen. Ze
vinden dat je eigenlijk geen t v. mag heb
ben, je kinderen mogen er niet leuk uitzien
en je mag allerlei andere dingen niet. Ze
zijn nog best bereid je wat toe te stoppen,
maar er moet onderscheid zijn. Als je een
mooie broek aan hebt, zeggen ze gewoon,
„die heb ik betaald". Ze kunnen het ook
niet zetten dat je nog een autootje hebt. Je
moet een duidelijke armoedzaaier zijn.
De mensen vinden het onrechtvaardig als
ze geen verschil kunnen zien, ik vind het
juist onrechtvaardig als je wel verschil zou
kunnen zien. Ik heb ook wel een tijd gehad,
dat ik me echt beroerd voelde, als ik merk
te dat mensen me nutteloos vonden of een
profiteur. Ik heb daar nog last van, maar
toch wel minder, sinds ik me eens een
beetje verdiept heb in de achtergronden
van de werkloosheid.
genoeg voor mij. Met mijn ervaring in de
loodgieterij en op het gebied van de
schoonmakerij kan ik best ergens terecht.
Laatst zochten ze iemand bij studenten
huisvesting, die de gebouwen af kon gaan.
Maar ja, daar moest je weer een mavo
diploma voor hebben.
Ik verveel me op het ogenblik heus niet, ik
studeer dus overdag, ik lees veel en ik
scharrel wat rond in huis. Met mijn vrouw
gaat het prima, die kan er wel tegen dat ik
veel meer thuis ben dan vroeger. Ja, daar
hebben we geluk mee, want Je hoort van
veel werklozen dat hun huwelijk de vernie
ling in gaat door die werkloosheid. Daar
hebben wij gelukkig geen last mee.
Dat je nu wat kunt studeren en lezen zijn
fcijk, wij hebben met z'n allen voor een
systeem gekozen, waarbij werkloosheid
onvermijdelijk is. Zelfs toen het in Neder
land erg goed ging, we in een zogenaamde
hoog-conjunctuur zaten, had ons land nog
60.000 werklozen. Daar hoorde Je toen nie
mand over, die hoorden gewoon bij het
systeem. Nou, ik zal niks van dat systeem
zeggen, maar dan moeten ze ook wel de
nadelige kanten ervan een grote werk
loosheid accepteren. Eigenlijk zou je
dan moeten zeggen: degenen die werken
verdienen net zo veel als degenen die niet
werken.
Wanneer je werklozen eigenlijk niet accep
teert, kun je ze maar beter meteen in de
Noordzee dumpen. Dat klinkt nou keihard,
maar dan zijn we er meteen maar vanaf.
Als je dat niet wil doen, moet je ze ook niet
tassen wal en schip laten vallen. Dan moet
je zeggen: een 100 percent uitkering voor
iemand, die in de WW loopt, net zoveel als
voor iemand die werkt.
Want kijk nou, hier ln de buurt staat een
fabriek, daar werkten vijftien jaar geleden
zo'n 58 mensen. Nu werken er nog vier. In
plaats van al die mensen hebben ze er nu
machines. Ik vind dat ze de besparing die
de machines leveren, dan maar moeten
delen met die 54 ontslagen mensen. Mijn
gedachtengang hierin is zo: de opbrengst
van de besparing moet toekomen aan die
genen die de besparing treft.
Je kunt er natuurlijk wel komen van je
uitkering, maar de franje gaat van je leven
af: dingen als vakantie, een bioscoopje,
een uitje, dat laat je wel. En als je er
stiekum iets bij gaat verdienen, fraudeer
je. Ja, dat is gek. Wanneer grote bedrijven
zeggen dat ze een werktijdverkorting moe
ten invoeren, omdat de voorraden zo groot
geworden zijn (ze bedoelen, dat er minder
winst voor de aandeelhouders uit voort
vloeit), dan is het prima, als die hun men
sen voor die dagen dat ze niét werken in de
WW of gedeelteijk in de WW stoppen. Zo
dra ik iets doe wat daarop lijkt, pleeg ik
fraude, maar bij een groot bedrijf heet dat
prima vakmanschap. Dan zeg ik: ze gaan
met twee maten meten. Doet een kleintje
het, dan ben je een boef, doe Je het in het
groot dan ben je alleen maar slim en een
goeie ondernemer.
Weet je, wat je ook heel erg mist, als je
werkloos bent: de contacten. Vroeger had
je je collega's op je werk met wie je over
van alles praatte, over de politiek, over iets
dat je op de televisie gezien had, van
allerlei. Maar nu praat Je met niemand
meer behalve met Je familie. En dan kun Je
zondags wel naar Feijenoord gaan kijken,
maar daar zit je met z'n 20.000-en, dan heb
je geen contact met je buren. En dan kan
ik wel naar een café gaan, maar ja, daar zit
je geen drie uur. Daar drink je een bakkie
koffie en nog een en dan ga Je weer weg.
Een langer contact met iemand heb je dus
nooit meer en dat had je op je werk wel. Ik
heb een aardige vrouw, maar Je wilt ook
wel eens met iemand anders van gedach
ten wisselen. Eigenlijk zouden er vereni
gingen of sociëteiten van werklozen moe
ten zijn. Die mensen kunnen te minste met
ïlkaar praten, ze weten wat het is om geen
werk meer te hebben, die begrijpen elkaar
*n kijken elkaar niet scheef aan.
Soms wil ik overdag wel eens een keertje
het huis uit, naar de bioscoop of zoiets.
Maar dat moet Je als werkloze niet doen.
Studenten, die kunnen overdag wel in de
bioscoop gaan zitten of door een park
wandelen, maar als werkloze kun Je het
best van acht tot vijf uur binnenblijven en
dan pas naar buiten gaan, want, o Jongen,
ze kijken je zo gek aan, wanneer ze je
midden op de dag in Je goeie goed zien
lopen. Als ik als werkloze nou eens 's mid
dags naar de bioscoop wil en er rijdt toe
vallig een werkman in een overall voorbij
en die ziet mij, dan krijg Je meteen van die
opmerkingen: „Zou je ze niet aan het werk
schoppen? Zou je ze niet in een werkkamp
neerzetten?" En dat zeggen ze Je recht in Je
gezicht."