'Bijstand vragen vernederend' ),1ls je een mooie broek jan hebt, zeggen ze: ;Jie hebben wij betaald' 'Niemand bij de sociale dienst interesseert zich echt voor je' r 'De mensen praten zo negatief over je, soms midden in je gezicht' RTE Veel mensen slecht te spreken over de sociale diensten Sm aan VRIJDAG 9 SFPTFMBFR 1977 BINNENLAND Trouw/Kwartet H17 >npi teURG „Wat bijstand kers enorm missen bij de kle dienst is wat begrip en jerstel. Natuurlijk is het be- ijk dat ze er geld krijgen, i die andere zaken hebben fet zo hard nodig, willen ze jen beetje plezier in hun jj" hebben. Ze vinden dat ze f de maatschappij erg on- |tvaardig behandeld en iderd zijn, ze voelen zich •hoppelingen en paria's, niks meer te betekenen Die gevoelens zou je een groot deel kunnen lemen, wanneer je deze jen met meer begrip en iriteit tegemoet trad. En I die dingen krijgen ze niet: I bij de sociale dienst en 'van hun omgeving". loloog Jan Piasmans en ijloog Bernard Smoor zijn I klein jaar bezig geweest ien onderzoek naar de be- rewereld van bijstand- Skers. Daarvoor hebben ze 142 mannen en vrouwen, [nan de bijstand leven, ge- Het ging om echte ge- [kken, niet om het invullen [een vragenlijst. De inter- gingen gewoon een ld op bezoek en lieten de Isen hun verhaal doen. j cliëntenonderzoek, zoals Dfficieel heet, was een onderdeel van het gro- ïderzoek naar het functio- van de gemeentelijke so- dienst in onze samenle- dat in opdracht van het sterie van CRM en de Ver- (ing van Nederlandse Ge iten is gehouden door het Ituut voor Sociaal Weten- schappelijk Onderzoek (IVA) in Tilburg. Drie groepen Afgezien van de bejaarden, wier verblijf in een verzor- gingstgehuis door de bijstand wordt betaald, kent de bij- standwet op het ogenblik drie grote groepen cliënten: lang durig werklozen, gescheiden vrouwen en ex-zelfstandigen. Met vertegenwoordigers van deze drie groepen werden ge sprekken gevoerd voor het on derzoek, dat men binnenkort nog eens op grotere schaal hoopt te kunr.en voortzetten. Jan Piasmans: „Tussen die drie groepen bestaan veel over eenkomsten, iïiaar toch ook wel grote verschillen. De lang durig werklozen en de ex-zelf- standigen lijken het meest op elkaar, wat betreft hun hou ding ten opzichte van de socia le dienst en ook wat betreft hun levensgeschiedenis. De ge scheiden vrouwen vertonen een heel ander beeld. Ze zijn minder verbitterd ten opzichte van de maatschappij dan de werklozen en ex-zelfstandigen. Wanneer je met een werkloze praat, gaat het bijna voortdu rend over het verleden, over de tijd dat hij nog werkte en dus nog meetelde. Over het heden en de toekomst praat hij bijna niet of alleen maar in moedelo ze, verbitterde termen". „Bij een gescheiden vrouw ligt dat heel anders. Voor haar ligt de goeie tijd meestal niet in het verleden, toen zat ze im mers in een mislukt huwelijk met alle ellende van dien. Wan neer deze vrouwen over hun betere tijden praten, hebben ze het over het heden en de toekomst. Gescheiden vrou wen hebben niet het gevoel dat ze maatschappelijk nuttelooos zijn geworden. Integendeel: vaak worden zij, die tijdens hun huwelijk nog geen girobil jet konden (of mochten) invul len, pas na de scheiding zelf standiger: ze moeten dan im mers alles noodgedwongen zelf doen. Doordat dat stukje bij beetje lukt, bouwen deze vrou wen een stuk zelfrespect op, dat ze vroeger, niet hadden. Zij zijn ook niet boos op de maat schappij, omdat die hen aan de kant zou hebben gezet: zij zijn alleen maar boos op hun ex- man. Ook financieel zijn de gescheiden vrouwen er vaak door Cisca Dresselhuys beter aan toe, wanneer ze van de bijstand leven, dan toen ze nog getrouwd waren. Ze kre gen vaak weinig huishoudgeld en er waren regelmatig ruzies, wanneer dat geld weer op was. Ze moesten altijd de hand ophouden en rekenschap afleggen. Nu kunnen ze ten minste zelfstandig beslissen wat ze met hup geld doen." „Een vrouw vertelde ons: 'Fi nancieel ben ik nu beter af. Vroeger kreeg ik maar een beetje huishoudgeld en daar moest hij dan weer geld van terug hebben om een dure broek of een nieuw pak te ko pen. En wanneer ik dat dan niet meer had, werd ik gesla gen'," aldus Jan Piasmans. Om nog even terug te komen op dat begrip en eerherstel, dat werklozen en ex-zelfstandigen zo graag zouden willen hebben, ook van de sociale dienst: „Werklozen zijn vaak met pro blemen weggegaan uit hun werk. Zelfstandigen hebben net zo lang gesappeld, totdat ze erbij neervielen. Bij deze groep mensen zie je vaak dat ze doorwerken totdat hun ge zondheid zo beroerd is, dat ze wel moeten ophouden. Dat doen ze liever, dan ophouden omdat het financieel niet meer gaat. Nu hebben ze tenminste het gevoel, dat zé niet zelf de schuld zijn van hun 'misluk ken', maar dat het komt door hun slechte gezondheid." „Maar beide groepen zitten met een flinke dosis verbitte ring en boosheid. In die ge moedsstemming komen ze dan bij de sociale dienst. Maar die werkt helemaal niet aan dat probleem. En zolang er niets aan dit conflict wordt gedaan, willen die mensen niks anders, ook geen andere baan. Ze zijn gefixeerd op die onrechtvaar digheid, die hun is aangedaan. Wat zou een GSD hier trou wens aan kunnen doen? Con creet misschien niet zoveel, maar men zou in ieder geval kunnen luisteren naar het ver haal en zeggen: 'Nou, ze heb ben u' aardig te pakken gehad' of 'laten we eens kijken of we daar nog iets aan kunnen doen'. Soms gebeurt er nog wel eens iets aan zo'n conflict: dan wijst de bijstandsambtenaar de cliënt de weg naar een be roepsmogelijkheid of zo. Maar ze doen dat dan zó ambtelijk, door een formulier te geven of de weg te wijzen in de procedu rele kwestie, dat de bijstand strekker daar volstrekt geen genoegdoening in vindt." „De bijstandsambtenaren heb ben vaak echt geen begrip voor het conflict zelf en wat zoiets kan betekenen voor een mens. Maar ja, wat wil je? Het zijn vaak heel jonge, overbelaste mensen, die ook fiks op de vin gers gekeken worden door hun bazen. Als bijstandsambte naar moet je allereerst goeie gegevens hebben om de formu lieren voor een uitkering te kunnen invullen. Dat is na tuurlijk een tweeslachtige zaak: je moet luisteren naar de problemen, maar je moet ook zeer precieze gegevens hebben om de uitkeringsprocedure goed-te laten verlopen. Eerlijk gezegd vinden wij dat veel so ciale diensten, vooral die in de grote steden, niks anders zijn dan uitkeringsfabrieken," me nen Jan Piasmans en Bernard Smoor. Een moeilijk punt voor veel bijstandtrekkers, met name voor de werklozen, is de regel matig terugkerende sollicita tieplicht. Om bijstand te krij gen moet je namelijk inge schreven staan bij het arbeids bureau. Van dat arbeidsbu reau krijg je adressen op, waar bij gesolliciteerd kan worden. „Dat betekent gewoon, dat deze mensen eens per week of eens per maand weer eens een klap in het gezicht krijgen. Bij alle sollicitaties valt ruim 90 procent af en daardoor krijgen vooral de oudere werklozen steeds weer die klap in het gezicht, dat ze weer niet aan bod komen," meent Jan Pias mans. Zwart werken Iets wat Jan Piasmans en Ber nard Smoors regelmatig tegen gekomen zijn bij hun onder zoek is het zwart werken. De voornaamste voldoening die bijstandtrekkers daaruit put ten is, dat ze een klein beetje terug kunnen slaan naar de maatschappij, die hen. naar hun idee, zo verschrikkelijk onrechtvaardig behandeld heeft. „Kijk, officieel gespro ken gaat het hier dan om frau de, overigens op zeer kleine schaal. Maar wij willen het zelf geen fraude noemen, ten eerste omdat wij het zelf niet als zo danig beschouwen, maar ten tweede omdat de mensen die het doen, het beslist niet als fraude zien. Het is triest, maar waar: wanneer je als werkloze bijstandtrekker iets wilt pres teren op het gebied van wer ken, verval je automatisch in fraude, want je mag als bij standtrekker er niks bij doen. En deze mensen hebben juist het gevoel, dat ze om weer een beetje respect voor zichzelf te krijgen ('ik kan nog wel wat. ik ben niet volstrekt nutteloos') weer iets moeten doen. En dat 'iets' moet dan geen goudvis sen fokken of postzegels verza melen zijn, nee, dat moet echt op het gebied van het werk liggen, juist het gebied waar ze. naar hun gevoel, zo smade lijk weggetrapt zijn." „Wat ze met dat beetje bijver dienen (want het ligt echt in de sfeer van de kamer voor een zus behangen of een hekje tim meren voor je oude moeder) kunnen bereiken, is dat ze zichzelf en hun directe omge ving bewijzen dat ze geen on nutte typen, geen doodzieke oude mannen zijn. Ik moet zeg gen, dat ik het schandalig vind dat dit stukje therapie, want zo zou je het kunnen noemen, onmiddellijk in de sfeer van de fraude valt, officieel gezien," zegt Jan Piasmans. Als illustratie bij het onder zoek van het IVA hieronder een gesprek met een werkloze man, die al geruime tijd van de bijstand trekt. role- ntenJ in fi iaen$ geda. varïëi var- as op staande voet ontslagen bij het ère 'ijf van mijn zwager, een schoonmaak- jijf. Dat klinkt natuurlijk heel beroerd n k heb er bij de sociale dienst en het 143 ei idsbureau ook noS moeite genoeg mee d, want als ze horen: op staande voet lagen, verdenken ze je van ik-weet- wat. Kijk, achteraf kun je zeggen, je nooit bij familie moeten gaan werken, ja, daar heb je niks aan. Ik was chef dat schoonmaakbedrijf en het werk el me best. Toezicht houden op de ?cten die we schoonhielden, veel con- met mensen een praatje hier en daar. wat krijg je als je met familie :t?" Kun jij even blijven, kun jij dat even afmaken" en natuurlijk geen ïng wegens overwerk. Op den duur me dat te gek. Ik zei„Ik wil best 42 of uren per week maken, maar dan wil n overwerk wel betaald hebben." Nou, U was tegen het zere been. M'n zwager kte er toen van dat ik werk geweigerd waardoor hij me op staande voet kon zoiets overkomt., dat is niet best. Je ook geen werkloosheidsuitkering, Je °P staande voet ontslagen Je komt meteen in de bijstand. La- ïa allerlei processen, heb ik wel gelijk egen en is mijn uitkering verhoogd, r intussen zie je de mensen op het idsbureau en de sociale dienst naar je •n ze denken dat er wel iets met je zal zijn. ;om daar bij die sociale dienst, ik draai verhaal af tegen een meneer. Die zegt n paar minuten: „Hier zijn wat formu- i, die moet u thuis maar invullen." En ging ik weer naar huis. Bleek, dat ik iingen in zestien seconden had inge- dus dat had ook wel op kantoor ïen gebeuren. Maar nee, nu kon ik pas een week weer op het spreekuur ver- Goed, daar ga je dan weer heen. erplee erpleei et hotf ugten jj hoor je dat je de formulieren keurig ingevuld en dat ze de zaak eens zullen irzoeken. Een week later bel je die i van de sociale dienst op of je gaat er log weer eens heen. Nee. meneer X, dié eft geholpen, is er op het ogenblik niet, ilt u mij maar waarover het gaat." dat betreft vind ik de zaken slecht geld bij de sociale dienst; als je later eens de man of vrouw te pakken eert te krijgen, die je in eerste instan- hólpen heeft, lukt je dat bijna nooit. is erg vervelend. Dan krijg je steeds een andere man, die er wel iets van af maar heel zijdelings. Die zegt dan: vertel dat verhaal nog eens, want ik er niets van." Weer het hele verhaal aaien, weer een dossier aanleggen. En wee weken kom je weer eens en zegt: heb m'n geld nog niet gehad, hoe zit ik heb een gezin met drie kinderen, noet eten. ik heb in totaal nou al zeven 'n geen inkomen." En dan zeggen: „O. s niet zo mooi, vertelt u eens. daar weer met je verhaal. heb op een zeker moment eens opge- naar sociale zaken, heb ik zeven ver lende personen aan de lijn gehad, ér dat ik degene had. die er echt iets >f wist. In een fabriek heb je ook wel eens zoiets: je belt over een bestelling en die blijkt dan net weer ergens anders in een magazijn te staan. Dat kan ik wel begrijpen, maar dat het bij een sociale dienst hetzelfde gaat, snap ik absoluut niet. Ik vind dat net zoiets als dat je elke week een andere huisarts zou krijgen, die je dan steeds weer je hele ziektegeschiede nis moet uitleggen, daar word je toch doodziek van. Niemand bij die sociale dienst interesseert zich echt voor je geval. Het zijn daar vaak echte bureau-mannetjes, die gewoon als een soort computer werken. Ze vragen je: „bent u meneer M?" En daarna ben je verder geval M. met een bepaald dossier nummer. Ze pakken hun formulieren, be kijken hun voorschriften en of die nu lo gisch zijn en terecht, daar kijken ze niet naar, want er zijn nu eenmaal vaste nor men en daar houden ze zich aan. En zodra je een geval bent, dat er een beetje tusse nin zweeft, wordt het moeilijk. En dan vind ik, dat ze eigenlijk iemand in een apart kamertje zouden moeten hebben voor de moeilijke gevallen, zoals ik er eentje was. Ik heb dat echt gemist op de sociale dienst, dat er een speciaal kamertje was, waar je eens eventjes persoonlijk kon praten. Maar het is allemaal twee-minuten-werk. Goed,-dan kun je natuurlijk wel blijven zitten, als zo'n ambtenaar al opstaat om dat hij vindt dat hij klaar is met je, maar zo iemand ben ik niet, dan ga ik ook weg. Als zo'n man opstaat en me een hand geeft, dan ga ik weg. Als iemand vindt dat- ie klaar is met me, zal ik hem niet terug- sleuren omdat ik zo graag nog wat vertel len wil. Je krijgt het gevoel: hij zit wel naar me te luisteren, maar het gaat zijn ene oor in en zijn andere uit. Er is niemand, die daar tegen je zegt: „Wat is er nou, jongen?" Je hoeft er heus niet hand in hand te gaan zitten, maar het zou fijn zijn, als je daar kwam en ze zeiden „Verdorie," jongen, ik heb ervan gehoord, wat zullen we daar nu eens aan doen; hè wat een narigheid, ga maar zitten, ik bel eens even op". Maar dat gebeurt niet, het is allemaal formulieren- werk. Ik heb ook met andere mensen over dit punt gepraat en toen bleek, dat er nie mand bij was die echt eens een langer gesprek, van zeg maar een half uur, gehad had op de sociale dienst. En dan kom je thuis na zo'n gesprekje van een paar minu ten en dan vraagt je vrouw: „Wat heeft die man gezegd?" Ja. en dan weet je het niet, want die man heeft feitelijk niks gezegd. Over nieuw werk wordt op de sociale dienst eigenlijk nooit gesproken. Of je nou zeventien baantjes wil of nooit meer wil werken, dat doet helemaal niet terzake. Voor werk moet je bij het arbeidsbureau zijn. Persoonlijk wil ik graag weer werken, maar ik neem niet alles aan. Kijk, ik kan hier tegenover in de supermarkt wel rek ken gaan bijvullen voor 175 gulden per week, maar toen ik als chef ontslagen werd verdiende ik 330 gulden schoon in de week, dan ga je toch niet voor zoveel minder geld werken. Van dat bedrag kan ik met m'n gezin beslist niet rondkomen. Ik wil graag werk dat een beetje in de lijn ligt van m'n oude werk. Ik ben al eens een paar keer op een sollicitatie geweest, ook een keer bij de gemeente. Een leuke baan, waarvoor ik wel in aanmerking gekomen was, als ik maar een mavo-diploma had gehad. Nou ja, dat heb ik niet. Ik ben in dat schoonmaakbedrijf opgeklommen van be neden tot die chefspositie. Maar ja, ergens anders vragen ze om diploma's. Ik ben nu bezig met mijn middenstandsdi ploma, als ik daarvoor geslaagd ben wil ik een mavo- of havo-opleiding gaan doen, in de avonduren. Als ik dan over een paar jaar dat diploma heb, zijn er baantjes wel fijne dingen, maar de nadelen van je werkloosheid zijn toch wel een stuk groter dan de voordelen. Twee belangrijke nade len zijn, dat je al je contacten verliest met collega's en kennissen en dat de mensen zo negatief over je denken en praten, soms middenin je gezicht. Over werklozen wordt gepraat of het een minderwaardig soort is. Dat merk je bij voorbeeld op verjaardagen, dat ze dat soort dingen zeggen van „die werklozen moesten ze allemaal aan het werk zetten, want die lopen maar rond van onze centen en willen nooit meer wat doen". En dat zijn dan mensen die je kennen, die zulke din gen zeggen. Je maakt jezelf dan wijs, dat ze niet weten dat jij werkloos bent, maar dat is onzin, want dat weten ze heel goed. Mijn opa vertelde me vroeger vaak over de situatie in de jaren dertig. Hij is twintig jaar werkloos geweest. Hij vertelde me dat de werklozen toen behandeld werden als paria's. Die situatie zie je nu weer, alleen kun je nu niet aan de mensen zien wie wel of niet werkloos is, want iedereen ziet er tegenwoordig netjes uit. Als je bij de sociale dienst je werkbriefje komt inleveren, zie je heus niet aan het uiterlijk wie werkloos is. En dat is het gekke: dat pikken de mensen niet. Ze zouden willen dat je duidelijk aan de bui tenkant kon zien wie werkt en wie niet. Ik bedoel: mensen vinden het niet erg als je werkloos bent, maar dan moeten ze het wel aan je kunnen merken. Er moet verschil zijn tussen de werkers en de werklozen. Ze vinden dat je eigenlijk geen t v. mag heb ben, je kinderen mogen er niet leuk uitzien en je mag allerlei andere dingen niet. Ze zijn nog best bereid je wat toe te stoppen, maar er moet onderscheid zijn. Als je een mooie broek aan hebt, zeggen ze gewoon, „die heb ik betaald". Ze kunnen het ook niet zetten dat je nog een autootje hebt. Je moet een duidelijke armoedzaaier zijn. De mensen vinden het onrechtvaardig als ze geen verschil kunnen zien, ik vind het juist onrechtvaardig als je wel verschil zou kunnen zien. Ik heb ook wel een tijd gehad, dat ik me echt beroerd voelde, als ik merk te dat mensen me nutteloos vonden of een profiteur. Ik heb daar nog last van, maar toch wel minder, sinds ik me eens een beetje verdiept heb in de achtergronden van de werkloosheid. genoeg voor mij. Met mijn ervaring in de loodgieterij en op het gebied van de schoonmakerij kan ik best ergens terecht. Laatst zochten ze iemand bij studenten huisvesting, die de gebouwen af kon gaan. Maar ja, daar moest je weer een mavo diploma voor hebben. Ik verveel me op het ogenblik heus niet, ik studeer dus overdag, ik lees veel en ik scharrel wat rond in huis. Met mijn vrouw gaat het prima, die kan er wel tegen dat ik veel meer thuis ben dan vroeger. Ja, daar hebben we geluk mee, want Je hoort van veel werklozen dat hun huwelijk de vernie ling in gaat door die werkloosheid. Daar hebben wij gelukkig geen last mee. Dat je nu wat kunt studeren en lezen zijn fcijk, wij hebben met z'n allen voor een systeem gekozen, waarbij werkloosheid onvermijdelijk is. Zelfs toen het in Neder land erg goed ging, we in een zogenaamde hoog-conjunctuur zaten, had ons land nog 60.000 werklozen. Daar hoorde Je toen nie mand over, die hoorden gewoon bij het systeem. Nou, ik zal niks van dat systeem zeggen, maar dan moeten ze ook wel de nadelige kanten ervan een grote werk loosheid accepteren. Eigenlijk zou je dan moeten zeggen: degenen die werken verdienen net zo veel als degenen die niet werken. Wanneer je werklozen eigenlijk niet accep teert, kun je ze maar beter meteen in de Noordzee dumpen. Dat klinkt nou keihard, maar dan zijn we er meteen maar vanaf. Als je dat niet wil doen, moet je ze ook niet tassen wal en schip laten vallen. Dan moet je zeggen: een 100 percent uitkering voor iemand, die in de WW loopt, net zoveel als voor iemand die werkt. Want kijk nou, hier ln de buurt staat een fabriek, daar werkten vijftien jaar geleden zo'n 58 mensen. Nu werken er nog vier. In plaats van al die mensen hebben ze er nu machines. Ik vind dat ze de besparing die de machines leveren, dan maar moeten delen met die 54 ontslagen mensen. Mijn gedachtengang hierin is zo: de opbrengst van de besparing moet toekomen aan die genen die de besparing treft. Je kunt er natuurlijk wel komen van je uitkering, maar de franje gaat van je leven af: dingen als vakantie, een bioscoopje, een uitje, dat laat je wel. En als je er stiekum iets bij gaat verdienen, fraudeer je. Ja, dat is gek. Wanneer grote bedrijven zeggen dat ze een werktijdverkorting moe ten invoeren, omdat de voorraden zo groot geworden zijn (ze bedoelen, dat er minder winst voor de aandeelhouders uit voort vloeit), dan is het prima, als die hun men sen voor die dagen dat ze niét werken in de WW of gedeelteijk in de WW stoppen. Zo dra ik iets doe wat daarop lijkt, pleeg ik fraude, maar bij een groot bedrijf heet dat prima vakmanschap. Dan zeg ik: ze gaan met twee maten meten. Doet een kleintje het, dan ben je een boef, doe Je het in het groot dan ben je alleen maar slim en een goeie ondernemer. Weet je, wat je ook heel erg mist, als je werkloos bent: de contacten. Vroeger had je je collega's op je werk met wie je over van alles praatte, over de politiek, over iets dat je op de televisie gezien had, van allerlei. Maar nu praat Je met niemand meer behalve met Je familie. En dan kun Je zondags wel naar Feijenoord gaan kijken, maar daar zit je met z'n 20.000-en, dan heb je geen contact met je buren. En dan kan ik wel naar een café gaan, maar ja, daar zit je geen drie uur. Daar drink je een bakkie koffie en nog een en dan ga Je weer weg. Een langer contact met iemand heb je dus nooit meer en dat had je op je werk wel. Ik heb een aardige vrouw, maar Je wilt ook wel eens met iemand anders van gedach ten wisselen. Eigenlijk zouden er vereni gingen of sociëteiten van werklozen moe ten zijn. Die mensen kunnen te minste met ïlkaar praten, ze weten wat het is om geen werk meer te hebben, die begrijpen elkaar *n kijken elkaar niet scheef aan. Soms wil ik overdag wel eens een keertje het huis uit, naar de bioscoop of zoiets. Maar dat moet Je als werkloze niet doen. Studenten, die kunnen overdag wel in de bioscoop gaan zitten of door een park wandelen, maar als werkloze kun Je het best van acht tot vijf uur binnenblijven en dan pas naar buiten gaan, want, o Jongen, ze kijken je zo gek aan, wanneer ze je midden op de dag in Je goeie goed zien lopen. Als ik als werkloze nou eens 's mid dags naar de bioscoop wil en er rijdt toe vallig een werkman in een overall voorbij en die ziet mij, dan krijg Je meteen van die opmerkingen: „Zou je ze niet aan het werk schoppen? Zou je ze niet in een werkkamp neerzetten?" En dat zeggen ze Je recht in Je gezicht."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 17