De bananen groeien
niet tot in de hemel
Duits succes heeft een negatieve kant
II IS H B«
AnnelieseKappler-%;'j
Deilpraktikeiin
Voranmeldung erbeten
door Herman Amelink
De bananenrepublieken spe
len in het wereldnieuws een
marginale rol. Een staatsgreep
of een grote aardbeving komt
nog op de voorpaginga. De be
noeming van een nieuwe presi
dent of een aanslag door een
guerrillabeweging wordt met
een berichtje op een binnenpa-
gina afgedaan. Toch wonen in
deze landen bijna twintig mil
joen mensen op een gebied dat
iets groter is dan Frankrijk.
Hun aantal wordt dagelijks
groter door een geboortecijfer
van tussen de drie en vier pro
cent. Woonden er in het begin
van de vorige eeuw nog geen
miljoen, aan het begin van
deze eeuw waren het er al zes
miljoen. Inmiddels zijn het er
bijna twintig miljoen, waarvan
65 procent jonger dan 23 jaar
is.
De oorspronkelijke bevolking
bestaat uit Indianenstammen.
De Indianen vormen in Guate
mala nog meer dan de helft
van de bevolking. Vanaf de
zestiende eeuw hebben de Eu
ropeanen hun intrede in het
gebied gedaan. Zij hebben zich
voor een deel met de oorspron
kelijke bevolking gemengd.
Later zijn daar nog zwarte Af
rikanen bijgekomen, oorspron
kelijk door Westeuropeanen
als slaven geïmporteerd.
Van de zestiende tot in de ne
gentiende eeuw was Midden»
Amerika Spaans gebied. Gua
temala, Belize, El Salvador,
Honduras, Nicaragua en Costa
Rica behoorden tot het „kapi
teinschap Guatemala". Pana
ma vormde een geheel met het
aangrenzende Colombia. Vrij
tort na de onafhankelijkheid
in 1821 viel het gebied echter
uiteen. De bevolking van Mid-
den-Amerika woonde niet ge
lijkmatig verspreid over het
hele gebied maar in clusters
bijeen, die onderling weinig
contact onderhielden. De
machthebbers in de verschil
lende deelgebieden hadden er
bovendien weinig behoefte aan
zich door de hoge heren in Gu
atemala te laten gezeggen. Dit
was er de oorzaak van dat in
1838 de veertien jaar eerder
gestichte Centraalamerikaan-
se federatie uiteen viel.
In de jaren daarna won Groot-
Brittannië sterk aan invloed in
dit gebied. Het bezette onder
meer definitief Brits Honduras
(Belize). In deze jaren ontwik
kelde zich de koffiecultuur die
voornamelijk produceerde
voor de export naar West-Eu
ropa. Op het verloop van de
prijs konden de boeren weinig
invloed uitoefenen. Dat leidde
ertoe dat bij iedere daling van
de koffieprijs veel kleine boe
ren genoodzaakt waren hun
grond te verkopen om in leven
te blijven, terwijl de grote be
zitters akker aan akker voeg
den. De latere opkomst van de
koffiecultuur in Brazilië duw
de het aandeel van Midden-
Amerika aanzienlijk terug.
In het midden van de vorige
eeuw begon de invloed van de
Verenigde Staten te groeien.
De aanvankelijke conflicten
tussen Groot-Brittannië en de
Verenigde Staten leidden tot
een schikking en een regeling
van de invloedssferen bij het in
1850 gesloten Clayton-Bulwer
verdrag. In de praktijk bleek
dit verdrag de eerste stap op
weg naar de Amerikaanse he
gemonie in dit gebied. In de
tweede helft van de negentien
de eeuw werd de banaan vrese
lijk populair in de Verenigde
Staten. De traditibnele bana-
nenleveranciers in het Cara-
ïbisch gebied konden de vraag
niet meer bijbenen. Ameri
kaanse bedrijven gingen op
zoek naar nieuwe produktiege-
bieden en vonden die in Mid-
den-Amerika. Vooral de Uni
ted Fruit Company kreeg ui
het begin van deze eeuw enor
me faciliteiten langs de Atlan
tische kust van de verschillen
de Centraalamerikaanse lan
den. De regeringen van deze
landen hoopten op die manier
de economie van deze landen
op een hoger plan te brengen.
De uitgebreide handelsfacili
teiten voor bedrijven als Uni
ted Brand (voortzetting van
United Fruit) Standard Fruit
en West Indies (Del Monte) ga
ven deze bedrijven een enorme
machtspositie. Ze produceer
den en verwerkten de bananen
geheel in eigen beheer, waar
door er een echt landbouwpro-
letariaat in dit gebied ont
stond. Bovendien put rie( bana
nenteelt de grond nogal uit
waardoor grote delen van de
bewerkte grond geheel afge
leefd werden achter gelaten.
De Verenigde Staten verwier-'
ven zich een definitieve
machtspositie in het gebied
door de aanleg van het Pana
makanaal. Aanvankelijk had
Frankrijk geprobeerd, na de
succesvolle aanleg van het Su-
ez-kanaal, de Middenameri-
kaanse landengte te doorgra
ven. Dit project mislukte ech
ter, waarna het in 1903 door de
Amerikanen werd overgeno
men. Het Colombiaanse parle
ment ging met deze overname
niet akkoord, waarna de Vere
nigde Staten een opstand ont
ketenden in het westelijke deel
van Colombia en de uitroeping
van de zelfstandige staat Pa
nama steunden. Van deze kers
verse staat kreeg Washington
het recht voor eeuwig gebruik
te maken van een door de Ver
enigde Staten aan te leggen
kanaal tussen de Atlantische
en Stille Oceaan. In 1914 voer
het eerste schip door het
kanaal.
De Amerikaanse politiek die in
de eerste helft van de twintig
ste eeuw gevoerd werd, heette
de politiek van de „grote stok".
Zodra zich in een van de Mid-
denamerikaanse landen ont
wikkelingen voordeden die
duidden op een omwenteling
die wel eens in het nadeel van
de Amerikaanse belangen zou
kunnen uitpakken, dan werd
erop getimmerd. Het is een en
kele maal tot openlijke inter
venties gekomen.
Franklin Roosevelt maakte
een einde aan het openlijke
imperialisme van de Verenigde
Staten. Hij verving de grote
stok door een politiek van
„goed nabuurschap" en ver
minderde de militaire aanwe
zigheid van de Verenigde Sta
ten in Midden-Amerika. Daar
voor in de plaats kwam econo
mische hulp waardoor een be
gin met de industrialisering
kon worden gemaakt. De eco
nomische crisis van de jaren
dertig en de tweede wereldoor
log gaven deze hulp een be
perkt karakter.
De koude oorlog die ontstond
na het einde van de Tweede
Wereldoorlog speelde het ver
zet tegen hervormingen in de
kaart. De meest openlijke on
derdrukking van het vernieu-
wingsstreven was de militaire
staatsgreep die, met instem
ming van de Amerikaanse mi
nister van buitenlandse zaken
John Foster Dulles, een einde
maakte aan het hervormings
gezinde (en democratisch ge
kozen) bewind van Jacobo Ar-
benz in 1954 in Guatemala.
De Verenigde Staten richtten
zich in de naoorlogse jaren ge
heel op de steun van de zitten
de dictaturen in Midden-Ame
rika, zolang deze geen sociale
ters politiek tot dusver nog
niet veel kunnen veranderen.
Maar wel begint er enige onze
kerheid te ontstaan bij de
machthebbers, veelal bestaan
de uit de kleine groep groot
grondbezitters in combinatie
met de militairen. Guatemala
en El Salvador hebben inmid
dels al besloten alle militaire
hulp van de Verenigde Staten
te weigeren, nu ze door dit land
op de vingers getikt zijn van
wege de slechte situatie in deze
landen op het gebied van de
rechten van de mens.
De politieke onderdrukking,
waar Washington zich sedert
kort nu tegen verzet, is de keer
zijde van de economische en
sociale onderdrukking. Mid
den-Amerika is economisch
nog voor een belangrijk deel
afhankelijk van de landbouw.
Deze is voor het grootste deel
in handen van grootgrondbe
zitters die bananen, koffie en
katoen voor de export verbou
wen. Naar schatting zes pro
cent van de bevolking van
Midden-Amerika heeft drie
kwart van de grond in handen,
terwijl de laatste halve procent
van die rijken nog altijd 38
procent van de grond bezit.
Een deel van dit grootgrondbe
zit wordt gebruikt voor exten
sieve veeteelt, terwijl het de
vrijwel landloze boerenarbei
ders aan middelen ontbreekt
om in hun bestaan te voorzien.
Op stukjes grond die veelal
niet groter zijn dan een voet
balveld kweken ze wat mais,
zwarte bonen en rijst voor ei
gen gebruik. Als ze eens wat
kunnen verkopen, dan vallen
ze in handen van rondtrekken
de opkopers die hen veel te
lage prijzen betalen.
Deze volstrekt scheve verhou
dingen leggen een zware hypo
theek op de politieke stabili
teit in de landen van Midden-
Amerika. Met geweld wordt de
bevolking er door de macht
hebbers onder gehouden. Zal
er inderdaad grootschalig ge
weld nodig zijn om aan deze
verhoudingen een einde te ma
ken? Of zal de zachte drang
van de grote boze buurman
genoeg zijn?
Dit is het eerste van een serie
van acht artikelen over Midden-
Amerika.
De machtsovername van Fidel
Castro in 1959 op Cuba bete
kende opnieuw een keerpunt
in het Amerikaanse beleid ten
opzichte van Midden-Amerika.
De mislukte expeditie in de
Cubaanse Varkensbaai ver
sterkte de anti-Amerikaanse
gevoelens in de Midden-Ameri
kaanse en overige Latijnsame-
rikaanse landen. Cuba werd
het symbool van het verzet te
gen het imperialisme van de
yankees. Washington vond dat
het hier iets tegenover moest
stellen. Behalve een economi
sche en poltieke boycot van
Cuba riep het een nieuwe poli
tiek voor Latijns-Amerika uit:
de alliantie voor de vooruit
gang. Sociale veranderingen
moesten de levensomstandig
heden in Latijns-Amerika ver
beteren en de op Cuba georiën
teerde radicalen de wind uit de
zeilen nemen. Het programma
van Punta del Este is echter
nooit een groot succes gewor
den door de tegenwerking van
radicalen en evenzeer door de
tegenstand van de machtige
rijken. De moord op Kennedy
Aan de interne verhoudingen
in Midden-Amerika heeft Car-
Trouw/Kwartet 19
veranderingen probeerden
door de voeren. Sociale veran
dering werd in Washington
identiek geacht met commu
nisme. De communistische
dreiging werd in die jaren al
over de hele wereld gevoeld en
daarom moest elk onkruidje in
Midden-Amerika telkens weer
met een veelheid van politieke
chemicaliën bestreden
worden.
in 1963 gaf er eigenlijk al de
definitieve doodsklap aan.
Onder de presidenten John
son, Nixon en Ford verdween
Latijns-Amerika eigenlijk uit
het gezichtsveld. Vietnam en
Watergate slokten de aan
dacht van Washington geheel
op. President Carter is in het
eerste half jaar van zijn presi
dentschap met een ingrijpen
de wijziging gekomen van het
beleid tegenover Latijns-Ame
rika. Geen onbeperkte steun
meer aan totalitaire regiems
zolang ze maar anti-commu
nistisch zijn. Aandacht voor de
schending van de mensenrech
ten in de landen van Midden-
en Zuid-Amerika en wegne
ming van de voornaamste pun
ten van irritatie tussen de yan
kees en de latino's: een ope
ning naar Cuba en overdracht
van het Panamakanaal.
18 ZATERDAG 3 SEPTEMBER 1977
Oe staten van Midden-Amerika worden met een scheldwoord wel bananenrepublieken genoemd. Dat woord geeft niet
alleen een aanduiding van de smalle economische basis van deze landen maar ook een aanwijzing voor de regiems in dit gebied:
X als ze te lang blijven liggen, worden ze door en door rot. Bananen, koffie, Amerikaanse overheersing, gewelddadigheid,
s. staatsgrepen en sociale misère zijn de sleutelwoorden voor het begrijpen van de situatie in
Guatemala, Belize, Honduras, El Salvador, Nicaragua, Costa Rica en Panama.
door J. den Boef
De plaats van de Duitsers in het naoorlogse Europa staat weer
volop ter discussie. Dat zou men althans moeten opmaken uit
de reacties in verschillende landen op recente gebeurtenissen,
die herinneringen wakker roepen aan de zwartste periode in de
moderne Duitse geschiedenis. Onmiddellijke aanleiding is de
ontvluchting van de vroegere SS-officier Herbert Kappler uit
een militair ziekenhuis in Rome.
Meer dan 32 jaar na de Duitse capitulatie
blijken de anti-Duitse gevoelens nog dicht
onder de oppervlakte te liggen, met name
in landen waar de Kapplers hun beulswerk
deden. Dat men in Italië bijzonder fel
reageerde was begrijpelijk, ondanks het
feit dat dit land door de dictator Benito
Mussolini aan de zijde van Hitler in de
Tweede Wereldoorlog werd gesleept. Na de
val van „II Duce" in 1943 werd Italië'
echter een land met een Duitse bezetting.
En Rome was een bezette stad toen Kap
pler in 1944 een vuurpeloton aanvoerde
dat 335 Italianen vermoordde vijf meer
dan door Hitler was bevolen.
Minder voor de hand liggend was de felle
reactie die vooral in de schrijvende pers
in Frankrijk volgde op de vlucht van
Kappler. De linksliberale „Frankfurter
Rundschau" geeft een opsomming van ti
tels boven artikelen over de situatie in de
Bondsrepubliek Duitsland. Daarvan valt
die in l'Express van de radicaal-socialist
Jean-Jacques Servan-Schreiber het meest
op (niet zozeer omdat vijf jaren teveel
werden gerekend): „37 jaren na de 20 mil
joen doden en de kampen Hitler-Su-
perstar".
Ook de anderen lieten zich niet onbetuigd.
„Le Monde" meldde: „Het neonazisme in
Duitsland" en het links blad „Le Matin"
koos het opschrift: „De oude demonen
snellen Kappler te hulp". Het gematigde
dagblad „Le Figaro" stelde wat rustiger
vast: „De neonazistische opleving veront
rust de Bondsregering" en het dicht bij de
gaullisten staande blad „France-Soir" con
stateerde „Golven van nazi-nostalgie in
Duitsland". De communistische „l'Huma-
nité" stelde vast: „Politie knuppelt anti
fascisten voor Kapplers huis neer."
Diepe wortels
De Italiaanse bladen beperkten zich in
hun berichtgeving aanvankelijk tot de ge
volgen van de vlucht van Kappler. „La
Republica" meende: „Ex-overste van SS
door regering in Bonn beschermd". Het
communistische „l'Unita" ergerde zich
met „In Soltau zwijgen en bloemen voorde
misdadiger" en „II Popoio" vertolkte:
„Kapplers vlucht beledigt dè nagedachte
nis van alle nazi-slachtoffers". Uit andere
publicaties bleek dat men zelfs het Duitse
Rode Kruis verdacht, bij de organisatie
van de vlucht van Kappler betrokken te
zijn geweest.
Pas toen de eerste commentaren op de
gebeurtenissen waren gepubliceerd, kon
worden vastgesteld dat ook bij de Italia
nen het onbehagen over alles wat Duits is,
nog diepe wortels heeft. Onvermijdelijk
keert het zich tegen West-Duitsland en
niet tegen de DDR, omdat de Bondsrepu
bliek kan worden aangesproken op de om
standigheid, dat zij er prat op gaat de
regels van de parlementaire democratie
hoog te houden. De vraag mag er.hter
gesteld worden, wat er overblijft als eerlij
ke verontwaardiging na verloop van tijd
wegebt.
Het dagblad „La Stampa" heeft volkomen
gelijk als het constateert dat „een sterke
economie, een solide mark en een hoogont
wikkelde industrie niet voldoende zijn om
de vrijheid te beschermen". Met de vlucht
van Kappler had deze ontboezeming min
der te maken dan met het feit dat West-
Duitsland niet alleen in economisch, maar
ook in politiek opzicht een rol van beteke
nis speelt. Niet alleen Italië maar ook
andere partners van de Bondsrepubliek in
de Europese Gemeenschap hebben daar
van tijd tot tijd moeite mee.
Dit is vooral het geval met Frankrijk dat
nadat de napoleontische oorlogen hadden
opgehouden tot driemaal toe werd ver
nederd door Duits militair geweld. Hoe
diep het wantrouwen nog zit, blijkt uit een
uitlating die de filosoof Jean-Paul Sartre
al enkele maanden vóór de Kappler-vlucht
deed: „De imperialistische grote mogend
heid Duitsland, een nieuwe militaire en
politiestaat, wil met de Amerikanen en de
Japanners de wereldheerschappij delen."
Zulke opmerkingen brachten de socialist
Michel Rocard ertoe, openlijk te waar
schuwen tegen de „ontwikkeling van een
brute anti-Duitse reflex."
Duidelijke oorzaak
Het linksliberale Westduitse weekblad
„Die Zeit" ziet een duidelijke oorzaak voor
De won! 1 i (,",ltau van waaruit mevrouw Anneliese Kappler
haar pr: j als heilgymnaste voert.
de toenemende kritiek op de Bondsrepu
bliek: „In dezelfde mate. waarin de voor
sprong van de economische macht West-
Duitsland op zijn Westeuropese partners
groter wordt en Bonn in toenemende mate
de ondankbare rol van kredietgever speelt,
gebeurt het natuurlijkste van de wereld. In
een mengeling van bewondering, jaloezie
en tegenzin neemt bij onze buren en bond
genoten de bezorgdheid toe, dat de rege
ring in Bonn er politieke munt uit wil
slaan."
Het blad constateert vervolgens dat niet
alleen de kracht van de Bondsrepubliek,
maar ook de zwakte van Frankrijk, Enge
land en Italië er toe hebben geleid dat
Bonn tot synoniem geworden is voor de
derde industriestaat ter wereld, voor de
hoogste lonen, de laagste inflatiecijfers (na
Zwitserland) en sociale stabiliteit." Ook
het Parijse blad „Le Matin" klaagt in dit
verband overigens lnt alle eerlijkheid:
„Onze exporteurs doen hun werk maar
hali."
Ook het feit dat de Bondsrepubliek 32 jaar
na het einde van de Tweede Wereldoorlog
de op één na sterkste conventionele mili
taire macht van het Westen is. geworden,
moet volgens „Die Zeit" worden bezien
tegen de achtergrond van het gedrag van
de Europese partners. „Niet door eigen
verdedigingsinspanningen heeft West-
Duitsland in Europa de grootste conventi
onele strijdmacht, maar ook door de om
standigheid dat andere bondgenoten hun
militaire bijdrage in etappes flink hebben
verminderd."
Bertolt Brecht
Niettemin is het blad zo verstandig om er
op te wijzen dat het er niet op aankomt,
hoe de Duitsers zelf hun positie in de
wereldpolitiek zien, maar dat het belang
rijk is hoe anderen tegen het verschijnsel
Bondsrepubliek aankijken. In Bonn hoeft
men zich niets aan te trekken van de
ontboezemingen van de Italiaanse acteur
Tedeschl in een radioprogramma, als zou
den de Duitsers techniek, literatuur en
muziek voor hun plezier bedrijven, maar
pas in hun element zijn, als ze een geweer
in de hand krijgen: „Wie weet, als ze (Ber
tolt) Brecht een wapen zouden hebben
gegeven." Zelfs in Italië beschouwt men
dit als onzin (Corriere della Sera, Milaan).
Wel moet men zich afvragen hoe voorko
men kan worden dat de Europese partners
zich voortdurend ergeren aan de toene
mende invloed van de Bondsrepubliek.
Hier is een belangrijke taak weggelegd
voor bondskanselier Helmut Schmidt, van
wie als vertegenwoordiger van een econo
mische wereldmacht enerzijds wordt ver
wacht dat hij zijn grote invloed aanwendt,
maar die telkens op de vingers wordt ge
tikt als hij zijn partners de raad geeft, het
„Duitse model" als voorbeeld na te volgen.
Opvallend is in dit verband dat de anti-
Duitse stemming in Europa herleefde, na
dat Willy Brandt het kanselierschap had
moeten overgeven aan Schmidt. Hierbij
dient eerlijkheidshalve te worden geme
moreerd dat deze wisseling aan de top in
Bonn een feit werd, toen de nadelige in
vloed van de in 1973 uitgebroken oliecrisis
zich reeds deed gelden. Maar juist onder
gecompliceerder omstandigheden zou
Brandt, die internationaal voor zijn land
veel vertrouwen had gewonnen, met zijn
bezonnenheid beter hebben gefunctio
neerd dan de zakelijk ingestelde en met
minder takt begaafde Schmidt.
Onder Brandts opvolger is de Bondsrepu
bliek sinds de zomer van 1974 zelfbewuster
gaan optreden, zowel ten opzichte van
haar westelijke bondgenoten als van de
communistische landen. De bedoeling
was, een streep te zetten achter een perio
de, waarin het vanzelfsprekend was dat
Duitsers een boetekleed droegen. De mo
tieven waren begrijpelijk: het grootste
dëel van de huidige bevolking van West-
Duitsland heeft de Hitlertljd niet of nau
welijks meegemaakt. Niettemin kwamen
zulke beweegredenen niet goed over, mede
als gevolg van de economische teruggang
in landen als Engeland, Frankrijk en
Italië.
'Niet als solist'
De vrees voor een Duits overwicht, die
volgens Die Zeit niet gebaseerd kan zijn op
de Westduitse buiten- en binnenlandse po
litieke gedragslijn, kan door het in herin
nering roepen van het Duitse verleden tot
verwijdering tussen de Bondsrepubliek en
haar partners lelden. „Daarom moet"
aldus het blad „de regering in Bonn haar
buitenlandse politiek nog sterker dan tot
nogtoe afstemmen op het westelijke
bondsgenootschap en de Europese Ge
meenschap" en „niet als solist optreden."
Het internationale beleid van Bonn heeft
er ook toe bijgedragen dat niet alleen in
uiterst linkse kringen meer aandacht
werd besteed aan de interne situatie in de
Bondsrepubliek. „Berufsverbote" en ach
ter tralies verblijvende leden van de „Rote
Armee Fraktlon (zoals de Baader-Meinhof-
groep wel werd genoemd) waren er al in de
tijd van Willy Brandts kanselierschap. De
kritiek kwam echter pas goed los nadat in
1974 zowel Brandt als Gustav Helnemann
waren afgetreden (als respectievelijk kan
selier en president van de Bondsrepu
bliek). Uitgerekend de twee mensen die
toen de tijd daar rijp voor werd de
Duitsers opnieuw een plaats bezorgden
onder de Europese volken.