Waterschap op weg naar democratie De C van het CDA en de abortusdiscussie Rijnlands ingelanden opnieuw ter stembus I Weinig kanker door chemicaliën Politieke zaak of zakelijke tyvestie? Wetenschap en techniek ZATERDAG 3 SEPTEMBER 1977 BINNENLAND Trouw/Kwartet 17 Terwijl de naweeen van de Tweede Kamer verkiezingen nog dagelijks zorgen voor vulling van tv-scherm en krantekolommen, krijgen zo'n 125.000 mensen in het westen van het land deze maand alweer te maken met de volgende stembus. Dezer dagen viel bij veel woningen in het hoogheem raadschap Rijnland (ruw aangeduid het gebied tussen Velsen, Amsterdam, Gouda en Den Haag) een oproepingskaart in de bus voor de op 28 september te houden verkiezingen van twintig hoofdingelanden van dit waterschap. Van die twintig moeten er tien gekozen worden door „onge bouwd'' (een oude waterschapsterm voor grondeigenaren en boeren) en tien door „gebouwd" (zo worden eigenaren van ge bouwen en woningen ven oudsher In het waterschaps|argon genoemd). De twintig nieuw te kiezen hoofdingelanden zullen van t november af het waterschap mede gaan beheren, samen met tien anderen die niet door grond- of huiseigenaren („Inge landen") gekozen worden maar benoemd door gemeenteraden, landbouwschap en kamers van koophandel. Deze tien be noemde hoofdingelanden hebben als spe ciale taak het waken over waterkwaliteit, waterzuivering en dergelijke. Naast en mét deze dertig hoofdingelanden, die van tijd tot tijd bijeenkomen In een van de statige zalen van het Gemeenlandshula aan de Breestraat In Lelden, werkt een dagelijka bestuur, dat benoemd wordt door de Kroon (koningin plua ministère) en dat bestaat uit een dijkgraaf, wiens positie enigszins te vergelijken la met die van een burgemeester en zes hoogheemraden, een soort „water-wethouders". Wat voor 28 september op het programma staat, Is een herhaling van wat twee jaar geleden gebeurde: toen werden voor de eerste maal deze voor waterschapsver houdingen tamelijk ver gedemocratiseerde verkiezingen gehouden (tot dan toe waren „gewone" huiseigenaars en -eigenaartjes vrijwel nllet bij de zaken van het water schap betrokken). Er werden In de zomer van t975 echter enkele formele fouten gemaakt die volgens een aantal mensen de uitslag beïnvloed kunnen hebben. Er wer den bezwaren Ingediend en de verkiezin gen, waaraan zoveel moeite en kosten besteed waren, werden ongeldig verklaard. Er zat niets anders op den de stemgerech- tlge Ingelanden opnieuw ter stembus te nodigen en dat ia nu gebeurd. Er is voor gezorgd dat de bepalingen In het regle ment van het waterschap, op grond waar van de verkiezingsuitslag van 1975 van onwaarde Is verklaard, gewijzigd zijn zodat niet een tweede herhaling gevreesd be hoeft te worden. Over de verkiezingen In een van de drie grote waterschappen van ons land (de andere twee zijn Delfland en Schietend) gaat het artikel hieronder. door J. G. A. Thijs In lang niet alle woningen in het gebied van het hoogheemraadschap Rijnland bezorgde de post de zer dagen een oproepingskaart voor de op 28 septem ber te houden verkiezingen. Wie geen grond bezit of minder grond heeft dan een kwart hectare mag niet meestemmen en ook wie geen huis of gebouw het zijne kan noemen of wiens huis of gebouw een belastbare opbrengst heeft van minder dan 125 gulden wordt niet in het stembureau verwacht. Aan de andere kant is het zo dat naarmate men meer grond of meer gebouwen bezit, men per hoofd meer stemmen mag uitbrengen. De situatie herinnert even aan wat je geleerd en gelezen hebt over het censuskies recht van vroeger: wie niet een bepaald bedrag aan be lasting betaalde (en dus niet zo rijk was) mocht politiek niet meepraten. Als we met iemand van „Rijnland" daar over spreken en die gedachte uiten, ondervinden we niet veel tegenspraak, maar men wijst er wel op dat er de laat ste jaren toch een enorme democratisering aan de gang is. Twee jaar geleden was het al iets bijzonder dat een „ge wone" huiseigenaar invloed kreeg op het waterschapsbe stuur en die ontwikkeling is nu verder doorgevoerd: de „kiesdrempel" (in dit geval een minimum-bezit aan grond of gebouwen) is verder verlaagd. Dat had tot gevolg dat het aantal kiesgerechtig den sinds de vorige, later on geldig verklaarde, verkiezin gen is uitgebreid van onge veer zeventigduizend tot on geveer 125.000. Bij Rijnland weet men dat de gedachten van degenen die daarover de politieke beslis sing moeten nemen (dat zijn de provinciebesturen van Noord- en Zuid-Holland, die de reglementen van het hoog heemraadschap vaststellen) wel uitgaan naar een verdere uitbreiding van het kies recht. Ook wie geen huis of geen grond bezit maar wel verontreinigingsheffing moet betalen (dat is bijvoorbeeld de huurder, die toch ook be lang heeft bij beslissingen over waterzuivering, water kering en waterbeheersing) zou dan misschien mee mo gen stemmen. Niet een twee drie Maar men verwacht bij Rijn land niet dat zo'n verande ring erg snel zal gaan. Bij zo'n oude. historische gegroeide instelling als een waterschap verander je de zaken niet een twee drie. En er zouden ook allerlei praktische problemen opgelost moeten worden. Zo kennen wij officieel alleen maar de mensen die iets be zitten en die bij ons geregi streerd staan. Wie niet bezit is bij ons gewoon niet be kend. Nee. u moet wat er nu gebeurt zien als een eerste stap in de richting van demo cratische verhoudingen. Het is nog allerminst het toppunt van democratie." De „bezitter" die de oproe pingskaart van Rijnland wél thuiskreeg, vond tevens een vouwblad met allerlei nuttige inlichtingen: hoeveel hoofd ingelanden er gekozen moe ten worden, hoeveel men be zitten moet om een bepaald aantal stemmen te mogen uitbrengen, hoe zo'n stembil jet er uitziet en wat je er beslist niet mee mag doen wil je althans voorkomen dat het ongeldig verklaard wordt. Heel wat eenvoudige huisei- genaartjes zullen die inlich tingen hard nodig hebben, want tenslotte staat een nor maal mens er niet zo vaak bij stil dat hij ook „ingeland" is en bekommert hij zich niet zo veel om de rechten en plich ten die aan die waardigheid verbonden zijn. In de prak tijk zijn het voornamelijk de plichten waaraan men herin nerd wordt: twee maal 's jaars brengt de post een nota, één met een zuiveringshef fing, die de. laatste jaren flink gestegen is, en één met een „omslag" (de totale kosten van waterkering en waterbe heersing, omgeslagen over de bezitters van onroerend goed). Het bedrag van die omslag is gelukkig aanzien lijk lager. Kandidatenlijst De aspirant-kiezer krijgt be halve het vouwblad nog iets toegezonden: een kandida tenlijst die geldt voor het dis trict waar hij woont maar die hem heel wat minder nuttige informatie geeft. Alleen maar namen staan erop, elke aan duiding van de groepering of de politieke richting waartoe de kandidaten behoren ont breekt. W^t moet je beginnen met een lijst namen van men sen die je voor het merendeel niet kent en over wie je ver der ook niets meegedeeld wordt? Kun je zo wel verant woord stemmen? Voor de mensen in het Leidse Gemeenlandshuis is die vraag niet nieuw. Vooral na de vorige verkiezingen is er nogal kritiek geweest op de Dit kaartje geeft het gebied van het waterschap Rijnland aan. Het gebied is ingedeeld in vier districten, waarvan het eerste weer in drieën is onderverdeeld. In alle districten op één na zijn de stembureaus op 28 september geopend van acht uur 's morgens tot zeven uur 's avonds. Dat is aanmerkelijk langer dan twee jaar geleden: toen gingen de stembureaus pas om twaalf uur 's middags open. Ook op dit punt worden de waterschaps-verkiezingen dus steeds „gewoner". Alleen in district II (een stukje Amsterdam en een groot stuk Haarlemmermeer) is geen verkiezing. Men was het daar zo goed eens dat voor elke vacature maar één kandidaat gesteld werd en volgens het reglement van Rijnland behoeven er dan geen verkiezingen gehouden te worden. pisch belang. De zaak is niet- politlek. Die laatste uitspraak leggen we voor aan mevrouw C. A. Kerling-Simons, die acht jaar lang voor de PvdA in de Leid se gemeenteraad gezeten heeft en nu kandidaat ge steld is voor plaatsvervanger hoofdingeland. Zij denkt er heel anders over: „Wij willen juist graag erg de druk leg gen op het politieke aspect. Wij zijn erg blij dat er ook in het waterschapsbestuur meer openheid komt. maar wij vinden de procedure voor de verkiezingen nog steeds niet democratisch genoeg, al willen we daarbij natuurlijk wel bedenken dat Keulen en Aken niet op één dag ge bouwd zijn. Het punt is hóe je in dat waterschapsbe stuur gaat zitten: met het doel de belangen van een be paalde groep te behartigen, bijvoorbeeld van de huisei genaren. of dat je je voorstelt te werken voor het algemeen belang. Als je met die laatste intentie in zo'n bestuur komt. met de gedachte dat je iets moet doen voor ólle inwoners van het gebied, dan kun je proberen de zaken van binnenuit te veranderen." „Het is jammer dat de groe pering of de partij van de kandidaten niet vermeld mocht worden, we hebben bericht gehad dat de provin cies dat niet toestonden. Er zitten trouwens nog meer on volkomenheden aan die ver kiezing, Doordat er geen stemoverdracht mogelijk is. kan het bij voorbeeld gebeu ren dat niet de kandidaat zelf maar wel zijn of haar plaats vervanger gekozen wordt. Dat uitsluitend stemmen op personen is eigenlijk niet juist. Personen zijn kwets baar, kunnen uitgeschakeld worden". „Opkomst" „presentatie" van de kandi daten en het ontbreken van voorlichting over hen. Een verwijt daarover wijst men echter van de hand: „Wij vin den het niet onze taak iets te vertellen over de aard van de groeperingen of de partijen waarvan de mensen deel uit maken. Een gemeentebe stuur vertelt toch ook niet uit welke „hoek" de kandidaten voor een raadszetel komen? Dat moeten de partijen of de kandidaten zelf doen. Boven dien zou de objectiviteit wel eens in het gedrang kunnen komen. Neem nu eens een geval dat iemand die tot het MAN, het tegen de milieuhef fing agerende Milieu Actie centrum Nederland, behoort zich kandidaat stelt en wij zouden uiteenzetten wat het MAN is en wil, dat zou toch niet juist zijn. Nee, de voor lichting op dit punt moet echt van de mensen of de groepen zelf komen." De kandidaatstelling stond (tot in mei) open voor ieder een die gesteund werd door tien stemgerechtigde inge landen. Er hebben zich 86 kandidaten aangemeld, voor het grootste deel mensen die zakelijke belangen hebben bij het beheer van het water schap: mensen van de Ka mers van Koophandel, van de vereniging van huiseige naren. van de industrieën. Toch waren en zijn er ook kandidaten die op basis van een politieke gezindheid deelnemen. Maar is het wa terschap eigenlijk wel een „politieke" zaak. is het niet tot en met een zakelijke kwestie? Op het kantoor van Rijnland heeft men het antwoord op die vraag klaar. „Het is bij vorige verkiezingen gebleken dat er typisch gestemd werd op belangengroepen en niet op politieke richtingen. Het waterschap wordt kennelijk als een echte „doelcorpora tie" gezien. Een kandidaat wordt niet gekozen omdat hij VVD, CDA of PvdA is maar omdat hij tot een bepaalde belangengroepering behoort. Een voorbeeld: er zijn hier veel wassalons die grote be langen hebben bij zaken als milieuheffing. Dat is een ty- Twee jaar geleden werd onge veer 35 procent van de stem men die uitgebracht moch ten worden ook werkelijk uit gebracht. Het is niet eenvou dig dit gegeven in een op komstpercentage te „verta len" omdat de waterschap pen het meervoudig stem recht kennen. Dat betekent bij voorbeeld dat tien stem men uitgebracht kunnen worden door één persoon, want wie veel bezit mag ook veel stemmen inleveren. Dat laatste is niet zo vreemd als het wellicht klinkt: van oudsher is het bij de water schappen niet zo geweest dat één man één stem had. Hoe meer oppervlakte, des te meer stemmen, en dat was wel begrijpelijk want voor een groter stuk land moest een groter stuk dijk onder houden worden. Het aantal stemmen is al een paar jaar niet onbeperkt meer. nie mand kan nu meer dan tien biljetten invullen. door drs. H. M. Franssen Het voor de tweede maal teruggeven van de opdracht een kabinet te formeren door de demissionaire minister-president Den Uyl heeft vele tongen en pennen in beroering gebracht. Niet het minst om dat dat teruggeven van de opdracht te wijten zou zijn aan een halstarrige hou ding van het CDA in de abortusproble matiek. Fel klonken de verwijten van ondemocratische gedrag. Toch staat in het bovenstaand bewust geschre ven „te wijten zou zijn". Want de vraag is of deze verwijten terecht zijn. De vraag is nog meer of niet een aantal politici zich onvoldoende gereali seerd hebben, dat in de discussie over de abor tuswetgeving de bestaansgrond van het CDA in het geding is. Een enkele blik in het program van uitgangspunten van het CDA-verkiezingspro- gram '77-'81 was voldoende geweest om gealar meerd te zijn; men leze de aanzet: „in antwoord op de wereldwijde oproep van het Evangelie tot dienst aan God en medemens, en vanuit de breidheid zich te stellen onder de voortdurende kritiek daarvan" en de artikelen 2 en 3, n.b. onder de titel „menselijk leven": art. 2 Krachtens haar opdracht is de overheid geroepen de samenleving „op een zo rechtvaar dig mogelijke wijze te dienen. De dienst houdt onder meer in. dat zij opkomt voor de zwakken, vervolgden en ontheemden, het onrecht bestraft, de gewetensvrijheid en de persoonlijke levens sfeer eerbiedigt en in het algemeen alle voor waarden schept die voor een samenleving van verantwoordelijke mensen, nodig zijn", art. 3 „Vanuit de erkenning dat het menselijk leven een gave is van God, is een publieke rechtbe- scherming daarvan geboden. I)it geldt ln het bijzonder voor het gehandicapte'leven. Het geldt echter in even grote mate voor het ongeboren en het naar het einde neigende leven". Ik ben het met de achter deze bewoordingen liggende interpretatie van bijbelgedeelten niet altijd eens. Ik zou met name behoefte hebben aan een gesprek over de mogelijkheden en on mogelijkheden een geloofsvisie om te zetten in een programma van politiek handelen in een pluriforme maatschappij, maar dat doet in deze voor de beoordeling van de houding van het CDA niet ter zake. Wanneer de leden van het CDA leven vanuit de overtuiging dat het mense lijk leven een gave van God is en dat daarom publieke rechtsbescherming van'dat leven gebo den is, dan hebben de andere politieke partijen te begrijpoen, dat het CDA hiervan niet kan wijken zonder naar zijn mening dé C van het CDA, prijs te geven, dat wil zeggen: zonder zijn bestaanrecht op het spel te zetten. Daarom was het ondenkbaar, dat het C.DA zou ingaan op een voorstel uitsluitend over de proce dure te spreken. Een kind kon de koppen tellen. Ook niet helemaal behoorlijk. Over vele belang rijke punten werd minutieus onderhandeld, wer den staatsrechtelijk aanvechtbaar de stem men van de fractieleden al meer of minder gebonden. En dan zou dit voor het C.D.A. meest essentiële punt van de abortus maar aan P.v.d.A. en oppositie moeten worden overgelaten? Een punt, dat voor het C.D.A. zo nauw verband houdt met zijn kijk op de overheid, buiten het regeerakkoord laten? Ondenkbaar. De formateur had er toch beter aan gedaan om het door de fractievoorzitter van het C.D.A voorgestelde idee van opnieuw een commissie, 'over te nemen en met zijn gezag in de fractie van de P.v.d.A. te verdedigen. Er waren een aantal zeer goede argumenten voor zo'n commissie. Ik noem er een paar. a. de nadere wettelijke regeling van de abortus dient een veel groter draagvlak te hebben, dan van nauwelijks meer dan de helft van het parlement, of die helft nu P.v.d.A c.s. dan wel C.D.A. met aanhang zou zijn; b. met het C.D.A. moet worden uitgediept in hoeverre een door het C.D.A. aan het christe lijk geloof ontleende norm mag worden opge legd aan niet-christelijke medeburgers door middel van een wettelijke regeling. Of zou moeten worden teruggevallen op een alge meen-menselijke norm? c. Met het C.D.A. moet ook worden gesproken over de vraag, in hoeverre het mogelijk is de door Van Agt geopperde gedachte van geen straftoepassing bij abortus binnen de eerste drie maanden, toch vast te leggen in een bepaalde houding van de wetgever t.a.v. abor tus binnen die periode d. Met P.v.d.A. en D'66 zou overlegd moeten worden of een strenge houding van de wetge ver tegenover abortus na de dertiende week. ook niet kan worden uitgelegd als behorende tot de smalle marges van de politiek, waarom trent de formateur eens een wijs artikel schreef. De commentator van de Volkskrant (V.K. 27/r8) schreef terecht dat het in wezen gaat om de vraag of parlementariërs hun individuele princi pes hoger mogen stellen dan de nadelige effecten daarvan voor de samenleving, maar hij verviel in de fout van het onderschatten van het abortus vraagstuk, waarvoor zijn college van de N.R.C. diezelfde dag waarschuwde, toen hij stelde, dat een politicus niet in het parlement zit om zijn ziel te hoeden. Wanneer de C.D.A. politici ervan overtuigd zijn, dat de overheid in deze een evan gelische opdracht heeft, dan behoren zij te po gen die opdracht te realiseren. Dan gaat het niet om hun ziel, maar dan zijn zij van oordeel, dat die realisering het beste is voor onze samenle ving. Wie zich de herkomst van het C.D.A. reali seert, moet erkennen, dat er èn voor de uit de K.V.P. stammende leden èn voor die uit de A.R.P geen andere weg openstond. Ook niet voor die van de C.H.U. maar dat kan ik minder beredeneren, maar de traditie is vaak nog ster ker dan argumentatie. Het mag bij deze conclusie niet blijven. Dat behoeft ook niet, want de gedachte van de commissie, met de uitlatingen van Boersma in Drachten en Veerman in Trouw van 30 aug. j.l. dulden er op. dat binnen het C.D.A. nog steeds de wil aanwezig is om tot aanvaardbare oplossin gen te komen. De fracties van de P v d A. en D'66 zouden de kiezers van Nederland in de koude hebben laten staan, indien zij de grote zorgen van de reeds geborenen het behoud van de vrede en de leefbaarheid van de wereld voorop zouden hebben willen overlaten aan een minder heidskabinet, van welk snit dan ook. Drs. H. M. Franssen is ruim twintig jaar, tot begin juni van dit jaar. voor de PvdA lid van de Tweede Kamer geweest. Tijdens de Kamerdiscussies over de initiatief-abortus ontwerpen, vorig jaar, diende hij een amendement in op het later ingetrokken ontwerp van mevrouw Gardeniers en mevrouw Van Leeuwen (beiden CDA). Het amendement kwam erop neer de abortus tot drie maanden uit het strafrecht te halen. door Rob Foppema De Limburgse biochemicus prof. dr. H. C. Hemker durfde er vorige week wat om te verwedden dat het aantal kwaadaardige gezwellen dat door alle Industrië le chemicaliën samen wordt veroorzaakt kleiner is dan het resultaat van één sigaret per dag. Het stond als tamelijk terloopse mededeling in een bericht in deze krant. Maar het verdient wat meer aandacht, want het staat niet op zichzelf. Er is een aantal aanwijzingen dat we een probleem wat ernstiger zijn gaan opvatten dan het helemaal verdient. Eén van die aanwijzingen is de woedende maar beredeneerde uitval die dr. Perry Gehring onlangs deed naar de onder zoekers die systematisch van bijna alle chemicaliën zitten te bewijzen dat ze mogelijk kan kerverwekkend zijn. Op zijn redenering komen we nog te rug. Zijn woede kan mogelijk verband houden met zijn func tie als directeur toxicologie (giftigheidsonderzoek) in het laboratorium van Dow Chemi cal in Michigan. Gehring is dus geen onbevooroordeelde bron. (Wie wel. overigens? Maar dat is een probleem waar je zelden uit komt.) Een andere aanwijzing is de opmerking die ir. J. Donker Duyvis deze week maakte, dat de manier waarop de mogelijk kankerverwekkende eigen schappen van de chemische grondstof acrylnitril hier en daar in de pers behandeld wa ren, hem treurig stemde. Ook Donker Duyvis mag als be langhebbende gelden, hij is voorzitter van de raad van be stuur van Du Pont de Nemours (Nederland). Maar er zijn twee opvallende aspecten aan dit onderdeel van het probleem. Het ene is dat Du Pont zelf als eerste de vermoedens over acrylnitril in de publiciteit bracht en meedeelde wat ze er aan dachten te doen. Een heil zame uitzondering op het pa troon van terug- en afhouden waarmee de chemische indus trie nog vaak problemen pro beert te beheersen. Het andere is dat Donker Duyvis na zijn opmerking door collega's ern stig werd onderhouden over het onverstandige van zo'n uit lating. De acrylnitrll-kwestie was immers in de publiciteit net wat weggezakt en nu riep hij misschien een nieuwe golf van onrust op. Die beduchtheid ln chemisch- industriéle kring kan natuur lijk op minstens drie manieren worden uitgelegd. Het zou een samenzwering kunnen zijn om over de ruggen van werkne mers en bevolking heen groot te worden of te blijven. Het is ook mogelijk dat zij ziende blind zijn, of gewoon niet wfllen weten wat hun bedrij vigheid aanricht. En tenslotte is het denkbaar dat ze er inder daad eerlijk van overtuigd zijn dat de zaken schromelijk wor den overdreven. Het bewijst niets, maar die derde mogelijk heid moeten we bij gebrek aan tegenbewijs zeker als mogelijkheid openlaten. Onverdacht Bewijzen zijn op dit terrein er kend moeizaam te leveren, maar er bestaan ook aanwij zingen uit volstrekt onver dachte bron, dat we ons mis schien ongeruster maken dan helemaal gerechtvaardigd is. Dr. John Higginson, directeur van het Internationaal bureau voor kankeronderzoek IARC in Lyon. durft een aanzienlijk scherpere variant voor zijn re kening te nemen van de siga retten-vergelijking van prof. Hemker. Ruim drie Jaar geleden maak ten we ons allemaal ernstig on gerust over vinylchloride. de gasvormige grondstof van het veel gebruikte plastic polyvi- nylchloride (PVO. Door een combinatie van oplettendheid en stom toeval bleek dat werk nemers die het geregeld in be paalde hoeveelheden ina demden. na tien jaar of nog langer daar kanker van kon den krijgen. Naar mate de ernst van het probleem duide lijker werd, ging de maximaal toegelaten hoeveelheid vi nylchloride in fabrlekslucht in een paar stappen drastisch omlaag. Terwijl de meest be zorgden een pleidooi voor een maximaal toegelaten concen tratie nul opbouwden wat technisch principieel onmoge lijk is werd anderzijds even bezorgd uitgerekend hoeveel tienduizenden arbeidsplaatsen de totale opheffing van 's we relds PVC-industrie zou kosten. De sigaretten van Higginson betekenen voor deze paniekre acties een verlate maar daar om niet minder koude douche. De zwaarst blootgestelde werknemers liepen door vi nylchloride volgens hem een risico op kanker dat overeen kwam met het roken van drie sigaretten per dag gedurende vijftien jaar. Paniek Nu kan direct worden toegege ven dat deze vergelijking de niet-rokers onder ons vrij wei nig te zeggen heeft. En het feit blijft dat die werknemers niet om dat extra risico hadden ge vraagd en het ook niet willens en wetens hadden aanvaard. Daarom zijn er tegen het ina demen .van vinylchloride in PVC-fabrieken intussen ook zeer terecht drastische maatre gelen genomen. Maar Higgin son heeft volstrekt gelijk wan neer hij. terugkijkend, zich nogal verwondert over de om vang van de paniek. Het hoog ste opgetreden risico is immers vergelijkbaar met wat miljoe nen mensen zichzelf aandoen zonder zich daarover het hoofd te breken. „Omgeving" Tegen deze achtergrond laat het zich denken dat men ln de chemische industrie nieuwe paniekgolven rond acrylnitril weinig waardeert. Met deze stof is nog minder aan de hand. De aanwijzlgingen voor kan kerverwekkende werking zijn (vooralsnog) minder ernstig, en het spul staat sinds jaar en dag als giftig en uiterst onaange naam te boek, zodat er toch al zorgvuldiger mee werd omge sprongen. Van waar nu die neiging tot paniek? Volgens Gehring, die we eerder ln dit verhaal al boos aantroffen, heeft Higginson daar zonder het te willen mis schien zelf ernstig aan bijge dragen. Hij verkondigt sinds jaar en dag dat tussen 60 en 90 procent van alle gevallen van kanker (mede) worden veroor zaakt door factoren uit onze omgeving. Nu is de stap van „omgeving" naar „milieu" erg klein. Higginson heeft er als Amerikaan zelfs maar één woord voor („environment"). Van „milieu" vla milieuver ontreiniging naar chemische industrie is ook zo'n toer niet. dus daar gaat het heen. Maar dit blijkt op een treurig misverstand te berusten. Vol gens de beste schattingen van Higginson kan één tot drie pro cent van het aantal kankerge vallen ln Industrielanden wor den toegeschreven aan bloot stelling aan chemicaliën op de werkplek. (Dat is Inclusief blootstelling aan asbestvezels, die in hun eentje verantwoor delijk zouden zijn voor de helft van die gevallen). Bulten de bedrijven zijn de In vloeden van chemicaliën klei ner, omdat het om geringere concentraties gaat. Higginson: „Verhuizen naar het platte land helpt je minder dan tien procent minder roken." Roken van sigaretten is natuurlijk nog steeds de grootste enkel voudige oorzaak van kanker, hoewel zowat de helft van ons daar niet de consequenties uit wil trekken. Andere belangrij ke „factoren uit de omgeving" die Higginson in het waarschu wende oog heeft, zijn drinken en eten. Drinken van alkohol met name. Wie meer drinkt dan overeenkomt met twee dubbe le whiskies per dag. begint aan een verhoogd risico op lever kanker te bouwen. Eten daar entegen, is zeer in het alge meen een risico. Overcon sumptie van vet. calorieën en eiwitten, brengt niet alleen hart- en vaatziekten maar ook kwaadaardige gezwellen dich terbij. Kankerbestrijding begint dus dichter bij huis dan veel men sen denken. Higginson denkt overigens niet dat we er veel van terecht zullen brengen. In tussen blijft hij in het IARC naarstig speuren naar de risi co's van afzonderlijke stoffen waartegen we afzonderlijke maatregelen kunnen nemen. Want dat moet natuurlijk ook. Ratten Perry Gehring tenslotte, be toogt ln de New Scientist (75. 426-428; 1977) dat een stof die ln buitengewoon hoge dose ring bij een rat kanker in de hand werkt, helemaal niet be slist ln normale gebruikssitua ties gevaarlijk hoeft te wezen. Zulke rattenproeven zijn een gebruikelijke manier om de ri sico's van verdachte stoffen af te tasten (en wat is niet ver dacht tegenwoordig). Niemand heeft ooit beweerd dat het een ideale methode was Ratten zijn geen mensen, tenslotte. Oehring wijst erop dat de hoge dosering die nodig is om snel duidelijke resultaten te zien de natuurlijke afbraakmoge lijkheden voor de toegediende stof kan „overspoelen Daar na kunnen effecten optreden die voor de praktijk geen bete kenis hebben, maar de onder zochte stof wel in het verdach te hoekje neerzetten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 17