Waterschap op weg naar democratie
De C van het CDA en de abortusdiscussie
Rijnlands ingelanden opnieuw ter stembus
I
Weinig kanker
door chemicaliën
Politieke zaak
of zakelijke
tyvestie?
Wetenschap en techniek
ZATERDAG 3 SEPTEMBER 1977
BINNENLAND
Trouw/Kwartet
17
Terwijl de naweeen van de Tweede Kamer
verkiezingen nog dagelijks zorgen voor
vulling van tv-scherm en krantekolommen,
krijgen zo'n 125.000 mensen in het westen
van het land deze maand alweer te maken
met de volgende stembus. Dezer dagen
viel bij veel woningen in het hoogheem
raadschap Rijnland (ruw aangeduid het
gebied tussen Velsen, Amsterdam, Gouda
en Den Haag) een oproepingskaart in de
bus voor de op 28 september te houden
verkiezingen van twintig hoofdingelanden
van dit waterschap. Van die twintig moeten
er tien gekozen worden door „onge
bouwd'' (een oude waterschapsterm voor
grondeigenaren en boeren) en tien door
„gebouwd" (zo worden eigenaren van ge
bouwen en woningen ven oudsher In het
waterschaps|argon genoemd). De twintig
nieuw te kiezen hoofdingelanden zullen
van t november af het waterschap mede
gaan beheren, samen met tien anderen die
niet door grond- of huiseigenaren („Inge
landen") gekozen worden maar benoemd
door gemeenteraden, landbouwschap en
kamers van koophandel. Deze tien be
noemde hoofdingelanden hebben als spe
ciale taak het waken over waterkwaliteit,
waterzuivering en dergelijke.
Naast en mét deze dertig hoofdingelanden,
die van tijd tot tijd bijeenkomen In een van
de statige zalen van het Gemeenlandshula
aan de Breestraat In Lelden, werkt een
dagelijka bestuur, dat benoemd wordt door
de Kroon (koningin plua ministère) en dat
bestaat uit een dijkgraaf, wiens positie
enigszins te vergelijken la met die van een
burgemeester en zes hoogheemraden, een
soort „water-wethouders".
Wat voor 28 september op het programma
staat, Is een herhaling van wat twee jaar
geleden gebeurde: toen werden voor de
eerste maal deze voor waterschapsver
houdingen tamelijk ver gedemocratiseerde
verkiezingen gehouden (tot dan toe waren
„gewone" huiseigenaars en -eigenaartjes
vrijwel nllet bij de zaken van het water
schap betrokken). Er werden In de zomer
van t975 echter enkele formele fouten
gemaakt die volgens een aantal mensen de
uitslag beïnvloed kunnen hebben. Er wer
den bezwaren Ingediend en de verkiezin
gen, waaraan zoveel moeite en kosten
besteed waren, werden ongeldig verklaard.
Er zat niets anders op den de stemgerech-
tlge Ingelanden opnieuw ter stembus te
nodigen en dat ia nu gebeurd. Er is voor
gezorgd dat de bepalingen In het regle
ment van het waterschap, op grond waar
van de verkiezingsuitslag van 1975 van
onwaarde Is verklaard, gewijzigd zijn zodat
niet een tweede herhaling gevreesd be
hoeft te worden. Over de verkiezingen In
een van de drie grote waterschappen van
ons land (de andere twee zijn Delfland en
Schietend) gaat het artikel hieronder.
door J. G. A. Thijs
In lang niet alle woningen in het gebied van het
hoogheemraadschap Rijnland bezorgde de post de
zer dagen een oproepingskaart voor de op 28 septem
ber te houden verkiezingen. Wie geen grond bezit of
minder grond heeft dan een kwart hectare mag niet
meestemmen en ook wie geen huis of gebouw het
zijne kan noemen of wiens huis of gebouw een
belastbare opbrengst heeft van minder dan 125
gulden wordt niet in het stembureau verwacht. Aan
de andere kant is het zo dat naarmate men meer
grond of meer gebouwen bezit, men per hoofd meer
stemmen mag uitbrengen.
De situatie herinnert even
aan wat je geleerd en gelezen
hebt over het censuskies
recht van vroeger: wie niet
een bepaald bedrag aan be
lasting betaalde (en dus niet
zo rijk was) mocht politiek
niet meepraten. Als we met
iemand van „Rijnland" daar
over spreken en die gedachte
uiten, ondervinden we niet
veel tegenspraak, maar men
wijst er wel op dat er de laat
ste jaren toch een enorme
democratisering aan de gang
is. Twee jaar geleden was het
al iets bijzonder dat een „ge
wone" huiseigenaar invloed
kreeg op het waterschapsbe
stuur en die ontwikkeling is
nu verder doorgevoerd: de
„kiesdrempel" (in dit geval
een minimum-bezit aan
grond of gebouwen) is verder
verlaagd. Dat had tot gevolg
dat het aantal kiesgerechtig
den sinds de vorige, later on
geldig verklaarde, verkiezin
gen is uitgebreid van onge
veer zeventigduizend tot on
geveer 125.000.
Bij Rijnland weet men dat de
gedachten van degenen die
daarover de politieke beslis
sing moeten nemen (dat zijn
de provinciebesturen van
Noord- en Zuid-Holland, die
de reglementen van het hoog
heemraadschap vaststellen)
wel uitgaan naar een verdere
uitbreiding van het kies
recht. Ook wie geen huis of
geen grond bezit maar wel
verontreinigingsheffing moet
betalen (dat is bijvoorbeeld
de huurder, die toch ook be
lang heeft bij beslissingen
over waterzuivering, water
kering en waterbeheersing)
zou dan misschien mee mo
gen stemmen.
Niet een twee drie
Maar men verwacht bij Rijn
land niet dat zo'n verande
ring erg snel zal gaan. Bij zo'n
oude. historische gegroeide
instelling als een waterschap
verander je de zaken niet een
twee drie. En er zouden ook
allerlei praktische problemen
opgelost moeten worden. Zo
kennen wij officieel alleen
maar de mensen die iets be
zitten en die bij ons geregi
streerd staan. Wie niet bezit
is bij ons gewoon niet be
kend. Nee. u moet wat er nu
gebeurt zien als een eerste
stap in de richting van demo
cratische verhoudingen. Het
is nog allerminst het toppunt
van democratie."
De „bezitter" die de oproe
pingskaart van Rijnland wél
thuiskreeg, vond tevens een
vouwblad met allerlei nuttige
inlichtingen: hoeveel hoofd
ingelanden er gekozen moe
ten worden, hoeveel men be
zitten moet om een bepaald
aantal stemmen te mogen
uitbrengen, hoe zo'n stembil
jet er uitziet en wat je er
beslist niet mee mag doen wil
je althans voorkomen dat het
ongeldig verklaard wordt.
Heel wat eenvoudige huisei-
genaartjes zullen die inlich
tingen hard nodig hebben,
want tenslotte staat een nor
maal mens er niet zo vaak bij
stil dat hij ook „ingeland" is
en bekommert hij zich niet zo
veel om de rechten en plich
ten die aan die waardigheid
verbonden zijn. In de prak
tijk zijn het voornamelijk de
plichten waaraan men herin
nerd wordt: twee maal 's
jaars brengt de post een nota,
één met een zuiveringshef
fing, die de. laatste jaren flink
gestegen is, en één met een
„omslag" (de totale kosten
van waterkering en waterbe
heersing, omgeslagen over de
bezitters van onroerend
goed). Het bedrag van die
omslag is gelukkig aanzien
lijk lager.
Kandidatenlijst
De aspirant-kiezer krijgt be
halve het vouwblad nog iets
toegezonden: een kandida
tenlijst die geldt voor het dis
trict waar hij woont maar die
hem heel wat minder nuttige
informatie geeft. Alleen maar
namen staan erop, elke aan
duiding van de groepering of
de politieke richting waartoe
de kandidaten behoren ont
breekt. W^t moet je beginnen
met een lijst namen van men
sen die je voor het merendeel
niet kent en over wie je ver
der ook niets meegedeeld
wordt? Kun je zo wel verant
woord stemmen?
Voor de mensen in het Leidse
Gemeenlandshuis is die
vraag niet nieuw. Vooral na
de vorige verkiezingen is er
nogal kritiek geweest op de
Dit kaartje geeft het gebied van het waterschap Rijnland aan. Het gebied is ingedeeld in vier
districten, waarvan het eerste weer in drieën is onderverdeeld. In alle districten op één na zijn de
stembureaus op 28 september geopend van acht uur 's morgens tot zeven uur 's avonds. Dat is
aanmerkelijk langer dan twee jaar geleden: toen gingen de stembureaus pas om twaalf uur 's
middags open. Ook op dit punt worden de waterschaps-verkiezingen dus steeds „gewoner".
Alleen in district II (een stukje Amsterdam en een groot stuk Haarlemmermeer) is geen
verkiezing. Men was het daar zo goed eens dat voor elke vacature maar één kandidaat gesteld werd
en volgens het reglement van Rijnland behoeven er dan geen verkiezingen gehouden te worden.
pisch belang. De zaak is niet-
politlek.
Die laatste uitspraak leggen
we voor aan mevrouw C. A.
Kerling-Simons, die acht jaar
lang voor de PvdA in de Leid
se gemeenteraad gezeten
heeft en nu kandidaat ge
steld is voor plaatsvervanger
hoofdingeland. Zij denkt er
heel anders over: „Wij willen
juist graag erg de druk leg
gen op het politieke aspect.
Wij zijn erg blij dat er ook in
het waterschapsbestuur
meer openheid komt. maar
wij vinden de procedure voor
de verkiezingen nog steeds
niet democratisch genoeg, al
willen we daarbij natuurlijk
wel bedenken dat Keulen en
Aken niet op één dag ge
bouwd zijn. Het punt is
hóe je in dat waterschapsbe
stuur gaat zitten: met het
doel de belangen van een be
paalde groep te behartigen,
bijvoorbeeld van de huisei
genaren. of dat je je voorstelt
te werken voor het algemeen
belang. Als je met die laatste
intentie in zo'n bestuur komt.
met de gedachte dat je iets
moet doen voor ólle inwoners
van het gebied, dan kun je
proberen de zaken van
binnenuit te veranderen."
„Het is jammer dat de groe
pering of de partij van de
kandidaten niet vermeld
mocht worden, we hebben
bericht gehad dat de provin
cies dat niet toestonden. Er
zitten trouwens nog meer on
volkomenheden aan die ver
kiezing, Doordat er geen
stemoverdracht mogelijk is.
kan het bij voorbeeld gebeu
ren dat niet de kandidaat zelf
maar wel zijn of haar plaats
vervanger gekozen wordt.
Dat uitsluitend stemmen op
personen is eigenlijk niet
juist. Personen zijn kwets
baar, kunnen uitgeschakeld
worden".
„Opkomst"
„presentatie" van de kandi
daten en het ontbreken van
voorlichting over hen. Een
verwijt daarover wijst men
echter van de hand: „Wij vin
den het niet onze taak iets te
vertellen over de aard van de
groeperingen of de partijen
waarvan de mensen deel uit
maken. Een gemeentebe
stuur vertelt toch ook niet uit
welke „hoek" de kandidaten
voor een raadszetel komen?
Dat moeten de partijen of de
kandidaten zelf doen. Boven
dien zou de objectiviteit wel
eens in het gedrang kunnen
komen. Neem nu eens een
geval dat iemand die tot het
MAN, het tegen de milieuhef
fing agerende Milieu Actie
centrum Nederland, behoort
zich kandidaat stelt en wij
zouden uiteenzetten wat het
MAN is en wil, dat zou toch
niet juist zijn. Nee, de voor
lichting op dit punt moet
echt van de mensen of de
groepen zelf komen."
De kandidaatstelling stond
(tot in mei) open voor ieder
een die gesteund werd door
tien stemgerechtigde inge
landen. Er hebben zich 86
kandidaten aangemeld, voor
het grootste deel mensen die
zakelijke belangen hebben
bij het beheer van het water
schap: mensen van de Ka
mers van Koophandel, van
de vereniging van huiseige
naren. van de industrieën.
Toch waren en zijn er ook
kandidaten die op basis van
een politieke gezindheid
deelnemen. Maar is het wa
terschap eigenlijk wel een
„politieke" zaak. is het niet
tot en met een zakelijke
kwestie?
Op het kantoor van Rijnland
heeft men het antwoord op
die vraag klaar. „Het is bij
vorige verkiezingen gebleken
dat er typisch gestemd werd
op belangengroepen en niet
op politieke richtingen. Het
waterschap wordt kennelijk
als een echte „doelcorpora
tie" gezien. Een kandidaat
wordt niet gekozen omdat hij
VVD, CDA of PvdA is maar
omdat hij tot een bepaalde
belangengroepering behoort.
Een voorbeeld: er zijn hier
veel wassalons die grote be
langen hebben bij zaken als
milieuheffing. Dat is een ty-
Twee jaar geleden werd onge
veer 35 procent van de stem
men die uitgebracht moch
ten worden ook werkelijk uit
gebracht. Het is niet eenvou
dig dit gegeven in een op
komstpercentage te „verta
len" omdat de waterschap
pen het meervoudig stem
recht kennen. Dat betekent
bij voorbeeld dat tien stem
men uitgebracht kunnen
worden door één persoon,
want wie veel bezit mag ook
veel stemmen inleveren.
Dat laatste is niet zo vreemd
als het wellicht klinkt: van
oudsher is het bij de water
schappen niet zo geweest dat
één man één stem had. Hoe
meer oppervlakte, des te
meer stemmen, en dat was
wel begrijpelijk want voor
een groter stuk land moest
een groter stuk dijk onder
houden worden. Het aantal
stemmen is al een paar jaar
niet onbeperkt meer. nie
mand kan nu meer dan tien
biljetten invullen.
door drs. H. M. Franssen
Het voor de tweede maal teruggeven van
de opdracht een kabinet te formeren
door de demissionaire minister-president
Den Uyl heeft vele tongen en pennen in
beroering gebracht. Niet het minst om
dat dat teruggeven van de opdracht te
wijten zou zijn aan een halstarrige hou
ding van het CDA in de abortusproble
matiek. Fel klonken de verwijten van
ondemocratische gedrag.
Toch staat in het bovenstaand bewust geschre
ven „te wijten zou zijn". Want de vraag is of deze
verwijten terecht zijn. De vraag is nog meer of
niet een aantal politici zich onvoldoende gereali
seerd hebben, dat in de discussie over de abor
tuswetgeving de bestaansgrond van het CDA in
het geding is. Een enkele blik in het program van
uitgangspunten van het CDA-verkiezingspro-
gram '77-'81 was voldoende geweest om gealar
meerd te zijn; men leze de aanzet: „in antwoord
op de wereldwijde oproep van het Evangelie tot
dienst aan God en medemens, en vanuit de
breidheid zich te stellen onder de voortdurende
kritiek daarvan" en de artikelen 2 en 3, n.b.
onder de titel „menselijk leven":
art. 2 Krachtens haar opdracht is de overheid
geroepen de samenleving „op een zo rechtvaar
dig mogelijke wijze te dienen. De dienst houdt
onder meer in. dat zij opkomt voor de zwakken,
vervolgden en ontheemden, het onrecht bestraft,
de gewetensvrijheid en de persoonlijke levens
sfeer eerbiedigt en in het algemeen alle voor
waarden schept die voor een samenleving van
verantwoordelijke mensen, nodig zijn", art. 3
„Vanuit de erkenning dat het menselijk leven
een gave is van God, is een publieke rechtbe-
scherming daarvan geboden. I)it geldt ln het
bijzonder voor het gehandicapte'leven. Het geldt
echter in even grote mate voor het ongeboren en
het naar het einde neigende leven".
Ik ben het met de achter deze bewoordingen
liggende interpretatie van bijbelgedeelten niet
altijd eens. Ik zou met name behoefte hebben
aan een gesprek over de mogelijkheden en on
mogelijkheden een geloofsvisie om te zetten in
een programma van politiek handelen in een
pluriforme maatschappij, maar dat doet in deze
voor de beoordeling van de houding van het
CDA niet ter zake. Wanneer de leden van het
CDA leven vanuit de overtuiging dat het mense
lijk leven een gave van God is en dat daarom
publieke rechtsbescherming van'dat leven gebo
den is, dan hebben de andere politieke partijen
te begrijpoen, dat het CDA hiervan niet kan
wijken zonder naar zijn mening dé C van het
CDA, prijs te geven, dat wil zeggen: zonder zijn
bestaanrecht op het spel te zetten.
Daarom was het ondenkbaar, dat het C.DA zou
ingaan op een voorstel uitsluitend over de proce
dure te spreken. Een kind kon de koppen tellen.
Ook niet helemaal behoorlijk. Over vele belang
rijke punten werd minutieus onderhandeld, wer
den staatsrechtelijk aanvechtbaar de stem
men van de fractieleden al meer of minder
gebonden. En dan zou dit voor het C.D.A. meest
essentiële punt van de abortus maar aan P.v.d.A.
en oppositie moeten worden overgelaten? Een
punt, dat voor het C.D.A. zo nauw verband
houdt met zijn kijk op de overheid, buiten het
regeerakkoord laten? Ondenkbaar.
De formateur had er toch beter aan gedaan om
het door de fractievoorzitter van het C.D.A
voorgestelde idee van opnieuw een commissie,
'over te nemen en met zijn gezag in de fractie van
de P.v.d.A. te verdedigen. Er waren een aantal
zeer goede argumenten voor zo'n commissie. Ik
noem er een paar.
a. de nadere wettelijke regeling van de abortus
dient een veel groter draagvlak te hebben,
dan van nauwelijks meer dan de helft van het
parlement, of die helft nu P.v.d.A c.s. dan wel
C.D.A. met aanhang zou zijn;
b. met het C.D.A. moet worden uitgediept in
hoeverre een door het C.D.A. aan het christe
lijk geloof ontleende norm mag worden opge
legd aan niet-christelijke medeburgers door
middel van een wettelijke regeling. Of zou
moeten worden teruggevallen op een alge
meen-menselijke norm?
c. Met het C.D.A. moet ook worden gesproken
over de vraag, in hoeverre het mogelijk is de
door Van Agt geopperde gedachte van geen
straftoepassing bij abortus binnen de eerste
drie maanden, toch vast te leggen in een
bepaalde houding van de wetgever t.a.v. abor
tus binnen die periode
d. Met P.v.d.A. en D'66 zou overlegd moeten
worden of een strenge houding van de wetge
ver tegenover abortus na de dertiende week.
ook niet kan worden uitgelegd als behorende
tot de smalle marges van de politiek, waarom
trent de formateur eens een wijs artikel
schreef.
De commentator van de Volkskrant (V.K. 27/r8)
schreef terecht dat het in wezen gaat om de
vraag of parlementariërs hun individuele princi
pes hoger mogen stellen dan de nadelige effecten
daarvan voor de samenleving, maar hij verviel in
de fout van het onderschatten van het abortus
vraagstuk, waarvoor zijn college van de N.R.C.
diezelfde dag waarschuwde, toen hij stelde, dat
een politicus niet in het parlement zit om zijn
ziel te hoeden. Wanneer de C.D.A. politici ervan
overtuigd zijn, dat de overheid in deze een evan
gelische opdracht heeft, dan behoren zij te po
gen die opdracht te realiseren. Dan gaat het niet
om hun ziel, maar dan zijn zij van oordeel, dat
die realisering het beste is voor onze samenle
ving. Wie zich de herkomst van het C.D.A. reali
seert, moet erkennen, dat er èn voor de uit de
K.V.P. stammende leden èn voor die uit de
A.R.P geen andere weg openstond. Ook niet voor
die van de C.H.U. maar dat kan ik minder
beredeneren, maar de traditie is vaak nog ster
ker dan argumentatie.
Het mag bij deze conclusie niet blijven. Dat
behoeft ook niet, want de gedachte van de
commissie, met de uitlatingen van Boersma in
Drachten en Veerman in Trouw van 30 aug. j.l.
dulden er op. dat binnen het C.D.A. nog steeds
de wil aanwezig is om tot aanvaardbare oplossin
gen te komen. De fracties van de P v d A. en D'66
zouden de kiezers van Nederland in de koude
hebben laten staan, indien zij de grote zorgen
van de reeds geborenen het behoud van de
vrede en de leefbaarheid van de wereld voorop
zouden hebben willen overlaten aan een minder
heidskabinet, van welk snit dan ook.
Drs. H. M. Franssen is ruim twintig jaar, tot begin
juni van dit jaar. voor de PvdA lid van de Tweede
Kamer geweest. Tijdens de Kamerdiscussies over
de initiatief-abortus ontwerpen, vorig jaar, diende
hij een amendement in op het later ingetrokken
ontwerp van mevrouw Gardeniers en mevrouw
Van Leeuwen (beiden CDA). Het amendement
kwam erop neer de abortus tot drie maanden uit
het strafrecht te halen.
door Rob Foppema
De Limburgse biochemicus prof. dr. H. C. Hemker
durfde er vorige week wat om te verwedden dat het
aantal kwaadaardige gezwellen dat door alle Industrië
le chemicaliën samen wordt veroorzaakt kleiner is dan
het resultaat van één sigaret per dag. Het stond als
tamelijk terloopse mededeling in een bericht in deze
krant. Maar het verdient wat meer aandacht, want het
staat niet op zichzelf. Er is een aantal aanwijzingen dat
we een probleem wat ernstiger zijn gaan opvatten dan
het helemaal verdient.
Eén van die aanwijzingen is de
woedende maar beredeneerde
uitval die dr. Perry Gehring
onlangs deed naar de onder
zoekers die systematisch van
bijna alle chemicaliën zitten te
bewijzen dat ze mogelijk kan
kerverwekkend zijn. Op zijn
redenering komen we nog te
rug. Zijn woede kan mogelijk
verband houden met zijn func
tie als directeur toxicologie
(giftigheidsonderzoek) in het
laboratorium van Dow Chemi
cal in Michigan. Gehring is dus
geen onbevooroordeelde bron.
(Wie wel. overigens? Maar dat
is een probleem waar je zelden
uit komt.)
Een andere aanwijzing is de
opmerking die ir. J. Donker
Duyvis deze week maakte, dat
de manier waarop de mogelijk
kankerverwekkende eigen
schappen van de chemische
grondstof acrylnitril hier en
daar in de pers behandeld wa
ren, hem treurig stemde. Ook
Donker Duyvis mag als be
langhebbende gelden, hij is
voorzitter van de raad van be
stuur van Du Pont de Nemours
(Nederland). Maar er zijn twee
opvallende aspecten aan dit
onderdeel van het probleem.
Het ene is dat Du Pont zelf als
eerste de vermoedens over
acrylnitril in de publiciteit
bracht en meedeelde wat ze er
aan dachten te doen. Een heil
zame uitzondering op het pa
troon van terug- en afhouden
waarmee de chemische indus
trie nog vaak problemen pro
beert te beheersen. Het andere
is dat Donker Duyvis na zijn
opmerking door collega's ern
stig werd onderhouden over
het onverstandige van zo'n uit
lating. De acrylnitrll-kwestie
was immers in de publiciteit
net wat weggezakt en nu riep
hij misschien een nieuwe golf
van onrust op.
Die beduchtheid ln chemisch-
industriéle kring kan natuur
lijk op minstens drie manieren
worden uitgelegd. Het zou een
samenzwering kunnen zijn om
over de ruggen van werkne
mers en bevolking heen groot
te worden of te blijven. Het is
ook mogelijk dat zij ziende
blind zijn, of gewoon niet
wfllen weten wat hun bedrij
vigheid aanricht. En tenslotte
is het denkbaar dat ze er inder
daad eerlijk van overtuigd zijn
dat de zaken schromelijk wor
den overdreven. Het bewijst
niets, maar die derde mogelijk
heid moeten we bij gebrek
aan tegenbewijs zeker als
mogelijkheid openlaten.
Onverdacht
Bewijzen zijn op dit terrein er
kend moeizaam te leveren,
maar er bestaan ook aanwij
zingen uit volstrekt onver
dachte bron, dat we ons mis
schien ongeruster maken dan
helemaal gerechtvaardigd is.
Dr. John Higginson, directeur
van het Internationaal bureau
voor kankeronderzoek IARC
in Lyon. durft een aanzienlijk
scherpere variant voor zijn re
kening te nemen van de siga
retten-vergelijking van prof.
Hemker.
Ruim drie Jaar geleden maak
ten we ons allemaal ernstig on
gerust over vinylchloride. de
gasvormige grondstof van het
veel gebruikte plastic polyvi-
nylchloride (PVO. Door een
combinatie van oplettendheid
en stom toeval bleek dat werk
nemers die het geregeld in be
paalde hoeveelheden ina
demden. na tien jaar of nog
langer daar kanker van kon
den krijgen. Naar mate de
ernst van het probleem duide
lijker werd, ging de maximaal
toegelaten hoeveelheid vi
nylchloride in fabrlekslucht in
een paar stappen drastisch
omlaag. Terwijl de meest be
zorgden een pleidooi voor een
maximaal toegelaten concen
tratie nul opbouwden wat
technisch principieel onmoge
lijk is werd anderzijds even
bezorgd uitgerekend hoeveel
tienduizenden arbeidsplaatsen
de totale opheffing van 's we
relds PVC-industrie zou
kosten.
De sigaretten van Higginson
betekenen voor deze paniekre
acties een verlate maar daar
om niet minder koude douche.
De zwaarst blootgestelde
werknemers liepen door vi
nylchloride volgens hem een
risico op kanker dat overeen
kwam met het roken van drie
sigaretten per dag gedurende
vijftien jaar.
Paniek
Nu kan direct worden toegege
ven dat deze vergelijking de
niet-rokers onder ons vrij wei
nig te zeggen heeft. En het feit
blijft dat die werknemers niet
om dat extra risico hadden ge
vraagd en het ook niet willens
en wetens hadden aanvaard.
Daarom zijn er tegen het ina
demen .van vinylchloride in
PVC-fabrieken intussen ook
zeer terecht drastische maatre
gelen genomen. Maar Higgin
son heeft volstrekt gelijk wan
neer hij. terugkijkend, zich
nogal verwondert over de om
vang van de paniek. Het hoog
ste opgetreden risico is immers
vergelijkbaar met wat miljoe
nen mensen zichzelf aandoen
zonder zich daarover het hoofd
te breken.
„Omgeving"
Tegen deze achtergrond laat
het zich denken dat men ln de
chemische industrie nieuwe
paniekgolven rond acrylnitril
weinig waardeert. Met deze
stof is nog minder aan de hand.
De aanwijzlgingen voor kan
kerverwekkende werking zijn
(vooralsnog) minder ernstig, en
het spul staat sinds jaar en dag
als giftig en uiterst onaange
naam te boek, zodat er toch al
zorgvuldiger mee werd omge
sprongen.
Van waar nu die neiging tot
paniek? Volgens Gehring, die
we eerder ln dit verhaal al boos
aantroffen, heeft Higginson
daar zonder het te willen mis
schien zelf ernstig aan bijge
dragen. Hij verkondigt sinds
jaar en dag dat tussen 60 en 90
procent van alle gevallen van
kanker (mede) worden veroor
zaakt door factoren uit onze
omgeving. Nu is de stap van
„omgeving" naar „milieu" erg
klein. Higginson heeft er als
Amerikaan zelfs maar één
woord voor („environment").
Van „milieu" vla milieuver
ontreiniging naar chemische
industrie is ook zo'n toer niet.
dus daar gaat het heen.
Maar dit blijkt op een treurig
misverstand te berusten. Vol
gens de beste schattingen van
Higginson kan één tot drie pro
cent van het aantal kankerge
vallen ln Industrielanden wor
den toegeschreven aan bloot
stelling aan chemicaliën op de
werkplek. (Dat is Inclusief
blootstelling aan asbestvezels,
die in hun eentje verantwoor
delijk zouden zijn voor de helft
van die gevallen).
Bulten de bedrijven zijn de In
vloeden van chemicaliën klei
ner, omdat het om geringere
concentraties gaat. Higginson:
„Verhuizen naar het platte
land helpt je minder dan tien
procent minder roken." Roken
van sigaretten is natuurlijk
nog steeds de grootste enkel
voudige oorzaak van kanker,
hoewel zowat de helft van ons
daar niet de consequenties uit
wil trekken. Andere belangrij
ke „factoren uit de omgeving"
die Higginson in het waarschu
wende oog heeft, zijn drinken
en eten.
Drinken van alkohol met
name. Wie meer drinkt dan
overeenkomt met twee dubbe
le whiskies per dag. begint aan
een verhoogd risico op lever
kanker te bouwen. Eten daar
entegen, is zeer in het alge
meen een risico. Overcon
sumptie van vet. calorieën en
eiwitten, brengt niet alleen
hart- en vaatziekten maar ook
kwaadaardige gezwellen dich
terbij.
Kankerbestrijding begint dus
dichter bij huis dan veel men
sen denken. Higginson denkt
overigens niet dat we er veel
van terecht zullen brengen. In
tussen blijft hij in het IARC
naarstig speuren naar de risi
co's van afzonderlijke stoffen
waartegen we afzonderlijke
maatregelen kunnen nemen.
Want dat moet natuurlijk ook.
Ratten
Perry Gehring tenslotte, be
toogt ln de New Scientist (75.
426-428; 1977) dat een stof die
ln buitengewoon hoge dose
ring bij een rat kanker in de
hand werkt, helemaal niet be
slist ln normale gebruikssitua
ties gevaarlijk hoeft te wezen.
Zulke rattenproeven zijn een
gebruikelijke manier om de ri
sico's van verdachte stoffen af
te tasten (en wat is niet ver
dacht tegenwoordig). Niemand
heeft ooit beweerd dat het een
ideale methode was Ratten
zijn geen mensen, tenslotte.
Oehring wijst erop dat de hoge
dosering die nodig is om snel
duidelijke resultaten te zien
de natuurlijke afbraakmoge
lijkheden voor de toegediende
stof kan „overspoelen Daar
na kunnen effecten optreden
die voor de praktijk geen bete
kenis hebben, maar de onder
zochte stof wel in het verdach
te hoekje neerzetten.