HET PUTJE IN DE BOLHOED
Vl
3EEEE5S3H
VANDAAG
Dlck Hillenius:
Vooruitgang
bestaat niet
door A. J. Klei
Vandaag is het honderd jaar geleden dat Jan
Zwart, de bekende en door heel wat mensen
vereerde organist, te Zaandam werd geboren.
Ter herdenking van de persoon en het werk
van deze onvermoeibare musicus, die met
evenveel geestdrift als deskundigheid in de
weer is geweest voor het orgel en de orgelmu
ziek. is een grammofoonplaat verschenen,
waarop dr. Ewajd Kooiman composities
speelt van „Jan Zwart en tijdgenoten" (hier
hebben we meteen de titel van de plaat). Dr.
Kooiman is voor deze gelegenheid (weer) aan
het vermaarde Hiensch-orgel van de Boven
kerk in Kampen gaan zitten.
De plaat, die op een dubbeltje na twintig gulden kost. wordt
op de markt gebracht door de stichting ..Kerk 4c Muziek,
Kampen" (Esdoornhof 140, Kampen). Deze vlijtige stichting
heeft ter aankondiging van de herdenkingsplaat van tevoren
een stukje nogal brallend proza rondgestuurd, waarin Ewald
Kooiman zo ongeveer als ontdekking van de eeuw gepresen
teerd wordt. Ik heb altijd de neiging om dergelijke onzakelijk
gestelde mededelingen in de prullenmand te werpen en ik
geef ook altijd aan die neiging toe. De redactie van „De
Orgelvriend" is aanmerkelijk milder en heeft het persbericht
van de Kamper stichting in het juli/augustus-nummer opge
nomen. echter met de knorrige opmerking dat de samenstel
lers van „De Orgelvriend" eerst wel eens willen hóren of het
waar is dat Ewald Kooiman „als weinigen in staat is de
boeiende figuur van Jan Zwart recht te doen wedervaren."
Dit wantrouwen is alleszins begrijpelijk. Om te beginnen
maken luidruchtige reclameteksten sowieso achterdochtig
(dat wou ik de stichting „Kerk 4c Muziek, Kampen" wel even
in 't oor fluisteren), en bovendien: wie is die Ewald Kooiman?
Die kennen ze niet in de Jan Zwart-gemeente. Dat kan
"kloppen. Ewald is. bekeken door de bril van de volgelingen
van Jan Zwart, in onze orgelwereld opgegroeid als een
heidens Jongetje. In zijn Jeugd is hem nooit van Jan Zwart
verteld en toen hij al best een uurtje stil kon zitten, hebben
zijn ouders verzuimd hem mee te nemen naar concerten van
Feike Asma. die in 't ganse land de werken van Jan Zwart
uitdroeg. Ook bij het opwassen werd Ewald niet in Jan Zwart
onderwezen. Natuurlijk hoorde hij hier en daar wel eens over
Jan Zwart redeneren, maar 't liet hem onverschillig, en
onverschilligheid is eigenlijk nog erger dan vijandschap. En
nu deze plaat, hoe is dat mogelijk? Jan Zwart door een ander
herdacht', heb ik al verbijsterd horen uitroepen. Welnu, hier
komt het verhaal van dr. Kooiman zelf:
„Voordat ik me. ongeveer anderhalf jaar geleden, intens ging
bezighouden met de figuur van Jan Zwart, had ik nooit één van
zijn werken gespeeld. Ik behoor niet tot de vele Nederlandse
organisten die door Jan Zwart voor het instrument zijn gewon
nen, gezien mijn leeftijd trouwens ook een uitermate onwaar
schijnlijke zaak. Hoe ik er dan toch toe kwam me bezig te houden
met deze pionier en hoe ik steeds meer door hem geboeid werd,
daarvan wil ik hier graag verantwoording doen.
Een eerste aanleiding was de research die ik verrtehtte in het
kader van de voorbereidingen voor de serie donderdagavond
orgelconcerten voor de NCRV-radio. uitgezonden in het seizoen
1976/1977 onder de titel „Orgelromantiek. bekend en onbekend".
Hoewel hierbij de nadruk duidelijk lag op de niet-Nederlandse
muziek (aan de Nederlandse muziek uit de 19e eeuw was door de
NCRV in een vrij recent verleden al uitvoerig aandacht geschon
ken). kwam ik onvermijdelijk in aanraking met de Duitse en
Franse invloeden op de Nederlandse ontwikkelingen. Het is in
dit raam dat ik me ging bezighouden met Jan Zwart, de man en
zijn oeuvre Enerzijds waren daar zijn composities, voor een deel
duidelijk gedateerd, voor een ander deel geplaatst in het kader
van zowel binnen- als buitenlandse tijdgenoten, bepaald nog niet
verbleekt en een zorgvuldige interpretatie waard. Anderzijds was
daar de onvermoeibare concertorganist, wiens programma's van
een vaak verbluffende veelzijdigheid waren en die het ln zijn tijd
moderne bepaald niet schuwde. Zeer geboeid raakte ik ook door
de originele publicist die Jan Zwart was, actief strijdend voor het
in zijn Ujd weinig geachte historische orgelbezit. Veel van zijn
'uitladingen over registratie en interpretatie van de orgelmuziek
uit dè 16e en 17e eeuw getuigen van een vaak verrassend inzicht
in het wezen en de betekenis van het historische orgel.
Ook was Jan Zwart een van de zeer weinigen die een helder
inzicht had in de waarde van de eigen Nederlandse orgelmuziek;
ik denk dan vooral aan zijn vaak hartstochtelijke pleidooien voor
de werken van Sweellnck, Van Noordt en Speuy, maar evenzeer
aan zijn grote belangstelling voor diverse 18e- en 19e-eeuwse
Nederlandse orgelcomponisten. Ook voor de werken van zijn
tijdgenoten en collega's had hij grote aandacht Regelmatig
speelde hij op zijn concerten werken van mannen als Cornells de
Wolf, Hoof. Oranje. Kee en vele anderen. Nu het in 1977 100 Jaar
Het orgel in de (voormalige) hersteld lutherse kerk aan de Kloveniers
burgwal te Amsterdam.*
Het instrument bevindt zich nu in de Eusebiuskerk te Arnhem.
geleden is dat Jan Zwart werd geboren, lijkt het me dan een
eerbetoon, en tevens een poging tot plaatsbepaling, afkomstig
van bulten de kring van hen die zich tot nu toe met zijn erfenis
bezig hielden en houden, alleszins gerechtvaardigd is."
Zo prédt Ewald Kooiman niet, maar zo schrijft hij, en wel op
de eerste van de vijftien pagina's, die het bij de plaat
ingesloten boekje telt. De hoofdmoot van dit boekje wordt
gevormd door een uitvoerig stuk van professor dr F. C. Stam,
die als neuropatholoog verbonden is aan de Vrije Universiteit
te Amsterdam (dezelfde universiteit, die dr Kooiman in huis
heeft als docent in de Franse letteren en als organist van aula
en ziekenhuiskapel). Professor Stam is in zijn vrije uren een
toegewijd organist en een verwoed orgelbouwer, hij vervangt
in de Amsterdamse Westerkerk Simon C. Jansen bij diens
afwezigheid en leverde Ewald Kooiman een drie-klaviersor
gel voor huiselijk gebruik.
Ik ben erg ingenomen met het opstel van professor Stam.
Maar al te vaak is Jan Zwart opgehemeld of verguisd, maar
de heer Stam doet geen van beide, overigens zonder te kiezen
voor een laf middenpad, bezaaid met enerzijds en anderzijds.
De auteur geeft een helder beeld van de Rotterdamse orgel
wereld, waarin Jan Zwart zijn leerlingentijd doorbracht en
hij zet ook duidelijk het Amsterdamse orgelleven.voor ons
neer, waaraan Jan Zwart als twintig-jarige ging deelnemen
bij zijn benoeming in 1898 tot organist van de hersteld
lutherse kerk aan de Kloveniersburgwal. Juist door Jan
Zwart geen wazige achtergrond te geven (wat zijn vereerders
vaak doen: Jan Zwart schittert en de rest verbleekt bij hem
totaal) verleent dr Stam hem reliëf: Jan Zwart schiet niet als
een komeet omhoog, Je ziet hem opbloeien en temidden van
zijn collega's zijn uitzonderlijke plek gaan innemen.
De beginperiode was moeilijk, Jan Zwart werd bestookt door
medestanders van zijn voorganger J. A. Gullen, die ontslagen'
was en zijn misnoegen daarover uitte in een brochure,
getiteld „Mijne Verbanning". Pas in 1907 hield het gekuip op
een toen kon Jan Zwart ongemoeid gaan werken aan zijn
ideaal: het regelmatig geven van orgelbespelingen. Op zich
zelf was een orgelconcert niet ongewoon in Amsterdam, je
had er zelfs waar een orthodox christenmens beslist niet naar
toe ging, namelijk die van De Pauw op het orgel van het
Paleis voor Volksvlijt, want die omgeving was „werelds".
Maar Jan Zwart maakte er een begrip van en zijn weldra
wekelijkse orgelbespelingen wérden een begrip. De toeloop
was ernorra.
Dit alles en nog veel meer valt te halen uit het hechtdoortim-
merde verhaal van professor Stam die, zo komt me vdor, wél
tot de Jan Zwart-gemeente behoort maar dan in, wat ze
tegenwoordig noemen, een kritisch-solidaire opstelling. Dit
leid ik af uit de berispingen welke hij af en toe uitdeelt aan
navolgers van Zwart. Als hij het ijveren van Jan Zwart voor
een getrouwe weergave van oude orgelmuziek roemt, voegt
de heer Stam hier enigszins vinnig aan toe, dat het Swee-
linck-concours in het 700-jarig Amsterdam meer in de lijn
van Jan Zwart lag „dan menig concert van zijn adepten".
Het boekje biedt vervolgens een beschrijving en de dispositie
van het door Ewald Kooiman bespeelde Kamper orgel, plus
de bij de uitvoering van de opgenomen werken gebruikte
registraties (bij vorige platen van „Kerk 4c Muziek, Kampen"
kreeg je die er ook bij en dat is voorbeeldig). Tenslotte vertelt
Ewald Kooiman tereake doende en soms treffende bijzonder
heden van de werken die hij op de herdenkingsplaat speelt.
Dit zijn: Fantasie over het Lutherlied, bewerking van „Blijf
bij mij, Heer", ecbovoorspel voor de Morgenzang en het
canonisch voorspel „O hoofd vol bloed en wonden", alle van
Jan Zwart; Praeludium in d van E. Mobach („een onbezorgd
klankstuk, geheel in de ban van Liszt's Preludium en fuga
over BACH"), Variaties en fugato over „Wat God doet, dat is
welgedaan" van Guilmant (een hier nog niet eerder uitge
voerd werk, door dr Kooiman in Parijs opgediept; opmerke
lijk is de derde variatie, geschreven naar aanleiding van het
overlijden van de vrouw van de componist) en twee knappe
koraalbewerkingen van de Rotterdammer Litzau, van wie
Jan Zwart ook wel werk speelde.
Over het orgelspel van Ewald Koolman heb ik me al meer
dan eens lovend uitgelaten; in een van mijn betere momen
ten schreef ik het een onbevangen opgetogenheid toe, en je
moet maar eens horen hoe hij met Mobach uit de voeten kan.
Ja maar, hoe speelt hij Jan Zwart? Ik zou zeggen: met
kennelijk plezier en niet belast met welk vooroordeel ook. Hij
vindt het goeie muziek en hij speelt het goed, punt, uit. Zelf
hoorde ik het meest op van de manier waarop hij „Blijf bij
mij, Heer" speelde: zonder een zweem van zoete stichtelijk
heid, maar wel helemaal vanuit de geest van deze bewerking
die, naar Kooiman's oordeel, de sfeer van het lied vaak zo
raak treft
ADVERTENTIE
HANDBIJBEL
METOPZOEKFLAP
Nederland*
Bijbelgenootschap
Postbus 6». Haarlem.
TM 023-259501
door dr C. Rijnsdorp
Omstreeks 1015 had ik de Ethica
van Spinoza gekocht, vertaald en
Ingeleid door Ntco van 8uchte.
lea Onze kleine kantoorruimte
moesten «e delen met een pas
voor zichzelf begonnen commis
sionair ln effecten. Deze kleine
man rookte de hele dag dure siga
ren en schold onafgebroken op
zijn Joodse bediende, even In de
twintig zoals Ik, en Van Praag
geheten. Van Praag was een arme
orthodoxe jood, die een bolhoed
droeg met een putje erin van ou
derdom. Zodra Je hoed zo n putje
vertoonde, was Je aan een nieuwe
toe. maar de Van Praaga konden
zich dat niet veroorloven WIJ
deelden samen het achterver
trek. waar hij op gezette tijden
zijn gebeden verrichtte, gedekt
door ae bolhoed met het putje. Ik
toonde hem mijn nieuwe aan-
winst Voor mij was de Ethica
vrijwel onleeabaar (en Is dat ge
bleven). maar de Jonge Van
Praag, met net zulke donkere,
droefgeestige en diepe ogen als
de grote wijsgeer zelf, laa geïnte
resseerd en begreep alle*.
Aan deze eerste ontmoeting met
het Joodse genie (afgezien van Da
Costa) moest Ik terugdenken bij
de lectuur van Elle Wlesel, Bij
bels eerbetoon, portretten en le
genden (ultg. Oool en Sticht bv„
Hilversum, 183 blz.. 19 50) Wle
sel doceert het vak Judaïsme aan
de stadsunlversltett van New
Vork en-heeft als geleerde ver
scheidene eerbewijzen verwor
ven. HIJ schrijft over Adam, Kaïn
en Abel. het offer van Izakk. over
Jakob te Pnlêl, over Jozef, Mozes
en Job. Centrum vormt de bijbel
tekst, maar deze Is sterk over-
woekerd door het commentaar
van aloude Joodse rabbijnen, de
MldrasJ (onderzoek of uitleg
ging). Hier geen sprake van een
theologisch systeem, maar van
uitspraken, gesprekken, verhalen
(en verhaaltjes), vaak moralise
rend en allegorlserend. „De Ml
drasJ verhoudt zich tot de Bijbel
als de verbeelding tot de ware
kennis" zegt de auteur op bL 43.
Alziende van de meeste onder
streepte passages, moet ik mij
beperken tot die welke voorko
men op de bladzijden waarin lk
een vouwtje heb gelegd. Gemaks
halve laat lk aanhallngstekend
achterwege. Hier volgens dus de
naar mijn mening belangrijkste
citaten.
Erfzonde
De gedachte aan de erfzonde
komt niet in het Joodse denken
voor (29). Spreuk van de Zohar:
Op de zesde dag toen God de
mens schiep, heeft hij hem ge
zegd: Tot nu toe heb ik gewerkt,
nu Is het Jouw beurt (33). Wij
hebben onze tranen in de loop
der eeuwen voortdurend gestort,
voldoende om oceanen bulten
hun oevers te laten treden, vol
doende om de hemelen onder wa
ter te doen lopen. Er is een grens,
Heer, er moet wel een grens zijn!
(108). Het belang van een tekst
kan men aflezen uit wat er ver
zwegen wordt (126). Men wordt
niet als Rechtvaardige geboren;
men wordt 't. En als men een
Rechtvaardige ls geworden, moet
men zijn best doen om het te
blijven (131). Mozes vervulde
twee even moeilijke rollen: hij
was de vertegenwoordiger van
God bij Israël, en van Israël bij
God (155). Ware Israël niet zo
afgedwaald dan zou het een volk
van onsterflijken zijn gebleven;
nu ls het alleen nog maar een
onsterflijk volk (162). Het mense
lijk kwaad onderbrengen in het
kosmische kwaad (zoals de
boeddhistische opvatting doet)
lost het probleem niet op, maar
verergert het integendeel (170).
Het is beter om met God zelf te
doen te hebben dan met zijn
commentatoren (174).
Drie dingen
Drie dingen zijn mij opgevallen.
Ten eerste het onsystematische,
de voorkeur voor het tweege
sprek, de anecdote en de legende
in de MldrasJ. In de tweede plaats
het ontbreken van het heldhafti
ge. De aartsvaders, Jozef, Mozes
en Job blijven vóór alles mensen
en erg menselijk. Heldenverering
ls er niet bij. Zelfs de worsteling
van Jakob met de engel (geliefd
motief in beeldende kunst en
poëtische bespiegeling) mist het
verhevene, waar wij zo gevoelig
voor zijn. „Van de drie aartsva
ders ls inderdaad Jakob degene
die het minst boelend ls" (88). En
dan ten derde: de totaalindruk
die men behoudt ls die van een
besloten denk- en gevoelswereld.
De verspreiding onder de volken,
het uitblijven van de Messias, het
leven ln gesloten Joodse gemeen
schappen, dit alles heeft aan het
joodse bijbelcommentaar een ka
rakter van afgeslotenheid meege
deeld. Na de verwoesting van de
tempel ln 70 n. Chr. ls voor de
synagogen de band met het moe
derlichaam doorgesneden. Op de
bekeerde Paulus viel de reuzen
taak het Oude Testament in mes-
siaans perspectief te zien. Er heb
ben in deze gegrepene Intellec
tuele stormen gewoed waarvan
wij geen flauw idee hebben. Maar
hij zag licht; het Oude Testament
verkreeg van hem perspectief,
terwijl de Jood, zoals Paulus het
zei, een deksel (bedekking) op
zijn hart behield. HIJ heeft het
ook ergens over oudwljfse fabe
len en daarmee is het joodse den
ken op zijn smalst bedoeld. Maar
omgekeerd: als wij christenen
niet leren ook het Nieuwe Testa
ment met Joodse ogen en oren te
lezen, blijven wij steken in een
typisch westerse theologiseren,
dat aan bepaalde fundamentele
trekken in de openbaring Gods
voorbijziet.
Va
Dl
be
He
BOODSCHAP
En Hij gaf hen daarbij
de boodschap mee
dat ze op weg
niets zouden meenemen
dan alleen een staf.
(Markus 6,7-13)
Er volgt nog meer na deze
„boodschap". Geen voedsel, geen
geld, wél sandalen, geen twee
hemden. Een uiterst sobere
uitrusting: een staf en sandalen H«
allernodlgste. Vanzelfsprekend dat
veel reizende predikers in latere
tijden, vooral ln de Middeleeuwen,
zich op deze boodschap van de Heei
beriepen. Het merkwaardige van
deze uitzendingen van Jezus is. dat
wij er in feite zo weinig van afweten
De verslagen ervan beslaan vaak
niet veel meer dan een enkele
simpele mededeling, zoals ook in di
verhaal. We zouden die discipelen
wel eens bezig hebben willen zien. D
verhalen in Handelingen staan
hierbuiten. Dan is alles weer anders
Deze reizen omspelen de
verschijning van de Heer op aarde.
Daarom zal deze „boodschap" daar
ook mee te maken hebben. Het ligt
in de lijn van: de discipel is niet me«
dan zijn Heer. Ze dragen in hun
verschijning iets van zijn gestalte
uit. Ze mogen meedoen met Hem. E
tegelijkertijd. Hij hier en zij daar.
Dat wil niet tekort doen aan de
unieke betekenis van Jezus'
optreden. Hij gaat hoe langer hoe
meer zijn weg alleen, maar het wil
wel zeggen dat Hij onder ons wil zijn
en ons bij zijn zending betrekt. Elke
tijd zal naar de vorm van die
betrokkenheid moeten zoeken. De
vorm waarin geeft ons wel stof tot
nadenken. Het allernodigste. Geen
pracht en praal. Eenvoud en
directheid, daar schijnt het op aan ti
komen.
ADVERTENTIES
m
boekennieuws
Dr.G.L. Goedhart
HET GESPREK BESPROKEN
6edruk, 88 blz., /9.90
Praktische handreiking voor ouderlingen.
Dit boekje is een geweldige stimulans voor
nieuwe ouderlingen, maar ook voor hen
die al langer lid zijn van een kerkeraad.
Dr. J. Hendriks
OVERAL WAAR MENSEN ZIJN
2e druk, 116blz.,/11,25
De diakonale gemeente.
Het aksent verschuift van de diaken naar
de diakonale gemeente. Een belangrijk
boek voor kerkeraden, gespreksgroepen
enz.
Mr. H. Schelhaas
EEN EN AL OOR
64blz., Z8.25
Waf doen we met de k/ndemevendienst?
Uitgangspunten en praktische tips voor
leidersisters) van kindernevendiensten.
voor dominees, kerkeraden enz. Een erg
handig boekje.
Mr. H. Schelhaas
DE KERK WINKEL van
SUPERMARKT voor velen?
84 blz.,/11.50
Gedachten over een kerk, die boeit, werft
en herkenbaar is.
Een aantal kritische gedachten om het
gesprek op gang te helpen, geschreven
vanuit bewogenheid en liefde voor de
kerk.
Verkrijgbaar in de boekhandel
KOK KAMPEN
Hervormd
Nederland
Verder deze week in HN:
Helmut Gollwitzer: We sterven al voordi
oorlog begint
Bewapening: Stemerdink wist van de
neutronenbom
Socialisme in de DDR: kan het anders'
Speurtocht naar wortels van de slaverrv
Vechten tegen machthebbers overal hel
zelfde.
Ik neem vrijblijvend proefabonne
ment: 2 maanden H.N. voor 5.-
Plaats:
Tel. nr.:
Ab. prijs 31.- per halfjaar.
Zonder postzegel verzenden aan Ant
woordnummer 1776 Den Haag
Bellen kan ook: 070-512111
HN la ook In de losse verkoop
verkrijgbaar.
AMSTERDAM:
Postbus 859
Wibautstraat 131
Tol. 020-913456
Telex 13006
ROTTERDAM/DORDRECHT:
Postbus 948
Westblaak 9. Rotterdam
Tel. 010-115588
OEN HAAG/LEIDEN:
Postbus 101
Parkstraat 22. Den Haag
Tel. 070-469445
ZWOLLE/GRONINGEN:
Postbus 3
Melkmarkt 56. Zwolle
Tel. 05200-17030