Opkomen voor de kleine man
:E
Ook op Texel gaat de vogelstand achteruit
Toch windmolens
voor Engeland?
Welzijnswerker Piet Willems: Je mag de mensen hun problemen niet afnemen
Wijkbewoners zijn de baas
van het buurtcentrum
Dt
Maar niet zo
snel als elders
Wetenschap en techniek
Zon geconcentreerd
ITERDAG 20 AUGUSTUS 1977
BINNENLAND
Trouw/Kwartet
11
led
Ziel
ger)
I
door
Cisca Dresselhuys
DEN BOSCH „Daar
moet je Piet Willems
voor hebben", kreeg ik
vlak na elkaar te horen
van twee verschillende
mensen. Ik had hun ge
vraagd of zij misschien
konden bemiddelen bij
het leggen van een paar
contacten, die ik nodig
had voor het schrijven
van twee artikelen. Ik
zocht een paar analfabe
ten, die over hun leven
wilden praten en een
werkloze, die door zijn
werkloosheid zo van slag
was geraakt, dat hij psy
chisch behandeld moest
worden.
„Piet Willems heeft acties en
activiteiten voor allerlei men
sen, die op de een of andere
manier in de knoei zitten",
vertelden ze er nog bij. „Als
er in Den Bosch een actie
groep bezig is, of dat nu is
voor een nieuwe kinderspeel
plaats of woningverbetering,
je kunt er zeker van zijn dat
Piet Willems voorop loopt".
„Ja, ik weet het, ze vinden me
een actievoerder en mis
schien wel een oproerkraaier.
Ik ben inderdaad vaak be
trokken bij acties en demon
straties en dat terwijl ik ie
mand ben, die verreweg het
liefst rustig en in vrede zou
leven, zonder ruzie en in har
monie met zoveel mogelijk
mensen. Maar ik ben er in
mijn leven achtergekomen,
dat je conflicten nloet aan
durven, wanneer je verande
ringen door wilt voeren of op
komt voor mensen, die het
beroerd hebben. Wat dat be
treft moet je eelt óp je ziel
krijgen, want zonder ruzies
en moeilijkheden schijn Je de
dingen nu eenmaal niet te
kunnen veranderen", vertelt
Piet Willems zelf in een sober
gemeubileerd achterkamer
tje van het wijkcentrum
oost, een gewone woningwet-
woning-in-een rijtje ln een ar
beiderswijk van Den Bosch.
Ook dit wijkcentrum, waar
een grote hoeveelheid van ac
tiviteiten plaatsvindt, van
lessen voor analfabeten tot
muziekclubs voor werklozen
en arbeidsongeschikten, is
het directe gevolg van een
conflict, dat Piet Willems een
paar jaar geleden had met de
maatschappelijke instelling,
waar hij toen al acht jaar
werkte. Eigenlijk lag hij in de
clinch met de hele gevestigde
welzijnszorg. Hij vond name
lijk dat er in deze sector veel
te veel aandacht werd ge
schonken aan de maatschap
pelijke werkers en hun kijk
op de oplossing van allerlei
menselijke problemen zon
der dat de mensen, voor wie
die oplossingen nodig zouden
zijn, daar zelf ook maar iets
in te zeggen hadden. Er werd
en wordt volgens Piet
Willems maar over hen en
zonder hen beslist.
„Je ziet een soort sociaal-cul
turele invasie van deskundi
gen in de arbeiderswijken,
die daar eens even iets op
poten zullen zetten om die
arme donders te helpen.
Maar dat loopt maar al te
vaak verkeerd af en dan zie je
volledig teleurgestelde wel-
zijns werkers elkaar aankij
ken in een lege zaal, waar
niemand is komen opdagen.
Veel activiteiten van het
maatschappelijk en welzijns
werk worden niet aanvaard
door de mensen, voor wie ze
bedoeld zijn. En waarom zou-
Piet Willems met de op de achtergrond het muziekdubje van WAO-ers in buurtcentrum Den Bosch-oost
den ze ook? Ze hebben er
immers zelf niet om gevraagd
en de activiteit heeft vaak
weinig of niets te maken met
hun problemen of wensen."
„Ik zie het hier ln m'n eigen
omgeving: een fraai wijkcen
trum met moderne plastic*
stoelen. Er zijn daar sterre-
kundige kringen en fenaeolo-
gische kringen en er wordt
gebridged en geschaakt.
Geen hond hier uit de wijk
stapt daar zomaar binnen,
tenminste geen arbeider of
werkloze.
Wat moet zo'n man in overall
daar doen in die smetteloze
stoelen? Hij schaakt en brid
get niet en sterrenkunde is
ook z'n hobby niet. Hij wil
kaarten met een pilsje erbij,
wat praten en een leuk mu
ziekje horen. Niks geen brid
gen en schaken."
Conflict
Toen Piet Willems, die in de
staf zat bij een plaatselijke
welzijnslnstelling, er steeds
meer achter kwam, dat hij
met de mensen wilde om
gaan, lnplaats van vergade
ren, begeleiden en organise
ren, rees er een huizenhoog
conflict tussen hem en de lei
ding. Vooral het feit, dat hij
de mensen zelf het beheer
over dingen als wijkcentra en
buurtwerk wilde geven, werd
hem beslist niet ln dank afge
nomen. Ontslag was van dit
alles in 1973 het gevolg. Acht
maanden heeft Piet Willems
toen in de WW en de WWV
gelopen. In die tijd kon hij
zijn plannen voor een buurt
centrum naar zijn ideeën uit
werken. Na anderhalf Jaar
kwam dit centrum er ten slot
te, opgezet door Piet Willems,
een arbeidsongeschikte man
en een paar andere wijkbe
woners.
De gemeente Den Bosch
volgens Plet Willems in die
dagen nog een regentencolle
ge van de bovenste plank
voelde niets voor deze „revo
lutionaire" vorm van wel
zijnswerk, waar de cliënten
en niet de maatschappelijk
werkers het voor het zeggen
hadden. Geen cent kwam er
dus voor het centrum. Van
daar dat het buurtcentrum
oost twee jaar lang voor hon
derd procent gesubsidieerd is
door CRM, waar men klaar
blijkelijk wel inzag, dat het
hier om een waardevolle zaak
ging. Pas met ingang van dit
jaar valt het buurtcentrum
onder de normale financiële
regelingen: vijftig procent
subsidie van de gemeente en
vijftig procent van CRM.
Buitenbeentje
Dat Plet Willems als een bui
tenbeentje beschouwd wordt
in de welzijnswereld, ligt voor,
de hand. Dat hij inderdaad
een buitenbeentje ls, zal wel
voor een deel te verklaren
zijn uit zijn afkomst en de
manier waarop hij in het
maatschappelijk werk te
recht gekomen is.
Piet is een boerenzoon van
een klein zandboertje uit de
Brabantse Kempen. Met ze
ven kinderen woonden ze
thuis. Eén zoon kon de boer
derij overnemen, de rest van
de kinderen moest maar er
gens anders een heenkomen
zoeken. Na de oorlog met
alleen lagere school ging
Piet in de sloop. Hij deed dit
een tijdje, maar moest toen
naar Indië als dienstplichtig
militair, waar hij de afwikke
ling van ons koloniale verle
den en de soevereiniteits
overdracht meemaakte. Weer
terug in Nederland kwam bij
bij Philips, waar hij als onge
schoold arbeider ln de glas-
smelterij kwam.
Ideespeld
„Ik had daar op den duur
misschien wel wat kunnen
bereiken. Ik had wel goeie
ideeën voor het werk, ik heb
tenminste nog eens de zilve
ren ideespeld van de directie
gehad. Ik zat in die tijd in de
avonduren al ln het Jeugd
werk en ln het vakbondswerk
(de KAB Katholieke Ar
beidersbeweging). Ik heb in
die tijd in Veldhoven nog
voor de KVP in de gemeente
raad gezeten; dat zou ik nu
nooit en te nimmer meer
doen. Ik heb later nog bij V.
en D. en een woninginrichter
gewerkt, maar overal ging
het moeilijk, wanneer je je
als vakbondsman inzette
voor verbeteringen in het
werk. Dan zagen ze Je liever
gaan als komen.
In die tijd heb ik de avond
mulo gehaald. Ik was toen al
een eindje in de dertig en had
een gezin met kinderen. Toen
ik 36 was ben ik nog naar de
sociale academie in Breda ge
gaan. Van de ene op de ande
re dag was ik toen van gor
dijnstofverkoper opeens
maatschappelijk werker,
want ik moest direct stage
gaan lopen toen ik studeerde.
Het was een heel onzekere
tijd, die ik toen heb meege
maakt. Ik kwam in een totaal
andere wereld, waarin ik me
maar heel moeilijk kon thuis-
voelen. Ik bleef gesloten, had
weinig contact met medestu
denten. Achteraf bekeken
heb ik geloof ik niet erg veel
geleerd op die sociale acade
mie. Het sprak me niet aan,
ik twijfelde alweer of ik wel
de goeie richting gekozen
had. Later is dat veel beter
gegaan, toen ik eenmaal in de
praktijk zat, toen ik weer in
de wijk bij de mensen kwam.
Ik ben duidelijk iemand, die
alleen kan functioneren wan
neer hij dagelijks in aanra
king komt met mensen met
wie hij echt contact heeft. Als
ik dat niet heb, kan ik niet
werken," vertelt Piet
Willems.
De mensen zelf
Op die manier komen ook
zijn werkzaamheden tot
stand. „Ik organiseer hier
niks, omdat ik het leuk vind.
Ik ga af op directe vragen of
signalen van de mensen hier
uit de wijk. Neem nou die
WAO-ers, die hier samen mu
ziek maken. Dat heb ik niet
zo geregeld, dat hebben die
mensen zelf gedaan. Ik kom
ze tegen op straat, praat met
ze, je hoort wat voor proble
men ze hebben. Daar praat je
dan samen over en dan zeg
je: laten we eens bij elkaar
komen, dan kunnen we zien
of er iets is, wat Jullie graag
samen zouden willen doen.
Nou, dat gebeurt en dan rol
len er verschillende dingen
uit. Ten eerste komen die
mensen eruit, die echt profes
sionele hulp nodig hebben,
pie help je verder naar een
persoon of instantie, die hun
die hulp geeft. Dan komt er
een groep naar voren, die al
lerlei activiteiten wil om de
enorme hoop vrije tijd zinvol
te vullen. Daar is die muziek-
club uit voort gekomen, en
ook een foto-filmclub, een te-
ken-schildergroep, maar ook
een paar groepen die meer de
vormingskant op willen met
politieke discussieavonden
en zo.
Vrijwilligers
Als laatste groep hou je dan
de mensen over, die wel iets
willen, maar meer los-vast in
de gezelligheidssfeer. Die
gaan met elkaar fietsen of zo.
Zo heb je-dan tamelijk snel
een hele serie nieuwe activi
teiten, die door de mensen
zelf gevraagd en opgezet zijn.
We werken vrijwel alleen
maar met vrijwilligers omdat
wij zoveel dingen organiseren
die nergens onder vallen.
Geld is er dus zelden voor
allerlei nieuwe, zeer nuttige
zaken, zoals die cursus voor
analfabeten. Iedereen voelt
natuurlijk wel hoe nodig
zoiets is, maar reken maar
niet dat je er ergens financië
le steun voor kunt krijgen.
Een vrijwilliger, een leraar
van een pedagogische acade
mie doet dat werk in de
avonduren. Hij krijgt er niks
voor, wat toch eigenlijk niet
klopt, maar ja."
En hoewel Piet Willems vaak
genoeg voelt, dat het werk
waarmee hij bezig ls, zinvol
is. bekruipt hem toch ook wel
eens het gevoel „wat bereik
ik hier nu allemaal mee?" Als
je al die ellende en machte
loosheid, die hier in zo'n wijk
met veel werklozen en ar
beidsongeschikte mensen, op
Je af komen, ziet, voel je je
soms wel ontmoedigd. Het
lijkt of je bezig bent met
vechten tegen de bierkaai.
Vroeger kon ik daar echt op
afknappen, dat ik tijden
thuis moest blijven om weer
wat op streek te komen. Dat
heb ik nu niet meer. Ik kan
soms wel erg moe zijn, maar
niet meer zo depressief, dat
ik het helemaal niet meer zie
zitten met dit werk. Je moet
er geen enorme resultaten
van verwachten, je moet kun
nen relativeren en dan maar
stug doorgaan.
Bejaarden in de
knel
Nu hebben we hier weer
zoiets: een groep mensen,
meest keurige bejaarden, die
hun hele leven altijd alles op
tijd betaald hebben en bij
niemand in de schuld staan,
die nu door hun hulsbaas be
dreigd worden met uit het
huls gezet te worden omdat
ze een plotselinge enorme
huurverhoging niet kunnen
betalen. Op hun oude dag
moeten ze nu voor de recht
bank verschijnen. Onder
schat niet wat dat ls voor
zulke mensen. Die zijn niet
opgegroeid in een tijd met
verzet en acties tegen wat zij
als autoriteiten beschouwen.
Een van die mensen ligt al
met een maagzweer ln het
ziekenhuis. Die mensen kun
je helpen door bij ze te zijn,
wanneer ze naar de recht
bank moeten, door ze te steu
nen waar je kunt en hen voor
al niet alleen te laten wan
neer het er op aan komt.
Daar kun Je misschien
iets bereiken. Maar je moet
op Je qui-vive blijven, want
soms dreigt het welzijnswerk
misbruikt te worden als een
soort fopspeen voor de men
sen. We moeten ervoor op
passen soms niet als een zoet
houdertje te fungeren: dat de
mensen denken dat het alle
maal wel goed komt, omdat
wij er zijn, terwijl wij in we
zen ook niets kunnen doen.
Dan moet Je de mensen liever
eerlijk vertellen hoe de situa
tie ls, zonder ze valse hoop te
geven. Wanneer je ze in zo'n
situatie rustig houdt, laat je
je manipuleren en dien Je al
leen de machthebbers"
Een ander heel belangrijk
punt voor het maatschappe
lijk en welzijnswerk vindt
Piet Willems, dat je de men
sen hun moeilijkheden laat
houden. Dat klinkt nogal
vreemd voor een maatschap
pelijk werker. „De bedoel er
mee, dat wij de mensen hun
problemen niet mogen afpak
ken om ze voor hen op te
lossen. Er kan alleen iets ver
anderen en dan vaak nog
heel moeizaam als de men
sen het zelf doen, hun eigen
oplossing zijn. Als je nu eens
hier ln de wijk kijkt, dan zie
je mensen, die nergens iets te
zeggen hebben: niet op hun
werk, niet in hun woonomge
ving, niet over him huurhui
zen, nergens. En dan zouden
ze ook nog niets over hun
eigen problemen te zeggen
hebben; die zouden hen door
de welzijnswerkers ook nog
afgepakt worden. Mensen
moeten him problemen hou
den, die horen bij de mensen.
Ze moeten alleen geholpen
worden bij de oplossing of de
verwerking van die proble
men, niets meer, maar ook
niets minder. Van origine wil
len mensen zichzelf redden.
En wanneer ze dat niet kun
nen, voelen ze zich ongeluk
kig. Daarom moeten wij ze
helpen om'zichzelf te helpen.
Maar van hun problemen
moeten we afblijven."
door Hans Schmit
Hoewel Texel in vergelijking met het
westelijk deel van Nederland nog steeds
een grote vogelrijkdom kent, treedt ook
op het grootste Waddeneiland een sterke
nivellering op. De algemene vogelsoorten
worden algemener; de zeldzame vogel
soorten zeldzamer.
De vogels op Texel hebben de laatste eeuw een
negatieve ontwikkeling doorgemaakt. Futen,
reigers, veel soorten eenden, hoenders, roofvo
gels (vrijwel geheel verdwenen), wadvogels, ple
vieren, sterns, lepelaars en een aantal zangvo
gels zijn in aantal verminderd, terwijl cultuurvo
gels als wilde eenden, duiven, meeuwen en kraai
en net als elders in Nederland een enorme vlucht
nebben genomen. Ook het aantal bos- en park
vogels is op Texel toegenomen.
Ondanks het feit dat een aantal kwetsbare vo
gelsoorten op Texel een achteruitgang vertoont,
voltrekt deze negatieve ontwikkeling zich toch
niet zo snel als in sommige andere delen van het
land. Ook is een aantal van de kwetsbare en
zeldzame kust-, duin- en weidevogels gelijk ge
bleven of slechts weinig in aantal teruggelopen.
Die ontwikkeling is vooral te danken aan het
grote aantal natuurreservaten op het 'Gouden
Boltje', zoals de Texelaars hun eiland noemen,
die meer dan éénderde van de oppervlakte van
het eiland beslaan. De natuurreservaten herber
gen van bijna alle broedvogels op Texel meer
Saren dan op grond van de gemiddelde dicht-
eld voor het eiland verwacht zou mogen
worden.
Deze gegevens over de vogels op Texel zijn
afkomstig uit het onlangs verschenen boek
Texel, vogeleiland' van de Texelse vogelkenners
Adriaan J. en Lleuwe J. DlJksen. De basis van dit
boek wordt gevormd door het ln 1967 verschenen
'De vogels van Texel', van de hand van de belde
broers DlJksen en Chr. van Orden. Het boek ls
echter aangevuld met vele nieuwe gegevens, die
sindsdien zijn verzameld. Het boek geeft een
overzicht van alle soorten vogels die ooit op
Texel zijn waargenomen, waarbij van elke soort
zoveel mogelijk waarnemingen en ringgegevens
worden vermeld. Een van de oudere bronnen
hierbij ls het reisverhaal van de Duitse ornitho
loog Leege, die ln 1906 een reis langs alle Neder
landse Waddeneilanden maakte.
Voor wie Texel en de vogels nog moet leren
kennen, is Texel, vogeleiland' geen handzame
handleiding: het is een boek voor wie al kenner
is. Een handleiding voor een kennismaking met
het vogeleiland Texel is daarentegen wel het
gelijktijdig verschenen Texel, uniek vogelpara
dijs ln de Waddenzee' van de hand van Jan P.
Strijbos, de vogelkenner die bet eiland al zeven
tig Jaar bezoekt. Strijbos neemt de lezer mee op
een tocht langs alle terreinen en reservaten van
Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en Vogel
bescherming en besteedt naast de vogels ook
nog aandacht aan de andere' dieren op het el-
land. Ook haalt Strijbos vele anekdotes aan. HIJ
ia, evenals de broers DlJksen, met zorg vervuld
over de vele veranderingen op het eiland, zoals
ontstaan door de ruilverkavelingen en de toene
mende recreatiedruk op het eiland. Met wee
moed herinnert hij zich de Jaren voor de laatste
wereldoorlog, toen hij dagen lang z'n fiets onbe
heerd op het eiland kon laten staan zonder dat
deze verdween.
Wat optimistischer
Toch is het beeld dat Strijbos van de vogels op
Texel schildert, doorgaans wat optimistischer
dan de bevindingen van de broers DlJksen. Dat
komt omdat Strijbos zich baseert op het uit 1967
daterende boek van de beide Texelse vogelken
ners, dat nu echter opnieuw ls verschenen met
vele aanvullende gegevens. En die gegevens ont
breken In het boek van Jan P. 8trljbos, waarin
de tekst echter meer de pretentie heeft de na
tuurliefhebber wegwijs óp en enthousiast óver
Texel te maken (getuige ook de kwaliteit van en
de ruimte voor de illustraties) dan een door
wrochte bijdrage tot de kennis van de vogels op
Texel te leveren, zoals het handboek van de
gebroeders DlJksen.
t. J. Dijkten. M paf., feil).
rmm dt KonlnkJdljke NefcriMds*
T»mI, v if «letland. A. J.
Uitgw ti. tf la de Bibliotheek
Natu urblitori Mhe Verenlflaf.
Materna Verealfinf. Uitgave:
itiM.
la 4» Waddea.ee. Jaa f. Strijbo.
Vete Werner Layer ea Jaa f. Stlljbea. I» pag Uitgave: Bet
Spactre», UPacht/AntwerpenIMJl: ».M
door Rob Foppema
Sir Martin Ryle slaat terug. Vorige week lieten wij de
vermaarde sterrenkundige in kommervolle toestand
achter nadat met zijn ideeën over windenergie de
kolommen van het tijdschrift Natura waren aange
dweild. Wat Sir Martin losweg aangeduid had als de
„kustgebieden" waar de windmolens zouden moeten
verrijzen, bleek volgens briefschrijver C. F. Clement
maar liefst éénvijfde van Qroot-Brittanniës grondge
bied te omvatten. Intussen heeft Ryle geantwoord.
Zijn reactie: Inderdaad meneer. Maar zegt maar hoe
het anders moet.
De invloed van wlndgenerato-
ren op andere vormen van
grondgebruik (zoals landbouw)
ls minimaal, betoogt Ryle. De
aanblik van het landschap zal
inderdaad ingrijpend verande
ren wanneer zo ver het oog
reikt per vierkante kilometer
een zestig meter hoge stalen
toren met zoevende wieken
staat. Maar dat zul je toch wel
moeten vergelijken met de ge
volgen van andere systemen
die een vergelijkbare hoeveel
heid bruikbare energie zouden
kunnen opleveren.
Op dit punt moeten we even
bedenken dat Ryle zijn plan
nen richt op de volgende eeuw,
de periode waarin olie en aard
gas voor zover we kunnen over
zien letterlijk op zullen raken.
Afgezien van wat de zon kan
bijdragen (windenergie ls indi
rect ook van de zon afkomstig)
werpt ons dat terug op de keu
ze tussen kolen en kernenergie.
Van kernfusie ook kernener
gie trouwens moeten we im
mers nog maar afwachten of
het ooit wat wordt. Een wijs
heid die de ministerraad der
Europese Gemeenschappen de
laatste jaren wel erg letterlijk
in praktijk brengt.
Wat daarvan zij, Ryle voert als
tegenvoorbeeld een Engeland
op dat voor het overgrote deel
van zijn energievooreienlng op
kerncentrales zou zijn aange
wezen. Die kerncentrales zou
den dan bijna allemaal aan de
kust staan, vanwege hun be
hoefte aan koelwater. Als je
aanneemt dat maar eenderde
van de Britse kustlijn voor zul
ke vestigingen in aanmerking
komt, om redenen van ruimte
lijke ordening en milieu, dan
heb je per twee kilometer kust
een kerncenteale staan. (Die
beperkende aanname had
Ryle voor zijn windmolens ook
gemaakt.)
Dat zou betekenen dat er per
twee kilometer kust één hoog
spanningsleiding het binnen
land zou ingaan. Als je nu aan
neemt, en dat is niet verge
zocht, dat een hoogspannings
lijn wordt gedragen door vier
masten per strekkende kilo
meter, dan is er weinig reken
werk voor nodig om in Enge-
lands kustgebieden, tot ver in
het binnenland, onaeveer één
hoogspanningsmast' per vier
kante kilometer te projec
teren.
Aangezien bovendien de stalen
torens waaraan Ryle zijn wind
generatoren bevestigd denkt,
veel weg hebben van hoog
spanningsmasten, begint de
keuze tussen kern- en winde
nergie voor wat betreft de
landschapsontsiering verras
send veel lijken op die tussen
lood en oud ijzer. Waarbij Sir
Martin niet nalaat er op te
wijzen, dat in het geval van
kernenergie bovendien per
twee kilometer kust een elek
triciteitscentrale de horizon
zou domineren. En dat zou niet
het enige milieuprobleem zijn.
Waar deze wat bizar aandoen
de rekenpartij vooral de aan
dacht op vestigt, is de haast
onvoorstelbare omvang van
het energieprobleem. Ryle
ging uit van een toekomst
waarin we alles met elektrici
teit zullen moeten doen, een
voudig omdat de makkelijk
bruikbare brandstoffen op
zijn. Die situatie verschilt fun
damenteel van de huidige,
waarin elektriciteit iets in de
orde van tien procent van ons
totale energiepakket uit
maakt. Het verschil ls zo fun
damenteel dat het buiten de
denkwereld van dr. Clement
viel. De confrontatie die Ryle
nu op papier heeft teweegge
bracht, is daarom heilzaam.
Want de overschakeling op
nieuwe energiesystemen is een
zaak van zo lange adem dat je
niet VToeg genoeg kunt begin
nen met erover na te denken.
(Martin Ryle, Nature, 268, 482,
1977).
Dat neemt niet weg dat nieuwe energiebronnen ook
wel eens sneller rijpen dan de meeste mensen in de
gaten hebben. Terwijl we bij zonne-energie nog in de
eerste plaats denken aan het gebruik van warmte bij
bescheiden temperaturen, beginnen technisch hoog
waardiger toepassingen binnen handbereik te komen.
Dingen als de produktie van stoom voor fabrieken,
mechanische energie voor bevloeiingspompen.
Het principiële verschil ls dat
je daar hoge temperaturen
voor nodig hebt, die met het
gewone platte zonnepaneel
niet bereikt worden. De simpe
le zwarte collector die ln de zon
warm staat te worden, krijgt
op zijn mooist net water aan de
kook, maar verder komt het
niet. De weg naar hogere tem
peraturen ls zou oud als het
„brandglas" waarmee kinde
ren zwarte gaatjes ln papier
maken: met spiegels of lenzen
het zonlicht concentreren op
een klein oppervlak.
Op de schaal die voor energie
winning nodig is, wordt dat in
het algemeen een grote trog-
vormige spiegel. Invallend zon
licht wordt geconcentreerd op
een dunne buis die er voor
langs loopt. Daaruit kan
warmte bij hoge temperaturen
worden afgetapt. Op het eerste
gezicht lijkt zo'n concentreren
de collector een stuk duurder
dan de gewone vlakkeplaat.En
omdat de economische haal
baarheid van die laatste toch
al vrij moeilijk ligt, bestaat de
Indruk dat Ingewikkelder za
ken nog een stuk verder ln de
toekomst moeten liggen.
William D. Metz is daar opti
mistischer over. In een over
zichtsartikel ln 8cience (197,
650-651; 1977) stelt hij vast dat
de ontwikkeling van concen
trerende collectoren erg hard
ls gegaan. Er worden in Ameri
ka minstens tien types gepro
duceerd, en de kosten per vier
kante meter zijn vergelijkbaar
met die van vlakke collec
toren.
Met 550 vlerkante meter col
lectoren werd op een boerderij
In Arizona ln het hartje van
deze zomer per dag meer dan
40.000 kubieke meter irrigatie-
water verpompt. De spiegelen
de troggen zijn van plastic met
een alumlnimum laagje ge
maakt. Daarmee wordt Freon
(Inderdaad het spuitbussen-
gas, maar ln een gesloten toe
passing) verwarmd tot 150 gra
den. De speciaal voor deze In
stallatie ontworpen gasturbine
ontwikkelt een vermogen van
maximaal 38 kilowatt. Van de
opgevangen zonnestraling
wordt uiteindelijk 7 tot 9 pro
cent als mechanische energie
afgeleverd.
Dat rendement ls bijzonder be
langrijk, want het bepaalt hoe
veel collectoren je neer moet
zetten om een bepaalde gemid
delde prestatie te bereiken. En
de collectoren zijn meestal het
duurste onderdeel van een zon-
ne-lnstallatie. Daarom ls het zo
wenselijk om hoge temperatu
ren te bereiken: het rendement
van een gasturbine, of welk
soort motor dan ook, wordt
beter naar mate de tempera
tuur van het binnenkomende
gas hoger is. Daarom is het
boelend dat er spiegelende
zonnetroggen voor een werk-
temperatuur van 316 op com
merciële basis in Amerika te
koop zijn (ongeveer 370 gulden
per vierkante meter). De ont
werpers (General Atomic!) zijn
met een experimentele versie
naar 500 graden toe aan het
werken.
Experimenteel ls het natuur
lijk allemaal nog wél, en dat
zal het nog jaren blijven. Maar
de ontwikkeling gaat zeer hard
en de betrokkenheid van de
industrie daarbij wijst er op
dat het om meer dan vrijblij
vende wensdromen gaat. In
een commentaar ln hetzelfde
nummer van 8cience wijst Al
len L. Hammond op de moge
lijkheid die Internationale sa
menwerking biedt om de ont-
wikkeling te versnellen.
Hoogwaardige toepassingen
van zonne-energle zijn ln In
dustrielanden voorlopig nog te
duur, aldus Hammond, maar
ln ontwikkelingslanden ligt
dat op veel plaatsen anders,
omdat ook de toepassing van
conventionele energiebronnen
daar erg duur is. Door zonne-
installaties voor een zacht
prijsje beschikbaar te maken
(„zoals we in het begin ook met
kerncentrales deden") zouden
we een industrietak op poten
kunnen zetten van een om
vang die op zich weer kost-
prijsverlaging in de hand
werkt. Frankrijk biedt op een
dergelijke basis al bevloeiings
pompen aan.
De te bereiken kostprijsverla
ging voor zonne-energie zou
voor belde partijen voordelig
zijn, aldus Hammond. Maar als
de ontwikkelingslanden het
proefterreln van de zonne-
energle worden, moeten zij ook
actief worden betrokken bij
het opstellen van de program
ma's en het kiezen van de tech
nieken. Geen onaardig Idee.