Opkomen voor de kleine man :E Ook op Texel gaat de vogelstand achteruit Toch windmolens voor Engeland? Welzijnswerker Piet Willems: Je mag de mensen hun problemen niet afnemen Wijkbewoners zijn de baas van het buurtcentrum Dt Maar niet zo snel als elders Wetenschap en techniek Zon geconcentreerd ITERDAG 20 AUGUSTUS 1977 BINNENLAND Trouw/Kwartet 11 led Ziel ger) I door Cisca Dresselhuys DEN BOSCH „Daar moet je Piet Willems voor hebben", kreeg ik vlak na elkaar te horen van twee verschillende mensen. Ik had hun ge vraagd of zij misschien konden bemiddelen bij het leggen van een paar contacten, die ik nodig had voor het schrijven van twee artikelen. Ik zocht een paar analfabe ten, die over hun leven wilden praten en een werkloze, die door zijn werkloosheid zo van slag was geraakt, dat hij psy chisch behandeld moest worden. „Piet Willems heeft acties en activiteiten voor allerlei men sen, die op de een of andere manier in de knoei zitten", vertelden ze er nog bij. „Als er in Den Bosch een actie groep bezig is, of dat nu is voor een nieuwe kinderspeel plaats of woningverbetering, je kunt er zeker van zijn dat Piet Willems voorop loopt". „Ja, ik weet het, ze vinden me een actievoerder en mis schien wel een oproerkraaier. Ik ben inderdaad vaak be trokken bij acties en demon straties en dat terwijl ik ie mand ben, die verreweg het liefst rustig en in vrede zou leven, zonder ruzie en in har monie met zoveel mogelijk mensen. Maar ik ben er in mijn leven achtergekomen, dat je conflicten nloet aan durven, wanneer je verande ringen door wilt voeren of op komt voor mensen, die het beroerd hebben. Wat dat be treft moet je eelt óp je ziel krijgen, want zonder ruzies en moeilijkheden schijn Je de dingen nu eenmaal niet te kunnen veranderen", vertelt Piet Willems zelf in een sober gemeubileerd achterkamer tje van het wijkcentrum oost, een gewone woningwet- woning-in-een rijtje ln een ar beiderswijk van Den Bosch. Ook dit wijkcentrum, waar een grote hoeveelheid van ac tiviteiten plaatsvindt, van lessen voor analfabeten tot muziekclubs voor werklozen en arbeidsongeschikten, is het directe gevolg van een conflict, dat Piet Willems een paar jaar geleden had met de maatschappelijke instelling, waar hij toen al acht jaar werkte. Eigenlijk lag hij in de clinch met de hele gevestigde welzijnszorg. Hij vond name lijk dat er in deze sector veel te veel aandacht werd ge schonken aan de maatschap pelijke werkers en hun kijk op de oplossing van allerlei menselijke problemen zon der dat de mensen, voor wie die oplossingen nodig zouden zijn, daar zelf ook maar iets in te zeggen hadden. Er werd en wordt volgens Piet Willems maar over hen en zonder hen beslist. „Je ziet een soort sociaal-cul turele invasie van deskundi gen in de arbeiderswijken, die daar eens even iets op poten zullen zetten om die arme donders te helpen. Maar dat loopt maar al te vaak verkeerd af en dan zie je volledig teleurgestelde wel- zijns werkers elkaar aankij ken in een lege zaal, waar niemand is komen opdagen. Veel activiteiten van het maatschappelijk en welzijns werk worden niet aanvaard door de mensen, voor wie ze bedoeld zijn. En waarom zou- Piet Willems met de op de achtergrond het muziekdubje van WAO-ers in buurtcentrum Den Bosch-oost den ze ook? Ze hebben er immers zelf niet om gevraagd en de activiteit heeft vaak weinig of niets te maken met hun problemen of wensen." „Ik zie het hier ln m'n eigen omgeving: een fraai wijkcen trum met moderne plastic* stoelen. Er zijn daar sterre- kundige kringen en fenaeolo- gische kringen en er wordt gebridged en geschaakt. Geen hond hier uit de wijk stapt daar zomaar binnen, tenminste geen arbeider of werkloze. Wat moet zo'n man in overall daar doen in die smetteloze stoelen? Hij schaakt en brid get niet en sterrenkunde is ook z'n hobby niet. Hij wil kaarten met een pilsje erbij, wat praten en een leuk mu ziekje horen. Niks geen brid gen en schaken." Conflict Toen Piet Willems, die in de staf zat bij een plaatselijke welzijnslnstelling, er steeds meer achter kwam, dat hij met de mensen wilde om gaan, lnplaats van vergade ren, begeleiden en organise ren, rees er een huizenhoog conflict tussen hem en de lei ding. Vooral het feit, dat hij de mensen zelf het beheer over dingen als wijkcentra en buurtwerk wilde geven, werd hem beslist niet ln dank afge nomen. Ontslag was van dit alles in 1973 het gevolg. Acht maanden heeft Piet Willems toen in de WW en de WWV gelopen. In die tijd kon hij zijn plannen voor een buurt centrum naar zijn ideeën uit werken. Na anderhalf Jaar kwam dit centrum er ten slot te, opgezet door Piet Willems, een arbeidsongeschikte man en een paar andere wijkbe woners. De gemeente Den Bosch volgens Plet Willems in die dagen nog een regentencolle ge van de bovenste plank voelde niets voor deze „revo lutionaire" vorm van wel zijnswerk, waar de cliënten en niet de maatschappelijk werkers het voor het zeggen hadden. Geen cent kwam er dus voor het centrum. Van daar dat het buurtcentrum oost twee jaar lang voor hon derd procent gesubsidieerd is door CRM, waar men klaar blijkelijk wel inzag, dat het hier om een waardevolle zaak ging. Pas met ingang van dit jaar valt het buurtcentrum onder de normale financiële regelingen: vijftig procent subsidie van de gemeente en vijftig procent van CRM. Buitenbeentje Dat Plet Willems als een bui tenbeentje beschouwd wordt in de welzijnswereld, ligt voor, de hand. Dat hij inderdaad een buitenbeentje ls, zal wel voor een deel te verklaren zijn uit zijn afkomst en de manier waarop hij in het maatschappelijk werk te recht gekomen is. Piet is een boerenzoon van een klein zandboertje uit de Brabantse Kempen. Met ze ven kinderen woonden ze thuis. Eén zoon kon de boer derij overnemen, de rest van de kinderen moest maar er gens anders een heenkomen zoeken. Na de oorlog met alleen lagere school ging Piet in de sloop. Hij deed dit een tijdje, maar moest toen naar Indië als dienstplichtig militair, waar hij de afwikke ling van ons koloniale verle den en de soevereiniteits overdracht meemaakte. Weer terug in Nederland kwam bij bij Philips, waar hij als onge schoold arbeider ln de glas- smelterij kwam. Ideespeld „Ik had daar op den duur misschien wel wat kunnen bereiken. Ik had wel goeie ideeën voor het werk, ik heb tenminste nog eens de zilve ren ideespeld van de directie gehad. Ik zat in die tijd in de avonduren al ln het Jeugd werk en ln het vakbondswerk (de KAB Katholieke Ar beidersbeweging). Ik heb in die tijd in Veldhoven nog voor de KVP in de gemeente raad gezeten; dat zou ik nu nooit en te nimmer meer doen. Ik heb later nog bij V. en D. en een woninginrichter gewerkt, maar overal ging het moeilijk, wanneer je je als vakbondsman inzette voor verbeteringen in het werk. Dan zagen ze Je liever gaan als komen. In die tijd heb ik de avond mulo gehaald. Ik was toen al een eindje in de dertig en had een gezin met kinderen. Toen ik 36 was ben ik nog naar de sociale academie in Breda ge gaan. Van de ene op de ande re dag was ik toen van gor dijnstofverkoper opeens maatschappelijk werker, want ik moest direct stage gaan lopen toen ik studeerde. Het was een heel onzekere tijd, die ik toen heb meege maakt. Ik kwam in een totaal andere wereld, waarin ik me maar heel moeilijk kon thuis- voelen. Ik bleef gesloten, had weinig contact met medestu denten. Achteraf bekeken heb ik geloof ik niet erg veel geleerd op die sociale acade mie. Het sprak me niet aan, ik twijfelde alweer of ik wel de goeie richting gekozen had. Later is dat veel beter gegaan, toen ik eenmaal in de praktijk zat, toen ik weer in de wijk bij de mensen kwam. Ik ben duidelijk iemand, die alleen kan functioneren wan neer hij dagelijks in aanra king komt met mensen met wie hij echt contact heeft. Als ik dat niet heb, kan ik niet werken," vertelt Piet Willems. De mensen zelf Op die manier komen ook zijn werkzaamheden tot stand. „Ik organiseer hier niks, omdat ik het leuk vind. Ik ga af op directe vragen of signalen van de mensen hier uit de wijk. Neem nou die WAO-ers, die hier samen mu ziek maken. Dat heb ik niet zo geregeld, dat hebben die mensen zelf gedaan. Ik kom ze tegen op straat, praat met ze, je hoort wat voor proble men ze hebben. Daar praat je dan samen over en dan zeg je: laten we eens bij elkaar komen, dan kunnen we zien of er iets is, wat Jullie graag samen zouden willen doen. Nou, dat gebeurt en dan rol len er verschillende dingen uit. Ten eerste komen die mensen eruit, die echt profes sionele hulp nodig hebben, pie help je verder naar een persoon of instantie, die hun die hulp geeft. Dan komt er een groep naar voren, die al lerlei activiteiten wil om de enorme hoop vrije tijd zinvol te vullen. Daar is die muziek- club uit voort gekomen, en ook een foto-filmclub, een te- ken-schildergroep, maar ook een paar groepen die meer de vormingskant op willen met politieke discussieavonden en zo. Vrijwilligers Als laatste groep hou je dan de mensen over, die wel iets willen, maar meer los-vast in de gezelligheidssfeer. Die gaan met elkaar fietsen of zo. Zo heb je-dan tamelijk snel een hele serie nieuwe activi teiten, die door de mensen zelf gevraagd en opgezet zijn. We werken vrijwel alleen maar met vrijwilligers omdat wij zoveel dingen organiseren die nergens onder vallen. Geld is er dus zelden voor allerlei nieuwe, zeer nuttige zaken, zoals die cursus voor analfabeten. Iedereen voelt natuurlijk wel hoe nodig zoiets is, maar reken maar niet dat je er ergens financië le steun voor kunt krijgen. Een vrijwilliger, een leraar van een pedagogische acade mie doet dat werk in de avonduren. Hij krijgt er niks voor, wat toch eigenlijk niet klopt, maar ja." En hoewel Piet Willems vaak genoeg voelt, dat het werk waarmee hij bezig ls, zinvol is. bekruipt hem toch ook wel eens het gevoel „wat bereik ik hier nu allemaal mee?" Als je al die ellende en machte loosheid, die hier in zo'n wijk met veel werklozen en ar beidsongeschikte mensen, op Je af komen, ziet, voel je je soms wel ontmoedigd. Het lijkt of je bezig bent met vechten tegen de bierkaai. Vroeger kon ik daar echt op afknappen, dat ik tijden thuis moest blijven om weer wat op streek te komen. Dat heb ik nu niet meer. Ik kan soms wel erg moe zijn, maar niet meer zo depressief, dat ik het helemaal niet meer zie zitten met dit werk. Je moet er geen enorme resultaten van verwachten, je moet kun nen relativeren en dan maar stug doorgaan. Bejaarden in de knel Nu hebben we hier weer zoiets: een groep mensen, meest keurige bejaarden, die hun hele leven altijd alles op tijd betaald hebben en bij niemand in de schuld staan, die nu door hun hulsbaas be dreigd worden met uit het huls gezet te worden omdat ze een plotselinge enorme huurverhoging niet kunnen betalen. Op hun oude dag moeten ze nu voor de recht bank verschijnen. Onder schat niet wat dat ls voor zulke mensen. Die zijn niet opgegroeid in een tijd met verzet en acties tegen wat zij als autoriteiten beschouwen. Een van die mensen ligt al met een maagzweer ln het ziekenhuis. Die mensen kun je helpen door bij ze te zijn, wanneer ze naar de recht bank moeten, door ze te steu nen waar je kunt en hen voor al niet alleen te laten wan neer het er op aan komt. Daar kun Je misschien iets bereiken. Maar je moet op Je qui-vive blijven, want soms dreigt het welzijnswerk misbruikt te worden als een soort fopspeen voor de men sen. We moeten ervoor op passen soms niet als een zoet houdertje te fungeren: dat de mensen denken dat het alle maal wel goed komt, omdat wij er zijn, terwijl wij in we zen ook niets kunnen doen. Dan moet Je de mensen liever eerlijk vertellen hoe de situa tie ls, zonder ze valse hoop te geven. Wanneer je ze in zo'n situatie rustig houdt, laat je je manipuleren en dien Je al leen de machthebbers" Een ander heel belangrijk punt voor het maatschappe lijk en welzijnswerk vindt Piet Willems, dat je de men sen hun moeilijkheden laat houden. Dat klinkt nogal vreemd voor een maatschap pelijk werker. „De bedoel er mee, dat wij de mensen hun problemen niet mogen afpak ken om ze voor hen op te lossen. Er kan alleen iets ver anderen en dan vaak nog heel moeizaam als de men sen het zelf doen, hun eigen oplossing zijn. Als je nu eens hier ln de wijk kijkt, dan zie je mensen, die nergens iets te zeggen hebben: niet op hun werk, niet in hun woonomge ving, niet over him huurhui zen, nergens. En dan zouden ze ook nog niets over hun eigen problemen te zeggen hebben; die zouden hen door de welzijnswerkers ook nog afgepakt worden. Mensen moeten him problemen hou den, die horen bij de mensen. Ze moeten alleen geholpen worden bij de oplossing of de verwerking van die proble men, niets meer, maar ook niets minder. Van origine wil len mensen zichzelf redden. En wanneer ze dat niet kun nen, voelen ze zich ongeluk kig. Daarom moeten wij ze helpen om'zichzelf te helpen. Maar van hun problemen moeten we afblijven." door Hans Schmit Hoewel Texel in vergelijking met het westelijk deel van Nederland nog steeds een grote vogelrijkdom kent, treedt ook op het grootste Waddeneiland een sterke nivellering op. De algemene vogelsoorten worden algemener; de zeldzame vogel soorten zeldzamer. De vogels op Texel hebben de laatste eeuw een negatieve ontwikkeling doorgemaakt. Futen, reigers, veel soorten eenden, hoenders, roofvo gels (vrijwel geheel verdwenen), wadvogels, ple vieren, sterns, lepelaars en een aantal zangvo gels zijn in aantal verminderd, terwijl cultuurvo gels als wilde eenden, duiven, meeuwen en kraai en net als elders in Nederland een enorme vlucht nebben genomen. Ook het aantal bos- en park vogels is op Texel toegenomen. Ondanks het feit dat een aantal kwetsbare vo gelsoorten op Texel een achteruitgang vertoont, voltrekt deze negatieve ontwikkeling zich toch niet zo snel als in sommige andere delen van het land. Ook is een aantal van de kwetsbare en zeldzame kust-, duin- en weidevogels gelijk ge bleven of slechts weinig in aantal teruggelopen. Die ontwikkeling is vooral te danken aan het grote aantal natuurreservaten op het 'Gouden Boltje', zoals de Texelaars hun eiland noemen, die meer dan éénderde van de oppervlakte van het eiland beslaan. De natuurreservaten herber gen van bijna alle broedvogels op Texel meer Saren dan op grond van de gemiddelde dicht- eld voor het eiland verwacht zou mogen worden. Deze gegevens over de vogels op Texel zijn afkomstig uit het onlangs verschenen boek Texel, vogeleiland' van de Texelse vogelkenners Adriaan J. en Lleuwe J. DlJksen. De basis van dit boek wordt gevormd door het ln 1967 verschenen 'De vogels van Texel', van de hand van de belde broers DlJksen en Chr. van Orden. Het boek ls echter aangevuld met vele nieuwe gegevens, die sindsdien zijn verzameld. Het boek geeft een overzicht van alle soorten vogels die ooit op Texel zijn waargenomen, waarbij van elke soort zoveel mogelijk waarnemingen en ringgegevens worden vermeld. Een van de oudere bronnen hierbij ls het reisverhaal van de Duitse ornitho loog Leege, die ln 1906 een reis langs alle Neder landse Waddeneilanden maakte. Voor wie Texel en de vogels nog moet leren kennen, is Texel, vogeleiland' geen handzame handleiding: het is een boek voor wie al kenner is. Een handleiding voor een kennismaking met het vogeleiland Texel is daarentegen wel het gelijktijdig verschenen Texel, uniek vogelpara dijs ln de Waddenzee' van de hand van Jan P. Strijbos, de vogelkenner die bet eiland al zeven tig Jaar bezoekt. Strijbos neemt de lezer mee op een tocht langs alle terreinen en reservaten van Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en Vogel bescherming en besteedt naast de vogels ook nog aandacht aan de andere' dieren op het el- land. Ook haalt Strijbos vele anekdotes aan. HIJ ia, evenals de broers DlJksen, met zorg vervuld over de vele veranderingen op het eiland, zoals ontstaan door de ruilverkavelingen en de toene mende recreatiedruk op het eiland. Met wee moed herinnert hij zich de Jaren voor de laatste wereldoorlog, toen hij dagen lang z'n fiets onbe heerd op het eiland kon laten staan zonder dat deze verdween. Wat optimistischer Toch is het beeld dat Strijbos van de vogels op Texel schildert, doorgaans wat optimistischer dan de bevindingen van de broers DlJksen. Dat komt omdat Strijbos zich baseert op het uit 1967 daterende boek van de beide Texelse vogelken ners, dat nu echter opnieuw ls verschenen met vele aanvullende gegevens. En die gegevens ont breken In het boek van Jan P. 8trljbos, waarin de tekst echter meer de pretentie heeft de na tuurliefhebber wegwijs óp en enthousiast óver Texel te maken (getuige ook de kwaliteit van en de ruimte voor de illustraties) dan een door wrochte bijdrage tot de kennis van de vogels op Texel te leveren, zoals het handboek van de gebroeders DlJksen. t. J. Dijkten. M paf., feil). rmm dt KonlnkJdljke NefcriMds* T»mI, v if «letland. A. J. Uitgw ti. tf la de Bibliotheek Natu urblitori Mhe Verenlflaf. Materna Verealfinf. Uitgave: itiM. la 4» Waddea.ee. Jaa f. Strijbo. Vete Werner Layer ea Jaa f. Stlljbea. I» pag Uitgave: Bet Spactre», UPacht/AntwerpenIMJl: ».M door Rob Foppema Sir Martin Ryle slaat terug. Vorige week lieten wij de vermaarde sterrenkundige in kommervolle toestand achter nadat met zijn ideeën over windenergie de kolommen van het tijdschrift Natura waren aange dweild. Wat Sir Martin losweg aangeduid had als de „kustgebieden" waar de windmolens zouden moeten verrijzen, bleek volgens briefschrijver C. F. Clement maar liefst éénvijfde van Qroot-Brittanniës grondge bied te omvatten. Intussen heeft Ryle geantwoord. Zijn reactie: Inderdaad meneer. Maar zegt maar hoe het anders moet. De invloed van wlndgenerato- ren op andere vormen van grondgebruik (zoals landbouw) ls minimaal, betoogt Ryle. De aanblik van het landschap zal inderdaad ingrijpend verande ren wanneer zo ver het oog reikt per vierkante kilometer een zestig meter hoge stalen toren met zoevende wieken staat. Maar dat zul je toch wel moeten vergelijken met de ge volgen van andere systemen die een vergelijkbare hoeveel heid bruikbare energie zouden kunnen opleveren. Op dit punt moeten we even bedenken dat Ryle zijn plan nen richt op de volgende eeuw, de periode waarin olie en aard gas voor zover we kunnen over zien letterlijk op zullen raken. Afgezien van wat de zon kan bijdragen (windenergie ls indi rect ook van de zon afkomstig) werpt ons dat terug op de keu ze tussen kolen en kernenergie. Van kernfusie ook kernener gie trouwens moeten we im mers nog maar afwachten of het ooit wat wordt. Een wijs heid die de ministerraad der Europese Gemeenschappen de laatste jaren wel erg letterlijk in praktijk brengt. Wat daarvan zij, Ryle voert als tegenvoorbeeld een Engeland op dat voor het overgrote deel van zijn energievooreienlng op kerncentrales zou zijn aange wezen. Die kerncentrales zou den dan bijna allemaal aan de kust staan, vanwege hun be hoefte aan koelwater. Als je aanneemt dat maar eenderde van de Britse kustlijn voor zul ke vestigingen in aanmerking komt, om redenen van ruimte lijke ordening en milieu, dan heb je per twee kilometer kust een kerncenteale staan. (Die beperkende aanname had Ryle voor zijn windmolens ook gemaakt.) Dat zou betekenen dat er per twee kilometer kust één hoog spanningsleiding het binnen land zou ingaan. Als je nu aan neemt, en dat is niet verge zocht, dat een hoogspannings lijn wordt gedragen door vier masten per strekkende kilo meter, dan is er weinig reken werk voor nodig om in Enge- lands kustgebieden, tot ver in het binnenland, onaeveer één hoogspanningsmast' per vier kante kilometer te projec teren. Aangezien bovendien de stalen torens waaraan Ryle zijn wind generatoren bevestigd denkt, veel weg hebben van hoog spanningsmasten, begint de keuze tussen kern- en winde nergie voor wat betreft de landschapsontsiering verras send veel lijken op die tussen lood en oud ijzer. Waarbij Sir Martin niet nalaat er op te wijzen, dat in het geval van kernenergie bovendien per twee kilometer kust een elek triciteitscentrale de horizon zou domineren. En dat zou niet het enige milieuprobleem zijn. Waar deze wat bizar aandoen de rekenpartij vooral de aan dacht op vestigt, is de haast onvoorstelbare omvang van het energieprobleem. Ryle ging uit van een toekomst waarin we alles met elektrici teit zullen moeten doen, een voudig omdat de makkelijk bruikbare brandstoffen op zijn. Die situatie verschilt fun damenteel van de huidige, waarin elektriciteit iets in de orde van tien procent van ons totale energiepakket uit maakt. Het verschil ls zo fun damenteel dat het buiten de denkwereld van dr. Clement viel. De confrontatie die Ryle nu op papier heeft teweegge bracht, is daarom heilzaam. Want de overschakeling op nieuwe energiesystemen is een zaak van zo lange adem dat je niet VToeg genoeg kunt begin nen met erover na te denken. (Martin Ryle, Nature, 268, 482, 1977). Dat neemt niet weg dat nieuwe energiebronnen ook wel eens sneller rijpen dan de meeste mensen in de gaten hebben. Terwijl we bij zonne-energie nog in de eerste plaats denken aan het gebruik van warmte bij bescheiden temperaturen, beginnen technisch hoog waardiger toepassingen binnen handbereik te komen. Dingen als de produktie van stoom voor fabrieken, mechanische energie voor bevloeiingspompen. Het principiële verschil ls dat je daar hoge temperaturen voor nodig hebt, die met het gewone platte zonnepaneel niet bereikt worden. De simpe le zwarte collector die ln de zon warm staat te worden, krijgt op zijn mooist net water aan de kook, maar verder komt het niet. De weg naar hogere tem peraturen ls zou oud als het „brandglas" waarmee kinde ren zwarte gaatjes ln papier maken: met spiegels of lenzen het zonlicht concentreren op een klein oppervlak. Op de schaal die voor energie winning nodig is, wordt dat in het algemeen een grote trog- vormige spiegel. Invallend zon licht wordt geconcentreerd op een dunne buis die er voor langs loopt. Daaruit kan warmte bij hoge temperaturen worden afgetapt. Op het eerste gezicht lijkt zo'n concentreren de collector een stuk duurder dan de gewone vlakkeplaat.En omdat de economische haal baarheid van die laatste toch al vrij moeilijk ligt, bestaat de Indruk dat Ingewikkelder za ken nog een stuk verder ln de toekomst moeten liggen. William D. Metz is daar opti mistischer over. In een over zichtsartikel ln 8cience (197, 650-651; 1977) stelt hij vast dat de ontwikkeling van concen trerende collectoren erg hard ls gegaan. Er worden in Ameri ka minstens tien types gepro duceerd, en de kosten per vier kante meter zijn vergelijkbaar met die van vlakke collec toren. Met 550 vlerkante meter col lectoren werd op een boerderij In Arizona ln het hartje van deze zomer per dag meer dan 40.000 kubieke meter irrigatie- water verpompt. De spiegelen de troggen zijn van plastic met een alumlnimum laagje ge maakt. Daarmee wordt Freon (Inderdaad het spuitbussen- gas, maar ln een gesloten toe passing) verwarmd tot 150 gra den. De speciaal voor deze In stallatie ontworpen gasturbine ontwikkelt een vermogen van maximaal 38 kilowatt. Van de opgevangen zonnestraling wordt uiteindelijk 7 tot 9 pro cent als mechanische energie afgeleverd. Dat rendement ls bijzonder be langrijk, want het bepaalt hoe veel collectoren je neer moet zetten om een bepaalde gemid delde prestatie te bereiken. En de collectoren zijn meestal het duurste onderdeel van een zon- ne-lnstallatie. Daarom ls het zo wenselijk om hoge temperatu ren te bereiken: het rendement van een gasturbine, of welk soort motor dan ook, wordt beter naar mate de tempera tuur van het binnenkomende gas hoger is. Daarom is het boelend dat er spiegelende zonnetroggen voor een werk- temperatuur van 316 op com merciële basis in Amerika te koop zijn (ongeveer 370 gulden per vierkante meter). De ont werpers (General Atomic!) zijn met een experimentele versie naar 500 graden toe aan het werken. Experimenteel ls het natuur lijk allemaal nog wél, en dat zal het nog jaren blijven. Maar de ontwikkeling gaat zeer hard en de betrokkenheid van de industrie daarbij wijst er op dat het om meer dan vrijblij vende wensdromen gaat. In een commentaar ln hetzelfde nummer van 8cience wijst Al len L. Hammond op de moge lijkheid die Internationale sa menwerking biedt om de ont- wikkeling te versnellen. Hoogwaardige toepassingen van zonne-energle zijn ln In dustrielanden voorlopig nog te duur, aldus Hammond, maar ln ontwikkelingslanden ligt dat op veel plaatsen anders, omdat ook de toepassing van conventionele energiebronnen daar erg duur is. Door zonne- installaties voor een zacht prijsje beschikbaar te maken („zoals we in het begin ook met kerncentrales deden") zouden we een industrietak op poten kunnen zetten van een om vang die op zich weer kost- prijsverlaging in de hand werkt. Frankrijk biedt op een dergelijke basis al bevloeiings pompen aan. De te bereiken kostprijsverla ging voor zonne-energie zou voor belde partijen voordelig zijn, aldus Hammond. Maar als de ontwikkelingslanden het proefterreln van de zonne- energle worden, moeten zij ook actief worden betrokken bij het opstellen van de program ma's en het kiezen van de tech nieken. Geen onaardig Idee.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 11