„Niets is
te oud of
te jong"
De zon kan veel
maar niet alles
Wetenschap en techniek
door Rob Foppema
Werkterrein industriële
ircheologie niet geheel
ifgebakend, maar:
Fiets
Sfeertje
BINNENLAND
iRDAG 13 AUGUSTUS 1977
loor Huib Goudrlaan
MSTERDAM Moeten we straks ook
intleke", nu vaak verguisde hoogspan-
Ingsmasten voor het nageslacht bewa-
in? Op dit soort vragen stuiten de
athousiaste beoefenaars van een nog
inge tak van wetenschap, de Industrië-
archeologie. De groeiende bewust-
ording dat onze cultuur in belangrijke
late is bepaald door de ontwikkeling
an de techniek en de uit Engeland
omende beweging voor behoud van
idustriële monumenten, hebben ertoe
sleid dat musea en organisaties voor
lonumentenzorg een nieuw werkter-
iln ontdekken. Dit werkterrein omvat
6t opnemen van de technische „relic-
in", de overblijfselen van techniek en
idustrie van het verleden, ln hun col-
ctles. De nieuwe vorm van monumen-
tnzorg en de studie van deze overblijf-
ilen worden omschreven als de indus-
iêle archeologie.
U het begrip „monumenten" zijn we eerder
inelgd te denken aan trapgevels, molens, kas-
len, kerken en beschermde dorpsgezichten
(n aan stoomgemalen, oude (abrieken en res-
n van kolenmijnen ot havenwerken. „Toch
iren zij er wel degelijk bij", zegt ir. K. van der
>ls, voorzitter van de Vereniging tot behoud
in Monumenten van Bedrijf en Techniek.
Iet zijn de tastbare bewijzen van leven en
loral werken van onze voorouders. Vaak zijn
I ook waardevol door de bouwstijl, de con-
ructie of het gebruikte materiaal en kunnen
s zodanig een toeristische en tevens opvoe-
tnde functie vervullen. Een argument voor
It behoud is ook de sociale waarde. We moe-
n niet vergeten dat een oude fabriek vaak een
et weg te cijferen schakel is geweest in de
^ciale geschiedenis van een gemeenschap",
l^lus ir. Van der Pols.
'ele landschappen
let alleen gebouwen, werkplaatsen en machi-
Is herinneren aan het leven van de werkende
ens van vroeger. Hele landschappen behoren
(t het werkterrein, tot het „veld", van de
dustriële archeologie. Voorbeelden zijn de
ilders in het westen, de veenkoloniale gebie-
in ln het noorden en de oude cultuurland
happen in het zuiden en oosten van ons land.
cbouwen en constructies als stoomgemalen,
M(ker- en textielfabrieken en mijnschachtto-
Jis, maar ook havenwerken en kanalen ma-
|n deel uit van door de techniek gevormde
listorische landschappen". Men is de laatste
ren gaan beseffen dat een historisch textiel-
mplex als „Pieter van Dooren" in Tilburg,
^ouwd als stoomfabriek omstreeks de eeuw-
;eling, net zo kenmerkend is voor de ge-
hiedenis van Noord-Brabant als bijvoorbeeld
Sint-Jan in 's Hertogenbosch. De sloop van
tee voor geheel Nederland unieke oude fa-
uitgerekend in het Monumenten jaar
^75, wekte dan ook veel verontwaardiging.
0..(jt ministerie van CRM zag in dat maatrege-
ki moesten worden genomen om de nog
•baarse industriële monumenten te bewaren,
hetzelfde jaar werden negen stoomgemalen
st
Interieur van het machinehuis van het
stoomgemaal Ir. Wouda in Lemmer. Het
stoomgemaal is een voorbeeld van een
uitermate geperfectioneerd produkt uit
de slotfase van het stoomtijdperk en werd
naar plannen uit 1913 gebouwd in 1918.
ten en dergelijke. Zoals in de geschiedenis van
elke nieuwe wetenschap worden steeds nieuwe
definities verzonnen om aan te geven, waarmee
de industriële archeologie zich bezighoudt. De
Engelsman Bracegir die gaf in 1973 de volgen
de definitie: „Alle vormen van produktie of van
vervoer en verspreiding uit het verleden beho
ren tot het terrein van de industriële archeolo
gie. Niets is te oud of te jong. Industriële
archeologie is de studie „in het veld" van de
technologische veranderingen".
Bos voegt hieraan toe dat er „natuurlijk geen
definitie of veldafbakening is te geven voor een
„kreet", die alleen een paraplu is voor een nog
maar pas ontdekt interessengebied." Hij vindt
een definitie als „oudheidkunde van bedrijf en
techniek" of „technisch-economische oudheid
kunde" nog niet zo gek. De studie in het veld
kan worden bepaald door van het totaal aan
historische „overblijfselen", die van de schone
kunsten, kunstnijverheid, „hoge" architectuur,
volkskunde-boerenkunde, „echte" archeologie
en van de geschiedenis van wetenschap en
technologie af te laten vallen. Wat er dan aan
monumenten en restanten (dus machines, ge
reedschappen, bovengrondse en ondergrondse
werken zoals schachttorens van mijnen) over
blijft behoort tot het terrein van de industriële
archeologie.
De machinehal van het Ir. Woudagemaal is ook architectonisch van belang. Opgetrok
ken in „Berlage-stijl" heeft het gebouw een monumentaal karakter gekregen. Het ir. Waterbouwkunde
Woudagemaal is beschermd sinds 1975.
op de monumentenlijst geplaatst. Voordat het
ministerie tot deze stap overging was enige
druk uitgeoefend door de Werkgroep Industrië
le Archeologie, die na een onderzoek had vast
gesteld dat er van de vele honderden stoomge
malen in ons land (in 1894 waren er 489) in 1975
nog slechts tien, met al dan niet werkende
stoominstallaties, waren overgebleven.
Definities
In Nederland was al in 1934 (voor het eerst inde
geschiedenis van de internationale monumen
tenzorg) een industrieel monument het
stoomgemaal De Cruquius veiliggesteld
dank zij een initiatief van het Koninklijk Insti
tuut van Ingenieurs. Na de Tweede Wereldoor
log kon ons land deze voorsprong niet behou
den en werd Engeland, waar de industriële
archeologie het levenslicht zag (in de Jaren
vijftig), het eerste land ter wereld waar een
groot aantal industriële monumenten werd ge
conserveerd.
Engeland heeft de laatste jaren vele impulsen
gegeven voor de ontwikkeling van de industrië
le archeologie. Na een van de internationale
congressen over het behoud van industriële
monumenten in Engeland probeerde secretaris
J. M. Bos van de Nederlandse Vereniging tot
Behoud van Monumenten van Bedrijf en Tech
niek onder woorden te brengen wat industriële
archeologie inhoudt. Hij constateerde dat de
industriële archeologie bepaald niet puur „in
dustrieel" is, maar wel „archeologisch" in zo
verre? dat „in het veld" aangetroffen overblijfse
len hoger worden aangeslagen dan documen-
De monumenten waarvoor Nederland een gro
te verantwoordelijkheid draagt zijn die van
waterbouwkunde en waterbeheersing. Enge
land, België en Duitsland kunnen veel restan
ten tonen van de negentiende-eeuwse Indus
triële revolutie, die deels aan Nederland voor
bijging. Maar Nederland heeft veel te bieden
aan stoomgemalen en kanaalwerken, zoals het
Noordhollands Kanaal. In kringen van Neder
landse „industriële archeologen" wordt dit ka
naal een „tachtig kilometer lang waterbouw
kundig monument" genoemd. Na de „door
braak" in 1975 toen de stoomgemalen werden
beschermd, heeft het ministerie van CRM on
langs ook een step gezet op dit terrein: het
Amsterdamse Oranjesluizencomplex uit de ja
ren 1866-1895 werd op de monumentenlijst
geplaatst.
In Trouw van 21 juli jl. stond een artikel, dat was
gewijd aan de Vereniging tot behoud van Monu
menten van Bedrijf en Techniek, die in Neder
land streeft naar het veiligstellen van industriële
monumenten.
Trouw/Kwartet17
In Engeland, het moederland van de industriële archeologie, bestaat grote belangstel
ling voor de resten van fabrieken, mijnen en vervoerssystemen uit de negentiende-
eeuwse industriële revolutie. Op de foto de Blists Hill mijnen, de hoogovens van de
Madeley Wood Company (vanaf 1832), boven.
Een Engels keramisch bedrijf uit de negentiende eeuw: de Coalport China Works in
Ironbridge openluchtmuseum, links.
„De zon als energiebron is onuitputtelijk, voor allen
gratis beschikbaar en milieuvriendelijk. Om deze rede
nen spreekt het gebruik van zonnestraling voor de
energievoorziening tot de verbeelding van velen. Niet
alleen bij leken, maar vaak ook bij degenen die bekend
staan als deskundig, leidt dit tot het projecteren van
maatschappelijke wensen op het beeldscherm van de
toekomst. Uit reactie hierop, menen anderen dat de
kosten niet alleen nu, maar ook in de toekomst voor
het realiseren van zonne-energie zo hoog zullen zijn dat
de zon voor de energievoorziening altijd een illusie zal
blijven."
als gas en olie op zijn en hulzen
dus elektrisch verwarmd moe
ten worden, de opslag van re
serve-warmte voor een dag of
tien per huis een economische
noodzakelijkheid wordt. Langs
die redenering kwam hij tot
zijn windmolens, die, als zo'n
reservesysteem er toch een
maal is, goedkoper en net zo
betrouwbaar elektriciteit voor
verwarming zouden kunnen le
veren als een elektriciteitscen
trale.
Behalve een waslijst concrete
aanbevelingen en een boel re
kenwerk. waarover gisteren al
werd bericht, had de werk
groep zonne-energie van de
Landelijke 8tuurgroep Ener
gie Onderzoek (L8EO) ook nog
een stichtelijk woord woord
tot ons te richten. En dat trof
mij zodanig dat ik het maar
eens breeduit geciteerd heb.
Het trof vooral door de strenge
zin waarmee de werkgroep zijn
voorwoord vervolgde: „Dit
rapport is voor geen van belde
categorieën als ondersteuning
van hun mening bedoeld."
Het rapport komt inderdaad
op een duidelijk geformuleer
de middenpositie uit. Zonne
warmte voor de bereiding van
warm water en de verwarming
van huizen en gebouwen lijkt
een levensvatbare en nuttige
zaak. Maar de Invoering zal
alleen maar langzaam kunnen
geschieden en wel aanzienlijke
kapitalen kosten. Mensen met
plannen om de samenleving in
een afzienbare periode op
schone en probleemloze ener
giebronnen over te schakelen,
kunnen beter naar huls gaan
en opnieuw nadenken.
Die boodschap kreeg vorige
week ook de Britse astronoom
Martin Ryle. Hij had dit voor
jaar een artikel geschreven
over de wenselijkheid om de
Britse energievoorziening in de
toekomst zo veel mogelijk met
behulp van windmolens op te
zetten. Hoewel op sommige
punten kritiek mogelijk is,
schreef ik destijds, zullen de
energiedeskundigen over dit
stuk niet gauw zijn uitgepraat.
Volgens een droog ingezonden
briefje in Nature van 4 augus
tus is op één punt onthutsend
veel kritiek mogelijk.
Ryle situeerde zijn windmo
lens in gunstig gelegen delen
'van de Britse kustgebieden.
Maar ergens moet er iets met
de berekening zijn misgegaan,
want briefschrijver C. F. Cle
ment rekent met behulp van
Ryles eigen cijfers voor, dat hij
éénvijfde van het totale land
oppervlak van het Verenigd
Koninkrijk voor zijn idee no
dig heeft. Volgebouwd met 60
meter hoge torens op onderlin
ge afstanden van een kilome
ter. Het ls de vraag of dat prak
tisch te doen is. werpt Clement
op. „Er bestaat nog geen schat
ting van de plaatsingskosten
van windgeneratoren ln ver
schillende landschapstypen."
Opslag
Van de wind leven lijkt dus
toch wel problematisch. De
windgenerator zal, als hij het
tot het praktijkstadium
brengt, een weliswaar nuttige
maar vrij bescheiden aanvul
ling op onze energiebronnen
zijn. (De Nederlandse filosofie
mikt op een procent of tien van
de elektriciteltsvooizienlng.)
Wel vond Clement de ideeën
van Ryle over energie-opslag
systemen mogelijk nuttig. De
astronoom had betoogd dat,
Dat opslagprooieem speelt
ook bij de toepassing van zon
newarmte een belangrijke rol
op de achtergrond. De installa
ties zoals die op het ogenblik in
een aantal nieuwbouwhuizen
worden beproefd, voorzien in
ruwweg de helft van de totale
warmtebehoefte (inclusief
warmwater). Voor de andere
helft moet er toch met gas ge
stookt worden. Meer collecto
ren gebruiken om het huis ook
midden in de winter warm te
houden met wat er dan aan zon
schijnt, zou de installatie hele
maal onbetaalbaar maken.
Het alternatief ls, de warmte
die je 's zomers opvangt en dan
niet kunt gebruiken, tot de
winter te bewaren. Het rapport
van de werkgroep doet over die
seizoenopslag niet erg zonnig.
Er wordt aan gewerkt, maar de
voortgang is moeizaam. Dat
men er mee doorgaat, wordt
minder gemotiveerd door de
geboekte successen dan door
het besef dat het een belang
rijk probleem is. Toch komt uit
de richting van de technische
hogeschool Eindhoven een
voorzichtig optimistisch ge
luid. Men werkt daar aan op
slag van warmte in de grond,
en als je dat voor een stuk of
honderd woningen collectief
zou doen, staat in ieder geval
niet van te voren vast dat het
ontoelaatbaar duur zou
worden.
Om de gedachten te bepalen:
seizoenopslag betekent het 's
zomers opwarmen van zo'n
vierhonderd kubieke meter
grond per aangesloten woning.
Dat zou dan moeten gebeuren
door er warm water doorheen
te laten circuleren. Niet onbe
grijpelijk dat al minstens één
fabrikant van plastic bulzen
hardop mijmert over nieuwe
afzetgebieden in de toekomst.
Hij zal project nummer zestien
van het voorgestelde nationaal
onderzoekprogramma zonne-
energie met warme belangstel
ling volgen.
Intussen worden de eerste re
sultaten van wat er al aan
praktijkonderzoek naar zon-
verwanning loopt, volgende
maand op een conferentie in
Utrecht op een rijtje gezet Wie
dat op 7 september mee wil
maken kan het programma
aanvragen bij het bureau voor
lichting van het Energie-on
derzoekcentrum Nederland,
Scheveningseweg 112, Den
Haag.
'Philips meldt ons opgetogen dnt concern-dochter Holland Signaal
voor Schiphol de meest geavanceerde grondradar ter wereld heeft
gebouwd. „Zelfs bij de meest ongunstige weersomstandigheden
kan een fietser er als sodanlg mee worden herkend." Een veilig
gevoel, dat nu ook de fietspaden van onze nationale luchthaven een
veilige verkeersafwikkeling is'gewaarborgd.
Wat dit manneke in zijn schild voert, is niet te achterhalen. Vast
staat alleen dat zijn blik verduisterd ls. De E's waar hij doorheen
kijkt staan voor Europa. De tekening werd door de Europese
Commissie gebruikt om een overzicht op te fleuren van het
brokkelwerk dat doorgaat voor bet gemeenschappelijk onderzoek
beleid. Merkwaardige mensen, daar in Brussel.