zud-afrlka schaft"kBieaparthèH" af...
O
öp een kier..
Ethiek of
inkomen - dat
is de kwestie
=6
neer
Zogezegd
dt.
De achillespees
van de huisarts
DAG 12 AUGUSTUS 1977
TROUW/KWARTET 9
)mdat de nieuwbouw van de
•weede Kamer ontiegelijk veel tijd
n krankzinnig veel geld gaat
tosten, worden de rond honderd
rchitecten die er over willen
tadenken, uitermate goed
oorgelicht. Zoveel documentatie
n aanwijzingen krijgen zij, dat
lleen de stugge lezers en
vermoedigen onder hen volgende
peek vrijdag naar een
rchitectendag in de Kamer zullen
aan om ook nog mondeling te
rorden voorgelicht; door bekende
olitici als Vondeling en
terkhouwer.
loe iemand lust kan hebben in
o'n klus ontgaat mij persoonlijk.
Iet project toont een
igewikkeldheid, die garant staat
oor enkele tientallen
artinfarcten in de
rchitectenwereld. Ze zullen het
pel om de mooie premies doen, die
lijnheer Gruyters heeft
litgeloofd.
!én van de werkjes, die architecten
ebben moeten doorworstelen is
en boek van vijftig pagina's, vol
ingen waarop zij moeten letten.
,lk Kamerlid, zo staat er, moet een
chrijfblad hebben van 90 cm.
reed en 60 cm. diep (Overdreven).
Aan mechanisch verticaal vervoer
an goederen en personen dient
andacht te worden gegeven" (Het
orizontaal mechanisch vervoerd
rordt vergeten).
[et trimzaaltje dient een normale
erdiepingshoogte te hebben
(Vaarom?)
>e toegang tot de crèche moet
ings de ingangsbalie voeren
Terecht). En zo honderden dingen
Iet is nu vervelend, dat ter
Staatsdrukkerij enkele velletjes
an de instructies en aanwijzingen
it de tekst zijn weggevallen. Om
e architectendag toch een succes
e laten worden, drukken wij deze
tassages hier af:
173. Op en rond het Binnenhof kon
hen dezer dagen, toen het even
beter weer dreigde te worden,
raststellen dat alle bloembakken
makkelijke zitbankjes werden
terwij derd. Hier zit een diepere
edachte achter. De
luchtverversingsinstallatie in het
nieuwe Kamergebouw dient in de
winter zeer koude en in de zomer
uiterst warme lucht te blazen.
Ramen moeten niet geopend
kunnen worden. Het
restauratie-bedrijf zal gedurende
het weekeinde zijn
maximum-capaciteit bereiken.
Alleen in de maanden december,
januari en februari mogen er op het
Binnenhof gezellige terrasjes en
leuke winkeltjes zijn.
274. De vergaderzaal van de
christen-democratische fractie
behoort zo te worden ingericht, dat
de leiders op een verhoogd podium
komen te zitten van waaruit zij de
microfoon-installatie kunnen
bedieneh. Daarvóór een vierkante
tafel voor de katholieke notabelen.
Ten behoeve van het gewone volk
van de anti-revolutionaire of
christelijk-historische richting
kunnen klapstoeltjes achteraan
voldoende worden geacht.
275. Er dient een permanente
werkruimte annex slaapruimte
voor de kabinetsformateur te
komen, de zaal geluidsdicht. In de
hoek komt een machine voor
papiervernietiging. Kleine
kamertjes op loopafstand voor de
door Henry C. Faas
heren Burger, Albeda en
Andriessen. In de enkele weken
tussen het einde van een formatie
en de volgende verkiezingen moet
het publiek de gelegenheid worden
geboden de formatie-ruimte te
bezichtigen. Een afzonderlijke zaal
voor het bewaren van memo's
276. Om langdurig spreken te
vporkomen zal het spreekgestoelte
zo ongemakkelijk mogelijk zijn:
weinig licht, een lessenaartje ter
hoogte van de knieën, geen
houdertje voor een waterglas.
Onder de sprekersplaats komt een
valluik met daaronder een bassin
voor krokodillen en enkele
tropische planten. De knop
waarmee het valluik wordt
bediend, bevindt zich op de
publieke tribune. Ook de voorzitter
krijgt een knop, die hij bedienen
zal als er moeilijke woorden
worden gebruikt. Bij de keuze van
het mechaniek, dat het valluik in
werking stelt, zal er dus rekening
mee moeten worden gehouden, dat
het vele malen per dag zal worden
gebruikt.
277. Laat u niet niets maken, dat er
nieuwe parkeergelegenheid moet
komen. Een eenvoudig tunneltje
onder de Poten en de Herengracht
naar de garages en het Centraal
Station in het lelijke gedeelte van
Den Haag is voldoende. Bij
meevallende 's Rijks Financiën
kan in het tunneltje een rollend
trottoir zoals op Schiphol worden
aangebracht.
278. Een overdekte ruimte voor
demonstranten, eet-stakers,
paal-zitters en ludieke
protesteerders met ingebouwde
cabines voor radio- en
t.v.-verslaggevers, plus
opbergruimte voor verfpotten,
spandoeken en waterkanonnen.
Eventueel de Ridderzaal daarvoor
bestemmen.
279. Een slotgracht s.v.p.
280. Aangezien in het nieuwe
gebouw de journalisten hun werk
veel moeilijker zullen kunnen doen,
zullen de wanden van de
fractiezalen uiterst dun moeten
zijn. De prullenbakken zullen
vooraan door het bestuur van de
parlementaire pers geledigd
moeten kunnen worden. In de
ruimte waar men de handen wast,
moet een opening worden
vrijgelaten voor de aanleg van
gevoelige afluisterapparatuur,
aangezien daar de meest
vertrouwelijke gesprekken worden
gevoerd.
281. De afstand tussen de bankjes
van de afgevaardigden moet gering
genoeg zijn om elkaar lelijke
woorden te kunnen toevoegen (en
eventueel elkaar te kunnen slaan).
De EHBO-zaal behoort zich vlak
bij de vergadereaal te bevinden.
282. Met het oog op de
energie-situatie dient ruimte te
worden gereserveerd voor een
paardestal en de koets van de
voorzitter.
283. Koude douches: reeds
voldoende aanwezig.
284. Werkruimte voor 25 Europese
parlementariërs van Nederlandse
origine.
285. Ontwerpen, die er toe leiden,
dat naar het voorbeeld van het
Amsterdamse stadhuis het hele
project een halve eeuw wordt
uitgesteld, worden beloond met
een extra premie van 250.000
gulden.
Terlouw, de leider van D'66 iri
e Tweede Kamer over de sfeer
ondom de kabinetsformatie; „Ge-
urende de kabinetsformatie is er
de persoonlijke sfeer wel het een
ander verbeterd, maar vooral de
terban van CDA en PvdA barst
achterdocht. Beide partijen
ertrouwen elkaar voor geen cent".
)e jazz-musicus Misha Mengelberg
ver zijn werk: „Ik speel voor wie
an ook, die mij betaalt, in princi-
e. We zijn gewoon hoeren van ons
ak. Dat is elke muzikant die voor
eld speelt. Een andere kwestie is:
at kan ik doen om een muzieksi-
ïatie in een richting te krijgen die
lij zint? Dat is een ander hoofd-
uk".
De politieke prent is deze
week getekend door Wytze
Noordhof, want de vaste te
kenaar Tom Janssen is nog
niet in het land gesignaleerd.
Wie weet is het volgende
week allemaal weer bij het
oude.
vierdaagse missie van de Ameri-
nse senator Frank Church op
ba is de jongste ontwikkeling in
geleidelijke toenadering tussen
i Verenigde Staten en het regime
in Fidel Castro. Ook nu is de kwes-
t van de mensenrechten weer aan-
roerd.
I juni 1976 heeft de Inter-Ameri-
lanse Commissie voor de Mensen-
chten al een beroep gedaan op de
Ubaanse regering om terstond een
nde te maken aan wat de commis-
C noemde „wrede, onmenselijke
l vernederende" behandeling van
llitieke gevangenen. Ze zei over
p Idoende aanwijzingen te beschik-
a in dat Cuba zijn politieke gevange-
^™|n behandelt met „complete ver-
hting". Lichamelijke en geestelij-
wreedheid zijn volgens de Com-
isie aan de orde van de dag,
mals het onthouden van medi-
ie verzorging en passende voe-
lig. In klachten, die de Commissie
ld ontvangen, was sprake van ver-
iderende omstandigheden, dwan-
m
garbeid, eenzame opsluiting, geen
bezoek en maatregelen om de aan
vaarding van politieke indoctrinatie
af te dwingen. De Commissie, die
een onderafdeling is van de Organi
satie van Amerikaanse Staten
(OAS), deelde destijds mee dat zij
een samenvatting van de klachten
die haar hadden bereikt had toege
zonden aan de regering van Fidel
Castro, maar dat haar nooit enig
antwoord had bereikt.
De vergadering waar dit rapport van
de Inter-Amerikaanse Commissie
werd gepubliceerd werd gehouden
in Santiago, de hoofdstad van het
Chili van Pinochet. De Chileense
regering zei op dat moment dat zij
slechts 500 politieke gevangenen
achter slot en grendel had, ofschoon
Amnesty International het cijfer
stelde op 5.000. Maar Cuba, dat tien
procent minder inwoners heeft dan
Chili had in 1967, bij monde van
Castro zelf, toegegeven dat het om
streeks 20.000 politieke gevangenen
had. In 1975 zijn daarvan, na „poli
tieke heropvoeding", 75 tot 80 pro
cent vrijgelaten. Maar dan bleven er
nog altijd 4 a 5.000 over, naar verhou
ding meer dan in Chili.
Begin juni van dit jaar bekende Fi
del Castro in een interview met Bar-
door H. J. Neuman
bara Walters van de Amerikaanse
televisiemaatschappij ABC dat er in
zijn kerkers nog altijd zo'n 2 a 3.000
politieke gevangenen zuchtten. Zij
werden vastgehouden, zei hij, omdat
zij „allerlei contra-revolutionaire za
ken" hadden gesteund. In Washing
ton hechtte het State Department
niet al teveel geloof aan deze mede
deling van Castro. Men schatte daar
het aantal politieke gevangenen in
Cuba nog altijd op 15 a 20.000.
Maar al dit gegoochel met cijfers
blijft betrekkelijk zinledig, zolang
men zich er niets concreets bij kan
voorstellen. Welnu, een concreet ge
val is dat van ex-majoor Ruber Ma-
tos. Hij was een van de leiders van
de Cubaanse revolutie tegen Batis
ta. Hij stond aan het hoofd van de
vermaarde Kolonne Negen (die San
tiago de Cuba veroverde) en op een
zeker moment was hij zelfs militair
commandant van de provincie Ca-
maguey.
Na verloop van tijd schreef hij een
brief aan Castro, waarin hij de aan
dacht vestigde op communistische
infiltratie in regeringskringen. Hij
bood in die brief tevens zijn ontslag
aan en verzocht om toestemming om
zijn oude beroep van onderwijzer
weer te mogen opvatten. In oktober
1959 werd Matos op bevel van Castro
persoonlijk gearresteerd. Hij had ge
schreven: „Als ik voor de keus word
geplaatst om genoegen te nemen
met deze ontwikkeling ofwel het
veld te ruimen om geen schade aan
te richten, dan vin<J ik het eervol en
getuigen van revolutionair besef als
ik nu heenga".
Twee maanden later, in december
1959, werd Matos na een proces,
waar Castro zeven uur lang bet
woord voerde, veroordeeld tot twin
tig jaar gevangenisstraf. Een krijgs
raad had hem schuldig bevonden
aan „contra-revolutionaire activi
teiten".
Zijn vrouw, Maria Luisa Araluce
Matos, en hun kinderen werden
blootgesteld aan allerlei vormen van
intimidatie en chicanes. Tenslotte
zagen zij kans te emigreren naar
Amerika, waar zij zich vestigden in
New Jersey. In februari 1975 schre
ven zij een brief aan de VN-Comrois-
sie voor de Mensenrechten. Maria
verklaarde daarin dat haar man al
vijf jaar lang geen enkele bezoeker
had mogen ontvangen in de La Ca-
bana-gevangenis in Havanna.
Volgens een zoon, die ook Rubei
heet, had de gevangene kans gezien
enkele brieven aan zijn gezin naar
buiten te smokkelen. In de „New
Vork Times" van 20 maart 1975 zijn
enkele fragmenten van deze ontroe
rende brieven opgenomen. Ruber
Matos schrijft daarin o.m.: „Ik vind
door Jelle Jan Klinkert
De stellingen zijn weer betrokken. Huisartsen en ziekenfond
sen staan na bijna een Jaar onderhandeld te hebben nog steeds
recht tegenover elkaar. Belde partijen mogen op radio en
televisie hun zegje komen doen, want de huisarts is een
belangrijke figuur in de Nederlandse gezondheidszorg. En als
Je de dreigementen van beide partijen hoort is het duidelijk,
dat de zaak hard wordt gespeeld.
ook dat de revolutionaire kracht van
ons land genoeg tijd heeft gehad en
voldoende kracht heeft ontwikkeld
om vertrouwen te stellen in zichzelf,
en dat de verandering van de buiten
landse politiek van Latijns-Amerika
veelbetekenend is maar noch hei
een noch het ander schijnt ons lot té
beïnvloeden. De werkelijkheid zegt
ons dat wij tot een andere wereld
behoren, dat we begraven zijn in de
ingewanden van de wereld".
In zijn wanhoop bracht Ruber Matos
jr. vorig jaar november een bezoek
aan Raul kardinaal Sllva Henriquez
van Santiago. Hij zei dat de kardi
naal zich vele malen had uitgespro
ken ten gunste van de mensenrech
ten en dat hij Fidel Castro persoon
lijk kende van diens bezoek aan Chi
li in 1971, toen Salvador AUende
Gossens daar nog aan het bewind
was.
De kardinaal zei dat hij humanitaire
inspanningen om de vrijlating van
Matos sr. te verkrijgen van ganser
harte ondersteunde. Huber Matos
jr. voegde daaraan toe, dat hij graag
bereid was de plaats van zijn vader
in de gevangenis in te nemen. Per
slot van rekening had hij van zijn
oorspronkelijke vonnis nog drie jaar
te goed Kortgeleden werd er,
eveneens in de „New York Times",
op gewezen, dat Fidel Castro des
tijds door de dictator Batista tot
slechts vijftien jaar is veroordeeld,
en dat hij daarvan niet meer dan
twintig maanden heeft uitgezeten!
Misschien dat senator Church, die
in de strijd tegen de vervaarlijke
Lockheed-draak immers geen mo
ment versaagde, nu ook eens een
woordje kan wijden aan het geval-
Matos.
Wat is er precies aan de hand? Met
behulp van enkele cijfers is dat
gemakkelijk uit te leggen.
Een huisarts heeft particuliere en
ziekenfondspatiënten. Een particu
liere patiënt betaalt voor elke ver
richting een vast bedrag aan de
huisarts; hij betaalt per consult of
per visite. Voor de ziekenfondspa
tiënten is de regeling anders. Het
ziekenfonds betaalt rechtstreeks
aan de huisarts voor elke bij hem
ingeschreven patiënt een bepaald
bedrag per jaar, ongeacht het aan
tal verrichtingen.
Voor de eerste 1.800 fondspatiënten
krijgt de arts per patiënt een netto
honorarium van 43,18, een bijdra
ge in de praktijkkosten van 23,59
en een bijdrage in de pensioenpre
mie van 5,66. Tesamen is dat
ƒ72,43 per fondspatiënt per jaar.
Voor elke patiënt boven die eerste
1.800 is de praktljkbijdrage lager:
2,07. Dat maakt dan in totaal
50,91 per patiënt per jaar.
Het meningsverschil gaat nu voor
al over de bijdrage in de pensioen
premie. Het honorarium van de
hulsarts is sinds 1967 in principe
gekoppeld aan dat van topambte
naren schaal 151 inclusief het
daarbij behorende fraaie salaris.
De hulsartsen nu stellen: om een
dergelijk pensioen nog steeds te
kunnen realiseren is het noodzake
lijk dat de premiebij drage van de
ziekenfondsen wordt opgetrokken
tot een tientje. Gebeurt dat niet,
dan wordt een eerder gemaakte af
spraak (die uit 1987) geschonden.
Bovendien gaan we er in inkomen
op achteruit, omdat we de hogere
premie dan zelf moeten betalen.
De ziekenfondsen stellen hierte
genover, dat waar ledereen tegen
woordig moet matigen, ook de
huisartsen hun bijdrage kunnen le
veren. Waarom zou de modale, al
enige tijd rond de nullijn rondzwe
vende werknemer de hogere pensi
oenpremie van de huisartsen moe
ten betalen?
Ethiek
De hulsartsen dreigen dat ze, als ze
hun zin niet krijgen, naar andere
middelen zullen grijpen. Hoe drei
gend dat ook klinkt, toch is het
duidelijk dat hier de achillespees
van de huisartsentactiek zit.
Het is nuttig om daarvoor even in
de geschiedenis van het artsenbe
roep te kijken. De arts die in de
tweede helft van de vorige eeuw
praktiseerde was een universitair
geschoold geneeskundige en ge
woonlijk van vermogende afkomst.
Het was een gentleman-arts, die de
geneeskunde min of meer als nut
tig tijdverdrijf uitoefende. Die situ
atie maakte het hem mogelijk zich
financieel onafhankelijk op te stel
len. Hij kon, als hij dat nodig acht
te, arme patiënten om niet behan
delen. En hij kon een soort lnko-
mensnivellering-avant-la-lettre
toepassen door zijn rijke patiënten
extra hoog aan te slaan.
In die tijd ontwikkelde zich, mede
als weerspiegeling van deze situa
tie, ook de beroepsethiek. Een be
langrijk onderdeel van deze ge
dragscode was en is dat een
arts ieder die dat nodig heeft, onge
acht afkomst of draagkracht, naar
beste vermogen en onbaatzuchtig
tracht te helpen.
Ziekenfondsen
In de loop van de tijd bleek, dat in
deze situatie een goede gezond
heidszorg voor de armen toch niet
mogelijk was. Daarom werden op
initiatief van artsen en vakbonden
ziekenfondsen opgericht. Deze heb
ben daarna (vanaf plm. 1880) in de
Nederlandse gezondheidszorg
steeds een uitermate belangrijke
rol gespeeld.
In onze eeuw traden belangrijke
veranderingen op. De arts-van-ver-
mogende-afkomst verdween steeds
meer, maar zijn aanspraken op een
gentleman's status bleven bestaan.
Tegelijk bleef de beroepsethiek een
belangrijke rol spelen, met name in
het beeld dat de medische professie
naar de samenleving toe wist over
te dragen.
Zo zien we dan met name in de
Jaren na de tweede wereldoorlog
voor de artsen het onmogelijke mo
gelijk worden. In een situatie van
snel toenemende welvaart en ster
ke vergroting van medisch-techni-
sche mogelijkheden, bleek het de
medische professie te gelukken om
een beeld van onbaatzuchtige opof
feringsgezindheid naar buiten te
combineren met het toucheren van
absolute topinkomens. Daarbij
bleef de ethiek onaangetast omdat
er geen openlijke machtsmiddelen
gebruikt behoefden te worden. En
de beroepsvereniging kon zich de
Maatschappij tot Bevordering der
Geneeskunst blijven noemen, om
dat de bevordering van de hoogte
van medische Inkomens naar bui
ten toe nauwelijks een rol speelde.
Topinkomens
Om een beeld te geven van de be
dragen waarom het gaat kunner
we het volgende berekenen. Als wi
uitgaan van een praktijk van 2.60(
fondspatiënten, dan leert een een
voudige berekening met behuli
van de eerder gegeven cijfers da
de totaalopbrengst 160.920,— U
Nemen we vriendelijk aan dat eei
kleine tweederde van dit bedrai
besteed moet worden aan de prak
tijk, het huis en de belastingen, dai
levert dit een inkomen van pin
55.000 netto per jaar op. Hlerbi
moet de opbrengst van het particu
liere praktijkgedeelte nog opgeteli
worden. We zien even af van de vel
schnabbelmogelijkheden in d<
vorm van bedrijfs- en sportkeurin
gen, etc.
De voorzitter van de Landelijke
Huisartsen Vereniging riep onlangs
in Elseviers Weekblad uit: „We zijn
al genoeg geknepen". Uit boven
staande cijfers blijkt, dat er van
blauwe plekken voorlopig nog wel
geen sprake zal zijn.
Bezuiniging
De situatie van welvaart en econo
mische groei is veranderd; de eco
nomie kwakkelt, er heerst grote
werkloosheid en overal beginnen
Inkomens af te brokkelen. De gren
zen van de groei zijn bereikt.
Maar een arts is ook maar een
mens, net als een leraar of een
arbeider Als aan zijn Inkomen
wordt gemorreld, protesteert hij.
Een arbeider gaat dan in staking en
een leraar weigert verder mee te
werken aan onderwijsvernieuwin
gen. Maar nu blijkt de achillespees
van de huisarts: zijn beroepsethiek.
Want was in een tijd van economi
sche groei het onmogelijke nog mo
gelijk, nu is het dat niet meer. Het
wordt nu kiezen of delen. Het wordt
nu pas echt kiezen voor het behoud
van een goede gezondheidszorg op
het huidige niveau, of kiezen voor
het eigen Inkomen.
In de nabije toekomst zal blijken of
de beroepsvereniging echt de be
vordering van de geneeskunst op
de eerste plaats heeft staan of
dat ze nu openlijk als een vakver
bond of financieel-economische
pressiegroep voor de eigen leden
zal gaan optreden. Het huidige con
flict is hierin nog maar een eerste
fase.
Maar wat de afloop ook zal zijn, één
ding is nu al duidelijk: de relaties
tussen arts en samenleving worden
steeds zakelijker. Terwijl de pa
tiënt mondiger wordt, treedt de
arts van zijn voetstuk en laat
steeds meer het Ideologisch verte
kende idealistische beeld van zijn
beroep vallen. En daarmee wordt
de arts steeds meer een gewoon
mens; een gewoon mens met gewo
ne en ongewone wensen. Maar de
tijd dat bijna al die wensen werden
ingewilligd is definitief voorbij.
Drs J. J. Klinkert is wetenschappe
lijk medewerker aan de Vrije Uni
versiteit in Amsterdam.