Labuschagne
is 'er door'
Mystiek en
bevinding
Is Feike Asma
wel bekeerd?
'Watzegtdebijbel inGodsnaam?'
VANDAAG
Voorbijgangers
DSSflboekennieuws
ZATERDAG 2 JUU 1977
KERK
Trouw/Kwartet 2
door prof. dr. H. M. Kuitert
Water is in ons land altijd kouder dan lucht. Dat merk je pas
goed als Je gaat zwemmen. Met Je bovenlijf nog in de warme
lucht waaraan je lichaam gewend is, sta je met je benen al in het
water, dat altijd een paar graden kouder is. Sommige mensen
doen er niet moeilijk over; ze duiken er meteen in. De meesten
hebben een beetje tijd nodig; ze moeten eerst wat wennen, maar
tenslotte zijn er er door, zoals dat heet.
Ik kom daarop door het lezen van het boek van dr. C J.
Labuschagne, Wat zegt de bijbel in Gods naam? Nieuwe bijbe
luitleg en modern Godsgeloof (uitgave Boekencentrum, Den
Haag. Prijs 14,90).
Labuschange hij U oudtestamenticus In Oroningen is „er door". Hij
komt uit behoudende gereformeerde kring, met alles wat daaraan vasteit,
maar heeft in een langzaam en geruisloos proces de gedachtenwereld die
hem vanaf zijn kinderjaren vertrouwd was, zien afgebroken worden (en zelf
helpen afbreken) om er een andere voor in de plaats te krijgen (lees: zelf een
andere op te bouwen), en is niet meer bang zich in die wereld van nieuwe
opvattingen te bewegen.
Ik begin met deze achtergrond hier te vermelden, niet alleen omdat de
schrijver dat zelf ook doet aan het begin van zijn boek. maar omdat het boek
van deze weg die de schrijver zelf is gegaan, het stempel draagt. In meer dan
één opzicht trouwens. Hij toont zich in staat om precies die mensen aan te
spreken die net als hijzelf tegen de onhoudbaarheid van allerlei traditionele
waarheden aan lopen en aan hun eigen ontdekkingen op dit gebied lijden.
Maar hij heeft tegelijk wat op zijn hart. hij moet iets kwijt aan deze mensen
trouwens aan al zijn lezers en dat geeft aan het boek een zekere
spanning mee die maakt dat dat zich in één adem laat uitlezen: er staat niets
te veel in en niets te weinig.
Program
Ik moet voor ik verder ga. iets recht
trekken. Het boek is toegesneden op
de traditie-getrouwe gelovige die
met traditie en al de mist ingaat,
heb ik zo pas gezegd. Dat is wel
waar. maar door de manier waarop
het de zaak van het verdwijnend
geloof aanpakt daarover zo-
meteen meer is het tegelijk een
boek dat in staat is elke lezer te
boeien die wel wil geloven maar niet
meer weet hoe dat moet
Het program van zijn boek ont
vouwt de schrijver op een van de
eerste bladzijden wanneer hij
schrijft: „Door de bijbel anders te
lezen en dit betekent: niet meer
naïef kunnen wij anders in Ood
geloven. Voorwaarde is echter dat
wij met de moderne bijbelweten
schappen in zee durven gaan en
bereid moeten zijn én in Ood gelo
ven" (blz. 6).
In deze regel komt alles voor waar
over het in het vervolg van het boek
gaat de bijbel wetenschappen ko
men aan de orde. de waanvoorstel
lingen het woord is typerend voor
de krachtige taal die we zullen te
genkomen en vooral de samen
hang tussen de manier waarop je de
bijbel leest en de voorstelling die je
koester over God en Zijn openba
ring Over elk van deze drie thema's
zal ik wat uitweiden, om daarmee
enig inzicht in de inhoud en de
structuur van het boek te geven.
Kwakzalverij
Dat de schrijver het hele probleem
van het verdwijnende geloof aan
pakt vanuit de moderne bijbelwe
tenschappen, laat zich verstaan. Hij
is zelf bijbelgeleerde en heeft langs
de weg van zijn eigen wetenschap
pelijke arbeid geleerd anders tegen
de bijbel en zijn inhoud aan te kij
ken. Nu stelt hij zijn eigen ontdek
kingen in dienst van andermans ver
staan van dit boek. Zonder gebruiks
aanwijzingen kun je eigenlijk niets
met de bijbel beginnen, luidt een van
zijn basisstellingen. Niet omdat
de bijbel op zichzelf zo'n ingewik
keld geschrift zou zijn, maar wat
voor een baarlijke nonsens kunnen
mensen elkaar verkopen over din-
t C::
C. J. Labuschagne
gen waarvan ze geen verstand heb
ben en toch verstand moeten heb
ben, willen ze er zinnig over kunnen
praten. Zo gaat het ook met alles
wat over de bijbel gezegd wordt;
veel daarvan is ondeskundige praat,
in elk geval geldt dat voor de tradi
tionele bijbelopvatting: ze is onmo
gelijk anders te kwalificeren dan on
deskundig. Bijbelkwakzalverij, zo
als Labuschange niet onaardig for
muleert, wrange vrucht van leken
uitleg.
Ik kan mij voorstellen dat sommige
mensen wrevel voelen opkomen bij
het lezen van dergelijke termen.
Qaan deskundigen heersen over het
eenvoudige geloof? Labuschagne ge
maakt echter duidelijk dat geloof
niet zo kinderachtig doet dat het
zijn verstand thuislaat als het op
geloven aankomt, en dat de bijbel
wetenschappen het geloven niet on
dermijnen evenmin trouwens het
geloven funderen maar het gelo
ven er veeleer voor bewaren zich op
misverstanden of achterhaalde uit
leg van bijbelpassages vast te
leggen.
Factoren
Wie de bijbel leest moet goed beden
ken dat hij „literaire produkten van
een historisch bepaalde tijd", leest,
hoe hoog wij deze ook mogen waar
deren (1), en dat deze literaire pro
dukten geschriften van godsdiensti
ge aard zijn en dus met behulp van
de methoden van de godsdienstwe
tenschap bestudeerd moeten wor
den (2). Door deze factoren in reke
ning te brengen helpen de bijbelwe
tenschappen mee de bijbel voor het
verstaan open te leggen.
Niemand hoeft zich te generen voor
een op deskundigheid gebaseerde
opvatting van de bijbel; dat is alvast
een belangrijk ding. Maar vooral:
een dergelijke opvatting van de bij
bel is voorwaarde voor het functio
neren van de bijbel als boek dat ons
helpt Ood te ontdekken. In dit ver
band heeft de schrijver allereerst
een appeltje met Karl Barth te schil
len, die volgens hem wel de herwaar
dering van de bijbel als boek van de
kerk heeft bewerkt, maar bij wie van
een herontdekking van de bijbel
naar zijn eigen aard helaas geen
sprake was. Juist als bijbelgeleerde
is dat Labuschagne opgevallen. Ik
val hem in deze kritiek bij.
„Wilde exegese"
Dat doe ik ook als hij zich distanti
eert van de uitleggers die de zoge
naamde Amsterdamse methode vol
gen. Deze methode is volgens Labu
schagne in feite een herhaling van
wat vroeger typologische exegese
heette of van zelfs allegorische exe
gese: de „theologische waarheid"
van de exegeet staat al vast als hij
de tekst benadert, en de tekst zelf
dient als illustratiemateriaal. Exe
geten van professie kunnen met zo'n
methode geen vrede hebben, dat be
grijp ik wel. Zo kun je alles uit uit
een tekst halen. Ik deel dus de be
zwaren van Labuschagne. maar ben
er niet zo boos om als hij, deels
omdat ik geen professionele exe
geet ben (denk ik), deels omdat de
Trouwens niet alleen door christe
nen. Dezelfde manier van uitleggen
wordt toegepast door filosofen als
Bloch en Fromm: je kiest een „kern"
of een „midden" van het Oude Tes
tament, zegt dat het daarom in het
Oude Testament „eigenlijk" begon
nen is en je hebt je stelling (die
„kern" waar het om gaat) daarmee
voorzien van een normatief funda
ment zonder weerga. In feite is het
natuurlijk willekeur wat er hier ge
beurt. Wilde exegese is willekeurige
exegese. Nu ik er nog eens over
nadenk geef ik Labuschagne toch
maar gelijk: zo moet het niet.
Samenhang
Hoe dan wel? Daarover tenslotte
nog een enkel woord. Het geeft mij
meteen de gelegenheid nog iets te
zeggen over de samenhang tussen
bijbelopvatting en manier van spre
ken over Ood. Wat bijbelweten
schappen kunnen (en moeten) doen
is: wat er gebeurd is, zo dicht moge
lijk te benaderen (1), inzicht te krij
gen in de manier waarop de bijbelse
auteurs hun .stof presenteren en in
de motieven vanwaaruit ze dpt heb
ben gedaan (2), om aan de hand
christelijke kerk t.a.v. het Oude Tes
tament dat altijd al heeft gedaan.
Het is een vorm van „wilde exegese"
waarmee de zogenaamde Amster
damse methode ons confronteert
(de term is van Scharffenberg, later
overgenomen door Donner), maar
dat soort wilde exegese is te allen
tijde door christenen gepleegd omi
het Oude Testament als normatief'
boek te kunnen handhaven.
Een paar toegewijde lezers bellen
me ongerust op met de vraag of we
Felke Asma soms zijn vergeten Dit
jaar is het jaar van de jubilerende
organisten. Simon C. Jansen en
Plet van Egmond hebben we in de
krant gehad. Willem Mudde en
Stoffel van Vlegen ook. maar tot
dusver geen regel over Felke Asma,
die er nu toch ook een halve eeuw
orgelspelen op heeft zitten. Ik heb
door de telefoon hartelijk
verzekerd dat ik de laatste zou zijn
om niet bij Asma-in-het-goud stil te
staan, en vandaag is het dan zover.
Boven mijn verhaal staat: Is Feike
Asma wel bekeerd? Mijn antwoord
luidt gelukkig niet. Dit lijkt een
vreemd antwoord. Immers,
wanneer iemand zich bekeert dient
ons dit te verblijden en
onbekeerlijkheid moet ons tot
droefheid stemmen. Ik heb het
echter niet over Asma s ziel. doch
over zijn spel en dat dé&rin geen
verandering is gekomen, ondanks
dc een dikke tien jaar terug vlijtig
rondgestrooide
bekeringsgeschiedenis van Feike
Asma. doet me deugd. Ik zal
uiteenzetten, waarom.
Ik kijk en luister nogal eens naar
EO uitzendingen met samenzang
en bijbehorend orgelspel. Dit laatste
wordt geleverd door organisten die
duidelijk mikken op een breed
publiek Dit stel ik niet misprijzend
vast. ik zou niet weten wat er op
tegen is om zoveel mogelijk
mensen te bereiken. Echter, deze
organisten komen met zulke
melige voorspelen en zulke
zouteloze harmonieën voor de dag.
dat je er een flauwe smaak van in
de mond krijgt Het is geen vlees en
geen vis, het is zomaar wat en dat is
niet bar veel Dikwijls denk ik dan.
dat deed Feike Asma vroeger
beter!
Met „vroeger" bedoel ik de Jaren
vijftig, toen ik op zomerse
zaterdagavonden naar de Oude
Kerk in Amsterdam toog. waar
Feike Asma zijn duteenden
versloeg en waar Cor 8tier. zijn
impresario van toen. glunderend
stapels programma's verkocht Het
gebeurde vaak dat Asma besloot
met een eigen liedbewerking, aan
het slot waarvan wij geacht werden
het betrokken lied mee te zingen.
Ook had je af en toe een speciale
avond met samenzang.
Welnu, daaraan bewaar ik goeie
herinneringen en naarmate de
jaren verstrijken, worden die
herinneringen steeds mooier. Ik
stelde me daarom de vraag:
Idealiseer ik die avonden met Felke
Asma niet en zou hij misschien in
werkelijkheid ons niet een pak van
't zelfde laken verkocht hebben als
waarvan al die Fransen. Klaasen
en Jannen ons iets aanbieden via
de microfoon en de camera's van de
EO0
door A. J. Klei
Feike Asma
Laat nu de al genoemde heer Stier,
die van deze mijn overwegingen
niets afweet, mij Juist een dezer
dagen „voorde aardigheid" een
bandje sturen met door hem zo'n
twintig jaar geleden in de Oude
Kerk gemaakte opnamen van
orgelspel van en samenzang met
Feike Asma. Nieuwsgierig ging ik
het beluisteren, nü kon ik goed
vergelijken, en om het maar
meteen te zeggen: de
bedrijvigheden van Frans, Klaas of
J an verbleken volledig bij de
manier waarop Asma voor ons in
de Oude Kerk een versje aanpakte
of onze zang in- en begeleidde.
Tegenover onpersoonlijke
gladdigheid staat een zeer
persoonlijke greep waaraan je niet
ontkwam. Ik weid daarover met
uit, de liefhebbers weten waarover
ik het heb, en de anderen snappen
het toch niet.
Na de tijd van glorie (en verguizing)
van Felke Asma In de jaren vijftig,
ging de mare door ons vaderland
dat hij bekeerd was. Oeen
Scheepke onder Jezus' hoede meer,
geen zoetige flutstukjes meer. hij
zou heel anders gaan spelen. Asma
zelf, die ik er bij zijn veertigjarig
Jubileum over aansprak, deed er
erg nuchter over. Ik probeer wat
verder om me heen te kijken dan
tot nu toe, zei hij, ik wil ook
oppassen niet in een sleur te raken,
maar je instelling. Je temperament
verander je natuurlijk niet.
De effecten van de dusgenaamde
bekering van Feike Asma heb ik
niet van nabij kunnen vaststellen,
want om een of andere duistere
reden komt hij nooit meer in
Amsterdam spelen, echter uit wat
ik via radio, televisie en
grammofoonplaat hoorde en
waarnam, concludeer ik dat hij
minder wild aan de gang is. maar
nog even gulzig in de toetsen grijpt
als voorheen. Heel belangrijk lijkt
me de aanzienlijke uitbreiding van
zijn repertoire. Op nieuwe platen
van Asma kom je geen werken
tegen die Je uittentreure van hem
gehoord hebt en tegelijk zijn het
composities die hem èn zijn schare
afnemers liggen.
Ik denk aan de Engelse muziek die
hij speelt op een plaat in de reeks
„Meesters van het orgel" van
Philips en vooral aan de pas
uitgekomen jubileumplaat in de
serie „Rond de Rotterdamse
Laurensorgels". De titel van de
plaat is: „Felke Asma 50 jaar
organist" en hij speelt op het grote
(allicht!) orgel van de Laurenskerk
werken, die ik hem nog niet eerder
hoorde uitvoeren: een stevige
compositie van Karl Hoyer,
leerling van Max Reger, die
minstens zoveel noten in zijn
stukken doet als zijn leermeester:
Einleitung, Variationen und Fuge
über den Choral „Jerusalem, du
hochgebaute Stadt"; een lieflijk
werk van Mendelssohn: Andante
mlt Variationen; uit de vijfde
sonate van Guilmant: Choral et
fugue, en uit de vierde suite van
Boêllmann: Elévatlon. Een en
ander geknipt voor de lessenaar
van Felke Asma en zeer
aanstekelijk gespeeld.
Asma eindigt met een Finale over
de Avond2ang van eigen makelij
en deze stichtelijke uitsmijter doet
me de vraag, gesteld in de titel
boven dit stuk, nog eens met een
extra krachtig néé beantwoorden.
Het is net als vroeger. Uit het
voorgaande kan duidelijk
geworden zijn dat ik daar graag
vrede mee heb. Felke Asma
bevestigt de harmonium-cultuur, is
eens schamper opgemerkt.
Misschien wel, bij een aantal
mensen, en wat zou dat nog? Er
zijn barbaarsere culturen. Naar
mijn overtuiging opende Feike
Asma. en opent hij nog steeds, voor
een grote schare, die er anders
nooit aan toe zou komen, de weg
naar de orgelmuziek en in het
verlengde daarvan naar de
muziekcultuur. Dat is een
ongelooflijke verdienste.
Wat de Rotterdamse plaat betreft,
deze krijgt men franco
thuisgestuurd na overmaking van
25 gulden op giro nr. 4900 tav.
Stichting Grote Kerk te
Rotterdam. Ik wil er nog van
zeggen dat het „volle werk"
ondoorzichtig klinkt, vooral in
Asma's finale. Het kan aan de
akoestiek liggen, het kan zijn dat er
te veel registers op het grote
Laurensorgel zitten en 't kan ook
zijn dat Asma er te veel opentrekt.
Ik verneem dat er in het najaar bij
Philips een jubileumplaat uitkomt
met Feike Asma op zijn eigen orgel
in Maassluis. We kunnen dus
voorlopig weer voort.
daarvan de bedoelingen van hun
woorden en verhalen trachten te
verstaan.
Vanuit dit gezichtspunt vallen er
heel wat ontdekkingen te doen. Ik
noem enkele dingen uit de laatste
drie hoofdstukken van Labuschag-
ne's boek. In de eerste plaats kun je
door een dergelijke historische be
nadering zien dat er een variatie van
Godsvoorstellingen geconstateerd
kan worden bij de auteurs van het
Oude Testament. Het woordje
„God" heeft zijn geschiedenis, ook
in de bijbel zelf. Dat komt omdat
het, hoe we het ook wenden of keren,
mensen zijn die in de bijbel over
God spreken en zich daarbij bedie
nen van wat Labuschagne de „theo
logische taal van hun tijd" noemt.
Ze hebben nu eenmaal geen andere
taal tot hun beschikking en dat
betekent dat ze tot in hun spreken
over God toe van hun tijd afhanke
lijk zijn. Voorbeeld: de zogenaamde
anthropomorfismen, dat wil zeggen
dat God mensvormig wordt voorge
steld.
Tussen haakjes: ik geloof niet dat de
schrijver gelijk heeft als hij zegt dat
wij, omdat wij mensen zijn, nu een
maal niet anders kunnen dan ons
God mensvormig voorstellen. Er
zijn ook godsdiensten waarin God
dier-vormig wordt voorgesteld (om
maar eens wat te noemen). Waarom
de Israëlieten God juist mensvor
mig voorstelden en dan nog als
man is een vraag op zichzelf.
Belangrijkste
Maar het meest belangrijke uit de
slothoofdstukken is wat Labuschag
ne zegt over de uitdrukking „God
sprak". Iedere bijbellezer kent die
uitdrukking en zal zich menigmaal
de vraag gesteld hebben: hoe komt
het dat God tot Abraham sprak en
dat ik Hem nooit meer hoor spre
ken? Dat is een zeer vanzelfspreken
de vraag, waaraan Intussen de mees
te dogmatische of uitlegkundige
boeken voorbij gaan. Niet allemaal,
zoals Labuschagne denkt. Ik herin
ner hier maar aan het artikel van
Berkhof in de bundel Geloven in
God dat uitdrukkelijk probeert uit
te werken en voorstelbaar te maken
wat „God sprak tot Abraham" bete
kent. Labuschagne's oplossing is:
wij hebben in een groot aantal ge
vallen waarin van „God sprak" spra
ke is, met een stijlfiguur te maken,
met een manier van spreken over
God en niet met een spreken van
God. En ook in al die gevallen waar
in de achtergrond gevormd wordt
door profetische inspiratie moeten
we zeggen: het zijn en blijven men
sen die zeggen namens God te spre
ken. God wordt sprekend ingevoerd;
in de directe rede horen wij God niet
spreken en hebben ook de Israëlie
ten Hem niet horen spreken. „Woor
den van God in eigenlijke zin be
staan niet" (blz. 99).
Deze kernachtige zin lijkt mij een
geschikt slot voor mijn overzicht,
geschikt want typerend voor het
boek dat ik hier heb aangekondigd.
Schijnbaar neemt zo'n zin je wat af;
in werkelijkheid opent het de weg
om menselijk over God te spreken.
door dr C. Rijnsdorp
Studenten uit de gereformeerde ge
zindte hebben zich op een conferen
tie laten voorlichten over mystiek en
bevinding door vier referenten van
onderscheiden schakering. Het wa
ren prof. dr G. Quispel, drs A. de
Reuver, prof. dr S. van der Linde en
ds A. Moerkerken. De teksten zijn
bijeengebracht in een boekje, geti
teld Mystiek en Bevinding (uitg.
Kok, Kampen, 82 blz., 10,90).
Ds Moerkerken doet dit het meest
traditioneel, bijna wereldvreemd;
prof. Qispel het meest hedendaags
en op de man af. Prof. Van der Linde
behandelt het thema vooral histo
risch en ds D. Reuver spitst zijn
betoog toe op Romeinen 8. Alle vier
•hebben dit gemeen, dat zij onder
scheid maken tussen mystiek en be
vinding en dan weer verder allerlei
gradaties zien. Hieruit spreekt voor
zichtigheid en dat is maar goed ook,
want de praktijk der bevindelijke
vroomheid kent haar zelfs tragische
excessen.
Onbekend
Toch kan prof. Quispel gelijk heb
ben wanneer hij zegt dat „de mysti
cus ons soms de ogen kan openen
voor onbekende en onvermoede
schatten in de oorkonde van de
Openbaring, de Bijbel, die ons door
de officiële kerk veelal verzwegen
worden" (blz. 14). En prof. Van der
Linde herinnert er op blz. 47 aan, dat
„Een element dat vooral niet moet
worden vergeten is, dat mystiek niet
optreedt als iets oorspronkelijks,
maar dat ze pleegt te reageren tegen
een bestaande situatie, die als onbe
vredigend wordt ervaren".
Men kan, op het voetspoor van Na
than Söderblom, in de vroomheid
twee typen onderscheiden: het pro
fetische en het mystieke type. Voor
zover mystiek van alle tijden is, gaat
ze terug op de neiging tot inkeer, tot
zelfbespiegeling, die tot tegenpool
heeft de behoefte aan optreden naar
buiten. Er zijn nu eenmaal mensen
die meer introvert zijn aangelegd en
anderen die duidelijk het extraverte
type vertonen. Ik zie dan altijd voor
mij het portret van de oudere Bach
en de zelfverzekerde, bijna uitdagen
de oogopslag van Hfindel. Wanneer
de mens nu eenmaal zo tweezijdig
Innerlijk
Alle vier de auteurs hebben oog voor
de innerlijke, persoonlijke beleving
van het geloof. Wat daarvan in de
praktijk aanwezig is, willen zij sane
ren, bewaren, aanbevelen. Men kan
er zijdelings een protest in zien tegen
de voortgaande rationalisatie van
onze samenleving. Maar voor mij
persoonlijk zit de moeilijkheid in de
aansluiting bij de Nadere Reforma
tie en de oude schrijvers. Als iemand
die iets van cultuurhistorie afweet
zie ik te duidelijk in de traditionele
bevindelijkheid de naklanken van
de vroege romantiek. De ontdekking
van het innerlijk leidde tot explora
tie van het innerlijk. Die eerste tijd
van de ontdekking van het gemoed
was het mooist. Aan de vroege ro
mantiek in de kunst voelt schrijver
dezes zich zelfs verwant. Maar de
wittebroodsweken van de innerlijk
heid zijn al lang voorbij.
Ook moet men er oog voor hebben,
dat rationalisme en romantiek, die
beide de negentiende eeuw hebben
beheerst, ondergronds verbindingen
onderhouden. Zo heeft de bevinde
lijkheid in de praktijk een bepaalde
systematiek ontwikkeld. Dat net
werk van onderscheidingen naar
staat, weg en toestand, al die stereo
tiepe gestalten, verraden wonderlijk
genoeg een inslag van rationalisme.
Men moet erkennen: het gevoelsele
ment, het hart, het irrationele, de
geloofservaring, het zijn allemaal le
gitieme zaken. Maar zoals de Neder
landse traditie die aanreikt, met
kuitbroek en steek als het ware, is ze
voor mij althans onaanvaardbaar.
Deze traditie draagt te duidelijk de
sporen van de achttiende-eeuwse
Nederlandse samenleving, het va
derland van vóór de Franse revolu
tie, dat onherroepelijk tot de ge
schiedenis behoort.
En toen Jezus in het schip weer
overgestoken was naar de overkant
kwam een grote schare bij Hem en
Hij was bij de zee. (Markus 5,21)
De opmerkingen waarmee Markus
de verhalen van Jezus telkens weer
begint zijn meestal dienstig om ons
tijd en plaats van het gebeurde te
verduidelijken. Voor de doorsnee
kerkganger zijn dit meestal
mededelingen die zo snel mogelijk
overgeslagen moeten worden om tot
het „eigenlijke" van de geschiedenis
te komen. Want daar gaat het om.
Die berichten omtrent tijd en plaats
en ook omstandigheden zijn niet
vrij van eentonigheid en zullen dan
ook wel aleen voor dorre
bij belgeleerden van betekenis zijn.
Toch gebeurt het mij meermalen
dat ik met het lezen niet verder kom
Ik zie het dan voor me. Jezus, een
bewogen en geraakte jongeman.
Met z'n vrienden om zich heen. Ik zie
de zee. Ik ruik het water en ik hoor
de mensen die op komen zetten. Ik
hoor hum gemurmel en gepraat. De
schare. En dan weet ik ineens wat
het betekent. Die gewone
mededeling wil mij zeggen: het is
geen sprookje. Dit fabelachtige, dit
stukje nieuwe, andere werkelijkheic.
is toch echt hier gebeurd. Dat er
iemand van God kwam en zich op
die ene definitief reddende manier
bemoeide met ons bestaan. Ik heb
genoeg. Deze gedachte. Dit
evangelie, dat het om deze
aangevochten werkelijkheid gaat in
Gods erbarmen.
Beroepingswerk
NED. HERV. KERK
Beroepen te Utrecht: W. S. Duvekot
te Brielle.
Beroepen te Oostemijkerk-Morra-
Lioessens en Paesens c.a. J. M. van 1
Kruis, kand. te Nieuwveen (verb
ber.)
GEREF. KERKEN
Aangenomen naar Scheveningem A
v.d. Zwaag te Hëerde.
GEREF. KERKEN VRIJG.
Beroepen te Opeinde in combinatie
met Surhuisterveen: J. P. v.d. Wa.
kand. te Groningen.
Beroepbaar: J. M. de Jong, Van Ees-
terensingel 154, Alblasserdam.
GEREF. GEMEENTEN
aangenomen naar Lelystad: R. Kat-
tenberg, kand. te Krimpen a.s. U-
ssel, die bedankte voor 12 andere
beroepen.
VRIJE EV. GEMEENTEN
Benoemd tot bijstand in het pasto
raat te Nijverdal (in het bijzonder
voor bejaarden en langdurig zie
ken): W. F. Praas, em. pred. aldaar
die deze benoeming heeft aange
nomen.
geschapen is, ligt het voor de hand
dat in de godsdienst beide polen hun
recht hebben. Het naar buiten ge
keerde kan tot veruitwendlging lei
den (ik denk ineens aan een oude
brochure uit gereformeerde kring:
Veruitwendigen ome kerken?), ter
wijl kerkelijke eenkennigheid via
wereldverzaking tot plichtsverza
king en hellsegolsme kan voeren.
Onze adressen:
AMSTERDAM:
Postbus 859
Wibautstraat 131
Tel. 020-913456
Telex 13006
ROTTERDAM/DORDRECHT:
Postbus 948
Westblaak 9. Rotterdam
Tel. 010-115588
DEN HAAG/LEIDEN:
Postbus 101
Parkstraat 22. Den Haag
Tel. 070-469445
ZWOLLE/GRONINGEN:
Postbus 3
Melkmarkt 56. Zwolle
Tel. 05200-17030
ADVERTENTIE
DEZER DAGEN VERSCHENEN:
WIE LIEFHEEFT. LEER VOORGOED
lOBbl*., f12,60
Liederen, belijdenissen, gebeden, gedich
ten. notities. Opnieuw een boekje met een rijke
inhoud voor gebruik in gezinnen, kerk
diensten en allerlei andere bijeenkomsten.
Dr. J.M. van Minnen
WACHTEN OP GOD
132 bU-, (14^0
Bijbelstudies en schetsen uit de praktijk van
da Utrechtse studentengemeente. Boetend
van opzet, ook voor hen die zich afvragen,
wat vandaag met de bijbelse boodschap
gedaan kan worden.
Prof. Or. R. Blüame
DE PREEK
120 bh., (14,«0
Het eerste deel van de nieuwe reeks
"Gemeente van Christus n(i", waarbij het
de bedoeling van de auteur is theologie en
gemeente dichter bij elkaar te brengen. In dit
boek gaat het om de plaats en de functie van
de preek in de kerk.
Da. M.P. van Dijk
THEOLOGIE TUSSEN GISTEREN EN
MORGEN
1»bU.,mj0
Een boeiend en interessant boek voor aden
die geïnformeerd willen worden over de zgn.
nouwere theologie. Talloze theologen en
aktuela onderwerpen worden besproken.
Verkrijgbaar in da boekhandat
U[ci3])<OK KAMPEIV,