Kolder in de tropen Taal en teken binnen Chinese muren Elisabeth Eybers: het woord als therapie Hans Vervoort door T. van Deel Het ls van Vestdijk bekend dat hij zijn romanfiguren van astrologische tekens voorzag. Niet omdat hij, laat lk zeggen, ln de astrologie geloofde, maar meer omdat hij inspiratie kon putten uit de stroom associaties en connotaties die elk teken oplevert. Hij handelde er als romancier mee, confronteerde tekens en dus: karaktereigenschappen met elkaar in het laboratorium van zijn roman; hij psychologiseerde, geholpen door het astrologische aanbod. Nagebouwd interieur van eenvoudige woning uit Noord-China door G. Kruis „I tsai pi hsien", de idee gaat voor het penseel uit, zeggen ze in China. Maar in mijn geval niet voor de pen. Want tel kens weer als je geconfron teerd wordt met een of meer uitingen van de Chinese cul tuur zoals nu op de ten toonstelling „Taal en teken binnen Chinese muren", tot 15 februari 1978 in het Rijks museum voor Volkenkunde, Leiden weet je eigenlijk nauwelijks waar je aan toe bent. Als leek en wie is dat in een geval als dit op een enkele uitzondering na, niet zeggen om te beginnen al die onuitspreekbare namen en be grippen je niets, terwijl de Chinese geschiedenis nu ook niet bepaald in je hersens gegrift zit. Je kunt geen verbindingen leggen, je hebt nauwelijks houvast. Maar dan ga je kijken en langzamerhand, als van zelf, een heleboel ontdekken. Daar word je op deze expositie uit stekend bij geholpen, niet door een kostbare, rijk geïllustreerde catalo gus, maar door een helder geschre ven foldertje 0,50) en, overal, kaarten met duidelijke uiteenzet tingen en vertalingen. 't Gaat hier dus in de eerste plaats om de taal en het teken, het schrift. Schrijven, zou je toch wel kunnen zeggen, is in China dikwijls schilde-' ren, vormen op papier of zijde zet ten met een penseel. Vormen die vaak zo mooi, zo soepel neergezet, zo vanzelfsprekend harmonisch zijn, dat zelfs mensen die alle ab stracte kunstvormen zonder meer afwijzen, er verrukt tegen aan staan te kijken. Misschien gedeel telijk omdat ze weten (of denken) dat die voor hen volkomen onlees bare tekens voor anderen wel iets be-teken-en. Of misschien toch al leen maar vanwege die onontkoom bare schoonheid 't Is in dit geval uiteraard ondoen lijk de ontwikkeling van het Chine se schrift uit de doeken te doen, daarvoor zou je een kleine 2500 Jaar terug moeten. Er ontstonden in de loop der eeuwen wel verschillende schrifttypen. Het oudste, uit de Sjang-periode (omstreeks 1600 vóór Chr.) is het zegelschrift (chu- an-shu), dat oorspronkelijk werd geschreven met een in inkt of lak gedoopte stift. Verder ontstonden, en dat gebeurde allemaal in het begin van onze Jaartelling, nog het klerkenschrift (li-shu), het nor maalschrift (k'ai shu), het lopend schrift (hsing-shu) en het meest vlotte, afgekorte schrift, het z.g. gras- of schetsschrift (ts'ao-shu). Dat gebruikten de calligrafen, de kunstenaar-schrijvers het meest, omdat ze er zich het meest vrij, individueel in konden uiten. 70.000 karakters Zo alles bij elkaar, maar daar moet je dan ook alle nu niet meer dage lijks gebruikte en alle mogelijke variaties bij rekenen, moeten er on geveer 70.000 karakters zijn. Maar een normaal woordenboek bevat er „maar" zo'n 7500. En dat .werkt uiteraard het analfabetisme (als je daar in China, een land zonder alfa bet, over kunt spreken) wel in de hand. Mao Tse Toeng wilde daar om al vroeg het karakterschrift af schaffen, maar dat bleek gewoon onmogelijk omdat het moderne Pe- klngs, de officiële voertaal,nog veel te weinig in het land was verbreid. Het wonderlijke feit doet zich na melijk voor, dat Chinezen uit de verschillende delen van dat im mense land, die elkaar totaal niet kunnen verstaan hun dialecten verhouden zich ongeveer als b.v. de Latijnse talen in Europa zich wel allemaal van het zelfde schrift be dienen en dus wel alles van elkaar kunnen lezen. Dat gaat ook op voor bepaalde delen van Korea, Vietr nam en zelfs Japan. Dat wordt op de tentoonstelling verduidelijkt door een gereconstru eerde uitspraak uit de Han-periode (206 vóór 220 na Chr.) in vijftien dialecten in ons schrift, fonetisch in dit geval dus, weer te geven. De resultaten zijn onvergelijkbaar, ze ker voor ons westerlingen. Diezelfde westerlingen staan hier overigens met open mond voor ty pisch Chinese zaken als dat stukje ivoor, niet groter dan een rijstkor rel, met een ingegrift gedicht van Mao, dat je alleen door een loep kunt waarnemen. Tellen lukte me niet, maar 'k schat toch wel dat er minstens vijftig tekens gebruikt zijn Vakmanschap Zoals gebruikelijk in dit Leidse mu seum zijn de zalen bijzonder aan trekkelijk en zeer Verzorgd inge richt. Er is bijvoorbeeld een hal nagebouwd, puntgaaf is dat ge daan, waar rijke families hun be zoekers ontvangen. Rolschilderin- gen aan de muur, calligrafieën ook, prachtig meubilair en velerlei sier voorwerpen, zoals die merkwaardi ge, helemaal natuurlijk uitgesleten rotsachtige stukken steen (op be werkte houten sokkeltjes) waar de Chinezen een geweldige passie voor hebben. Nog steeds. Of die schitte rende meerkleurige stukken steen, een soort leisteen vermoed ik, waarvan de kleurverschillen wor den aangewend om tot de meest fantastische en fijnzinnige voor stellingen te komen, 'k Kan me voorstellen dat het bij die en gene wellicht wat kitscherig kan overko-. men, maar wat een vakmanschap! In de laatste zaal heb ik verwon derd en verrast rondgelopen. Daar hangen veel oude en ook nieuwe, meestal gereproduceerde prenten. Ik heb eens een expositie gezien van die moderne, goedkope wand versieringen en die waren volgens voorschrift van voorzitter Mao in het Rode Boekje duidelijk ge maakt „ten behoeve van de grote massa van het volk, en allereerst ten behoeve van arbeiders, boeren en soldaten Dergelijke prenten zijn hier ook. Die dragen titels als „Menselijk vernuft overwint de na tuur" en dat gaat dan over een elektrisch irrigatiewerkje, opge steld in een tempel die vroeger ge wijd was aan de Drakenkoning, de heerser over de wateren, of „Door het winkelcentrum waait een nieu we wind" óf „Nieuwe strijdster in de mijnen". En dat nieuwe zie je er dan ook wel van af, want het is een stralende, stoere meid met een wes terse tandpastareclameglimlach met nauwelijks mongoloïde trekken. Beter dan ambtenaren Maar als je dan denkt en dat deed ik dat al die slogans en die idealisering van de laatste (com munistische) tijd zijn, vergis je je danig: de makers van b.v. de „niën- kwa", nieuwjaarsprenten van vóór het regiem, deden het in feite pre cies eender, 't Was alles vrede, voor spoed en rijke oogsten wat de klok sloeg. Eén voorbeeld er zijn er op de expositie méér uit 1900 over het bóerenleven: hele frêle boeren meisjes met bijna porceleinen kop petjes en prachtige kleren (boeren arbeiders in 1900 in China!) in een idyllisch, Watteau-achtig sfeertje. En de tekst? Zó ongeveer: „Het is een vreugde in de wereld om de akker te bebouwen. Ons beroep kan als het beste worden be schouwd Wij boeren zijn heel trots. Onder onze strohoeden zien wij er beslist beter uit dan ambte naren Hoe je 't ook bekijkt, China is het enige land in de wereld dat kan bogen op een ononderbroken cultu rele ontwikkeling van veertig eeu wen. Zelfs de „culturele revolutie" kon daar weinig aan veranderen. Taal en teken, de kunst, iedere be oefenaar daarvan, was weer een nieuwè schakel in een sterke keten van een vierduizend jaar oude tra ditie. De filosofie, die daar achter steekt is een eens gegeven raad dat de mensen niet alles direct nieuw en beter moeten willen, maar zich eerst eens moeten afvragen wèar- om ze het vroeger niet anders de den dan ze het toen deden Het Chinese schrift is al zo twee-en- een-half duizend jaar vrijwel een der gebleven, alleen de teksten zijn enigszins veranderd. Ze zullen zich, daar in China, dan kennelijk toch bepaalde dingen afgevraagd heb ben Wie van Vestdijks curieuze, uiterst flexibele en kritische interesse voor de astrologie wil kennisnemen, kan zich nu de voorheen zeer gezochte studie 'Astrologie en wetenschap' (lste dr. 1949) aanschaffen. Het is, denk ik, voor wie niet in Vestdijk belang stelt een onleesbaar, maar voor wie dat wel doet een bij vlagen heel boelend werk. Het laat ten over vloede zien hoe Vestdijk zich nim mer bond aan enigerlei geloof ofetel- sel, maar steeds gebruikte wat hij voor eigen denken gebruiken kon. En vooral: voor eigen kunst. Het ging er hem om met hulp van alles wat dienstig kon zijn, het wezen der din gen te raken. Amusement Ik moest aan Vestdijks behoefte tot zo maximaal mogelijke betekenis verlening denken, toen ik Hans Ver- voorts nieuwe novelle 'Zwarte rijst' las. In dat boekje ontbreekt name lijk zo nadrukkelijk de diepgang van die soort. Het zal dan ook wel voor namelijk als amusementslectuur ge noten moeten worden. Toch verdenk ik er Vervoort van in deze tropische vertelling emoties verdisconteerd te willen hebben, die er naar mijn smaak in aanleg wel, maar in uitwer king mislukt inzitten. 'Zwarte rijst' is niet gehéél zpnder pretenties. Wat heeft Hans Vervoort eerder ge schreven? Hij begon met een verza meling 'Kleine stukjes om te lezen' (1971), voor een deel al eerder in het Amsterdams studentenweekblad Propria Cures verschenen. Uit de titel blijkt gevoel voor understate ment, geen zeldzaam stijlkenmerk in studentenkringen, maar door Ver voort met onstudentikoze emoties gevuld. Bondigheid, helderheid, sa tire het ls bij hem op te vatten als de harde schaal om veel zachtheid heen. De volgende verhalenbundel 'Heden mosselen, morgen gij' (1973) waagt zich aan iets omvangrijker werk en ook hier treft Vervoorts ingehoudenheid niet als vlakheid, maar juist als gevoelige kracht. Uit stekend werk over het (Indische) verleden, de militaire dienst en het marktonderzoekbedrijf. door Hans Ester Dat de Zuidafrikaanse dichteres Elisabeth Ey bers sedert 1961 in Amsterdam woont, heeft waarschijnlijk het nodige bijgedragen tot haar bekendheid hier te lande. Daair komt nog een andere reden bij, die in de poëzie van Elisabeth Eybers zelf gelegen is. In een opstel uit 1975 over Elisabeth Eybers in de spiegel van de Nederlandse kritiek heeft Pierre H. Dubois op enkele aspecten van haar werk gewezen, die de toegankelijkheid daarvan voor de Nederlandse lezer hebben vergroot: de invloed van Neder landse literatuurtradities; een thematiek, die algemeen menselijk genoemd zou kunnen wor den; een taal, die veel verwante trekken met het Nederlands vertoont. Daar komt nog een ele ment bij: het ontheemd zijn in Nederland wordt dikwijls in deze gedichten verwoord. Vanaf 1957, het Jaar, waarin bij van Oorschot in Amsterdam de 'Versa- melde Gedigte' van Elisabeth Ey bers verschenen, zijn alle bundels van deze dichteres ook in Nederland gepubliceerd: 'Neerslag' (1958), 'Ba lans' (1963), 'Onderdak' (1969), 'Kruis of Munt' (1973). Zojuist verscheen bij Querldo in Amsterdam haar jongste bundel 'Einder* (64 p., 14,90). De gedichten in deze bundel thematise ren het dichteres-zijn, de waarde van het woord en zijn tevens een vorm van communicatie met een leven- partner. Openheid en kwetsbaar heid tegenover het woord correspon deren in deze gedichten met uiterste sensitiviteit tegenover de ander in een verleden en heden vervullende menselijke relatie. De verschijning van haar laatste bundel was voor mij aanleiding, aan mevrouw Eybers enkele vragen met betrekking tot haar dichterschap te stellen. De antwoorden van me vrouw Eybers worden in het Afri kaans afgedrukt. De reden hiervoor ls, de Nederlandse lezer te laten zien, dat Afrikaans geen onoverkomelij ke moeilijkheden hoeft op te leve ren. Bovendien is mevrouw Eybers van mening, dat haar gedachten op die manier het duidelijkst over komen. Vraag: Wat betekent het dichten in Afrikaans voor u met betrekking tot het leven in Nederland? Antwoord: 'Vandat ek in Nederland woon, voel ek my natuurlik bewus ter van my besondere identiteit as Afrikaanssprekende. Tog kan ek nie Afrikaans sonder meer my moeder taal noem nie. My moeder het uit 'n Engelssprekende gesin gekom en ons het tuis ewe veel Engels as Afri kaans gepraat. Die dorp waarin ek opgegroei het, was oorwegend Afri kaanssprekend en Afrikaans was die voertaal op skool. Maar tuis was ons omring deur En gelse boeke; ek het byna uitsluitend Engels gelees en my eerste digpo- gings was in Engels. Pas toe ek in die laaste klas van die middelbare skool kennis gemaak het met wat toe 'moderne' Nederlandse poëzie was, het ek begin verse skrywe in Afrikaans. Noudat ek Afrikaans as 't ware op 'n afstand kan bekyk, besef ek meer as ooit hoe uitnemend ge- skik dis is vir dié doel. Dit is bondi ger, buigsamer en vindingryker as Nederlands. Dit het veel te danke aan die kemagtige karakter van En- geils, waardeur dit onherroepelik beiinvloed is. Afrikaans het nog nie geistol nie, dit ontplooi nog, dit be skik oor 'n magdom van plastlese Uit: 'Einder': Digteres as huisvrou (door Elisabeth Eybers) Een prent van Lan Ying (1585- 1664), die overigens niet op de expositie aanwezig is, maar een goed beeld geeft van de grillige vorm van de kleinere stukken natuurlijk uitgesleten steen, die menig Chinees buis sieren. Altyd 'n besem iewers teen 'n muur. maaltye nooit op die gepaste uur. Agendalose dae waardeur sy leeg, hardnekkig en skaars doelbewus beweeg. Strykgoed wat moedeloos oor 'n stoelnig hang, gebare sonder afloop en aanvang. Ou briewe onbeantwoord, deurmekaar, papiere en pille in één laai opgegaar. Dankbaar om haar in jou groot hart te strek en tog verknog aan haar klein skulporatrek. O ordenende teëvoeter, wees gewaarsku, stuur haar liewer naar haar lees. idomatiese moontlikhede. Bowen- dien is dit, hoe Germaans van her- koms, 'n streektaal van Afrika, die geweldige kontinent met sy primiti viteit, sy eindelose veelsydigheid, sy t gistende evolusie. Ek besef maar al te goed, dat van laasgenoemde daar min blyk uit my introverte verse. Vir my bied poësie eerder 'n blik op die essentiële aspekte van mens wees, die 'ewigdurende kortstondig heid', en is dit nie soseer 'n middel om j'accuse uit te roep nie. Ongedis- siplineerde kreativiteit is m.i. self- weerspreking. Om politieke redes wordt Breyten Breytenbach se poë sie hier gewaardeer, miskien selfs oorskat. Ek sou graag wil weet hoe Nederlandse lesers sou reageer op die ryper, rustiger, subtieler werk van Wilma Stockenström, wat ewen- eens deurdronge is van Suid-Afrika- as-onderdee-van-Afrika. Ek beskou haar jongste bundel 'Van Vergetel heid en van Glans' as die aangry- pendste Afrikaanse digwerk van die afgelope vyf jaar.' Vraag: Is Afrikaans als taal voor U voor een bepaalde vorm van com municatie gereserveerd?' Antwoord: 'Waarom sou Afrikaans vir 'n bepaalde vorm van kommuni- kasie gereserveerd wees? Ek meen dat dit as volwaardige taal vir alle doeleindes geskik is.' Vraag: Is het verblijven buiten Zuid- Af rika geen belemmering voor het scheppend omgaan met de Afri kaanse taal? Antwoord: 'Waarskynlik hou my ver- blyf buite Suld-Afrika wel 'n belem mering in vir die skeppende omgang met die Afrikaanse taal. Ek praat nog gereeld Afrikaans, omdat twee van my kinders in Amsterdam woon en omdat ek kontak het met Suid- afrikaners wat tydelik of permanent hier verkeer. Af en toe laaf ek my aan 'n nuwe Afrikaanse publikasie, en dan merk ek dat 'na my tyd' daar heel wat op idiomatiese gebied Elisabeth Eybers plaasgevind het. Ook merk ek, dat in Suid-Afrika volop selfkritiek be oefenen wnrd op politieke en ideolo- giese gebied die enigste kritiek wat werklik effektief kan ingryp. Ek glo, of hoop, dat aanraking met Nederlands ook taalstimulerend op my inwerk. Amblvalensie prikkel die bewussyn. As mens twee of meer tale gebruik kan Jy nouliks verhoed, dat hulie mekaar onderling besmet. In die mondelinge omgang kan dit hinderlik wees, maar as mens 'n gedig maak, magjy die vryheid be nut, om die vir jóü doel doelmatig ste woorde en wendinge te gebruik." Vraag: Naast alle kritiek op Neder land, die uw gedichten bevatten, lij ken bepaalde elementen van de Ne derlandse samenleving bij u toch gevoelens van sympathie, wellicht van vertedering op te wekken. Is dit een juiste indruk? Antwoord: 'Na my landverhuising het ek my, eers moeisaam, later ma- kliker, aangepas by die nuwe om- standighede in 'n vreemde omge- wing. In die begin verwek heimwee soms vooroordeel. Bepaalde dinge in Nederland het my teen die bors gestuit, byvoorbeeld die Nederland se neiging om op te tree as universe le sedemeester, om blindweg te ka- tegoriseer en op grond van eie erva ring stelling te kies, ook t.o.v. totaal uiteenlopende situasies. As ek in Suid-Afrika gebly het, sou ek my ongetwyfeld met die ouer word al hoe meer geërg het aan sekere toe- stande dóór. Ek het baie waardering vir Neder land en hoegenaamd geen grief teen hierdie samelewing nie. Alles wat mensllk is, is in staat om my te verteder al vind ek in die alge meen die suidelike volke (wat ek van hulle weet is natuurlik beperk tot enkele vakansies) simpatieker as die stoere noordelinge. Vraag: Welke functie zal voor u in de toekomst het dichten houden? Antwoord: 'Op u laatse vraag kan ek nouliks antwoord. Telkens as ek 'n digbundeltjie afgemaak het. voel dit vir my asof ek nooit weer 'n versreël sal skrywe nie. Ek het hoegenaamd geen idee hoe dit in die toekoms sal gaan nie. Ek kan my moeilik voor stel, dat my lewe so vlot en gelukkig zal verloop, dat ek geen -behoefte meer sal hè aan die terapie van die woord nie. Aan die ander kant kan ek my goed voorstel, dat my skryf- vermoë, meer vanweë my leeftyd dan vanweë my lewensomstandig- hede, voortaan geleidelik agteruit sal gaan.' Vooral die laatste wereld komt on der Vervoorts koelbloedige maar sensibele blik in al z'n armzaligheid tot leven. Toen ging het naar mijn idee mis. De novelle 'Zonder dollen' (een avontuur in Budapest) (1974) leed aan overstructurering zonder dat daar veel mee gezegd werd. Bij her lezing blijkt het werkelijk een ui terst onhandig en schools vervaar digd, detective-achtig verhaaltje te zijn, waarin Vervoort zo op het oog al zijn talent voor kortheid, koel heid, e.d. ingestoken heeft, maar dat die tweede dimensie, bij de gratie waarvan zijn stijl gewicht krijgt, niet haalt. Hierop volgde 'Vanonder de koperen ploert' (verslag van een reis door Java/Bali), dat ik gemist heb. Waarna we toe zijn aan de zojuist verschenen novelle 'Zwarte rijst'. Weinigzeggend De ontwikkelingen overziende, con stateer ik dat Vervoort nog niet in staat is een meer gecompliceerde en omvangrijke structuur te doen luk ken. Het arrangement van gegevens is nog wel aan hem toe te vertrou wen, maar zijn stijl wordt in zo n meer fictioneel geheel als een novel le, laat staan een korte roman, mij te plat en weinigzeggend. Er wordt ei genlijk op een berekende manier als had iemand opdracht gekregen een verhaal verteld, zonder veel inhoud, iets om direct weer te verge ten kortom. Vrij Nederland geelt nieuwe abon nees dit „Zwarte rijst" cadeau, zag ik. Het is ook een boek voor iedereen en niemand in het bijzonder, dus VN valt er zich geen buil aan. Een kind kan het lezen en begrijpen. Het zal volgens adjectiva uit recensies op ander werk „sober en exact „melancholiek en laconiek", „ko misch", „efficiënt" geschreven zijn. Of nee: „melancholiek" eigenlijk juist niet. Melancholiek was Ver voort vroeger, nu blijkt hij het cliché van zijn vroegere melancholie ge worden. Of noemen we dit melan cholie in „Zwarte rijst": „Het leven heeft zo zijn ups en downs, veel diepzinnigers kun je er niet over opmerken"? „Zwarte rijst" wemelt van dit soort taal. Het is heldere taal, dat wel, maar het vervluchtigt op het moment van lezen. Het ogenblik waarop Vervoorts ver telling mij het schaamrood naar de kaken joeg, brak aan op blz. 47. De veertiger Hans is met drie jongelui op zoek naar de verleden tijd in zijn Jeugdland Indonesië. Het spreekt vanzelf dat daar wel èn niet veel veranderd is. In zijn eigen leven is de belangrijkste wijziging zijn schei ding van zijn vrouw, die overigens op aandrang van een vriend ook naar Indonesië zal komen. Door de hele novelle heen rpeelt het hoeft geen nadere verklaring de con frontatie tussen heden en verleden, relatieve ouderdom en jeugd, nog versterkt door de aanwezigheid der drie jongelui. Het meisje Yvonne prikkelt Hans' verbeelding als zij naakt met alleen een slipje aan zwemt, en zo herin nert hij zich van vertellersstand punt uit op natuurlijke wijze zijn vrouw, op een cruciaal moment, vroeger, toen ze met vakantie wa ren. Ze lagen op bed te vrijen, toen hun zoontje binnenkwam. Het jo chie werd boos weggestuurd, maar toen zij even later de lust was erdoor vergaan uit het raam ke ken, lag het daar dood: verdronken in zee. Kijk, zoiete is vreselijk, daar gaat het niet om, maar Vervoort integreert deze gebeurtenis op zo'n weinig overtuigende manier in het relaas, dat men er lichtjes van in de lach schiet en vervolgens be schaamd raakt. Het is, kortom, in „Zwarte rijst" een perfect kitsch- element. Het zou de tranen naar buiten moeten wringen, maar het wekt alleen verbazing om zoveel brutale platheid, om zoveel vrien delijker gezegd onhandigheid. Misschien is ten slotte het hele boek wel verkeerd getaxeerd verteld en gecomponeerd. De dramatische af loop, met gijzeling en al, verschillen de doden; de toon van het slothoofd stuk, waarin Hans en zijn ook gearri veerde vrouw treurig in een hotel bed liggen, hun zoontje en het recen te bloedbad niet vergeten kunnen dat is allemaal nèt mis Geen helde re, koele, laconieke stijl verhelpt er iets aan. „Zwarte rijst" is een póging tot een vertelling gebleven. De psychologie der hoofdfiguren is stakerig, de the matiek beperkt, de compositie door zichtig. Astrologie kwam er niet aan te pas. Wel toont Vervoort een voor uitziende blik: hij laat zijn verhaal spelen in 1980. Nu, 1980 is het gauw genoeg, maar of er dan nog iemand „Zwarte rijst" leeSt, vraag ik me af. Hans Vervoort: Zwarte rijst, een tro pische vertelling. Erven Thomas Rap. 1977. 88 blz. 15 S. Vestdijk. Astrologie en weten schap. Meulenhoff Amsterdam, 1977. (Ideeën/Meulenhoff Editie 476). 196 blz. 24.50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 19