Kolder
in de
tropen
Taal en teken binnen Chinese muren
Elisabeth Eybers:
het woord als therapie
Hans Vervoort
door T. van Deel
Het ls van Vestdijk bekend dat hij zijn romanfiguren van
astrologische tekens voorzag. Niet omdat hij, laat lk zeggen, ln
de astrologie geloofde, maar meer omdat hij inspiratie kon
putten uit de stroom associaties en connotaties die elk teken
oplevert. Hij handelde er als romancier mee, confronteerde
tekens en dus: karaktereigenschappen met elkaar in het
laboratorium van zijn roman; hij psychologiseerde, geholpen
door het astrologische aanbod.
Nagebouwd interieur van eenvoudige woning uit Noord-China
door G. Kruis
„I tsai pi hsien", de idee gaat
voor het penseel uit, zeggen ze
in China. Maar in mijn geval
niet voor de pen. Want tel
kens weer als je geconfron
teerd wordt met een of meer
uitingen van de Chinese cul
tuur zoals nu op de ten
toonstelling „Taal en teken
binnen Chinese muren", tot
15 februari 1978 in het Rijks
museum voor Volkenkunde,
Leiden weet je eigenlijk
nauwelijks waar je aan toe
bent.
Als leek en wie is dat in een geval
als dit op een enkele uitzondering
na, niet zeggen om te beginnen al
die onuitspreekbare namen en be
grippen je niets, terwijl de Chinese
geschiedenis nu ook niet bepaald
in je hersens gegrift zit. Je kunt
geen verbindingen leggen, je hebt
nauwelijks houvast. Maar dan ga je
kijken en langzamerhand, als van
zelf, een heleboel ontdekken.
Daar word je op deze expositie uit
stekend bij geholpen, niet door een
kostbare, rijk geïllustreerde catalo
gus, maar door een helder geschre
ven foldertje 0,50) en, overal,
kaarten met duidelijke uiteenzet
tingen en vertalingen.
't Gaat hier dus in de eerste plaats
om de taal en het teken, het schrift.
Schrijven, zou je toch wel kunnen
zeggen, is in China dikwijls schilde-'
ren, vormen op papier of zijde zet
ten met een penseel. Vormen die
vaak zo mooi, zo soepel neergezet,
zo vanzelfsprekend harmonisch
zijn, dat zelfs mensen die alle ab
stracte kunstvormen zonder meer
afwijzen, er verrukt tegen aan
staan te kijken. Misschien gedeel
telijk omdat ze weten (of denken)
dat die voor hen volkomen onlees
bare tekens voor anderen wel iets
be-teken-en. Of misschien toch al
leen maar vanwege die onontkoom
bare schoonheid
't Is in dit geval uiteraard ondoen
lijk de ontwikkeling van het Chine
se schrift uit de doeken te doen,
daarvoor zou je een kleine 2500 Jaar
terug moeten. Er ontstonden in de
loop der eeuwen wel verschillende
schrifttypen. Het oudste, uit de
Sjang-periode (omstreeks 1600
vóór Chr.) is het zegelschrift (chu-
an-shu), dat oorspronkelijk werd
geschreven met een in inkt of lak
gedoopte stift. Verder ontstonden,
en dat gebeurde allemaal in het
begin van onze Jaartelling, nog het
klerkenschrift (li-shu), het nor
maalschrift (k'ai shu), het lopend
schrift (hsing-shu) en het meest
vlotte, afgekorte schrift, het z.g.
gras- of schetsschrift (ts'ao-shu).
Dat gebruikten de calligrafen, de
kunstenaar-schrijvers het meest,
omdat ze er zich het meest vrij,
individueel in konden uiten.
70.000 karakters
Zo alles bij elkaar, maar daar moet
je dan ook alle nu niet meer dage
lijks gebruikte en alle mogelijke
variaties bij rekenen, moeten er on
geveer 70.000 karakters zijn. Maar
een normaal woordenboek bevat er
„maar" zo'n 7500. En dat .werkt
uiteraard het analfabetisme (als je
daar in China, een land zonder alfa
bet, over kunt spreken) wel in de
hand. Mao Tse Toeng wilde daar
om al vroeg het karakterschrift af
schaffen, maar dat bleek gewoon
onmogelijk omdat het moderne Pe-
klngs, de officiële voertaal,nog veel
te weinig in het land was verbreid.
Het wonderlijke feit doet zich na
melijk voor, dat Chinezen uit de
verschillende delen van dat im
mense land, die elkaar totaal niet
kunnen verstaan hun dialecten
verhouden zich ongeveer als b.v. de
Latijnse talen in Europa zich wel
allemaal van het zelfde schrift be
dienen en dus wel alles van elkaar
kunnen lezen. Dat gaat ook op voor
bepaalde delen van Korea, Vietr
nam en zelfs Japan.
Dat wordt op de tentoonstelling
verduidelijkt door een gereconstru
eerde uitspraak uit de Han-periode
(206 vóór 220 na Chr.) in vijftien
dialecten in ons schrift, fonetisch
in dit geval dus, weer te geven. De
resultaten zijn onvergelijkbaar, ze
ker voor ons westerlingen.
Diezelfde westerlingen staan hier
overigens met open mond voor ty
pisch Chinese zaken als dat stukje
ivoor, niet groter dan een rijstkor
rel, met een ingegrift gedicht van
Mao, dat je alleen door een loep
kunt waarnemen. Tellen lukte me
niet, maar 'k schat toch wel dat er
minstens vijftig tekens gebruikt
zijn
Vakmanschap
Zoals gebruikelijk in dit Leidse mu
seum zijn de zalen bijzonder aan
trekkelijk en zeer Verzorgd inge
richt. Er is bijvoorbeeld een hal
nagebouwd, puntgaaf is dat ge
daan, waar rijke families hun be
zoekers ontvangen. Rolschilderin-
gen aan de muur, calligrafieën ook,
prachtig meubilair en velerlei sier
voorwerpen, zoals die merkwaardi
ge, helemaal natuurlijk uitgesleten
rotsachtige stukken steen (op be
werkte houten sokkeltjes) waar de
Chinezen een geweldige passie voor
hebben. Nog steeds. Of die schitte
rende meerkleurige stukken steen,
een soort leisteen vermoed ik,
waarvan de kleurverschillen wor
den aangewend om tot de meest
fantastische en fijnzinnige voor
stellingen te komen, 'k Kan me
voorstellen dat het bij die en gene
wellicht wat kitscherig kan overko-.
men, maar wat een vakmanschap!
In de laatste zaal heb ik verwon
derd en verrast rondgelopen. Daar
hangen veel oude en ook nieuwe,
meestal gereproduceerde prenten.
Ik heb eens een expositie gezien
van die moderne, goedkope wand
versieringen en die waren volgens
voorschrift van voorzitter Mao in
het Rode Boekje duidelijk ge
maakt „ten behoeve van de grote
massa van het volk, en allereerst
ten behoeve van arbeiders, boeren
en soldaten Dergelijke prenten
zijn hier ook. Die dragen titels als
„Menselijk vernuft overwint de na
tuur" en dat gaat dan over een
elektrisch irrigatiewerkje, opge
steld in een tempel die vroeger ge
wijd was aan de Drakenkoning, de
heerser over de wateren, of „Door
het winkelcentrum waait een nieu
we wind" óf „Nieuwe strijdster in
de mijnen". En dat nieuwe zie je er
dan ook wel van af, want het is een
stralende, stoere meid met een wes
terse tandpastareclameglimlach
met nauwelijks mongoloïde
trekken.
Beter dan ambtenaren
Maar als je dan denkt en dat
deed ik dat al die slogans en die
idealisering van de laatste (com
munistische) tijd zijn, vergis je je
danig: de makers van b.v. de „niën-
kwa", nieuwjaarsprenten van vóór
het regiem, deden het in feite pre
cies eender, 't Was alles vrede, voor
spoed en rijke oogsten wat de klok
sloeg. Eén voorbeeld er zijn er op
de expositie méér uit 1900 over
het bóerenleven: hele frêle boeren
meisjes met bijna porceleinen kop
petjes en prachtige kleren (boeren
arbeiders in 1900 in China!) in een
idyllisch, Watteau-achtig sfeertje.
En de tekst? Zó ongeveer: „Het is
een vreugde in de wereld om de
akker te bebouwen. Ons beroep
kan als het beste worden be
schouwd Wij boeren zijn heel
trots. Onder onze strohoeden zien
wij er beslist beter uit dan ambte
naren
Hoe je 't ook bekijkt, China is het
enige land in de wereld dat kan
bogen op een ononderbroken cultu
rele ontwikkeling van veertig eeu
wen. Zelfs de „culturele revolutie"
kon daar weinig aan veranderen.
Taal en teken, de kunst, iedere be
oefenaar daarvan, was weer een
nieuwè schakel in een sterke keten
van een vierduizend jaar oude tra
ditie. De filosofie, die daar achter
steekt is een eens gegeven raad dat
de mensen niet alles direct nieuw
en beter moeten willen, maar zich
eerst eens moeten afvragen wèar-
om ze het vroeger niet anders de
den dan ze het toen deden
Het Chinese schrift is al zo twee-en-
een-half duizend jaar vrijwel een
der gebleven, alleen de teksten zijn
enigszins veranderd. Ze zullen zich,
daar in China, dan kennelijk toch
bepaalde dingen afgevraagd heb
ben
Wie van Vestdijks curieuze, uiterst
flexibele en kritische interesse voor
de astrologie wil kennisnemen, kan
zich nu de voorheen zeer gezochte
studie 'Astrologie en wetenschap'
(lste dr. 1949) aanschaffen. Het is,
denk ik, voor wie niet in Vestdijk
belang stelt een onleesbaar, maar
voor wie dat wel doet een bij vlagen
heel boelend werk. Het laat ten over
vloede zien hoe Vestdijk zich nim
mer bond aan enigerlei geloof ofetel-
sel, maar steeds gebruikte wat hij
voor eigen denken gebruiken kon.
En vooral: voor eigen kunst. Het ging
er hem om met hulp van alles wat
dienstig kon zijn, het wezen der din
gen te raken.
Amusement
Ik moest aan Vestdijks behoefte tot
zo maximaal mogelijke betekenis
verlening denken, toen ik Hans Ver-
voorts nieuwe novelle 'Zwarte rijst'
las. In dat boekje ontbreekt name
lijk zo nadrukkelijk de diepgang van
die soort. Het zal dan ook wel voor
namelijk als amusementslectuur ge
noten moeten worden. Toch verdenk
ik er Vervoort van in deze tropische
vertelling emoties verdisconteerd te
willen hebben, die er naar mijn
smaak in aanleg wel, maar in uitwer
king mislukt inzitten. 'Zwarte rijst' is
niet gehéél zpnder pretenties.
Wat heeft Hans Vervoort eerder ge
schreven? Hij begon met een verza
meling 'Kleine stukjes om te lezen'
(1971), voor een deel al eerder in het
Amsterdams studentenweekblad
Propria Cures verschenen. Uit de
titel blijkt gevoel voor understate
ment, geen zeldzaam stijlkenmerk
in studentenkringen, maar door Ver
voort met onstudentikoze emoties
gevuld. Bondigheid, helderheid, sa
tire het ls bij hem op te vatten als
de harde schaal om veel zachtheid
heen. De volgende verhalenbundel
'Heden mosselen, morgen gij' (1973)
waagt zich aan iets omvangrijker
werk en ook hier treft Vervoorts
ingehoudenheid niet als vlakheid,
maar juist als gevoelige kracht. Uit
stekend werk over het (Indische)
verleden, de militaire dienst en het
marktonderzoekbedrijf.
door Hans Ester
Dat de Zuidafrikaanse dichteres Elisabeth Ey
bers sedert 1961 in Amsterdam woont, heeft
waarschijnlijk het nodige bijgedragen tot haar
bekendheid hier te lande. Daair komt nog een
andere reden bij, die in de poëzie van Elisabeth
Eybers zelf gelegen is. In een opstel uit 1975
over Elisabeth Eybers in de spiegel van de
Nederlandse kritiek heeft Pierre H. Dubois op
enkele aspecten van haar werk gewezen, die de
toegankelijkheid daarvan voor de Nederlandse
lezer hebben vergroot: de invloed van Neder
landse literatuurtradities; een thematiek, die
algemeen menselijk genoemd zou kunnen wor
den; een taal, die veel verwante trekken met het
Nederlands vertoont. Daar komt nog een ele
ment bij: het ontheemd zijn in Nederland wordt
dikwijls in deze gedichten verwoord.
Vanaf 1957, het Jaar, waarin bij van
Oorschot in Amsterdam de 'Versa-
melde Gedigte' van Elisabeth Ey
bers verschenen, zijn alle bundels
van deze dichteres ook in Nederland
gepubliceerd: 'Neerslag' (1958), 'Ba
lans' (1963), 'Onderdak' (1969), 'Kruis
of Munt' (1973). Zojuist verscheen bij
Querldo in Amsterdam haar jongste
bundel 'Einder* (64 p., 14,90). De
gedichten in deze bundel thematise
ren het dichteres-zijn, de waarde van
het woord en zijn tevens een vorm
van communicatie met een leven-
partner. Openheid en kwetsbaar
heid tegenover het woord correspon
deren in deze gedichten met uiterste
sensitiviteit tegenover de ander in
een verleden en heden vervullende
menselijke relatie.
De verschijning van haar laatste
bundel was voor mij aanleiding, aan
mevrouw Eybers enkele vragen met
betrekking tot haar dichterschap te
stellen. De antwoorden van me
vrouw Eybers worden in het Afri
kaans afgedrukt. De reden hiervoor
ls, de Nederlandse lezer te laten zien,
dat Afrikaans geen onoverkomelij
ke moeilijkheden hoeft op te leve
ren. Bovendien is mevrouw Eybers
van mening, dat haar gedachten op
die manier het duidelijkst over
komen.
Vraag: Wat betekent het dichten in
Afrikaans voor u met betrekking tot
het leven in Nederland?
Antwoord: 'Vandat ek in Nederland
woon, voel ek my natuurlik bewus
ter van my besondere identiteit as
Afrikaanssprekende. Tog kan ek nie
Afrikaans sonder meer my moeder
taal noem nie. My moeder het uit 'n
Engelssprekende gesin gekom en
ons het tuis ewe veel Engels as Afri
kaans gepraat. Die dorp waarin ek
opgegroei het, was oorwegend Afri
kaanssprekend en Afrikaans was
die voertaal op skool.
Maar tuis was ons omring deur En
gelse boeke; ek het byna uitsluitend
Engels gelees en my eerste digpo-
gings was in Engels. Pas toe ek in
die laaste klas van die middelbare
skool kennis gemaak het met wat
toe 'moderne' Nederlandse poëzie
was, het ek begin verse skrywe in
Afrikaans. Noudat ek Afrikaans as 't
ware op 'n afstand kan bekyk, besef
ek meer as ooit hoe uitnemend ge-
skik dis is vir dié doel. Dit is bondi
ger, buigsamer en vindingryker as
Nederlands. Dit het veel te danke
aan die kemagtige karakter van En-
geils, waardeur dit onherroepelik
beiinvloed is. Afrikaans het nog nie
geistol nie, dit ontplooi nog, dit be
skik oor 'n magdom van plastlese
Uit: 'Einder':
Digteres as huisvrou
(door Elisabeth Eybers)
Een prent van Lan Ying (1585-
1664), die overigens niet op de
expositie aanwezig is, maar een
goed beeld geeft van de grillige
vorm van de kleinere stukken
natuurlijk uitgesleten steen, die
menig Chinees buis sieren.
Altyd 'n besem iewers teen 'n muur.
maaltye nooit op die gepaste uur.
Agendalose dae waardeur sy leeg,
hardnekkig en skaars doelbewus beweeg.
Strykgoed wat moedeloos oor 'n stoelnig hang,
gebare sonder afloop en aanvang.
Ou briewe onbeantwoord, deurmekaar,
papiere en pille in één laai opgegaar.
Dankbaar om haar in jou groot hart te strek
en tog verknog aan haar klein skulporatrek.
O ordenende teëvoeter, wees
gewaarsku, stuur haar liewer naar haar lees.
idomatiese moontlikhede. Bowen-
dien is dit, hoe Germaans van her-
koms, 'n streektaal van Afrika, die
geweldige kontinent met sy primiti
viteit, sy eindelose veelsydigheid, sy t
gistende evolusie. Ek besef maar al
te goed, dat van laasgenoemde daar
min blyk uit my introverte verse.
Vir my bied poësie eerder 'n blik op
die essentiële aspekte van mens
wees, die 'ewigdurende kortstondig
heid', en is dit nie soseer 'n middel
om j'accuse uit te roep nie. Ongedis-
siplineerde kreativiteit is m.i. self-
weerspreking. Om politieke redes
wordt Breyten Breytenbach se poë
sie hier gewaardeer, miskien selfs
oorskat. Ek sou graag wil weet hoe
Nederlandse lesers sou reageer op
die ryper, rustiger, subtieler werk
van Wilma Stockenström, wat ewen-
eens deurdronge is van Suid-Afrika-
as-onderdee-van-Afrika. Ek beskou
haar jongste bundel 'Van Vergetel
heid en van Glans' as die aangry-
pendste Afrikaanse digwerk van die
afgelope vyf jaar.'
Vraag: Is Afrikaans als taal voor U
voor een bepaalde vorm van com
municatie gereserveerd?'
Antwoord: 'Waarom sou Afrikaans
vir 'n bepaalde vorm van kommuni-
kasie gereserveerd wees? Ek meen
dat dit as volwaardige taal vir alle
doeleindes geskik is.'
Vraag: Is het verblijven buiten Zuid-
Af rika geen belemmering voor het
scheppend omgaan met de Afri
kaanse taal?
Antwoord: 'Waarskynlik hou my ver-
blyf buite Suld-Afrika wel 'n belem
mering in vir die skeppende omgang
met die Afrikaanse taal. Ek praat
nog gereeld Afrikaans, omdat twee
van my kinders in Amsterdam woon
en omdat ek kontak het met Suid-
afrikaners wat tydelik of permanent
hier verkeer. Af en toe laaf ek my
aan 'n nuwe Afrikaanse publikasie,
en dan merk ek dat 'na my tyd' daar
heel wat op idiomatiese gebied
Elisabeth Eybers
plaasgevind het. Ook merk ek, dat
in Suid-Afrika volop selfkritiek be
oefenen wnrd op politieke en ideolo-
giese gebied die enigste kritiek
wat werklik effektief kan ingryp.
Ek glo, of hoop, dat aanraking met
Nederlands ook taalstimulerend op
my inwerk. Amblvalensie prikkel
die bewussyn. As mens twee of meer
tale gebruik kan Jy nouliks verhoed,
dat hulie mekaar onderling besmet.
In die mondelinge omgang kan dit
hinderlik wees, maar as mens 'n
gedig maak, magjy die vryheid be
nut, om die vir jóü doel doelmatig
ste woorde en wendinge te gebruik."
Vraag: Naast alle kritiek op Neder
land, die uw gedichten bevatten, lij
ken bepaalde elementen van de Ne
derlandse samenleving bij u toch
gevoelens van sympathie, wellicht
van vertedering op te wekken. Is dit
een juiste indruk?
Antwoord: 'Na my landverhuising
het ek my, eers moeisaam, later ma-
kliker, aangepas by die nuwe om-
standighede in 'n vreemde omge-
wing. In die begin verwek heimwee
soms vooroordeel. Bepaalde dinge
in Nederland het my teen die bors
gestuit, byvoorbeeld die Nederland
se neiging om op te tree as universe
le sedemeester, om blindweg te ka-
tegoriseer en op grond van eie erva
ring stelling te kies, ook t.o.v. totaal
uiteenlopende situasies. As ek in
Suid-Afrika gebly het, sou ek my
ongetwyfeld met die ouer word al
hoe meer geërg het aan sekere toe-
stande dóór.
Ek het baie waardering vir Neder
land en hoegenaamd geen grief teen
hierdie samelewing nie. Alles wat
mensllk is, is in staat om my te
verteder al vind ek in die alge
meen die suidelike volke (wat ek van
hulle weet is natuurlik beperk tot
enkele vakansies) simpatieker as die
stoere noordelinge.
Vraag: Welke functie zal voor u in de
toekomst het dichten houden?
Antwoord: 'Op u laatse vraag kan ek
nouliks antwoord. Telkens as ek 'n
digbundeltjie afgemaak het. voel dit
vir my asof ek nooit weer 'n versreël
sal skrywe nie. Ek het hoegenaamd
geen idee hoe dit in die toekoms sal
gaan nie. Ek kan my moeilik voor
stel, dat my lewe so vlot en gelukkig
zal verloop, dat ek geen -behoefte
meer sal hè aan die terapie van die
woord nie. Aan die ander kant kan
ek my goed voorstel, dat my skryf-
vermoë, meer vanweë my leeftyd
dan vanweë my lewensomstandig-
hede, voortaan geleidelik agteruit
sal gaan.'
Vooral die laatste wereld komt on
der Vervoorts koelbloedige maar
sensibele blik in al z'n armzaligheid
tot leven.
Toen ging het naar mijn idee mis.
De novelle 'Zonder dollen' (een
avontuur in Budapest) (1974) leed
aan overstructurering zonder dat
daar veel mee gezegd werd. Bij her
lezing blijkt het werkelijk een ui
terst onhandig en schools vervaar
digd, detective-achtig verhaaltje te
zijn, waarin Vervoort zo op het oog
al zijn talent voor kortheid, koel
heid, e.d. ingestoken heeft, maar dat
die tweede dimensie, bij de gratie
waarvan zijn stijl gewicht krijgt,
niet haalt. Hierop volgde 'Vanonder
de koperen ploert' (verslag van een
reis door Java/Bali), dat ik gemist
heb. Waarna we toe zijn aan de
zojuist verschenen novelle 'Zwarte
rijst'.
Weinigzeggend
De ontwikkelingen overziende, con
stateer ik dat Vervoort nog niet in
staat is een meer gecompliceerde en
omvangrijke structuur te doen luk
ken. Het arrangement van gegevens
is nog wel aan hem toe te vertrou
wen, maar zijn stijl wordt in zo n
meer fictioneel geheel als een novel
le, laat staan een korte roman, mij te
plat en weinigzeggend. Er wordt ei
genlijk op een berekende manier
als had iemand opdracht gekregen
een verhaal verteld, zonder veel
inhoud, iets om direct weer te verge
ten kortom.
Vrij Nederland geelt nieuwe abon
nees dit „Zwarte rijst" cadeau, zag
ik. Het is ook een boek voor iedereen
en niemand in het bijzonder, dus VN
valt er zich geen buil aan. Een kind
kan het lezen en begrijpen. Het zal
volgens adjectiva uit recensies op
ander werk „sober en exact
„melancholiek en laconiek", „ko
misch", „efficiënt" geschreven zijn.
Of nee: „melancholiek" eigenlijk
juist niet. Melancholiek was Ver
voort vroeger, nu blijkt hij het cliché
van zijn vroegere melancholie ge
worden. Of noemen we dit melan
cholie in „Zwarte rijst": „Het leven
heeft zo zijn ups en downs, veel
diepzinnigers kun je er niet over
opmerken"? „Zwarte rijst" wemelt
van dit soort taal. Het is heldere
taal, dat wel, maar het vervluchtigt
op het moment van lezen.
Het ogenblik waarop Vervoorts ver
telling mij het schaamrood naar de
kaken joeg, brak aan op blz. 47. De
veertiger Hans is met drie jongelui
op zoek naar de verleden tijd in zijn
Jeugdland Indonesië. Het spreekt
vanzelf dat daar wel èn niet veel
veranderd is. In zijn eigen leven is de
belangrijkste wijziging zijn schei
ding van zijn vrouw, die overigens
op aandrang van een vriend ook
naar Indonesië zal komen. Door de
hele novelle heen rpeelt het hoeft
geen nadere verklaring de con
frontatie tussen heden en verleden,
relatieve ouderdom en jeugd, nog
versterkt door de aanwezigheid der
drie jongelui.
Het meisje Yvonne prikkelt Hans'
verbeelding als zij naakt met alleen
een slipje aan zwemt, en zo herin
nert hij zich van vertellersstand
punt uit op natuurlijke wijze zijn
vrouw, op een cruciaal moment,
vroeger, toen ze met vakantie wa
ren. Ze lagen op bed te vrijen, toen
hun zoontje binnenkwam. Het jo
chie werd boos weggestuurd, maar
toen zij even later de lust was
erdoor vergaan uit het raam ke
ken, lag het daar dood: verdronken
in zee. Kijk, zoiete is vreselijk, daar
gaat het niet om, maar Vervoort
integreert deze gebeurtenis op zo'n
weinig overtuigende manier in het
relaas, dat men er lichtjes van in de
lach schiet en vervolgens be
schaamd raakt. Het is, kortom, in
„Zwarte rijst" een perfect kitsch-
element. Het zou de tranen naar
buiten moeten wringen, maar het
wekt alleen verbazing om zoveel
brutale platheid, om zoveel vrien
delijker gezegd onhandigheid.
Misschien is ten slotte het hele boek
wel verkeerd getaxeerd verteld en
gecomponeerd. De dramatische af
loop, met gijzeling en al, verschillen
de doden; de toon van het slothoofd
stuk, waarin Hans en zijn ook gearri
veerde vrouw treurig in een hotel
bed liggen, hun zoontje en het recen
te bloedbad niet vergeten kunnen
dat is allemaal nèt mis Geen helde
re, koele, laconieke stijl verhelpt er
iets aan.
„Zwarte rijst" is een póging tot een
vertelling gebleven. De psychologie
der hoofdfiguren is stakerig, de the
matiek beperkt, de compositie door
zichtig. Astrologie kwam er niet aan
te pas. Wel toont Vervoort een voor
uitziende blik: hij laat zijn verhaal
spelen in 1980. Nu, 1980 is het gauw
genoeg, maar of er dan nog iemand
„Zwarte rijst" leeSt, vraag ik me af.
Hans Vervoort: Zwarte rijst, een tro
pische vertelling. Erven Thomas
Rap. 1977. 88 blz. 15
S. Vestdijk. Astrologie en weten
schap. Meulenhoff Amsterdam,
1977. (Ideeën/Meulenhoff Editie
476). 196 blz. 24.50.