Skütsjesilen in gezuiverde atmosfeer Marx' dubbelzinnige vrijheidsgezindheid 'Kwaadaardige mythe over Milton Friedman' Ruzie om steeds gedurfder (en kostbaarder) tuigage bijgelegd Uitgeweken Tsjech promoveert op totalitaire vrijheid Klassenloze samenleving blijft stalen korset jS IJDAG 1 JULI 1977 BINNENLAND Trouw/Kwartet PS 11/RH 9 door Haro Hielkema DRACHTEN Het skütsjesilen is weer in een rustiger vaarwa ter gekomen. Een winter lang heeft het gestormd in dit exclusief Friese wereldje; er was meer herrie en onweer dan er ooit in de zwaarste skütsjewedstrijd is geweest. Inmiddels kunnen er ech ter weer berenburgjes gedronken worden en nog beter kan er weer gezeild worden. Morgen al. Kernpunt in de ruzies en scheldpar tijen. die er in de afgelopen maanden zijn geweest, is het al eeuwenlang gehuldigde principe dat een schip per baas is op eigen schip. Lang voordat het skütsjesilen een natio nale toeristische attractie werd. be paalde de skütsjeschipper zijn eigen koers. Hij maakte zelf uit of het weer voor zijn schip te zwaar was, of hij zijn mast vernieuwde en zijn zeil vergrootte. Zelfstandigheid soms neigend naar koppigheid is een schipper en zeker een Friese schip per niet vreemd. In de afgelopen Jaren pasten die skütsjeschippers hun eigen ideeën ook toe op hun wedstrijdschepen. De prestigeslag zorgde soms voor grote re zeilen, hogere masten, schepen die met een paar meter werden vergroot of die een nieuw „vlak" (onderkant) kregen. Omdat niet alle eigenaren van skütsjes over veel geld beschik ten om hun schepen te „verbeteren", werd de ongelijkheid in de vloot steeds groter. Enkele jaren achter een mag het grootste skütsje de Heerenveense Gerben van Manen al de kampioenswimpel hijsen; en het koppel schepen dat de achter hoede vormt telt ook elk jaar dezelf de gezichten. Morgen starten de veertien skOtsjes om twee uur bij Grouw. Op hun rondreis door Friesland strijden ze verder bij de Veenhoop (niet ver van Drachten) op maandag 4 juli, bij Eernewoude op 5 juli, bij Terhorne op 6 juli, bij Lang weer op 7 juli, op de Fluessen bij Elahuizen op 9 juli, op het IJsselmeer bij Staveren op 11 juli, bij Woudsend op het Heegermeer op 12 juli, bij Lemmer op 13 èn 14 juli en tenslotte op 15 juli op het Sneekermeer bij Sneek. Vrij dag 8 juli is de traditionele rustdag. bij mochten nemen, barste het on weer onder de schippers In ale hevig heid los. Het 8K8-bestuur kreeg vele beschuldigingen naar het hoofd en een aantal vergaderingen liep volle dig uit de hand. De „professor" werd ook een ezel genoemd en Siete Mee- ter (Schipper van het Bolswarder skütsje, dat in de afgelopen jaren diverse keren omsloeg en dat als meest „overtuigde" schip geldt) beet de bestuurders zelfs toe dat ze het skütsjesilen naar de bliksem hiel pen. Het SKS-bestuur hield het toen wel voor gezien en schortte zijn acti viteiten op, in afwachting van initia tieven van de leden. Uit impasse Reden voor de Sintrale Kommisje Skütsjesilen (SKS), de overkoepe lende organisatie, om eens te denken over de slogan „gelijke kansen voor iedereen". „It kin sa net langer; hjir- re moatte wy hwat oan dwaen", ver zuchtte SKS-voorzitter Alex Brinks- ma uit Heerenveen de laatste jaren veelvuldig. „Wij als SKS dragen ver antwoording voor ongelukken: als er schepen omslaan, omdat het zeil te groot is of de mast te hoog is. Wij moeten waken over de veiligheid van het skütsjesilen. De veranderingen, die op de skütsjes worden aange bracht. tasten bovendien de authen ticiteit van de schepen aan. Men kan wel zeggen dat schippers ook vroeger hun schepen veranderden, maar de zeilen die nü op de skütsjes zitten zijn vijftig procent groter dan vroe ger. Oude foto's geven dat ook aan: dat grote zeil past eigenlijk helemaal niet bij dit type schip." Alex Brinksma wijst bovendien op de ongelijke financiële middelen van de verschillende eigenaren/commis sies. „Er zijn rijke commissies en er zijn arme. Er zijn eigenaren die er veel meer geld tegenaan kunnen gooien dan andere. Een commissie als die van Eernewoude heeft bij voorbeeld een veel kleinere achter ban dan het Sneeker comité. Eigen lijk is het onmogelijk dat de skütsjes zich nog langer op sportieve wijze met elkaar meten, als op sommige schepen maar eens in de vijf of zes jaar een nieuw zeil aangebracht kan worden en op andere vaker. Voor die schepen die door die ongelijkheid steeds in de achterhoude verkeren, is het soms moeilijk een bemanning te Akko van der Veen (63), eigenaar en zwaardloper van het Drachtster skütsje: 'het moet een Fries (eest blijven'. vinden: voor potentiële winnaars staan ze wel in de rij. 'Ezel' Om al die redenen nam de SKS de Delftse hoogleraar ir. Jelle Gerrits- ma in de arm. Deze scheepsbouw kundige moest een formule beden ken om de wanverhouding in de skütsjevloot te temmen en op die wijze de animo voor de meest Friese activiteit op te voeren. Toen Gerrits- ma na allerlei proeven en metingen (tonnen met water, hellingproeven) met een grafiek kwam en daarmee aangaf dat sommige skütsjes „over tuigd" waren en dat andere er nog wel een lapje zeil of metertje mast Akko L. van der Veen, een 63-Jarige accountant uit Drachten, eigenaar van het Drachtster skütsje „De Twee Gebroeders", ondernam de ac tie. Hij trommelde alle eigenaren bij elkaar om de skütsjesileri) uit de impasse te halen. Dat lukte hem ook: de beledigingen en grofheden jegens het SKS-bestuur worden door iedereen betreurd, Brinksma en zijn collega's krijgen het verzoek hun activiteiten te hervatten. Als alternatief voor het „tuigenplan" van prof. Oerritsma wordt te grote skütsjes de mogelijkheid geboden om ballast in te nemen om zodoende de stabiliteit van de zeilschepen te vergroten. Vóórdat de veertien skütsjes morgenmiddag om twee uur in Grouw starten, is gecontro leerd of ze aan de voorwaarden .voldoen. Eigenaar-bemanningslid Van der Veen is gelukkig met de tijdelijke oplossing, die na het zeilseizoen op nieuw in discussie zal komen. „Ik kan niet zonder het skütsjesilen, net als al die lui die erbij betrokken zijn: die zijn allemaal mesjokke. In 1954 ik weet het nog goed ben ik met het skütsjesilen begonnen: ik lag met m'n kameraad in Sneek naar het zeilen te kijken, er waren nog maar zes of zeven skütsjes over. Aldert Hoekstra voer op het schip van de oude TJalling van der Veen; hij had te weinig bemanning en vroeg of wij mee wilden. Het was de eerste keer dat ik als opstapper mee ging, ik liep tegen de veertig. Sinds dien heb ik altijd meegezeild. Toen TJalling overleed heb ik in een im puls het schip gekocht: ik bood net iets meer dan een paraplukoopman. Met Aldert Hoekstra en z'n mannen trof ik een goeie ploeg. Hij zei: „Ik wil wél voor Je varen, maar niet op zondag en niet met studenten. Daar was niet zo moeilijk aan te voldoen: op zondag zijn er geen skütsjewed- strijden. Sindsdien vaar ik met de familie Hoekstra. Hattum heeft een paar jaar geleden zijn vader als schipper opgevolgd; verder varen zijn drie broers en de zoons daarvan, een of twee van mijn zoons, één jongen die niet bij de familie hoort en ik. Ik bedien de zwaarden. fS? jp3j| Het Drachtster skütsje 'De Twee Gebroeders": de laatste jaren in de achterhoede, maar nu voorzien van een langere mast en meer zeil. Voor Van der Veen is skütsjesilen een heel andere bezigheid dan zijn dagelijks werk: „Dat maakt het Juist zo enerverend; het is een heel andere wereld, het pakt je. Mijn hele gezin leeft mee. Een van m'n kinde ren heeft ooit 'na gezegd: andere kinderen gaan naar het buitenland. Ik heb toen voorgesteld het skütsje te verkopen, zodat wij ook naar het buitenland zouden kunnen gaan, maar dat leverde een storm van pro test." Or. H. Visser, wetenschappelijk hoofdmedewerker aan de economische facul teit van de Vrije Universiteit, schrijft ons de volgende reactie op het op 23 juni gepubliceerde artikel van onze redacteur James Dorsey „Israëlische Arbei ders partij houdt greep op vakbeweging": In dit artikel wordt een bijzonder negatief beeld geschilderd van de econoom Friedman, wiens adviezen verantwoordelijk zouden zijn voor eer. hoop ellende in het Chili van Pinochet. Zulke opmerkingen leest men vaker over Friedman. Zij zijn onjuist. Er is hier van een enigszins kwaadaardige mythevorming spra ke. Laat mij als tegenwicht een ge deelte citeren uit het artikel "Milton Friedman en de vrije-markt econo mie-Commentaar' van de hand van de Friedman-kenner E. J. Bomhoff, verschenen in Wending jrg. 32 no. 4, juni 1977: „Wat Friedman in Chili gedaan heeft weten wij uit een brief van collega aan de universiteit van Chi cago, professor Arnold Harberger. Toen Friedman in de publiciteit een al maar zwaardere adviseursrol van Pinochet kreeg aangemeten, schreef Harberger aan de president van de Nobel-stichting om nog eens rustig uit de doeken te doen wat hun beider reis had behelsd. Tijdens hun zes dagen in Chili gaven de twee econo men colleges over de Chileense eco nomie. Zij traden niet op als advi seur van de Chileense regering en zouden elk verzoek in die richting van het huidige regime afwijzen (Harberger was in het verleden wél verschillende keren officieel econo misch adviseur in Chili). In hun col leges hebben zij duidelijke kritiek geuit op het ontbreken van vrijheid in Chili. Friedman weigerde twee hem aange boden eredoctoraten omdat zo'n offi ciële huldiging kon worden opgevat als Instemming met de regeringspo- litle. De uitnodiging om naar Chili te komen was een uitvloeisel van een twintig Jaar oud uitwisselingspro gramma tussen de universiteit van Chicago en Katholieke Universiteit van Santiago. Wanneer we ook nog weten dat Friedman sinds 1974 met niemand meer con tact heeft gehad in Chili kunnen wij 'het feit dat Friedman zich heeft Ingelaten met het verstrekken van adviezen ten behoeve van het econo misch beleid van het 'Pinochet-regi me' tot zijn juiste proporties terug brengen.' Aan deze opmerkingen van Bomhoff kan worden toegevoegd dat men Friedman beslist onrecht doet door te suggereren, zoals Dorsey in zijn artikel in Trouw dat Friedman het recht van de sterkste propageert, zodat van behartiging van de belan gen van de lagere sociale klassen niets terecht komt. In werkelijkheid wil Friedman juist de lagere sociale klassen sterk genoeg maken om voor zichzelf op te komen. In zijn boek Capitalism and Freedom (1962) pro pageert hij een systeem van negatie ve Inkomstenbelastingen, zodat mensen met een laag inkomen via de belastingdienst een uitkering ont vangen in plaats van belasting te betalen, zonder de deprimerende tussenkomst van allerlei bevoogd- dende en betuttelende welzljnsin- stanties. Dit voorstel van Friedman wijkt slechts op enkele technische punten af van de in Nederland door de PPR verdedigde idee van een vast basisinkomen voor iedereen! In het zelfde boek heeft hij een oplossing voor het in de V.S. spelende pro bleem dat sociaal zwakke buurten slechte scholen hebben, domweg om financiële redenen: geeft de ouders vouchers waarmee voor een bepaald bedrag per jaar onderwijs gekocht kan worden. De 'slechte' scholen kunnen daarmee voldoende inkom sten krijgen om hun peil te verbete ren, falen ze daarin, dan zijn de kin deren vrij naar andere scholen te gaan. Friedman is inderdaad bang voor overheidsingrijpen. Het gaat hem vóór alles om de vrijheid van het individu. Maar ook hij begrijpt dat die vrijheid alleen in naam bestaat als er op de 'vrije' markt enerzijds heel zwakke, anderzijds heel sterke partijen staan. De strijd voor vrij heid en vrije keus houdt bij Fried man dan ook een strijdtegen machts posities in. Het is te begrijpen dat de Histadroet, waarvan het hoofdkan toor te Tel Aviv in de volksmond als 'het Kremlin' wordt aangeduid, daar niet over staat te juichen! Men kan, dit als conclusie. Friedman misschien verwijten dat hij te opti mistisch is over de mogelijkheden om een vrije markt goed te laten functioneren en machtsposities te elimineren, het verwijt dat hij het recht van de sterkste wil laten gel den verdient hij niet. Heeft „De Twee Gebroeders" Jaren lang de bijnaam „Eeuwige Tweede" gedragen, in de laatste edities fi nishte het Drachtster skütsje echter voortdurend op het tweede plan. Van der Veens eigendom is volgens het tuigenplan van prof. Oerritsma ook het skütsje met de geringste mast en zeilen. „Wij hebben er nooit aan meegedaan ons zeil te vergroten of een hogere mast te plaatsen. Tot dit Jaar hebben wij altijd met de mast uit 1913 gezeild. Nu de norma lisering van de schepen komt, blij ken wij „ondertulgd": het zaakje wordt aangepast, er staat een hoge re mast op en we hebben tien vler kante meter zeil meer. Het ging me wel aan het hart; ik wilde het sküts je altijd zo authentiek mogelijk hou den. Maar aan de andere kant: als Je jaar-ln-jaar-uit in de achterhoede paradeert, wil Je wel eens naar vo ren. Hoewel Je ook in de achterhoe de elke dag gevechten levert" Van der Veen hoopt dat de plannen die nu nog in een experimenteel stadium verkeren, het skütsjesilen in de vaart omhoog zullen stuwen: „Het wordt dit jaar een groot vraag teken; als we geen verbetering ver wacht hadden, waren we er niet aan begonnen. Ik hoop dat het nu met dat „zilvervlootgedoe" rondom som mige skütsjes afgelopen is. Dat pro bleem is veel groter dan de invloed van de commercie, die op dit mo ment al veel minder sterk is dan enkele Jaren geleden. Eigen feest Skütsjesilen beschouwt Van der Veen als zijn jaarlijkse uitje: „Als het maar gemoedelijk blijft. Mijn persoonlijke mening is dat het skütsjesilen als een eigen feest ge vierd moet worden. Ik beleef deze sport voor mijn plezier: de hoofd zaak is het evenement op zich. De start Is een geweldig gebeuren dan zeil Je een paar uur, drink Je Je borreltje en dan is het mooi geweest. Dat Dick van Rijn er met z'n radio bijkomt, dat hoeft van mij niet zo. Ik vergelijk het wel 'ns met het carnaval: als noordelingen zich daarmee gaan bezig houden, lukt dat ook niet. Ik besef dat ik in de contramine ben en dat de organisa tie het voor een groot deel van het publiek moet hebben. Maar ik zie het als een Fries feest. Er is wel eens gesuggereerd om met alle skütsjes op het IJsselmeer bij Enkhulzen te gaan varen: maar daar zullen ze mij niet zien. Laat ze hier maar komen. De skütsjes zijn er niet op gebouwd om daar te varen." 8KS-voorzltter Brinksma hoopt op een aantrekkelijk zellclrcus. dat veertien dagen door Friesland trekt „Scheepsbouwer Amels uit Mak- kum. die de helllngproef met de schepen heeft gedaan, is ervan over tuigd dat diverse schepen beter zul len zeilen dan tot nu toe. Natuurlijk, er zijn erg veel problemen geweest En we hebben als SKS ook wel eens gedacht: we stoppen ermee, want waar doen we het voor? Maar als de skütsjes zaterdag weer starten dat magnifieke gezicht dan er vaar ik dat als de beloning voor ons werk. De verstandhouding met de schippers is weer prima en we zien na de laatste wedstrijd wel weer." Van der Veen tenslotte: "It moat earst tongerje ear 't de loft wer op- klearret" (Het moet eerst donderen voordat de lucht weer opklaart). door Huub Elzerman UTRECHT Wat voor verband bestaat er tussen de denkbeelden van Karl Marx en de communistische totalitaire staat? Hoe kon de vrijheidsgezinde Marx de bouwers van totalitaire samenlevingen als Lenin, Stalin en Mao inspireren? Deze voor de arbeidersbeweging netelige vragen worden door Jan Mirejovsky gesteld In zijn proefschrift „Totalitaire vrijheid, een analyse van het vrijheidsbegrip bij Rousseau, Hegel en Marx. Mirejovsky stelt zijn vragen niet omdat de manier, waarop het staats- communisme de socialistische bewe ging moreel in diskrediet heeft ge bracht, onvoldoende is beschreven. Niet de ontsporingen zelf, maar de wijsgerige wortels van de verloede ring wil hij bloot leggen. Het gaat daarbij vooral om het dubbelzinnige vrijheidsbegrip dat Marx heeft ge hanteerd. Jan Mirejovsky studeerde theologie en culturele antropologie in Praag. Na de Russische inval in Tsjechoslo- waije in 1968 vertrok hij naar Neder land. Gisteren promoveerde hij aan de Rijksuniversiteit te Utrecht tot doctor in de wijsbegeerte. Promotors waren de godsdienstfilosofen prof. dr J de Graaf en prof. dr V. Brümmer. Mirejovsky geeft toe dat hij de con clusies van zijn proefschrift al klaar had voordat hij eraan begon. Gecon fronteerd met het staatscommunis- me in zijn geboorteland, is hij gaan onderzoeken in hoeverre de moge lijkheid van inhumaan denken en handelen in het marxistische ont- werp van de „socialistische nieuwe menselijkheid" is ingebakken. In zijn proefschrift beantwoordt hij die vraag bevestigend. De „vrijheidsge zindheid" van Marx is bij nadere bestudering hoogst dubbelzinnig en bevat voldoende aanknopingspun ten om er een volstrekt onvrije, tota litaire samenleving op te bouwen. Illusie Mirejovsky vergelijkt de hele wapen uitrusting van de totalitaire staat; de politie, de kampen, de psychiatri sche inrichtingen en de middelen van indoctrinatie met een stalen kor set. dat een illusie overeind houdt waarin zo langzamerhand niemand meer in gelooft, namelijk Marx' droom van een vrije, harmonieuze, klassenloze samenleving. Dat idee van een vrije samenleving, waarvan de samenstellende delen zinvol en zelfs „organisch" samen hangen, heeft Marx aan de Duitse filosoof Hegel ontleend. Een verschil is dat Hegel merkwaardig genoeg meende dat die vrije samenleving nog in de Pruisische staat van de grond zou komen en dat Marx dacht dat er op zijn minst een revolutie voor nodig zou zijn. Hegel komt na een serie duizelingwekkende specu laties tot de conclusie dat het indivi du zijn vrijheid slechts kan vinden in de aanvaarding van de staat en in de daaraan vastgeknoopte wetten, nor men en sociale beginselen. In de staat verwerkelijkt zich het vrij- heidsstreven van alle individuen, zo leerde Hegel. Vaderlandsliefde be schouwde hij dan ook als een vorm van beschaving. Van het ongelukki ge Hegeliaanse idee. dat een volko men gelijkschakeling van het indivi du met de maatschappij de volledige vrijheid mogelijk maakt, heeft Marx zich nooit losgemaakt. Integendeel. In de hogere fase van de communistische maatschappij zal de toekomstige mens het vermo Jan Mirejovsky gelijkgeschakelde individuen gen ontwikkelen om nooit naar iets anders te verlangen dan naar de dingen, die de maatschappij hem kan geven. Zoals Hegel zelf be schouwde Marx het streven van het individu naar onafhankelijkheid en persoonlijke vrijheid als verwerpe lijk. Juist het ontbreken van harmo nische verhoudingen tussen indivi du en gemeenschap en tussen de enkelingen onderling zag Marx als een teken, dat er met de samenle- ving iets niet in orde was. Omdat Marx echter een revolutionair was en omdat aanhangers van omwente lingen als „non-conformisten" per definitie worden gezien, wordt deze anti-individualistische, radicaal conformistische strekking van het marxisme zelden opgemerkt. Handjevol De problemen in Oost-Europa zijn volgens Mirejovsky pas goed ont staan. toen na de revolutie van 1917 een handjevol bolsjewlki begon met de opbouw van het communisme in Rusland. Ze werden snel geconfron teerd met enorme tegenslagen. Maar het geloof in de almacht van het revolutionaire geweld, de suc- ces-dwang, de noodzaak om de Juist heid van de revolutie te bewijzen met een eensgezinde en enthousias te massa, deden de rest. De nodige bewijzen werden gefabriceerd, stuk ken van Marx geënsceneerd in plaats van verwerkelijkt. De hele facade van enthousiaste één-mei-vierders, van mensen die vrijwillig op zondag doorwerken, het op uitnodiging tekenen van protest brieven. de in scène gezette vormen van zelfkritiek, de officiële cultus rondom vijfjarenplannen, waarvan „arbeiders, boeren en intelligentsia" steeds weer in vervoering raken, is niets minder dan een imitatie van Marx' vrije samenleving. Een imita tie overigens, die mensen in de gele genheid stelt om compromis na compromis te sluiten. „Iemand, die zegt dat de inval in Tsjechoslowa- kije een daad van socialistische broederliefde is. is rijp voor elk com promis", aldus Mirejovsky. Wantrouwen Het is duidelijk dat er in de benade ring van de promovendus geen plaats is voor het vrijheidsethos van Marx. Mirejovsky bekijkt het huma nistische vrijheidsideaal van Marx met een wantrouwen, dat waarschij nlijk alleen kan worden opgebracht door iemand die het allemaal aan den lijve heeft ondervonden. Zo schuift Mirejovsky Marx ook in de schoenen dat hij het gebruik van geweld als enige oplossing van de sociale problemen zag. De uitspraak van Marx na het congres van de Internationale in Den Haag 1872 dat hij een vreedzame, evolutionaire ontwikkeling naar het socialisme in de Verenigde Staten, Engeland en misschien in Nederland voor moge lijk hield, wuift Mirejovsky weg. „Die uitspraak, zegt hij, wordt el ders gerelativeerd." Meer in het algemeen kan ook de vraag worden gesteld of het verant woord is de verloedering van het communisme los van elke maat schappelijke oorzaak op te hangen aan enkele filosofische notities van Marx. Dat klemt temeer daar Marx op het punt van de toekomstige samenleving met opzet vaag is ge bleven. Hij heeft nimmer een blauwdruk van de toekomstige maatschappij willen geven. In dit licht bezien is ook het werk van Mirejovsky niet het laatste woord, ook niet de laat ste Marx interpretatie. Op zichzelf is dat geen verwijt. Het zal nog wel even duren voordat het laatste woord is geschreven over een stam vader, die om twee ongedwongen voorbeelden te geven zowel de Partij van de Arbeid als de Commu nistische Partij van Nederland als nazaten heeft. Dat Mirejovsky zijn wetenschappelijke gramschap in de eerste plaats richt op de zusterpar tijen van de CPN ligt vanuit zijn achtergronden bezien ook wel een beetje voor de hand. .i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 9