We zijn niet losgekomen
van de negentiende eeuw
Grenservaringen
bij het sterven
J
Een paar
achtkante
kerkjes (en
nog wat)
(I
VANDAAG
GROOT NIEUWS
VOOR U - TOEGELICHT
ZATERDAG 18 JUNI 1977
KERK
Trouw/Kwartet
door Aart de Groot
Kort geleden is het eerste num
mer verschenen van het Docu
mentatieblad voot de Neder
landse kerkgeschiedenis van
de negentiende eeuw. De titel
geeft precies aan, wat de lezer
ervan kan verwachten. Het is
een blad, dat zich wijdt aan de
documentatie van wat er wordt
gepubliceerd op het gebied van
de geschiedenis van de kerken,
of ruimer: het christendom, in
het 19e-eeuwse Nederland.
Hieronder valt zowel de ge
schiedenis van de roomskatho-
lieke als van de protestantse
kerken. Het tijdvak is inder
daad maar één enkele eeuw.
waarbij wel moet .uta
zegd dat in het spraal:0*'.. ..ik
de 19e eeuw meestal met 1975
wordt begonnen, en ook de be
grenzing met de 20ste eeuw
niet met het ronde jaartal 1900
moet worden vereenzelvigd.
Het nieuwe blad is ontstaan omdat
er een duidelijke behoefte is aan
hulpmiddelen bij de bestudering van
de genoemde periode. Initiatiefne
mer was dr P. L. Schram, de bekende
kenner van het réveil, thans weten
schappelijk hoofdmedewerker aan
de Vrije Universiteit te Amsterdam
Hij vond steun bij collega's aan di
verse universiteiten en hogescholen
in ons land; behalve hijzelf zijn lid
van de redactie prof. dr J. A Bome-
wasser, drs J van Gelderen, dr A. C.
Honders, prof. dr J. Plomp, dr J. H.
Roes, prof. dr W van 't Spijker en
ondergetekende. Tevens heeft zich
een aantal deskundigen bereid ver
klaard op te treden als z.g. contact
personen. Het redactiesecretariaat,
dat wordt geleld door dr Schram, is
gevestigd in het Kerkhistorisch In
stituut van de Vrije Universiteit, ka
mer 13A24, De Boelelaan 1105, Am-
sterdam-Buitenveldert, waar men
zich ook kan opgeven als-abonnee
15.- per jaar voor twee nummers).
Actueel
Hoe verder we ook op weg raken
naar de eenentwintigste eeuw, we
blijven als twintigste-eeuwers toch
nog op alle mogelijke wijze met de
vorige eeuw verbonden. Wat in het
algemeen misschien niet altijd zo
duidelijk tot uiting komt, geldt in
het bijzonder voor de negentiende-
eeuwse kerkgeschiedenis van Ne
derland: de vorige eeuw is voor ons
nog „actueel". De generatie die in de
negentiende eeuw is opgeleid en ge-
vormd, sterft nu uit, maar ervan
losgekomen zijn we niet. De eeuw
van de oecumene wortelt in de eeuw
van de zending. Het maatschappe
lijk werk kwam voort uit de inwen-
ding zending van de réveilkringen.
Christelijk onderwijs, christelijke
politiek zijn produkten van de vori
ge eeuw. net zo als de christelijke
dagbladpers (Trouw-lezers mogen
dan denken aan De Standaard!). De
^erkencollecti- v?p ons landje heeft
heel w exemplaren met een negen-
tiende-eciws stempel. Natuurlijk
heeft h«.i moderne leven zijn eigen
karaktertrekken, maar net als bij
mensen begrijp je iemand soms pas
goed als je zijn ouders hebt gekend,
n ucularisatie van nu stamt uit de
vorige eeuw. die bij de aanvang al
heel wat „beschaafde verachters"
van de religie telde en bij het einde
naar Kuypers woord wegstierf onder
de hypnose van het evolutiedogma.
Hoe deze twee eeuwen met elkaar
zijn vervlochten, is boeiend beschre
ven :n Jan Romeins laatste werk,
Op het breukvlak van twee eeuwen;
aan het eind van zijn hoofdstuk
„Babel en Bijbel" (over de gods
dienst) schrijft hij: „Geschiedenis is
ondoorzichtig zolang zij heden is.
Pas als zij verleden geworden is,
openbaart zij zich als toekomst."
zó sterk uit de geschiedenis te bewij
zen als wel eens is gedacht in de
hitte van het gevecht; de „vaderen"
werden dikwijls vereerd ten koste
van de werkelijkheid. Dit is een
moeilijk proces: afstand nemen van
eigen verleden. De „grote" geschie
denis helpt ons daarbij door te be
wijzen op overeenkomstige proces
sen in andere tijden en landen en
een kader te scheppen waarin de
verhoudingen tot juiste proporties
teruggebracht kunnen worden. Om
gekeerd kan geen historicus het
„kleine" ongestraft verwaarlozen.
Heel duidelijk ziet men dat bijv. in
de geschiedenis van het réveil, die
onbegrepen blijft als men de réveil-
families niet kent; daardoor was ie
mand als mej. dr Kluit, zelf een
afstammelinge uit deze kringen, de
aangewezen persoon om die sector
van de 19e eeuw te beschrijven. Al
leen dreigt daar aan de andere kant
weer het gevaar, dat we in het anec-
dotische, in het benepen kleinsteed
se of dorpse milieu blijven steken!
Hoe familiegeschiedenissen kunnen
worden geïntegreerd in een brede
samenhang ziet men bijv. in de
sociologische studie van dr D. Th.
Kuiper, „De voormannen" over
„ideologie, konflikt en kerngroep
vorming binnen de gereformeerde
wereld in Nederland tussen 1820 en
1930" (verschenen in 1972). Mooi
worden de „kleine" biografische de
tails opgenomen in het grote geheel
van de ontwikkeling van kerk en
theologie door prof. dr. A. J. Rasker
in zijn werk „De Ned. Hervormde
Kerk vanaf 1795" (verschenen in
1974).
G en g
Dit alles is geschiedenis met een
hooi -aer G: „de" kerk. „de" cul
tuur. schrijven geschiedenis, waar
aan wij individueel wel deel hebben,
maar op een heel klein plaatsje,
meestal maar passief. Het is ge
schiedenis van 56 miljoen Nederlan
ders, of waar het hier over die éne
eeuw gaat van die paar miljoen
als een gehéél. Maar er is ook ge
schiedenis met een kleine letter, om
het zo eens te zeggen, uw en mijn
geschiedenis, de geschiedenis van
mijn eigen familie en mijn eigen
dorp of stad. mijn eigen kerk. Daar
bij gaat het er niet allereerst om, de
eigen traditie te herkennen in de
geschiedenis van het grote geheel,
neen, óns eigen verleden is belang
rijk als zodanig. Juist voor deze
„kleine geschiedenis" speelt de vori
ge eeuw een bij uitstek bijzondere
rol.
De vorige eeuw is al net ver genoeg
om voor ons besef „geschiedenis" te
zijn, voorbije tijd, anders dan het
heden: lange rokken, paardetram,
de dominee draagt een steek, Van
Speyk vliegt de lucht in, vroeger liep
hier een zandweg. Maar de vorige
eeuw is toch nog zo bereikbaar dat
we overal de verhalen erover kun
nen opvangen uit de mond van onze
ouders of grootouders: verhalen zon
der eind, een beetje fantasie soms,
toch details die geen mens ooit zelf
bedacht zou kunnen hebben. Sedert
de laatste tientallen jaren van de
19e eeuw circuleren in onze families
fototjes en ik denk dat dat ook zo is
met brieven (brieven van vóór 1800
zijn bij particulieren al heel schaars
geworden). Ook de kerkgeschiede-
Domineesdoehter: ..Waarom wordt u
geen lid van ons kerkkoor, meneer
Haarington? We hebben altijd zoveel
plezier, weet u."
Dc heer Haarington (een knappe
vrijgezel): „Lid van 't kerkkoor?
Maar ik kan volstrekt niet zingen."
Domineesdochter: „O. maar dat
geeft helemaal niets, we kunnen
geen van allen zingen. Toe, kom er
ook op!"
Een negentiende-eeuws grapje over
de kerkelijke wereld, uit Punch van
16 januari 1897).
het onze eigen geschiedenis mag he
ten, veel sterker dan het bij vroegere
eeuwen het geval kón zijn. Zeker in
de kring van Trouwlezers veronder
stel ik in dit opzicht een grote be
langstelling voor die tijd van onze
grootouders en overgrootouders, die
de felle kerkstrijd van 1886 hebben
meegemaakt en de christelijke orga
nisaties hebben opgebouwd.
Objectiever
nis kan in de „kleine", persoonlijke
verhoudingen zó functioneren, dat
In het laatste kwart van de twintig
ste eeuw zijn wij nu wel zover van de
vorige eeuw afgegroeid, dat we er
objectiever over zullen kunnen oor
delen dan een enkele tientallen ja
ren geleden mogelijk bleek. Heel
wat geliefkoosde meningen zijn niet
doorA. J. Klei
Halverwege de vorige maand
voltooide ik een artikeltje over
„Langs de oude Drentse kerken",
een nieuw deel in de reeks
fotopockets over oude Nederlandse
kerken, die uitgeverij Bosch Sc
Keutüng te Baarn op de markt
brengt Ik wekte daarin mijn
(eventuele) lezers krachtig op, een
paar achtkante kerkjes in Drente
te gaan bekijken.
Mijn stukje kwam niet terstond in
de krant, het had geen haast en ik
liet het liggen tot een geschikt
moment. Toen kwam de 23ste mei
en toen kwamen al die dagen van
de gijzeling en de bezetting. Ik
hield mijn verhaaltje maar voor
me. want er was nu wel wat anders
te bekijken in Drente dan aardige
achtkante kerkjes.
Vandaag maak ik een verse
aankondiging van „Langs de oude
Drentse kerken", dat 12,90 kost
en geschreven is door dr Regn.
Steensma, de redacteur van de
serie. Deze levert een uitvoerige
Inleiding, de eerste
routebeschrijving kan pas op
bladzij 17 beginnen, maar
wonderlijk genoeg ontbreekt in dit
deel een register van plaatsnamen.
Om eindelijk op m'n achtkante
kerkjes te komen, deze staan in
Veenhuizen en in Hijkers milde en
zij zijn alletwee een heel
door dr. C. Rijnsdorp
Johann Christoph Hampe is ziekenhuispredikant te München.
Hij beschikt over een ruime ervaring inzake sterven en stervens
begeleiding. Met zijn boek Sterven is heel anders, dat als
ondertitel heeft: „Ervaringen met de eigen dood", een uitgave
van Ten Have, Baarn (162 blz., 17.50), wil hij de mensen helpen
milder te denken over „de koning der verschrikking".
De achtkante kerk te Hijkersmilde
Onze adressen:
AMSTERDAM:
Postbus 859
Wibautstraat 131
Tel. 020-913456
Telex 13006
ROTTERDAM/DORDRECHT:
Postbus 948
Westblaak 9. Rotterdam
Tel. 010-115588
DEN HAAG/LEIDEN:
Postbus 101
Parkstraat 22. Den Haag
Tel. 070-469445
ZWOLLE/GRONINGEN:
Postbus 3
Melkmarkt 56. Zwolle
Tel. 05200-17030
aantrekkelijk voorbeeld van
protestantse centra al bouw. De
Veenhuizense kerk dateert uit het
eerste kwart van de vorige eeuw,
die in Hijkersmilde is gebouwd
tussen 1780 en 1788. In belde
kerken heb je een geheel
rondgaande galerij.
Er is nóg een kerk waarvoor ik
special aandacht vraag: de
hervormde kerk in Odoorn. Niet
omdat die zo mooi is, het donkere
interieur is zelfs enigszins
naargeestig (naar 't getuigenis van
dr Steensma), maar omdat we hier
te maken hebben met het Mekka
der links-vrijzinnige hervormden.
Hier wortelt namelijk de
Zwingli-bond. Dat „links" slaat
overigens slechts op de kerkelijke
positie der zwinglianen en niet op
hun politieke stellingname. Ik zou
tenminste niet graag die
zwinglianen de kost geven, die 25
mei WD stemden en de dag
daarop in hun eigen Telegraaf
nakeken hoe Wiegel het er had
afgebracht.
Nu zou ik kunnen eindigen met een
woord van warme aanbeveling van
„Langs de oude Drentse kerken
Ik heb echter nog iets op het hart.
Een mijner collega's, die mij en
mijn voorkeuren kent, vertelde in
het crisiscentrum te Assen
vernomen te hebben, dat de
gereformeerde Zuiderserk aldaar
verbouwd zal worden. Ik rilde van
afgrijzen. De Zuiderkerk te Assen
is weliswaar veel te jong om in een
boekje van de heer Steensma
opgenomen te kunnen worden, zij
dateert uit het begin van de jaren
twintig, maar het is niettemin een
historisch gebouw. In deze kerk
maakten de gereformeerden
geschiedenis door dominee
Geelkerken af te zetten, hier is de
plek waar de synode-van-de-slang
bijeenkwam.
Aan deze Zuiderkerk moeten ze
niet gaan frunniken. In 't algemeen
is dat niet aanbevelenswaardig als
het gaat om die zelfvoldane,
villa-achtige kerken uit de jaren
twintig en dertig, ze worden er
alleen maar potsierlijk van. In het
geval van de Asser Zuiderkerk is
elke verandering verwerpelijk. Hier
en daar de verfkwast erover,
vooruit, ik zal er niet over zaniken,
en over een nieuw fonteintje in 't
toilet zul je me ook niet horen.
Maar voor het overige dient alles
wat hier in 1926 zintuigelijk
waarneembaar was, ongerept te
blijven. Ik heb de betrokken
architect, de mij niet geheel
onbekende heer G. Herlaar uit
Rolde, al ernstig toegesproken, en
langs deze weg roep ik thans de
opzieners van de gereformeerde
kerk te Assen luidkeels toe: handen
af van de Zuiderkerk!
Mede door de algemene ontkerste
ning, vindt hij, valt de westerse sa
menleving terug op de neurotische
doodsangst van de middeleeuwer,
die onderhuids nog in ons voortleeft.
En hij verbant de stervende naar het
hospitaal. De levende bekijkt het
stervensproces van buiten af. Uitein
delijk voltrekt de dood zich pas in de
hersens. Medisch gezien sterft de
mens aan het orgaan dat hem als
mens kenmerkt en waarin vermoe
delijk zijn bewustzijn zetelt. Op een
bepaald punt treedt de arts terug.
De familie wordt gewaarschuwd. De
patiënt is nog niet weg, maar hier
ook al niet meer thuis. Wij evenwel,
omdat we nog in het leven staan,
vatten alleen de negatieve kant van
het sterven. Er is, zegt de auteur, ook
een positieve kant. Om dit aan de
mensen duidelijk te maken heeft hij
zijn boek geschreven. Hij heeft na
melijk belevenissen verzameld van
mensen, die uit een beginnend of
bijna al voltooid sterven in het be
wustzijn zijn teruggekeerd.
Zij allen spreken over een soort uit
treden van het Ik. Berichten van
stervenden staan dicht bij mystieke
ervaringen. Er is een duidelijk ver
schil met dromen. Het uitgetreden
Ik is waarneembaar voor zichzelf,
maar niet voor anderen. Het begin
van het sterven is als een ontwaken.
Het bewustzijn is scherper gewor
den. Men slaat aldus de auteur
het eigen lichaam van buitenaf gade,
zonder interesse en zonder het te
betreuren. „Dan treedt het Ik verder
terug van zijn lichaam, probeert het
te verlaten, verkrijgt de vrijheid" (bl.
51).
Hulpmiddel
Verandering
Het gaat dus, zo zegt Hampe, bij het
sterven niet om een verdwijnen,
maar om een verandering van be
wustzijn. De auteur citeert een groot
aantal verslagen of uitspraken van
mensen die op sterven na dood ge
weest zijn, na een ongeluk of bij een
zware ziekte. Men heeft prachtige
visioenen, ontwaart gestalten, ver
neemt stemmen. Er zijn weiden vol
bloemen, wondermooi gekleurde
luchten, men hoort muziek. Emotio
neel is dit alles volstrekt positief:
men is gelukkig. Teruggekeerd, er
vaart men teleurstelling. Woorden
schieten tekort om het doorleefde te
beschrijven. Het lijkt of men ver
toefd heeft in een vierde dimensie,
waar de tijd en de driedimensionele
ruimte ophouden.
Ook de bekende „levensfilm" dient
te worden genoemd. Men overziet
zijn hele leven in een punt des tijds.
De waarheid van deze belijdenissen,
aldus nog steeds Hampe, is niet te
controleren. Zijn het alleen maar
reflexen op dingen die zich in het
lichaam afspelen? Het woord „film"
is trouwens onjuist: men is sterk
betrokken bij wat men van het eigen
leven ziet. Uit Zweden komt de ver
klaring: „Ik heb alleen de zekerheid
overgehouden, dat dit leven niet het
enige is en dat ik eens weten zal, dat
alles zin heeft" (86). Hier is heel wat
anders aan de hand. dan bij drugge
bruik. Daar liggen mooie en gruwe
lijke waarnemingen altijd dicht bij
elkaar, zijn met elkaar vermengd
(95). De schrijver kan niet geloven
dat de menselijke persoonlijkheid
bij de dood teniet gaat. In de hogere
dimensie is de lagere opgenomen.
Toch kan het weten het geloven
nooit overbodig maken, zegt hij. Het
spiritistische oproepen van doden
heeft ons nog geen serieuze weten
schap opgeleverd.
Ruimere aandacht
Hierna komt de schrijver tot zijn
conclusies. Op medische colleges
moet het sterven ruimer aandacht
krijgen, oordeelt hij. Men dient er
rekening mee te houden, dat de ster
vende veel langer bij bewustzijn is
dan men meent. Men moet er steeds
aan denken dat hij hoort en be
grijpt. „Het ziekenhuis moet een
heel ander respect voor de sterven
den leren" (138). Hoe moet de ziel
zorger een stervende behandelen die
niet meer aanspreekbaar is voor de
vergeving der zonden? Dit is hem in
zijn opleiding niet bijgebracht. Ook
hier is veel voor verbetering vat
baar. Deemoed en geduld zijn aan
een sterfbed de beste deugden. Een
psychotherapie voor stervenden is
mogelijk, wanneer medici en theolo
gen zich inspannen tot een produc
tieve samenwerking (143). Het boek
laat de vxaag'open, of er wel een
specifiek christelijk sterven is. Kan,
men „in Jezus ontslapen", of is alle
sterven een ontslapen in, of tot, een
toestand van euforie (gevoel van
welbehagen)? Als theoloog had de
schrijver toch deze belangrijke
vraag niet mogen ontwijken en er
een hoofdstuk aan dienen te beste
den. Hij spaart een noodzakelijke
marge voor het geloof uit, zonder
daarover in bijzonderheden te tre
den. De lezer zal er m i. goed aan
doen om behalve van dit boek, ook
kennis te nemen van het werk van
A S. Ekelmans—Van Klaveren e.a..
Eerst geloven, dan zien, met de on
dertitel: „Gedachten over het mee
gaan met mensen in hun laatste
levensfase" (uitg. Wytse Benedictus,
Hilversum).
Juist voor het bijeenbrengen van
„groot" en „klein" is een hulpmiddel
als zo'n documentatieblad bijzonder
geschikt. De redactie wil ervoor wa
ken dat de lezer overstroomd wordt
met een onoverzichtelijke informa
tiebrij. Aan de ene kant zullen in
bijdragen bepaald terreinen van on
derzoek in kaart worden gebracht
(huidige stand van zaken, mogelijke
desiderata, literatuuroverzicht). Zo
schrijven in dit eerste nummer prof.
dr. A. Camps en dr. I. H. Enklaar
over missie- en zendingsgeschiede-
his, dr. A. C. Honders en prof. dr. J.
van Laarhoven over liturgiegeschie
denis. Aan de andere kant wil het
blad de nieuwe literatuur (gerubri'
ceerd eti eventueel kort beschreven)
in jaaroverzichten brengen; ook
worden recensies opgenomen. Een
afzonderlijke rubriek beschrijft
„vindplaatsen" van het materiaal in
archieven en bibliotheken; dr G. Pu-
chinger opent deze rij met een Ce-
richt over het negentiende-eeuwse
materiaal in het Historisch Docu
mentatiecentrum voor het Ned- Pro
testantisme aan de V.U. In dit eerste
nummer vind u ook een lijst van
onderwerpen behandeld in histori
sche doctoraalscripties betreffende
het bedoelde tijdvak gedurende de
laatste 25 jaar aan de V.U.; soortge
lijke lijsten van andere faculteiten
zullen volgen. Vanzelfsprekend zal
aandacht worden geschonken aan
bijeenkomsten, tentoonstellingen
e.a., misschien ook aan gebeurtenis
sen in de persoonlijke sfeer; de lezer
ontvangt in nr. 1 een door dr. P. N.
Holtrop geschreven „In Memoriam"
van dr. M. Elisabeth Kluit.
Zoals duidelijk zal zijn: het blad is
geen tijdschrift met verhandelin
gen, kritieken of beschouwingen.
Een documentatieblad heeft een an
der doel, meer bescheiden, maar wel
nuttig, en geloof ik zelfs nood
zakelijk niet alleen voor de vakman,
maar ook voor ieder die belangstel
ling heeft voor „de", voor „zijn" ne
gentiende eeuw.
De kerkhistoricus dr. Aart de Groot is
verbonden aan de rijksuniversiteit te
Utrecht.
DE STORM OP HET MEER
Het verhaal Is gauw verteld. Jezij
gaat met zijn discipelen het meel
over. Onderweg valt Hij in slaap
steekt een ongehoord sterke sto
op zodat zelfs de ervaren vissers
paniek raken. Ze maken de Heer
wakker met de vraag: Bekomma
hetU niet, dat wij vergaan? Jezil
spreekt daarop de wind bestrafU
toe en het wordt stil. Er komt noj
een vraag aan de discipelen
achtereen: Waarom zijn jullie zo!
bang? Waarom hebben jullie gei
vertrouwen? 't Is een merkwaar|
verhaal dat je altijd weer aan 't
denken zet. Heel veel is natuurlij
gedacht en gesproken over die j
woorden van de discipelen: Waas
bekommert Ge u niet. ?Endj
zeggen ze tegen iemand wiens la
om zo te zeggen één en al 3
bekommernis is. Laatst wees j
iemand mij weer eens op die
bepaalde betekenis van dit soor
wonderen waarin het er om gaa
Jezus niet te laten zien in zijn
goddelijke, maar in zijn mensel
macht. Het verhaal krijgt dan d
strekking: zo hoort de mens tez
een heerser over de elementen,
keer viel mij weer heel iets ande
op. Jezus' vraag waarom ze ban
zijn en geen vertrouwen hebbei
zeg niet op wie dat vertrouwen
gesteld moet zijn. In hun vraag
iets van een verwachting. Kijk,
zo'n storm kan Jezus wellicht
reddends doen. Daarom maken
Hem wakker. Omdat zij dreige
vergaan. Dus aan een zekere
verwachting met vertrouwen o
Jezus ontbrak het hen niet. Ze
dat wat vreemd, maar dat kom
door de storm. En dan bedoeld
Heer dus gewoon in 't algemeei
waarom hebben jullie niet wat
vertrouwen bij de dingen die ei
gebeuren? Vertrouwen op God
moet je niet altijd in paniek lat
brengen. Je moet blijven
vertrouwen en dan nadenken
te doen staat. En wat daaracht
is dit: datzegtHij!
lADVERTtNTlE)
SoSboekenniei
Prof. Or. K. Strijd
GEWELDLOZE WEERBAARHEID
172blz.. /16.7S
Geweldloze weerbaarheid is geen
sche aangelegenheid, maar een zaak'
gelrecht met onze realiteit te maken
Dr. G. de Ru
DE VERLEIDING DER REVOLUTIE
2edruk. 148blz., f 14.90
Een analyse van de bijbelse boodschi]
- •en-i.v.ii
(Serie BIJBEL EN G
Dr». H.G. Lalh
DE DROOM DER REVOLUTIE
2e druk. 196 blz.. f19.90
Over maatschappijkritiek en revoluti
uit de historie een boeiende bespre®
beter zicht te krijgen op allerlei J
situaties.
(serie BIJBEL EN GEMEENTE)
Dr. K.M. Witteveen
HET EVANGELIE TUSSEN PACIFISl
GEWELD
128 blz. f15.50
Zwingli, een van de drie grote refornl
had een actuele frisheid in leven ei
waardoor hij voor onze tijd bijzonder P'
sant wordt.
Verkrijgbaar in de boekhandel
ll(«ftlW»lül!JJAI
ADVERTENTIE)
Het nieuwe testament in de omgang^
met inleidingen en toelichtingen.
Een hulp tot beter begrip van de bijbel voor jong
en oud.
Groot Nieuws voor U - Toegelicht.,
Formaat: 11 x 18 cm.
Prijs: f 18.50
1/
Nederlands
Bijbelgenootschap
Postbus 620. Haarlem
Ook verkrijgbaar
bij de boekhandel.
*6