We zijn niet losgekomen van de negentiende eeuw Grenservaringen bij het sterven J Een paar achtkante kerkjes (en nog wat) (I VANDAAG GROOT NIEUWS VOOR U - TOEGELICHT ZATERDAG 18 JUNI 1977 KERK Trouw/Kwartet door Aart de Groot Kort geleden is het eerste num mer verschenen van het Docu mentatieblad voot de Neder landse kerkgeschiedenis van de negentiende eeuw. De titel geeft precies aan, wat de lezer ervan kan verwachten. Het is een blad, dat zich wijdt aan de documentatie van wat er wordt gepubliceerd op het gebied van de geschiedenis van de kerken, of ruimer: het christendom, in het 19e-eeuwse Nederland. Hieronder valt zowel de ge schiedenis van de roomskatho- lieke als van de protestantse kerken. Het tijdvak is inder daad maar één enkele eeuw. waarbij wel moet .uta zegd dat in het spraal:0*'.. ..ik de 19e eeuw meestal met 1975 wordt begonnen, en ook de be grenzing met de 20ste eeuw niet met het ronde jaartal 1900 moet worden vereenzelvigd. Het nieuwe blad is ontstaan omdat er een duidelijke behoefte is aan hulpmiddelen bij de bestudering van de genoemde periode. Initiatiefne mer was dr P. L. Schram, de bekende kenner van het réveil, thans weten schappelijk hoofdmedewerker aan de Vrije Universiteit te Amsterdam Hij vond steun bij collega's aan di verse universiteiten en hogescholen in ons land; behalve hijzelf zijn lid van de redactie prof. dr J. A Bome- wasser, drs J van Gelderen, dr A. C. Honders, prof. dr J. Plomp, dr J. H. Roes, prof. dr W van 't Spijker en ondergetekende. Tevens heeft zich een aantal deskundigen bereid ver klaard op te treden als z.g. contact personen. Het redactiesecretariaat, dat wordt geleld door dr Schram, is gevestigd in het Kerkhistorisch In stituut van de Vrije Universiteit, ka mer 13A24, De Boelelaan 1105, Am- sterdam-Buitenveldert, waar men zich ook kan opgeven als-abonnee 15.- per jaar voor twee nummers). Actueel Hoe verder we ook op weg raken naar de eenentwintigste eeuw, we blijven als twintigste-eeuwers toch nog op alle mogelijke wijze met de vorige eeuw verbonden. Wat in het algemeen misschien niet altijd zo duidelijk tot uiting komt, geldt in het bijzonder voor de negentiende- eeuwse kerkgeschiedenis van Ne derland: de vorige eeuw is voor ons nog „actueel". De generatie die in de negentiende eeuw is opgeleid en ge- vormd, sterft nu uit, maar ervan losgekomen zijn we niet. De eeuw van de oecumene wortelt in de eeuw van de zending. Het maatschappe lijk werk kwam voort uit de inwen- ding zending van de réveilkringen. Christelijk onderwijs, christelijke politiek zijn produkten van de vori ge eeuw. net zo als de christelijke dagbladpers (Trouw-lezers mogen dan denken aan De Standaard!). De ^erkencollecti- v?p ons landje heeft heel w exemplaren met een negen- tiende-eciws stempel. Natuurlijk heeft h«.i moderne leven zijn eigen karaktertrekken, maar net als bij mensen begrijp je iemand soms pas goed als je zijn ouders hebt gekend, n ucularisatie van nu stamt uit de vorige eeuw. die bij de aanvang al heel wat „beschaafde verachters" van de religie telde en bij het einde naar Kuypers woord wegstierf onder de hypnose van het evolutiedogma. Hoe deze twee eeuwen met elkaar zijn vervlochten, is boeiend beschre ven :n Jan Romeins laatste werk, Op het breukvlak van twee eeuwen; aan het eind van zijn hoofdstuk „Babel en Bijbel" (over de gods dienst) schrijft hij: „Geschiedenis is ondoorzichtig zolang zij heden is. Pas als zij verleden geworden is, openbaart zij zich als toekomst." zó sterk uit de geschiedenis te bewij zen als wel eens is gedacht in de hitte van het gevecht; de „vaderen" werden dikwijls vereerd ten koste van de werkelijkheid. Dit is een moeilijk proces: afstand nemen van eigen verleden. De „grote" geschie denis helpt ons daarbij door te be wijzen op overeenkomstige proces sen in andere tijden en landen en een kader te scheppen waarin de verhoudingen tot juiste proporties teruggebracht kunnen worden. Om gekeerd kan geen historicus het „kleine" ongestraft verwaarlozen. Heel duidelijk ziet men dat bijv. in de geschiedenis van het réveil, die onbegrepen blijft als men de réveil- families niet kent; daardoor was ie mand als mej. dr Kluit, zelf een afstammelinge uit deze kringen, de aangewezen persoon om die sector van de 19e eeuw te beschrijven. Al leen dreigt daar aan de andere kant weer het gevaar, dat we in het anec- dotische, in het benepen kleinsteed se of dorpse milieu blijven steken! Hoe familiegeschiedenissen kunnen worden geïntegreerd in een brede samenhang ziet men bijv. in de sociologische studie van dr D. Th. Kuiper, „De voormannen" over „ideologie, konflikt en kerngroep vorming binnen de gereformeerde wereld in Nederland tussen 1820 en 1930" (verschenen in 1972). Mooi worden de „kleine" biografische de tails opgenomen in het grote geheel van de ontwikkeling van kerk en theologie door prof. dr. A. J. Rasker in zijn werk „De Ned. Hervormde Kerk vanaf 1795" (verschenen in 1974). G en g Dit alles is geschiedenis met een hooi -aer G: „de" kerk. „de" cul tuur. schrijven geschiedenis, waar aan wij individueel wel deel hebben, maar op een heel klein plaatsje, meestal maar passief. Het is ge schiedenis van 56 miljoen Nederlan ders, of waar het hier over die éne eeuw gaat van die paar miljoen als een gehéél. Maar er is ook ge schiedenis met een kleine letter, om het zo eens te zeggen, uw en mijn geschiedenis, de geschiedenis van mijn eigen familie en mijn eigen dorp of stad. mijn eigen kerk. Daar bij gaat het er niet allereerst om, de eigen traditie te herkennen in de geschiedenis van het grote geheel, neen, óns eigen verleden is belang rijk als zodanig. Juist voor deze „kleine geschiedenis" speelt de vori ge eeuw een bij uitstek bijzondere rol. De vorige eeuw is al net ver genoeg om voor ons besef „geschiedenis" te zijn, voorbije tijd, anders dan het heden: lange rokken, paardetram, de dominee draagt een steek, Van Speyk vliegt de lucht in, vroeger liep hier een zandweg. Maar de vorige eeuw is toch nog zo bereikbaar dat we overal de verhalen erover kun nen opvangen uit de mond van onze ouders of grootouders: verhalen zon der eind, een beetje fantasie soms, toch details die geen mens ooit zelf bedacht zou kunnen hebben. Sedert de laatste tientallen jaren van de 19e eeuw circuleren in onze families fototjes en ik denk dat dat ook zo is met brieven (brieven van vóór 1800 zijn bij particulieren al heel schaars geworden). Ook de kerkgeschiede- Domineesdoehter: ..Waarom wordt u geen lid van ons kerkkoor, meneer Haarington? We hebben altijd zoveel plezier, weet u." Dc heer Haarington (een knappe vrijgezel): „Lid van 't kerkkoor? Maar ik kan volstrekt niet zingen." Domineesdochter: „O. maar dat geeft helemaal niets, we kunnen geen van allen zingen. Toe, kom er ook op!" Een negentiende-eeuws grapje over de kerkelijke wereld, uit Punch van 16 januari 1897). het onze eigen geschiedenis mag he ten, veel sterker dan het bij vroegere eeuwen het geval kón zijn. Zeker in de kring van Trouwlezers veronder stel ik in dit opzicht een grote be langstelling voor die tijd van onze grootouders en overgrootouders, die de felle kerkstrijd van 1886 hebben meegemaakt en de christelijke orga nisaties hebben opgebouwd. Objectiever nis kan in de „kleine", persoonlijke verhoudingen zó functioneren, dat In het laatste kwart van de twintig ste eeuw zijn wij nu wel zover van de vorige eeuw afgegroeid, dat we er objectiever over zullen kunnen oor delen dan een enkele tientallen ja ren geleden mogelijk bleek. Heel wat geliefkoosde meningen zijn niet doorA. J. Klei Halverwege de vorige maand voltooide ik een artikeltje over „Langs de oude Drentse kerken", een nieuw deel in de reeks fotopockets over oude Nederlandse kerken, die uitgeverij Bosch Sc Keutüng te Baarn op de markt brengt Ik wekte daarin mijn (eventuele) lezers krachtig op, een paar achtkante kerkjes in Drente te gaan bekijken. Mijn stukje kwam niet terstond in de krant, het had geen haast en ik liet het liggen tot een geschikt moment. Toen kwam de 23ste mei en toen kwamen al die dagen van de gijzeling en de bezetting. Ik hield mijn verhaaltje maar voor me. want er was nu wel wat anders te bekijken in Drente dan aardige achtkante kerkjes. Vandaag maak ik een verse aankondiging van „Langs de oude Drentse kerken", dat 12,90 kost en geschreven is door dr Regn. Steensma, de redacteur van de serie. Deze levert een uitvoerige Inleiding, de eerste routebeschrijving kan pas op bladzij 17 beginnen, maar wonderlijk genoeg ontbreekt in dit deel een register van plaatsnamen. Om eindelijk op m'n achtkante kerkjes te komen, deze staan in Veenhuizen en in Hijkers milde en zij zijn alletwee een heel door dr. C. Rijnsdorp Johann Christoph Hampe is ziekenhuispredikant te München. Hij beschikt over een ruime ervaring inzake sterven en stervens begeleiding. Met zijn boek Sterven is heel anders, dat als ondertitel heeft: „Ervaringen met de eigen dood", een uitgave van Ten Have, Baarn (162 blz., 17.50), wil hij de mensen helpen milder te denken over „de koning der verschrikking". De achtkante kerk te Hijkersmilde Onze adressen: AMSTERDAM: Postbus 859 Wibautstraat 131 Tel. 020-913456 Telex 13006 ROTTERDAM/DORDRECHT: Postbus 948 Westblaak 9. Rotterdam Tel. 010-115588 DEN HAAG/LEIDEN: Postbus 101 Parkstraat 22. Den Haag Tel. 070-469445 ZWOLLE/GRONINGEN: Postbus 3 Melkmarkt 56. Zwolle Tel. 05200-17030 aantrekkelijk voorbeeld van protestantse centra al bouw. De Veenhuizense kerk dateert uit het eerste kwart van de vorige eeuw, die in Hijkersmilde is gebouwd tussen 1780 en 1788. In belde kerken heb je een geheel rondgaande galerij. Er is nóg een kerk waarvoor ik special aandacht vraag: de hervormde kerk in Odoorn. Niet omdat die zo mooi is, het donkere interieur is zelfs enigszins naargeestig (naar 't getuigenis van dr Steensma), maar omdat we hier te maken hebben met het Mekka der links-vrijzinnige hervormden. Hier wortelt namelijk de Zwingli-bond. Dat „links" slaat overigens slechts op de kerkelijke positie der zwinglianen en niet op hun politieke stellingname. Ik zou tenminste niet graag die zwinglianen de kost geven, die 25 mei WD stemden en de dag daarop in hun eigen Telegraaf nakeken hoe Wiegel het er had afgebracht. Nu zou ik kunnen eindigen met een woord van warme aanbeveling van „Langs de oude Drentse kerken Ik heb echter nog iets op het hart. Een mijner collega's, die mij en mijn voorkeuren kent, vertelde in het crisiscentrum te Assen vernomen te hebben, dat de gereformeerde Zuiderserk aldaar verbouwd zal worden. Ik rilde van afgrijzen. De Zuiderkerk te Assen is weliswaar veel te jong om in een boekje van de heer Steensma opgenomen te kunnen worden, zij dateert uit het begin van de jaren twintig, maar het is niettemin een historisch gebouw. In deze kerk maakten de gereformeerden geschiedenis door dominee Geelkerken af te zetten, hier is de plek waar de synode-van-de-slang bijeenkwam. Aan deze Zuiderkerk moeten ze niet gaan frunniken. In 't algemeen is dat niet aanbevelenswaardig als het gaat om die zelfvoldane, villa-achtige kerken uit de jaren twintig en dertig, ze worden er alleen maar potsierlijk van. In het geval van de Asser Zuiderkerk is elke verandering verwerpelijk. Hier en daar de verfkwast erover, vooruit, ik zal er niet over zaniken, en over een nieuw fonteintje in 't toilet zul je me ook niet horen. Maar voor het overige dient alles wat hier in 1926 zintuigelijk waarneembaar was, ongerept te blijven. Ik heb de betrokken architect, de mij niet geheel onbekende heer G. Herlaar uit Rolde, al ernstig toegesproken, en langs deze weg roep ik thans de opzieners van de gereformeerde kerk te Assen luidkeels toe: handen af van de Zuiderkerk! Mede door de algemene ontkerste ning, vindt hij, valt de westerse sa menleving terug op de neurotische doodsangst van de middeleeuwer, die onderhuids nog in ons voortleeft. En hij verbant de stervende naar het hospitaal. De levende bekijkt het stervensproces van buiten af. Uitein delijk voltrekt de dood zich pas in de hersens. Medisch gezien sterft de mens aan het orgaan dat hem als mens kenmerkt en waarin vermoe delijk zijn bewustzijn zetelt. Op een bepaald punt treedt de arts terug. De familie wordt gewaarschuwd. De patiënt is nog niet weg, maar hier ook al niet meer thuis. Wij evenwel, omdat we nog in het leven staan, vatten alleen de negatieve kant van het sterven. Er is, zegt de auteur, ook een positieve kant. Om dit aan de mensen duidelijk te maken heeft hij zijn boek geschreven. Hij heeft na melijk belevenissen verzameld van mensen, die uit een beginnend of bijna al voltooid sterven in het be wustzijn zijn teruggekeerd. Zij allen spreken over een soort uit treden van het Ik. Berichten van stervenden staan dicht bij mystieke ervaringen. Er is een duidelijk ver schil met dromen. Het uitgetreden Ik is waarneembaar voor zichzelf, maar niet voor anderen. Het begin van het sterven is als een ontwaken. Het bewustzijn is scherper gewor den. Men slaat aldus de auteur het eigen lichaam van buitenaf gade, zonder interesse en zonder het te betreuren. „Dan treedt het Ik verder terug van zijn lichaam, probeert het te verlaten, verkrijgt de vrijheid" (bl. 51). Hulpmiddel Verandering Het gaat dus, zo zegt Hampe, bij het sterven niet om een verdwijnen, maar om een verandering van be wustzijn. De auteur citeert een groot aantal verslagen of uitspraken van mensen die op sterven na dood ge weest zijn, na een ongeluk of bij een zware ziekte. Men heeft prachtige visioenen, ontwaart gestalten, ver neemt stemmen. Er zijn weiden vol bloemen, wondermooi gekleurde luchten, men hoort muziek. Emotio neel is dit alles volstrekt positief: men is gelukkig. Teruggekeerd, er vaart men teleurstelling. Woorden schieten tekort om het doorleefde te beschrijven. Het lijkt of men ver toefd heeft in een vierde dimensie, waar de tijd en de driedimensionele ruimte ophouden. Ook de bekende „levensfilm" dient te worden genoemd. Men overziet zijn hele leven in een punt des tijds. De waarheid van deze belijdenissen, aldus nog steeds Hampe, is niet te controleren. Zijn het alleen maar reflexen op dingen die zich in het lichaam afspelen? Het woord „film" is trouwens onjuist: men is sterk betrokken bij wat men van het eigen leven ziet. Uit Zweden komt de ver klaring: „Ik heb alleen de zekerheid overgehouden, dat dit leven niet het enige is en dat ik eens weten zal, dat alles zin heeft" (86). Hier is heel wat anders aan de hand. dan bij drugge bruik. Daar liggen mooie en gruwe lijke waarnemingen altijd dicht bij elkaar, zijn met elkaar vermengd (95). De schrijver kan niet geloven dat de menselijke persoonlijkheid bij de dood teniet gaat. In de hogere dimensie is de lagere opgenomen. Toch kan het weten het geloven nooit overbodig maken, zegt hij. Het spiritistische oproepen van doden heeft ons nog geen serieuze weten schap opgeleverd. Ruimere aandacht Hierna komt de schrijver tot zijn conclusies. Op medische colleges moet het sterven ruimer aandacht krijgen, oordeelt hij. Men dient er rekening mee te houden, dat de ster vende veel langer bij bewustzijn is dan men meent. Men moet er steeds aan denken dat hij hoort en be grijpt. „Het ziekenhuis moet een heel ander respect voor de sterven den leren" (138). Hoe moet de ziel zorger een stervende behandelen die niet meer aanspreekbaar is voor de vergeving der zonden? Dit is hem in zijn opleiding niet bijgebracht. Ook hier is veel voor verbetering vat baar. Deemoed en geduld zijn aan een sterfbed de beste deugden. Een psychotherapie voor stervenden is mogelijk, wanneer medici en theolo gen zich inspannen tot een produc tieve samenwerking (143). Het boek laat de vxaag'open, of er wel een specifiek christelijk sterven is. Kan, men „in Jezus ontslapen", of is alle sterven een ontslapen in, of tot, een toestand van euforie (gevoel van welbehagen)? Als theoloog had de schrijver toch deze belangrijke vraag niet mogen ontwijken en er een hoofdstuk aan dienen te beste den. Hij spaart een noodzakelijke marge voor het geloof uit, zonder daarover in bijzonderheden te tre den. De lezer zal er m i. goed aan doen om behalve van dit boek, ook kennis te nemen van het werk van A S. Ekelmans—Van Klaveren e.a.. Eerst geloven, dan zien, met de on dertitel: „Gedachten over het mee gaan met mensen in hun laatste levensfase" (uitg. Wytse Benedictus, Hilversum). Juist voor het bijeenbrengen van „groot" en „klein" is een hulpmiddel als zo'n documentatieblad bijzonder geschikt. De redactie wil ervoor wa ken dat de lezer overstroomd wordt met een onoverzichtelijke informa tiebrij. Aan de ene kant zullen in bijdragen bepaald terreinen van on derzoek in kaart worden gebracht (huidige stand van zaken, mogelijke desiderata, literatuuroverzicht). Zo schrijven in dit eerste nummer prof. dr. A. Camps en dr. I. H. Enklaar over missie- en zendingsgeschiede- his, dr. A. C. Honders en prof. dr. J. van Laarhoven over liturgiegeschie denis. Aan de andere kant wil het blad de nieuwe literatuur (gerubri' ceerd eti eventueel kort beschreven) in jaaroverzichten brengen; ook worden recensies opgenomen. Een afzonderlijke rubriek beschrijft „vindplaatsen" van het materiaal in archieven en bibliotheken; dr G. Pu- chinger opent deze rij met een Ce- richt over het negentiende-eeuwse materiaal in het Historisch Docu mentatiecentrum voor het Ned- Pro testantisme aan de V.U. In dit eerste nummer vind u ook een lijst van onderwerpen behandeld in histori sche doctoraalscripties betreffende het bedoelde tijdvak gedurende de laatste 25 jaar aan de V.U.; soortge lijke lijsten van andere faculteiten zullen volgen. Vanzelfsprekend zal aandacht worden geschonken aan bijeenkomsten, tentoonstellingen e.a., misschien ook aan gebeurtenis sen in de persoonlijke sfeer; de lezer ontvangt in nr. 1 een door dr. P. N. Holtrop geschreven „In Memoriam" van dr. M. Elisabeth Kluit. Zoals duidelijk zal zijn: het blad is geen tijdschrift met verhandelin gen, kritieken of beschouwingen. Een documentatieblad heeft een an der doel, meer bescheiden, maar wel nuttig, en geloof ik zelfs nood zakelijk niet alleen voor de vakman, maar ook voor ieder die belangstel ling heeft voor „de", voor „zijn" ne gentiende eeuw. De kerkhistoricus dr. Aart de Groot is verbonden aan de rijksuniversiteit te Utrecht. DE STORM OP HET MEER Het verhaal Is gauw verteld. Jezij gaat met zijn discipelen het meel over. Onderweg valt Hij in slaap steekt een ongehoord sterke sto op zodat zelfs de ervaren vissers paniek raken. Ze maken de Heer wakker met de vraag: Bekomma hetU niet, dat wij vergaan? Jezil spreekt daarop de wind bestrafU toe en het wordt stil. Er komt noj een vraag aan de discipelen achtereen: Waarom zijn jullie zo! bang? Waarom hebben jullie gei vertrouwen? 't Is een merkwaar| verhaal dat je altijd weer aan 't denken zet. Heel veel is natuurlij gedacht en gesproken over die j woorden van de discipelen: Waas bekommert Ge u niet. ?Endj zeggen ze tegen iemand wiens la om zo te zeggen één en al 3 bekommernis is. Laatst wees j iemand mij weer eens op die bepaalde betekenis van dit soor wonderen waarin het er om gaa Jezus niet te laten zien in zijn goddelijke, maar in zijn mensel macht. Het verhaal krijgt dan d strekking: zo hoort de mens tez een heerser over de elementen, keer viel mij weer heel iets ande op. Jezus' vraag waarom ze ban zijn en geen vertrouwen hebbei zeg niet op wie dat vertrouwen gesteld moet zijn. In hun vraag iets van een verwachting. Kijk, zo'n storm kan Jezus wellicht reddends doen. Daarom maken Hem wakker. Omdat zij dreige vergaan. Dus aan een zekere verwachting met vertrouwen o Jezus ontbrak het hen niet. Ze dat wat vreemd, maar dat kom door de storm. En dan bedoeld Heer dus gewoon in 't algemeei waarom hebben jullie niet wat vertrouwen bij de dingen die ei gebeuren? Vertrouwen op God moet je niet altijd in paniek lat brengen. Je moet blijven vertrouwen en dan nadenken te doen staat. En wat daaracht is dit: datzegtHij! lADVERTtNTlE) SoSboekenniei Prof. Or. K. Strijd GEWELDLOZE WEERBAARHEID 172blz.. /16.7S Geweldloze weerbaarheid is geen sche aangelegenheid, maar een zaak' gelrecht met onze realiteit te maken Dr. G. de Ru DE VERLEIDING DER REVOLUTIE 2edruk. 148blz., f 14.90 Een analyse van de bijbelse boodschi] - •en-i.v.ii (Serie BIJBEL EN G Dr». H.G. Lalh DE DROOM DER REVOLUTIE 2e druk. 196 blz.. f19.90 Over maatschappijkritiek en revoluti uit de historie een boeiende bespre® beter zicht te krijgen op allerlei J situaties. (serie BIJBEL EN GEMEENTE) Dr. K.M. Witteveen HET EVANGELIE TUSSEN PACIFISl GEWELD 128 blz. f15.50 Zwingli, een van de drie grote refornl had een actuele frisheid in leven ei waardoor hij voor onze tijd bijzonder P' sant wordt. Verkrijgbaar in de boekhandel ll(«ftlW»lül!JJAI ADVERTENTIE) Het nieuwe testament in de omgang^ met inleidingen en toelichtingen. Een hulp tot beter begrip van de bijbel voor jong en oud. Groot Nieuws voor U - Toegelicht., Formaat: 11 x 18 cm. Prijs: f 18.50 1/ Nederlands Bijbelgenootschap Postbus 620. Haarlem Ook verkrijgbaar bij de boekhandel. *6

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 2