Denk ik aan Duitsland in de nacht WEST-DUITSLAND ZATERDAG 4 JUNI 1977 TROUW/KWARTET PAGINA 33 yOORTDUREND op zoek naar het Duitsland van en van alle tijden, stuit ik dikwijls op een merkwaardige figuur die alle dubbelzinnigheden van het land in zich schijnt te verenigen. Idealist enerzijds, terrorist anderzijds. Zijn Naam: Ernst von Salomon. Zijn roeping: Duits (lees: Pruisisch) staatsburger. Zijn neef: Pfeffer von Salomon, één van de legendarische condottieres van de in de Baltische staten opererende Vrijkorpsen, later één van de topmannen van de SA, nog weer later geïnterneerd in een concentratiekamp wegens afwijkende politieke opvattingen. Maar terug naar de andere neef, wiens leven niet minder curieus verliep. Ernst von Salomon werd in 1902 in de omgeving van,Hamburg geboren. Koud enige jaren op de kadettenschool, waar hij in Pruisische zin gekneed werd tot vertegenwoordiger van een soldatenelite die geen staat in de staat, maar de staat zélf beoogde te zijn, werd hij op zestienjarige leeftijd geconfronteerd met de inéénstorting van het keizerrijk en de daaruit voortvloeiende chaos. Muitende matrozen in Kiel, soldatenraden hier en elders, moeizame en vernederende onderhandelingen van het militair opperbevel met de geallieerden, een gevaarlijk vacuüm aan de oostgrenzen, waarachter Lenins rode droom gestalte had gekregen. De nog piepjonge Ernst, die het met zijn schoolkameraden betreurde geen deel te mogen hebben gehad aan de echte oorlog, sloot zich aan bij één van de vele Vrijkorpsen en nam deel aan de gevechten om Riga, de grensgevechten in Ober Schlesiën, de mislukte Berlijnse putsch van de ambtenaar Kapp, de boerenopstanden in Schleswig-Holstein, maar vergaarde toch de meeste „roeih' met zijn aandeel in de moordaanslag op de joodse industrieel en liberale politicus Walther Rathenau. Een levensloop die in fanatisme en exaltatie doet denken aan die van zijn geestelijke kleinkinderen van de Rote Armee Fraktion. Politiek gezien moge de kloof hemelsbreed tussen hen zijn, psychologisch gezien, denk ik dat von Salomon en Andreas Baader c.s. nauwe verwanten zijn. Dat von Salomon als een min of meer geacht literator pas in 1972 de laatste adem zou uitblazen, inplaas van in wanhoop onder te gaan, zoals dat met de jonge wolven van nu het geval is, lijkt meer een kwestie van geluk te zijn. Von Salomon koesterde bepaalde idealen en ideeën die, in het licht van zijn tijd gezien, geenszins absurd waren. Het waren in ieder geval niet de platte, materialistische idealen van de toen heersende klasse, die het nationalisme slechts zag als de meest geëigende methode om het proletariaat onder de duim te houden. Het waren de idealen van een Junker die oprecht van mening was dat de Duitse geest en cultuur, geworteld in een traditie van soldateske discipline en zelfopoffering, de mensheid iets te bieden hadden. In zijn helaas onvoltooid gebleven „Roman van een staatsidee" Der tote Preusse, staat hij mijmerend aan een soldatengraf: TX7AT had de kennelijk dappere vv Pruisische krijger hier gezocht zonder iets anders te vinden dan de dood? En waarom stond zijn naam niet op het graf genoemd? Wie was deze man? Een onbekende soldaat wellicht in wie, naar het macabere voorbeeld der twee laatste grote wereldoorlogen, namens de miljoenen muizen, die ene onbekend geëerd werd. Sinds het eerste begin en bij alle volkeren der aarde, is de dood van een krijger, gevallen op het slagveld, synoniem met de heldendood. De krijger sterft niet privé, hij offert een deel van zijn leven aan de macht, aan iets buiten hem, aan een gemeenschap, aan een geloof, aan een vaderland, aan de toekomst, aan het geluk van zijn kinderen, aan een nieuwe orde, in het beste geval aan zijn familie en pas tenslotte is het hem om zijn soldij begonnen. Hij sterft zelfs als hij het met de oproep te sterven niet eens is, voor de overwinning op zichzelf, hij sterft voor de vervulling van een plicht. Natuurlijk, dit is soldatenheroiek die ons, zeker in deze tijd, als volkomen pervers en „moffisch" voorkomt. Maar het is meer dan dat en in die zin tijdelozer dan men wellicht wensen zou. Het is de strijdroep van een ongeremd idealisme dat bergen wil verzetten en de bestaande orde hooghartig van de hand wijst, zonder met de alledaagse werkelijkheid rekening te willen houden. De familiebanden tussen de RAF-rebellen enerzijds en de Vrijkorpssoldaten anderzijds, zijn die welke alle dromers van alle tijden met elkaar verbinden. Duitsland is bij uitstek een land van dromers en het gevaarlijke is dat die dromers aan het slaapwandelen gaan Mijn dromen over Duitsland begon merkwaardigerwijs toen het land weer eens grondig uitzijn droom werd gewekt. Lancasters en vliegende forten lieten hun bommenlast los boven stad en haven van Bremen. Onze-straat was een laaiende vlammenzee. Soldaten liepen af en aan met emmertjes water. Zelfs als peuter zag ik het hulpeloze van dat gedraaf wel in. Ik moest vreselijk nodig en ging naar het toilet. Toen ik zag dat ik zó, door het dak heen, tegen de rood schemerende lucht aankeek, pakte ik het op het toilet staande potje en besloot mijn behoefte dan maar op straat te doen. Een toilet zonder dak had kennelijk zijn functie verloren. De idee dat ik met deze daad iedere vorm van overweldiging probeerde te tarten kon uiteraard pas later bij me opkomen. Een oorlogsheld was ik dus niet, maar mijn merkwaardige relatie tot Duitsland begon in ieder geval duidelijk gestalte te krijgen. "PEN van Duitslands grootste en "Cj meest begaafde dromers was ongetwijfeld Friedrich Hölderlin. Zijn dromen waren al even extatisch als die van andere Duitse dromers, het liep dan ook slecht met hem af. Hölderlin werd in 1770 geboren en volgde een theologische opleiding. Het Duitsland van zijn tijd was een conglomeraat van vorstendommetjes, bestuurd door meer of minder verlichte despoten. De onderdanen hadden zich te schikken en deden dat ook want, nietwaar, als de macht al niet uit naam van de Rede werd uitgeoefend, dan toch bij de gratie Gods en wie die orde verstoorde kon maar beter vertrekken. Hölderlin, niet onbekend met de geruchten van vrijheid, gelijkheid en broederschap, zoals die uit Frankrijk aanwaaiden, koos voor de innere Emigration en bouwde een geheel aan de mensheid ontstijgende wereld op waarin ilmbwrj" Produktie Dick Ringlever Vormgeving Henny Turpijn antieke waarden, romantisch geïnterpreteerd, het staketsel vormden voor zijn visie, waarin de natuur de rol van God vervulde. Na de Oostenrijkse nederlaag tegen Frankrijk in 1800 noteert de dichter: De stille en onuitsprekelijke vreugde dat onze tijd gekomen is, dat vrede ons juist dat brengen zal wat alleen die vrede brengen kan dat het egoïsme in al zijn verschijningsvormen zich zal buigen onder de heilige heerschappij der liefde en het goede, dat de gemeenschapszin óver alles en In alles zal gaan en dat het Duitse hart in een dergelijk klimaat pas echt zal kloppen en, als de wassende natuur geruisloos zijn vérstrekkende krachten ontplooien zal. In dat jaar ontstaan zijn Ode an die Heimat en Rückkehr in die Heimat. Maar dan wel een Heimat die alleen Hölderlin zelf nog kon herkennen, losgezongen als deze was van de politieke realiteit. Langs een omweg mocht hij dan de zegeningen van de Franse Revolutie hebben bezongen, Napoleon bracht van die zegeningen niet veel mee. Zóo ver stond de binnenwereld van Hölderlin af van de werkelijkheid waarin hij toch leven moest, dat hij vrijwel van het ene moment op het andere omsloeg van een jeugdig genie in een ernstig schizofreen. Hij was toen nauwelijks vierendertig jaar oud. Terwijl vrienden van hem wegens hun revolutionaire gezindheid werden aangeklaagd wegens hoogverraad, vluchtte Hölderlin in de gekte. Een gekte waarin hij zich schijnbaar neerlegt bij de situatie zoals deze is en bezoekers voor hoge heren aanziet voor wie hij bijna letterlijk in het stof buigt. Het lot van een dromer wiens verwachtingen te hoog gespannen waren. Nog een vierendertig jaar bracht deze grote Duitse geest in geestelijke omnachting door. Koos Ulrike Meinhof op héar manier voor de vlucht uit een werkelijkheid die onverdraaglijk was geworden? T")UITSERS konden ook anders vluchten. Eén van de meest bejubelden onder hen en tevens de grootste en venijnigste criticus van de Duitse ongeest heb ik nog onlangs bezocht. Hij verkeert in meer dan één opzicht in exil. Het regende die dag zonder ophouden. Na langdurig speuren te midden van de trotse praalgraven van de Franse bourgeoisie, trof ik hem ten slotte aan in het hartje van C re Montmartre, Parijs: de 11 die er van droomde of aan de Middellandse Zee óf aan de oevers van de Rijn begraven te zullen worden. 11 arry Heine, zich noemende Heinrich omdat dat Duitser klonk. In Heine wordt wellicht meer dan in wie ook, de dubbelzinnigheid van de Duitse geest weerspiegeld. Hij was anti-patriot omdat zijn vaderland hem zo lief was. Het leven in dat niemandsland tussen ideaal en werkelijkheid dat de meeste Duitsers tot letterlijke of politieke waanzin drijft, dreef Heine in ieder geval tot een vorm van luciditeit op zowel politiek als maatschappelijk gebied die in de Duitse literatuur nimmer overtroffen is. Als dank voor deze niet geringe prestatie heeft de natie hem nog steeds niet als één van haar grootste zonen willen erkennen. Werd hij in het Derde Rijk nog tot „onbekend dichter" gedegradeerd, nu schijnt het nog steeds niet mogelijk te zijn een universiteit naar hem te vernoemen. Heine de jood. Maar dat niet alleen. Geen Duitser Anno Nu zal enige moeite hebben met de onvergetelijke lyricus Heine. De jood valt domweg in het niet bij de dichter die de Duitse taalschat met een aantal liederen verblijd heeft die, op het sentimentele af als ze zijn, bij iedere Duitser nog steeds de tranen in de ogen brengen. Bij de Duitser die, volgens de woorden van Paul van Ostayen, het zoogdier is dat rond de kerstdagen in de richting van een kerstboom kruipt, kan de dichter Heine geen kwaad doen. Maar de Heine die zijn landgenoten de spiegel voorhield van hun onbenul, hun bekrompenheid en hun botte, feodale wijze van denken, blijkt nog steeds in staat dat merkwaardige zoogdier met woede te vervullen. Ik denk dat Heine de Duitser te veel aan zichzelf doet denken. Enerzijds vervuld van een mateloze sentimentaliteit, anderzijds van een bitterheid die óf in volslagen berusting of in berserker woede omslaat. Het moment van die omslag is vrij nauwkeurig aan te geven; hij vindt plaats op het moment dat de Duitser beseft dat zijn sentimentaliteit slechts een karikatuur is van het hogere dat hij nastreeft. Heine koos voor woede, maar hij hield zijn woede literair, relativeerde die woede en gaf aldus het ongewenste voorbeeld dat men met die woede leven kan. De meeste Duitsers vinden dat je er mee moorden moet. VERVOLG OP PAG. 34

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 33