3ershwin zelf weer solist n zijn Rhapsody in Blue cheldkanonnade op Salzburg a- De humor van ,Een zwervend bestaan' ■*ia 50 jaar oude pianorol: BOB DEN UYL IS TE LANG VOOR DEZE WERELD IDAG 28 MEI 1977 Trouw/Kwartet 23 ior R. N. Degens insert de befaamde première van George Gershwin's „Rhap- jy in Blue" in 1924 in New Yorks Carnegie Hall met de mponist zelf als pianosolist, heeft dit stuk „symfonische z" een voortdurende en onverminderde aantrekkingskracht m geoefend, zowel op uitvoerenden als op toehoorders. aantal „klassieke" pianisten i grote naam en faam dat zich graagte aan de ritmische char- t van deze muziek gewonnen ft gegeven, is al niet meer te itten. en lang is ook de rij van len van hen die aan een gram- ionopname ervan meewerkten. Ive Gershwin zelf was het in rste jaren vooral de pianist ar Levant die het idioom van lies*, voor de jazz-band van Paul laateman geschreven, muziek aan- Ide. In latere bewerkingen voor >t orkest werd het stuk in een d%r gezet waarin het niet thuis rt, al bewijzen oude opnamen r W) Levant als solist (met het New ks Philharmonisch Orkest on- Ormandy) dat een juiste in- eetatie dit kader toch aanne- Ijk kan maken. meest verkieslijke vertolker uiteraard Gershwin zelf. Hij behalve componist van het ltste aantal „evergreens" van jopulaire Amerikaanse muziek k het eerste kwart van deze eeuw, S nog een voortreffelijk pianist, aponist ook van de negeropera gy and Bess En van de nog ds unieke Rhapsody. die precies volgens Gershwin moeten klinken, zou te horen iten zijn via de interessante ex- mentele opname die onlangs r CBS werd uitgebracht. De pi- partij wordt daarin namelijk olkt door Gershwin zelf, en de jstpartij wordt gespeeld in de ipronkeiijke kleine jazzband- ïtting die destijds bij de pre- re in 1924 werd gebruikt. kH illenpiano igezien George Gershwin in op 39-jarige leeftijd overleed, Inds% er wel wat technische hocus- 9s® \xs toegepast zijn om zijn piano- .>el bijna veertig jaar na zijn met een hedendaags orkest Columbia Jazzband o.l.v. Mi- el Tilson Thomas) op de plaat te leggen. Dat is dan ook in het meest interessante aspect deze opname, die nooit tot ercutf zou zijn gekomen wanneer iwin niet in 1925 zijn Rhapso- een zogenaamde rollenpiano ;espeeld. gt orm lollenplano was een Europese tiding Welte-Mignon) die al in >egin 1900 praktisch bruikbaar nwi Col was. Daarna werden ook in Ameri ka verbeteringen en verfijningen in het systeem aangebracht, o.a. door de Aeolian Company die in 1913 het Duo-Art apparaat lanceerde. Veel destijds beroemde pianisten heb ben tussen 1900 en 1920, en ook nog daarna, hun vertolkingen via zo'n rollenpiano laten vastleggen. In principe ging dat via een pneu- matisch-mechanisch systeem waardoor een, op de speciaal daar toe geconstrueerde piano aange brachte, papierrol het gespeelde in punten en strepen registreerde. Ie dere toets van het klavier corres pondeerde met een stift die de aan slag op de langzaam afrollende pa pierstrook tekende. Ook voor drachtsnuances werden in tekens genoteerd. Daarna werden die te kens in gaten en sleuven van ver schillende grootte omgezet. De al dus „geperforeerde" rol kon dan op een ook weer speciaal geconstru eerde „reproduktiepiano" worden afgespeeld. Het procédé is in grote trekken gelijk aan dat van de „boe ken" in onze draaiorgels. Met de voortgaande verbetering van de vastleggings- (en reproduk- tie-)techniek via de grammo foonplaat, raakte de rollenpiano in onbruik. Na de tweede wereldoor log nam de belangstelling voor de rollenpiano weer toe. Met na me grammofoonplaten-maat schappijen zagen de mogelijkheid historische vertolkingen van legen darische pianisten (en componis ten die hun eigen werken speelden) via een reproduktiepiano op mo derne LP's vast te leggen. Men kreeg zo een historische vertolking met een pianoklank welke die van de eerste grammofoonplaten in kwaliteit uiteraard verre overtrof. Overbodige gaatjes Met het overbrengen van Gershwin's vertolking van de Rhapsody moest echter wat meer gerommeld worden. Gershwin speelde namelijk in 1925 een versie van het stuk waarbij hij behalve de solopartij ook de orkestpartij voor piano invulde. Die gedeelten waar hij „handen te kort kwam", werden in een tweede zitting door hem in gespeeld. Allemaal extra ballast voor de CBS-experts die voor de onderhavige opname alleen de so lopartij konden gebruiken. Met grote zorgvuldigheid werden de overbodige gaatjes van de rol dicht Michael Tilson Thomas dirigeert de rollenpiano die wordt bespeeld door de „geest" van Gershwin. gemaakt, zodat alleen de solopartij overbleef. Deze werd nu bij de nieuwe op name, via een gereviseerde Stein- way-vleugel met een Duo-Art me chanisme, afgespeeld. Tilson Tho mas en zijn Jazz-mus lei stonden voor de griezelige taak een onver biddelijk voortrazende piano zon der pianist te begeleiden in een vertolking die helemaal niet op sa menspel met een orkest was inge steld. Gershwin moet destijds met een geweldig elan en met een zeer wispelturige tempokeuze in de toetsen hebben gegrepen. Dat geeft de Duo-Art rol ongetwijfeld waar heidsgetrouw weer. Dat Gershwin met een orkest achter zich rustiger en met meer teamgeest speelde, is bekend. Het is alleen aan de virtuo siteit en het bliksemsnelle reageren van musici en dirigent te danken, dat zij in de soms waanzinnig- snelle passages „bijblijven". Dat verhoogt wel het spanningsele ment bij het luisteren naar dit merkwaardige opname experiment, maar niet het geloof in de authenticiteit van de opvatting. Haperingen Daarbij komt dat er naast de mees tal suggestief overkomende staaltjes van Gershwin's verbluf fende pianistiek ook hier en daar opvallende vervlakkingen in de voordracht, en soms kleine hape ringen in de techniek te horen zijn. Ongetwijfeld door een onvolko menheid in het overigens zeer nauwkeurig werkende rollensys- teem. Dat ondanks vernuftig technisch gesleutel toch ook niet in staat blijkt de rol van de tijd terug te draaien. Maar als experiment is deze klankverdoeking bijzonder in teressant. Zeker voor de bewonder aars van Gershwin's muziek. Voor hen is aan de keerzijde van de plaat een pittige uitvoering van diens balletmuziek „An American in Pa ris" door het New York Philharmo nic Orchestra onder Michael Tilson Thomas opgenomen. i en** h J. van Ooorne èbeurt nogal eens, dat je >ek verrukt leest en daar- de ontdekking komt, dat it meegesleept door de vaarop het boek geschre- Dat overkwam me bij en lezen van „De ooreaak" lomas Bernhard, een nog nge Oostenrijkse schrij- .e op het ogenblik in de alige landen opgang t boek gaat een motto vooraf, lier citeer. „Ieder Jaar probe- het Bundesland Salzburg jzend mensen een eind aan 'en te maken. Tien procent Ze zelfmoordpogingen heeft bdelijke afloop. Daarmee Balzburg in Oostenrijk, dat longarije en Zweden het percentage zelfmoorden het landelijk record." Dit te lezen in „Salzburger hten" 6 mei 1975. Oorzaak" houdt de auteur tandirmee bezig. Zijn boek is au- afisch. Hij heeft zijn school- iór. tijdens en na de laatste b irlog in de stad Salzburg, de w" 'n de roemruchte Festspiele racht en wel in een inter- in dat internaat waren geen verbonden; de kinderen i er slechts. In een werkelijk inde scheldkanonnade he- nhard de Salzburger samen- 1 dat internaat. Die Salzbur- lenleving is in hoge mate gerlijk, materialistisch, con- «1, rooms-katholiek en nati- cialistisch. De achtergrond e in zijn ogen verfoeilijke hing wordt gevormd door ilooflijk mooi berglandschap jade is die van een buitenge rende architectuur. Maar Iburg zélf is door en door »end.' ur heeft geen woorden ge- i zijn woede en verachting door en door huichelachtige uit te drukken. 1aanvallen dat de auteur deze woede en ag uitspreekt, bevat het Salzburg boek de beschrijving van wat Salzburg ondervonden heeft door luchtaanvallen van Amerikaanse en Engelse vliegtuigen. De auteur was toen een jongen van veertien Jaar. Het luchtalarm dwong de bewoners van Salzburg zich te verzamelen in gangen die in de ber gen waren uigehouwen. Velen stier ven daar door gebrek aan zuurstof. Telkens en telkens weer moesten de bewoners daar verblijven. Niet al leen 's nachts, maar aan het einde van de oorlog voorai ook overdag omdat de aanvallende eskaders steeds driester werden en nauwelijks weerstand ondervonden. Ik moet zeggen dat dit relaas mij hevig geschokt heeft. Ik ontkom èr niet aan, te denken dat Bernhard deze aanvallen als een gericht heeft ervaren. Verontwaardiging klinkt in zijn beschrijving nauwelijks door. Toen de oorlog voorbij was, heeft hij nog enige tijd op school en internaat gezeten. Niets was veranderd. Het kruis nam de plaats in van de swasti ka. Hitler was vervangen door Chris tus. De hele smerige zaak in Salzburg ging weer gewoon door. Nu is het ons allen bekend, dat Oos tenrijk een burgerlijk, negentiende eeuws land is, waar de rooms- katholieke kerk een gestalte heeft die ons Nederlanders vreemd aan doet. ja, die onze afkeer opwekt En dat in bepaalde rooms-katholieke landen de kerk helaas gehoereerd heeft met de nazistische macht, is al eveneens bekend. door T. van Deel Ernstige lout Maar, en ik kom nu to t mijn ernstige kritiek op dit boek, als wij het niet zouden weten, zouden wij het na het lezen van dit boek evenmin weten. Want Bernhard is een meester in het schelden, maar hij vergeet aan te tonen waarom hij scheldt. Wij weten Bob den Uyl Bob den Uyl is te lang voor deze wereld. Daarom schrijft hij wat wij noemen humoristische boeken. Hij ziet dingen die alleen lange mensen kunnen zien en hem overkomt wat alleen lange mensen kan overkomen. Vanuit zijn positie moet hij wel op ons neerzien. Hij struikelt over ons, hij stoot zijn hoofd, de wereld is niet naar zijn maten ingericht. Hij is verlegen met het figuur dat hij in de wereld moet slaan. 'wel waarom hij scheldt, maar dat weten we niet door hem. Ik vindt dat een ernstige fout Het boek heeft een geweldige op gang gemaakt in de Duits-sprekende landen. Ik kan me dat wel indenken, maar ik kan het niet billijken. Wel kan ik mij voorstellen, dat het lezen van deze woede-uitbarsting op ken ners van Oostenrijk en vooral Salzburg, bij velen tot bijval leidt. De manier waarop Bernhard tegen kerk en samenleving tekeer gaat, doet me denken aan berserkerwoe- de, waaronder we de woede verstaan die bij oud-noorse krijgers door mid del van dranken werd opgewekt om ze te brengen tot een roekeloze vechtwijze. Ik zeg dat zijn manier van schrijven mij daaraan doet denken. Het is na tuurlijk geen berserkerwoede.ZiJn woede komt voor uit diepe afkeer en verontwaardiging. Het door hem nu en dan geschetste beeld van de sa menleving waarin hij verkeerde, is echter zo fragmentarisch, dat men zijn woede niet begrijpen kan indien men slechts aangewezen is op de door hem aangevoerde omstandig heden. Het boek is zonder meer goed ge schreven. De auteur herhaalt zich vaak, maar dat doet iemand die scheldt altijd. De familie omstandigheden van de hoofdper soon zijn niet al te doorzichUg. En de lezer moet vooral in het begin zijn ziel in lijdzaamheid bezitten. In het begin van het boek komen er zinnen voor die bijna een hele pagina be slaan. Het oerwoud van bijzinnen is nauwelijks te doorworstelen Maar verder in het boek verdwijnt dit euveL Het eindigt met het verlaten van de jongen van het gymnasium. De jon gen die de auteur toen was. kon het niet meer uithouden. Hij ging wer ken In een levensmiddelen-bedrijf. Hij was toen vijftien Jaar. Een merkwaardig boek, waaraan lk trots alle gebreken, toch mijn vreug de beleefd heb. Thomas Bernhard: „De oorzaak". Oorspronkelijke titel: „Die Ursaehe". Vertaling van Hans W. Bakx. Bij „De Arbeiderspers" te Amsterdam. Paper back. Aantal pagina's 148. Prijs 18.50. De echte Bob den Uyl is een lange slungel, die denkelijk daarom liever op een racefiets gaat zitten. De Bob den Uyl uit de boeken heeft ook onmiskenbaar zijn lengte mee, of tegen. Dat personage komt voor al les altijd te laat en is in durend conflict met de kleine mensheid die aan regels gehoorzaamt waar hij is uitgegroeid. Het is of de wereld een te nauw pak is dat hij weliswaar moest aantrekken, maar dat nu ook in alle gebeurtenissen uit „Een zwer vend bestaan" Den Uyls nieuwste boek „duister en zelden aange naam" voorkomt. Humoristen zijn altijd buitenstaan ders. Ze nemen niet alleen waar wat er in de wereld gebeurt, maar ze overzien of doorzien het ook. Ze zijn in staat ons een kijk te geven op wat we doen, die ons even uittilt boven het alledaagse ervaren van onze be drijvigheid. Dat geeft een gevoel van opluchting, van ontroering ook. De dingen künnen anders zijn, we zou den er niet altijd zó tegenaan hoeven kijken Den Uyl is iemand die door zijn lengte noodzakelijkerwijs een zwervend bestaan leidt, die om zo te zeggen niet thuis is in deze wereld. „Tussen haakjes" Toch gaat hij er als reporter „op zoek naar de waarheid" in dit nieuwe boek flink tegenaan. Hij bereist ver schillende landen, plaatst zichzelf in benarde omstandigheden, infor meert ijverig naar de waarheid kort om, maar het levert alles ten slotte een ironisch hoofdschudden op. De meeste dingen komen Bob den Uyl maar vreemd voor. De manier waar op hij verslag doet 'van zijn ervarin gen met onze wereld staat in het teken van: tussen haakjes. Op de meeste bladzijden van „Een zwer vend bestaan" komen die haakjes voor. Dan valt de verteller Bob den Uyl zichzelf in de rede, hij bedenkt iets dat in dit verband mede van belang zou kunnen zijn, of hij veroorlooft zich een uitweiding die alleen maar benadrukt dat er té veel kanten aan een zaak zitten dan dat men er ooit over uitgepraat zou kun nen raken. Gepieker is het dikwijls, tussen die haakjes, bewijs van de ervaring dat het meeste onoplosbaar is. Over het algemeen zijn Den Uyls belevenissen hoezeer de wereld erin staat beschreven als een gek kenhuis, waaraan het maar moeilijk wennen is mild van toon. Er schuilt trouwens in al zijn boeken vooral veel vriendelijkheid, die hem tot een heel ander type humorist stempelt dan bijvoorbeeld Heere Heeresma. Een aardig exempel van de wijze waarop Den Uyl het genre bedrijft levert de affaire met het telefoon nummer. Na verhuizing was dat ge wijzigd, zodanig dat het.slechts éen cijfer verschilde met dat van een algemeen bekend ochtendblad". Ge volg: „Minstens de helft van de tele foontjes die lk kreeg kwam van men sen die verontwaardigd meldden dat ze de krant die ochtend niet hadden ontvangen, of die een advertentie wilden opgeven. Aanvankelijk ver wees ik hen beleefd naar het Juiste nummer, maar omdat het voort bleef duren en ook omdat veel mensen het mij persoonlijk kwalijk namen dat zij een verkeerd nummer hadden ge draald en niet zelden met een grove verwensing aan mijn adres de hoorn op de haak smeten, wende lk mij geleidelijk aan tegen krantioze kla gers met zakelijke stem te zeggen dat deze nalatigheid per speciale koerier onmiddellijk hersteld zou worden, aangezien dit de gang van zaken aanmerkelijk bespoedigde. Mensen die een advertentie wilden opgeven, vaak over weggelopen kat ten, deelde ik opgewekt mee dat de advertentieruimte van het blad reeds voor de komende twee Jaren was volgeboekt." Hij vraagt natuur lijk een nieuw nummer aan, maar dat duurt lang. Verslaggevers bellen hem hun berichten door: „Dit be reikte zijn hoogtepunt toen de ronde van Frankrijk van dat Jaar begon, en lk een keer diep in de nacht door de in Frankrijk vertoevende topman der sportredactie wakker werd ge beld. Kennelijk aannemende dat hij verbonden was met een opneemap- paraat, begon hij zijn verslag op te geven, daarbij langzaam en duidelijk sprekend. Omdat ik veel belangstel ling heb voor het wielergebeuren tij dens die ronde, luisterde lk met gro te aandacht naar het spannende ver haal uit de eerste hand om, toen hij gereed was,-hem hartelijk te danken voor zijn vakkundig relaas, daarbij voegend dat hij helaas verkeerd was verbonden. De godslasterlijke taal die hij toen met van woede verstikte stem begon uit te slaan was hopelijk niet maatgevend voor het niveau van zijn krant". Krijgt hij ten slotte een nieuw nummer dan is dat hoe kan het anders „het oude nummer van een druk expeditiebedrijf" dat nog als behorend bij dit bedrijf in het telefoonboek afgedrukt staat Amusant Zo bevat „Een zwervend bestaan" nog tientallen amusante voorvallen. Den Uyl vertelt stilistisch perfect en geraffineerd wat hem is overko men in Ierland, op Prinsjesdag, in een Kurort, bij een voetbalwedstrijd, in een Hannovers hotel, op een bank in een Luxemburgs station, in de loopgraven van de Eerste Wereldoor log, in zijn Rotterdamse jeugd. Hij zet naar believen de toch al weinig rechtlijnige handeling stil, om bij voorbeeld een overzicht te geven van de soorten mensen die de voortgang stokken van een rij voor het loket in een postkantoor. „De lengte van de rij heeft niets met tijdsduur te ma ken", stelt onze onderzoeker. Men dient op te passen voor: 65-plussers, kinderen, gastarbeiders, toeristen, fi latelisten, wereldvreemden, en da mes in bontj assen. De kenmerken van deze soorten worden nauwkeu rig (en geestig) beschreven. Helpt deze kennis? Het voor Den Uyl ken merkende antwoord luidt: „Helaas niet. Tot Je ontzetting bemerk je dat de uitverkoren rij bestaat uit men sen die uiterst ingewikkelde transac ties tot stand willen brengen, zich daarbij bedienend van praktisch uit gestorven talen, vaak nog stotterend ook. Chefs komen aanlopen, lokettis- ten trekken zich uitgeput terug op de toiletten, en een algemene chaos treedt in. Ben je eindelijk zelf aan de beurt, nog net voor sluitingstijd, dan merk Je dat een essentieel document per ongeluk thuis is achtergelaten. Bij het rommelen in de zakken val len er een paar voorwerpen op de grond, bij het oprapen waarvan Je hard Je hoofd stoot tegen de marme ren balierand. En hoe gaat het intus sen met de andere rijen, uitpuilend van het mijden personages? Die smelten als sneeuw voor de zon weg Gastarbeiders bestellen in vloeiend Nederlands een postzegel van vijftig cent of een enkele reis Utrecht, met gepast geld betalend. Plussers krij gen op vertoon van volmaakt in orde zijnde papleren vlot hun uitkering. Toeristen willen van geen in lichtingen weten. De hoogst ver dachte dame in bontjas komt alleen wat afgeven", en zo voort. Plezierig Dit is de wereld van de lange Bob den Uyl. We kenden hem al uit de succesvolle met de Multatuliprijs bekroonde verhalenbundel „Gods wegen zijn duister en zelden aange naam" (1975). Den Uyl steekt in dit nieuwe boek op een voor lezers ple zierige manier aan alle kanten uit die wereld, hij beschrijft hem als een oord vol slapstick en onbegrijpelijk heid, waarin alleen zwerven past. De zesentwintig lichtsamenhangende stukjes (voor een deel eerder in o.a. Hollands Diep gepubliceerd) laten Den Uyl zien als een zachtaardige reporter van een hoop dwaasheid. Leuke boeken zijn vaak helemaal zo leuk niet en ik bemerk dikwijls dat lk maar met moeite aan het lachen ben te krijgen. Van Bob den Uyl, moet ik bekennen, heb ik herhaalde lijk luidop genoten. Bob den UyL Een zwervend bestaan, Amsterdam, Querido, 1977. 184 blz. i 19.90.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 23