De slaapverwekkende preken en de
Leren geloven, gelovig leren
pikante brieven van De Schoolmeester
IkwiiW.IUIH'
VANDAAR
Vöorbijgaif1
Eerst geloven dan zien (2e druk) H
WYTSE BENEDICTUS fenc
KERK
HET KOMT UIT ®f
EnHiJzeitegenhen:
de lamp komt toch niet binr
om onder een maatkan 'r
of onder het bed gezet te wo£s
Toch op de kandelaar! 1 r
Want niets is verborgen jol|
dan om zichtbaar te wordetda
of aan het opg onttrokken g v
om in 't openbaar te komenma
Wie oren heeft om te horen,yer
moet horen. 1 d
(Markus 4,21,22) an
Het lijken algemene uitsprtefi
hier, schijnbaar zonder verlpkt
de mond van de Heer zijn at.
opgeschreven. Zo in de gee*lei
alles komt aan 't licht. We v^tig
dat goed. En denken dan aae
verborgen manipulaties, aafers
samenzweringen die tegen»he
ondernomen zijn. We hebbe h
neiging om in de handen tei w<
het komt toch uit. Maar daedc
denken we aan de verborge|ar
van ons eigen leven en zijn «We
minder gerust op. Ons i d
enthousiasme daalt en we wier
een beetje bang: alles openl
staan daar eerst die woordejl
het licht. Het licht wordt
binnengebracht. Misschieneitt
het even onder het bed of of ijr
„korenmaat" om meer krac va
krijgen, maar dat is toch nieigi
eindbestemming van het lidde
is er om uit te stralen. En nijat
terug: zaad is er om uitgestes e
worden en op te komen en \|s 1
dragen. En oren heb Je om tj zi
En dat laatste moet Je dan <j
Mens ben Je om ln gemeensf—
met God en met anderen te!
zodat er iets uit Je komt. Iet
uitgaat. En als je daar bang i
bent.danmagjeweten.dat
wel aan 't licht komt. „Zelfs
verborgen liefde", hoor ik di
dominee uit mijn Jeugd nog
Beroepingswerk
NED. HERV. KERK
Beroepen te Dronrijp en tl
boSch: J. Muis, kand. te Ul
Sirjansland: A. J. Timmei
teren.
Aangenomen naar Poedero
van Campen vic. te Papend
bedankte voor Tholen
Haaften. I
Bedankt voor Boven-Hardil
van Sliedregt te Oude Toi
GEREF KERKEN
Beroepen te Emllchheim
(Did) (Ev. altref. Klrche): HQ1#J
te Veldhausen (Did.) cl»
CHR. GEREF. KERKEN &g
Bedankt voor Nunspeet: J^q
Ermelo
DOOPS. GEM. |te,d
Beroepen te streekger^i
Friesland: J. Mantel te d£ zic
te Schagen: H. Kossen te; fe
die dit beroep heeft aangi gaa
and:
GEREF. GEMEENTEN Jcerr
Bedankt voor Almelo: L.
pelle a.d. IJssel.
igevi
ADVERTENTIES Joe g
tt^flbcekenni
Vandaag de dag iets over cate
chese schrijven is een hachelij
ke zaak Allereerst al omdat ae
catechetische situatie van
plaats tot plaats en van kerk
tot kerk verschilt. Bij mijn we
ten is daar nog nooit een om
vattend onderzoek naar ge
daan, zodat ik op indrukken
zou moeten afgaan om iets van
het verschil aan te duiden. Dat
doe ik liever niet. Voldoende iss
op te merken, dat de ondertitel
van het hier te bespreken boek
je 'Op verhaal komen, Cateche
se een aanzet tot vernieu
wing?!' in sommige gevallen
het vraagteken en in andere
het uitroepteken missen kan.
Er zijn gemeentes waar de ver
nieuwing al jaren loopt, er zijn
er ook waar alles nog traditio
neel toegaat.
In de tweede plaats Is het schrij
ven over catechese hachelijk omdat
je (egenwoordig wel specialist moet
zijn om te kunnen meepraten. Hoe
wel ik me in het verleden in de
gereformeerde werkgroep voor de
catechese intensief met catecheti
sche vragen heb beziggehouden, be
schouw ik me niet als expert. Maai
dan bedenk ik dat het onderhavige
boekje niet voor experts is geschre
ven, maar voor mensen die bereid
zijn over de catechese kritisch na te
<lenken In die hoedanigheid heb ik
het gelezen en schrijf ik erover. Als
mede-auteur van de bij Kok en
Boekencentrum uitgegeven 'Hand
leiding voor de catecheet' verheugt
het me bovendien dat de ideeën die
wij toen. vaak na hevige discussie
en met veel moeite op formule
brachten, thans gemeengoed begin
nen te worden.
Het genoemde boekje 'Op verhaal
komen' is een uitgave van Het de-
QVtaatachap voor jeugd- en jonge
renpastoraat van de particuliere
(d i provinciale) synode Zuid-Hol.
land-Zuid van de gereformeerde
kerken. Het is te bestellen bij het
PGJC Zuid-Holland. Koornmarkt
'20. Delft, legen de prijs van 7.50.
excl. portokosten. Het telt zeventig
pagina's, is goed leesbaar, geeft tus
sendoor inzicht in de stand van za
ken op het gebied van de catechese
in Zuid-Holland-Zuid en wijst een
duidelijke koers tot vernieuwing
aan. Ik geef eerst de inhoud kort
weer en veroorloof me vervolgens
enkele kritische opmerkingen.
Hoofstuk I geeft een aantal prak
tijkervaringen door. uitlopend op
de conclusie dat de catechese teveel
een zaak van de dominee (en een
beetje van de catechisanten) is en
te weinig van de gemeente.
Hoofdstuk II gaat over de ge
wenste vernieuwing en cirkelt rond.
om begrippen als 'gemeente', 'ver
haal' en catechese'; gemeente is
„een gemeenschap van mensen die
vandaag wil staan in de geloofs
traditie van het volk Israël (het
Oude Testament) en van de evan
gelisten en apostelen (het Nieuwe
Testament) en in de traditie van de
Christelijke kerk'. Een verhaal is
een door-vertellen van wat God
heeft gedaan op zulk een wijze dat
de ervaring van de nieuwe verteller
er in is opgenomen (er wordt geen
omschrijving gegeven, ik parafra
seer). En catechese is „dat gebeu
ren. waarin catecheet en catechi
sant samen bezig zijn met de God
van Israel en met Jezus Christus.
En dat alles met de bedoeling om
via de over die God vertelde verha
len Hem zo te leren kennen, dat
er de erkenning op volgt waar Hij
om vraagt: deze God is onze God.
een leven lang. In de catechese gaat
het er om het leven van catechi
sant en catecheet in te weven in
het levensverhaal van Jezus".
In hoofdstuk III wordt een aanzet
gegeven om tot vernieuwing vaq de
catechese te komen, wat niets an
ders kan zijn dan een vernieuwing
van het jemcenteleven. Op twee
manieren: de gemeente Is verant
woordelijk voor de catechese, èn de
gemeente zit zelf In een blijvende
situatie van leerling-zijn. Daarom
wordt een pleidooi gehouden voor
de gemeente als leerhuis, dat gesi
tueerd wordt ergens tussen het vier
huis (eredienst, verkondiging) en
het dagelijks leven. In dat leerhuis
zijn allen leerling van de éne leraar
Jezus van Nazareth. Tot zover de
inhoud.
OPMERINGEN
Als ik vervolgens enkele kritische
opmerkingen maak. wil ik de waar
dering voorop stellen. Het boekje
geeft in kort bestek duidelijk in
zicht in de stand van zaken op het
terrein van de catechese. De op
merkingen die ik maak zijn dan
ook een vorm van mee willen den
ken vanuit inzichten, die ik met de
schrijvers deel. Met deze vooronder
stelling wijs ik op drie zaken, die ln
het boekje worden aangesneden en
op een vierde, die niet expliciet
wordt genoemd. Het gaat om de
theorie van het verhaal.de gemeen
te en het leerhuis, en als vierde om
de noodzaak van catechetische trai
ning.
1. De 'verhaal'-theorle. Voor deze
theorie wordt teruggegaan op de
Joodse verhaal-traditie, die men
meent te vinden In het Oude Testa
ment en Mldrash (Joodse overleve
ring. red.), maar ook in het Nieuwe
Testament. In het leerhuis moeten
we ons bij deze traditie aansluiten,
want het verhaal is de meest ge-
eigende vorm van overdracht van
het christelijk geloof. Hoe boeiend
dit ook klinkt en hoe waar ook in
veel opzichten, toch aarzel ik. Het
eerste is. dat het in het verhaal
gaat om de verhaalde werkelijkheid.
Voor mij althans komt het daarop
aan. Ik denk dat veel mensen méér
vragen zetten bij die werkelijkheid
dan bij 't verhaal. De belangrijkste
vraag blijft gewoon: op welke wer
kelijkheid slaan onze verhalen over
God en Jezus? De verhaal-theorie
geeft daarop geen bevredigend ant
woord. Vervolgens is het niet waar.
dat ln het Nieuwe Testament geen
leer van of over Jezus wordt gege
ven (pag. 35). Er wordt wel degelijk
een leer gegeven, zeker óver Jezus
(Brieven van Paulus). maar m.i.
ook van Jezus. Er worden ook leef
regels gegeven, hele duidelijke zelfs
(apostolische vermaning, bergrede).
Natuurlijk is die leer wel wat an
ders dan wat de christenheid er in
de loop van de geschiedenis van
heeft gemaakt, maar het is een léér.
Psychologisch is het verzet tegen
de 'leer' heel begrijpelijk, zakelijk
echter misplaatst.
2. De 'gemeente-theorie'. De ge
meente wordt getekend als „draag
ster van de bedoelingen van de
kerk". Voorzover daarmee bedoeld
wordt dat het om de gemeente gaat
en niet om de dominee of de kerke.
raad koester ik geen bezwaar. Mijn
bezwaar is, dat de term 'gemeente'
normatief is. niet op ervaring
steunt. Anders gezegd: 'gemeente'
veronderstelt gemeenschap, eenheid
van denken en handelen, gemeen
schappelijke doelstellingen, maar öf
dit feitelijk waar is. blijft bulten
beschouwing M.i is die feitelijke
stand van zaken niet aanwezig. De
socioloog dr. Gerard Dekker heeft
er op gewezen dat de eenheid van
de gemeente alleen dan niet in ge
vaar komt als er slechts in zeer al
gemene zin gesproken wordt over
de bedoelingen van de kerk Elke
concretisering van die bedoelingen,
bijv. In oecumenisch, maatschappe
lijk en politiek inzicht, jaagt vrij
wel zeker de gemeente uiteen. Dat
komt natuurlijk ook omdat het he
lemaal niet zo duidelijk is wat de
'bedoelingen van de kerk' zijn. Het
is een versluierende term.
J. De ,,leerhul»"-theorie. Na het
voortaande kan lk hierover kort
zijn. Inderdaad la het wezenlijk,
dat een gelovige leerling ls en blijft
Maar la een leerhuis nu echt zoveel
andera dan een catechismuspreek
van woeger? Of de studieclub voor
pientere gemeenteleden, die de ge
reformeerde Jeugdvereniging was?
Dat ls niet erg als er voor de ande
ren maar wat andera ls. Wat geeft
het als de predikant meteen groep
je deskundigen of desnoods alleen
de catechese verzorgt? Daar ls de
man toch voor?! Waarom zou dat
een Inbreuk betekenen op het we
zenlijke van het gemeente-zijn?
Natuurlijk ls het Ideaal als héél de
gemeente meedraait. Maar waar
gebeurt dat?!
G. Manenschijn, theoloog, is
werkzaam aan de theologische facul
teit van de Vrije Universiteit te
Amsterdam. De tekening van Len
Munnlk is overgenomen uit „Op ver
haal komen".
Serie NIEUW LEI
Dennis en Rita Bennett
NIEUW LEVEN MET DE f
GEEST
205 bliI 19.75
Hel belang en de gevolgen ven tv
mei de Heilige Geesi
Michael Green
LEVEN IN EEN NIEUWE
2e druk. 152 Nx 12.90
Een hulp voor de |eugd ven nu. d>e vi
mei Jexus Christus.
..Hsf Is een harrverover
regelrecht uit de &,£>oi ntsr o
schreven. Want nieuw /even n een f
aklus Os l H Kwast m de Fi
Karei Hoekendijk
LANGS DE WEG
120 Wz 13.50
Chsnsmalische vertorvfcging m 0
indrukwekkend verleg i"-
Michael Harper
EEN CHRISTENGEMEE
BLOEI KWAM
140 Wz. 14.90
Verslag
ven een christengemeente m de Ar
Houston
Piet Koenes
IN DE KRACHT VAN I
120 Nx. 11.25
Esn bundel mli
Boom. Os Brucxs e a
Ver*n,gbeer m de boekte*
4. Catechetische training. Bo
venstaande neemt niet weg, dat het
boekje de catecheet voor de onont
koombare vraag stelt: „Wat wil lk
met mijn catechetisch onderricht?
Wat willen de catechisanten, wat
de kerkeraad, wat leeft er ln de
gemeente? Hoe kan het anders?"
Dit leidt naar een niet-genoemde
conclusie: de catecheet moet in trai
ning. Men kan het omgaan met
groepen niet leren uit een boekje.
Alleen onder kritische begeleiding
van deskundigen ontdek Je waar je
tekorten èn Je mogelijkheden lig
gen. Het zou een geweldige stap
vooruit zijn als kerkeraden de mid
delen ter beschikking stelden om
catechetische vernieuwing moge
lijk te maken. Een eerste begin om
de catechese tot een opdracht voor
heel de gemeente te maken zou
kunnen Inzetten bij zoiets gewoons
als flnanciéle armslag.
Gedachten over het meegaan met mensen in hun laatste levenfase. Sai
Ekelmans- van Klaveren. Medew.: Zr. M.A. Karsemeyer, Dr. J.R. P<
J. Rebel en Or. A.J.H. Thiadens.
bevat een bijzonder menselijk document. Het interview "Reisgeld op'
een ontroerend verslag van de begeleiding van het eigen kind, van het
gesteund door geloof, hoop en liefdein zijn geheel in feite ook een pk
een goede voorverwerking van de eigen dood en dat gezien in het persped
eeuwigheid
Prof. Dr. C. van der Meer bij de presentatie
Oit boekje heb ik in grote denkbaarheid gelezen. Want hier wordt on*
boden: aan artsen en verplegend personeel, aan gezinsleden en predik*
geboden: i
De uitgever heeft vele andereneen grote dienst bewezen.
Os. L.. Kwast in de Friese Kerkbode.
Paperback, 100pag. Pnjs f 13.50(ISBN9062400086)
Verkrijgbaar bij uw boekhandelaar of rechtstreeks bij def land
Antwoordnummer 1000. Hilversum
(géén postzegel nodig).
ZATERDAG 21 MEI 1977
Trouw/Kwartet
door drs G. Maneschijn
door A. J. Klei
doch doodjammer was
het, dat het den talentvollen
jongen man, op wiens voor
hoofd, gelijk iemand het
uitdrukte, het woord „kansel
redenaar" geschreven stond,
totaal aan de roeping en den
ernst ontbrak, die den aan
staanden predikant allereerst
noodig zijn". Deze verzuchting
slaakt jhr. dr. M. F. van Lennep
in zijn boek over het leven van
zijn grootvader, de schrijver
mr. Jacob van Lennep. Het
gaat hier om Gerrit van de
Linde, die tijdens zijn theolo
gische studie in Leiden zoveel
schulden maakte en met zijn
amoureuze avonturen zoveel
opschudding verwekte, dat hij
het land uitvluchtte, in
Engeland een bestaan als
kostschoolhouder opbouwde
en als De Schoolmeester de
vaderlandse letteren inging.
Jacob van Lennep en de zes Jaar
jongere Van de Linde waren zeer
goed bevriend. Van de Linde
logeerde regelmatig op het buiten
goed van Van Lennep bij Haarlem
en in 1832 maakte Van Lennep in
orde dat de aanstaande dominee
een preek kon houden in het
nabijgelegen Bennebroek. Van de
Linde schreef daarover aan zijn
gastheer:
„Ik kan geen woorden vinden om
u mijne dankbaarheid uit te druk
ken voor de zorg waarmede gij de
wezenlijke belangen der geloovigcn
van Bennebroek hebt behartigd, en
ik hoop het kuddeken dan ook
fameus te stichten Mijn preeken
zijn tamelijk lang en of zij te lang
zijn durf ik uit bescheidenheid
Jegens mij zeiven niet zoo dadelijk
te beslissen, maar ik weet wel dat
ik dikwijls, wanneer de een en
ander mijner hoorders in slaap
viel, die goede menschen benijd
heb, en gaarne ook geslapen had
tol dat ik mij zeiven amen hoorde
Dit briefcitaat haal ik uit het pas
zegen
Dit citaat haal ik uit het
verschenen boekje „Waarde Van
Lennep". brieven van De School
meester. toegelicht door Marita
Mathijsen luitg Querido. Amster
dam. 175 pag prijs 23.50». Uit de
ongeveer 150 brieven van Van de
Linde aan Jacob van Lennep
maakte mevrouw Mathijsen een
keuze ten gerieve van dit leesboek
niet: leerboek, want een door
wrocht werkje met alle brieven is
nog op komst) en van die keus legt
zij in haar inleiding beknopt
De studentensociëteit „Minerva" te Leiden in 1829. Helemaal rechts op een stoel de student In de theologie W. R. Veder, die wèl
dominee werd, en direct naast hem Gerrit van de Linde.
verantwoording af. Daarbij geeft
zil er volstrekt geen blijk van, het
„doodjamer' te vinden dat Gerrit
van de Linde nimmer de rang van
eerwaarde heeft bereikt; zij geeft
alleen hoog op van deze „onwaar
schijnlijk mooie brieven, in virtuoze
stijl, in een onavolgbare afwisseling
van proza, poëzie en toneel
Daargelaten of Van de Linde's
preken wel of niet slaapverwek
kend waren, zijn brieven zijn
inderdaad nogal meeslepend, in
hun pikante openhartigheid en,
wat mij betreft, vooral in hun
pakkende gevoeligheid. Van de
Linde wil best weten wat hem
beweegt en waarmee hij tobt, en
niemand kan om de melancholieke
passages heen. maar op een
uitgekiend moment zet hij de zaak
even op een afstand, door te gaan
gekscheren of door los te barsten
in een weergaloos vers. Juist
hierdoor wordt het allemaal voor
ons zo treffend en genietbaar, en
voor hemzelf draaglijk.
Ik geef eerst een citaat dat van
't bovenstaande, maar niet van een
groot zondebesef getuigt. Van de
Linde, die zijn leven overigens
besloot als een braaf huisvader (en
zo mogen we 't horen!) had in
Leiden een verhouding met de
vrouw van professor Van der
Boom Mesch. Welnu, een uitvoerige
en onrustige brief aan Van Lennep
vanuit zijn onderduikadres, de
hervormde pastorie te Schipluiden,
besluit hij als volgt: „Schrijf mij
bid ik u toch spoedig, want ik
verlang hier even vurig naar. als
wellicht Van der Boom Mesch naar
de menstruatie zijner Echt
vriendin
De brieven uit de moeilijke
beginjaren ln Engeland zijn van
een roerende oprechtheid en
directheid, maar vervelend zelf
beklag kom Je geen moment tegen.
De brief, waarin Van de Linde het
heeft over zijn „eerlijke zelf.
beproeving" en over de gevolgen
van „mijne dwaasheden" wordt
opeens onderbroken: „Om het
ernstige van dezen brief een weinig
af te wisselen en dan probeert
Van de Linde héél eventjes Van
Lennep op stang te jagen door te
verklaren dat zijn (aanstaande)
kostschool er natuurlijk óók bij
gebaat is. wanneer hij tracht het
hart van de moeders van zijn
leerlingen te winnen. Als hij later
er een beetje bovenop komt, is
Van de Linde „een gansch ander
mensch". het enige dat hem hindert
is „de herinnering aan mijne vorige
grove misstappen Direct hierna
deelt hij mee dat hij twee dienst
maagden heeft, van wie er één
Van Lennep wel zou bevallen, doch
deze hoeft zich niet ongerust te
maken, Van de Linde gedraagt zich
jegens haar net als een hem cadeau
gedaan gesneden speenvarkentjen.
Van Lennep publiceerde werk
van Van de Linde als „Gedichten
van den Schoolmeester", na diens
vroege dood. maar ook daarvóór al
en uit de brieven komt Van de
Lindenaar voren als een dichter die
nog geen komma verschuit vóór
het effect ervan zorgvuldig over
wogen te hebben. Toen ik Indertijd
de door mevrouw Mathijsen en
(onze. mag ik wel zeggen) T. van
Deel bezorgde uitgave van „De
gedichten van den Schoolmeester"
(fraaie facsimile-herdruk, ultg.
Krusman. Den Haag) aankondigde,
vertelde ik dat Van Lennep in des
Schoolmeesters gedicht over een
gevallen meisie een „woelig"
plekjen veranderde in een „pijnlijk"
plekjen. Dank zij de lectuur van
„Waarde Van Lennep" kan ik thans
melden dat Van de Linde er vrede
mee had.
Over de activiteiten van Van
Lennep gesproken, ik ontkom niet
aan de indruk dat Marita Mathijsen
daarover soms onnodig knorrig
doet. Als Van Lennep zijn vriend
eens herinnert aan diens financiële
verplichtingen, duidt mevrouw
Mathijsen dit aan als „beschuldi
gingen", waar Van de Linde
..trouwhartig" op ingaat. En zij
jubelt het bijna uit. wanneer zij
ons deelgenoot kan maken van het
bestaan van een zekere Doortje,
met wie Van Lennep iets aan
't handje heeft gehad. Ja hoor eens
hier. als we zó aan de gang gaan.
moeten we ook vaststellen dat Van
de Linde welbeschouwd een enorme
flapdrol was, voor wie dochters
van hospita's alleen goed waren
voor nachtelijke geintjes en die in
1848. het Jaar van de revolutie,
zulke reactionaire taal uitslaat, dat
een zekere H. Wiegel ervan zou
blozen. Maar nu heb lk ook de enige
aanmerking gespuid, die ik heb op
de voortreffelijke en doeltreffende
toelichtingen en aantekeningen,
waarmee Marita Mathijsen dit
verrukkelijke „Waarde Van
Lennep" toegankelijk maakt voor
ieder die ooit van De Schoolmeester
leerde dat „De leeuw is eigenlijk
iemand die bang is voor niemand."
Maar nee. kanselreedenaar is
hij niet geworden, ook al ontstak
hij als jongeman ln woede toen de
Bennebroekse kansel eens niet aan
hem. maar aan een neefje van de
plaatselijke predikant gegund
werd: „Wie 't preékgestoelt met mij
wil deelen Dien zal ik op den
preêkstoel keelen 'k Eisch op
den preêkstoel volle vrijheid:
Laat dóór en op 't secreet me
alleen!" En dit was m'n laatste
citaat, uit een brief van 19 augustus
1833.