Oude Hof wordt werkpaleis
/an koningin Beatrix
'en stem kan nooit verloren gaan
"t
Na de olie
De wind en de zon
Wetenschap en techniek
«Restauratie gaat vijftig miljoen gulden kosten
BINNENLAND
T rouw/Kwartetit
Het paleis aan het Noordeinde speelt sinds
1591 een rol in het leven van de Oranjes.
Toen huurden de staten van Holland het
herenhuis dat een zekere Willem Goudt in
1533 had laten bouwen en na zijn overlij
den in 1543 in korte tijd verschillende
eigenaars had. en ze hielpen daardoor
Louise de Coligny. weduwe van Willem
van Oranje, met haar kinderen aan een
passend onderkomen. Vier jaar later koch
ten de staten het pand voor 14.200. In 1609
deden zij het cadeau aan stadhouder Fre-
derik Hendrik, als uaardering voor zijn
bemoeienissen bij hel tot stand komen van
het Twaalfjarig Bestand. Frederik
Hendrik ging er. vooral op het laatst van
zijn leven, zijn hobb> als paleizenbouwer
in uitleven en schakelde daarbij bekende
bouwers als Jacob van Campen en Pieter
Post in.
Het gedeelte waarin Louise de Coligny had
gewoond zij was in 1620 overleden liet
de prins in oude stijl. Dat werd in de
negentiende eeuw gesloopt toen het paleis
grondig werd ve-bouwd. Toen had het al
lang niet meer de luister die het in de
zeventiende eeuw had, toen een vrouw als
Maria de Medici, die toch verre van sober
leefde, tijdens haar verblijf in Het Oude
Hof in 1638 zo onder de indruk was dat zij
Frederik Hendrik vroeg of hij de kostbare
tapijten op haar kamer door minder
kwetsbare wilde vervangen.
In onze eeuw was ..het Noordeinde" win
terverblijf van koningin Wilhelmina. Luxe
ontbrak aan de behuizing, maar Wilhelmi
na was er tevreden mee. De centrale ver
warming. in 1904 aangelegd. z.ag zij diep in
haar hart eigenlijk ais geldverspilling. Na
de oorlog wilde Wilhelmina niet meer in
het door de moffen, zoals zij zei, bezoedel
de Haagse paleis wonen. Zij heeft dat ook
niet meer gedaan en na de brand van mei
1948 werd dat ook onmogelijk. Tot grote
opluchting van koningin Wilhelmina.
EN HAAG In de kamers waar de koninginnen Wilhelmina en Juliana geboren werden het
enfrtrek waar prins Hendrik overleed en de ruimte waar de koningin samen met drie meisjes uit
rojellijke families in een huisklasje haar eerste schoolervaring opdeed, ratelen nu de schrijfmachi-
"s en rinkelen de telefoons. Door de gangen waar Juliana met haar vriendinnetjes zestig jaar
rieden voetje van de vloer speelde, loopt nu een juffrouw met een wagentje om de aanwezigen
97*n thee en koffie te voorzien.
jng
g zal dat niet meer duren. Het
ide Hof, zoals het vroegere paleis
het Haagse Noordelnde officieel
krijgt na ruim een kwarteeuw
>er een koninklijke bestemming,
wordt het werkpaleis van prin-
_js Beatrix als zij Koningin is gewor-
in. Zodra het Institute of Social
•udies, het internationale universi-
itje met zo'n 150 studenten, hoofd-
kelijk uit de ontwikkelingslanden,
september naar het vroegere hotel
is vertrokken, gaan res-
urateurs het gebouw geschikt ma-
..jn voor „modern gebruik als paleis
h een regerend vorstin", zoals het
licieel wordt omschreven. Dat
irdt een ingrijpend karwei. Niet
een moeten de bestaande ruimten
t>ndig worden opgeknapt, het ge-
k. uw moet tevens worden aangepast
h de hedendaagse eisen. Dat bete-
it de bouw van nieuwe liften in
lats van de tegenwoordige met
betimmerde installatie die
ievJag van verdieping naar verdie-
:ig kruipt; verplaatsing van de
ukens; de bouw van een ruimer
airtppenhuis en van een nieuwe
matnsteningang, en de aanleg van
n modern centraal verwarmings-
"iteem.
alzaal
r IC
gsi^ar eerst komt het dak aan de
urt. Dat wacht al te lang op her-
Het werd slechts voorlopig ge-
jht na de brand, die het paleis op
ïei 1948 trof, en waarbij vooral de
bet bij 10 meter grote balzaal waar
:ennses Juliana en prins Bemhard
vai bruiloft vierden zwaar werd be-
ladigd. Met name het prachtig be-
rkte plafond ging daarbij verlo-
i. De drie miljoen gulden die het
t voor 1977 heeft uitgetrokken
'BSr het Noordeinde, zal daaraan
rden besteed. De hele restauratie
lt vijftig miljoen gulden kosten
ift de rijksgebouwendienst laten
lijferen.
lijd
aanleg van de tuin is daarin niet
jrepen. Waarschijnlijk zal de pa-
ituin, die sinds 1953 Haags
dspark is, grotendeels voor het
Dliek toegankelijk blijven. Bij een
rkpaleis is een tuin niet zo erg
angrijk.
Ir. J. Kruger uit Voorburg, die ook de
Grote Kerk in Naarden en het stad
huis in Delft restaureerde zal leiding
geven aan dit grote project dat zes
jaar gaat duren, maar zo nodig kan
worden bespoedigd. Dat kan het ge
val zijn als prinses Beatrix reeds op
korte termijn Koningin zou worden.
Zij heeft dan een werkpaleis nodig.
Beatrix heeft laten weten als Konin
gin in Den Haag, dicht bij het rege
ringscentrum te willen resideren en
daar is de rijksoverheid erg gelukkig
mee omdat het overbruggen van de
afstand Den Haag-Soestdijk. zoals
nu gebeurt, in de praktijk nogal eens
op bezwaren stuit. Aan het Noord
einde zullen de hofdepartementen
worden ondergebracht, zodat Bea
trix als koningin haar hof
maarschalk. thesaurier en intendant
naast de deur heeft.
Exterieur
Aan het uitwendige van het paleis
hoeft maar weinig te worden ge
daan. Volgens de plannen van ir. H.
de Lussanet de la Sablonière is de
uitwendige restauratie in de jaren
zestig tot stand gebracht. Dat was
ook een miljoenenkwestie. Niet ie
dereen is gelukkig met de resultaten
van deze restauratie in de zeventien
de eeuwse stijl, maar op het
ogenblik wordt er niet aan gedacht
die weer ongedaan te maken, al is de
huidige architect ook niet zo te spre
ken over bepaalde onderdelen van
die restauratie. Iedere architect
heeft eigen opvattingen. Het zou on
doenlijk worden daaraan toe te ge
ven. Dan bleef je restaureren. Het
geheel zal trouwens al een stuk ver
beteren als de voorgevel geschilderd
wordt en de afscheiding tussen
zandsteen en basaltlava, die bij de
restauratie is gebruikt, niet meer
zichtbaar is. Voor dat schilderen
was in 1966 geen geld meer. Het
herplaatsen van het dertig meter
lange smeedijzeren hek aan de voor
zijde vond men toen ook te prijzig.
Nu zal men er niet aan kunnen ont
komen.
Op het ogenblik kan iedereen tot bij
de voordeur lopen. Dat hekwerk
hoort bij een stadspaleis, vinden de
deskundigen. Tot in de vorige eeuw
stond er een hek. Koning Willem II
liet dat vervangen door een bombas
tisch aandoende gotische afschei
ding, die behalve foeilelijk zo gam
mel was, dat zijn zoon die, zodra hij
het voor het zeggen had, om onge
lukken te voorkomen snel liet afbre
ken. Het oorspronkelijke hekwerk is
verdwenen, het moet dus opnieuw
worden vervaardigd, en dat is een
tijdrovend werk waarvoor iemand
die dit oude ambacht nog verstaat,
moet worden opgezocht.
Bordes
Of er ook een bordes bij de hoofdin
gang zal komen in plaats van de
verhoogde stoep die er nu is, staat
nog niet vast. Architect Kruger
heeft zijn plannen nog maar in een
voorlopig schetsontwerp vastgelegd
en is druk bezig deze opzet uit te
werken en aan te passen. Daarbij
houdt hij rekening met de wensen
van de betrokkenen en de mogelijk
heden die dit vier eeuwen oude mo
nument biedt.
Dat Het Oude Hof een rijksmonu
ment van eerste orde is, houdt in dat
er zo min mogelijk zal worden veran
derd. Elke wijziging moet historisch
verantwoord zijn. Globaal kan wor
den gezegd dat er geen enkele oude
muur verdwijnt. Wat wel wordt afge
broken zijn de gipsen wanden die in
de jaren vijftig zijn aangebracht
toen de studenten er kwamen. De
vroegere balzaal, eens het visite
kaartje van Het Oude Hof, is daar
door onherkenbaar geworden. Er
zijn nu kleine kamers in onderge
bracht. Het is een doolhof van gan
getjes en werkruimten. De beneden
hal is niet opnieuw ingedeeld. Die
ruimte doet regelmatig dienst bij
filmvoorstellingen en dansavonden.
Voor de hoofdingang staat thans,
weinig koninklijk, een podium
Dat neemt niet weg, dat veel in het
gebouw nog herinnert aan de tijd
dat de koninklijke familie er regel
matig verblijf hield. De groen met
goud geschilderde trapleuning is de
zelfde als waarlangs prins Bernhard
in zijn verlovingstijd tot ontstelte
nis van zijn aanstaande schoonmoe
der naar beneden gleed en het is
deze trap die prins Hendrik na de
geboorte van zijn dochter kwam af
stormen. uitroepend „Een prinses,
een prinses!"
De vroegere Zonnekamer, boven
aan de trap, is nu ingericht als tele
visiekamer. Het leerbehang, de hou
ten betimmeringen en de goudkleu
rige, lichtgroene en purperkleurige
zijden wandbekleding zijn in vele
vertrekken nog aanwezig en in vrij
goede staat. Je zou niet zeggen, dat
26 jaar lang studenten dagelijks in
deze ruimten hebben geleefd. Ze
hebben dat in elk geval gedaan met
gevoel voor het historisch waarde
volle dat in dit gebouw op zo grote
schaal is te vinden.
De Indische zaal, een geschenk van
de sultan van Soerakarta aan konin
gin Wilhelmina bij haar huwelijk, is
een van de weinige vertrekken die er
in grote lijnen nog net zo uitzien als
toen de familie van Oranje er huis
de. Deze zaal fungeert thans als ver
gaderlokaliteit. Het vertrek, dat nu
wordt aangeduid als de „common-
room" doet ook vorstelijk aan met
zijn prachtige plafond, leerbehang,
luchters en schitterend bewerkte
deuren. Het is hier dat de studenten
elkaar aan gezellige zitjes kunnen
ontmoeten. Zo informeel als het
daarbij toegaat zal het vroeger wel
nooit zijn geweest.
Koninklijke badkamer
De badkamer met tegelwanden,
waarop natuurtaferelen zijn afge
beeld, is eveneens herkenbaar, al is
in deze ruimte geen bad meer te
vinden. Er zijn nu enige toiletten
geïnstalleerd. De tegeltableaus fun
geren nu als achterwanddecoratie
van de sanitaire ruimten.
De sierlijke schoorsteenmantels op
tal van plaatsen zijn aan het oog
onttrokken door betimmeringen. In
de vroegere balzaal gaan tal van
consoles met spiegels achter een tij
delijke wand schuil.
Op de immense zolder ligt eveneens
het nodige opgeslagen. Dwalend
over die zolder kom ik tot de conclu
sie dat het voor prinses Juliana en
haar speelkameraadjes een heerlijk
heid moet zijn geweest hier te ravot
ten. Het meubilair dat er vroeger
was opgeslagen, is verdwenen. Mid
den op zolder liggen een paar stoffi-
door Fred Lammers
ge zwarte laarzen, die stellig geen
koninklijk verleden hebben. Het ziet
er nogal troosteloos uit.
Terwijl ik over die zolder loop denk
ik aan de Franse wijsgeer Voltaire,
die midden achttiende eeuw tijdens
een logeerpartij in Het Oude Hof
ook op onderzoek uitging. Na afloop
rapporteerde hij zijn bevindingen
aan zijn gastheer Frederik van Prui
sen. die het paleis van koning
stadhouder Willem III had geërfd.
Het paleis zag er toen ook weinig
voordelig uit. „In de appartementen
met hun gouden lambrizeringenzijn
deuren en vensters toegespijkerd
Niemand betreedt ze, want de plan
ken vloeren zijn verrot en de daken
lekken. Ik zag op zolder oude wa
penrustingen en kurassen, die uw
voorouders droegen in de strijd. De
verroeste sabels waren er gerang
schikt naast de hellebaarden, waar
van de houten handvatten al lang
tot stof vergingen. Er zijn ook boe
ken voorhanden, die in de laatste
halve eeuw alleen nog door ratten
zijn verslonden en die bedekt zijn
met de spinnewebben van Europa."
zo legde Voltaire zijn indrukken
vast.
Zo erg is het nu niet. Op die zolder
komen in de nabije toekomst de
technische installaties. De kelder,
met zijn gotische gewelven het
oudste gedeelte van het paleis, zal
eveneens worden gebruikt om aller
lei voorzieningen, die niet in het oog
moeten vallen, onder te brengen.
Het paleis zelf weer in oude staat
brengen zal technisch niet zo veel
problemen opleveren. Aan de hand
van bewaard gebleven inventarissen
is het na enig speurwerk zelfs moge
lijk sommige vertrekken geheel au
thentiek in te richten. Daar Oranjes
nooit iets weggooien, is het meeste
meubilair nog te achterhalen.
Al met al staat vast dat binnen tien
jaar het gedicht dat eeuwen geleden
over Het Oude Hof werd geschreven,
opnieuw inhoud zal krijgen:
„Treedt nu een weynig voort en
daedlijk zult gij komen
Aen 't Oude Hof, een werck daer
acht op dient genomen
Een koninglijk paleys en die 't met
oordeel wil
Doorzien, die blijv' voor 't minst een
uur of twee hier stil
Hier hebben Coningen en Coninglij-
ke Vrouwen
Dewijl sij in den Haeg geweest sijn
haer onthouwen."
Volgend artikel:
Huis ten Bosch gaat Drakensteyn
vervangen.
balzaal van het paleis zal bij de komende restauratie in oude luister worden
rsteld met dit voorbeeld uit de jaren dertig voor ogen. Tal van oorspronkelijke
ndelabers en taboeretten zijn nog aanwezig.
Het paleis Noordeinde speelt al eeuwen een grote rol in het leven van de Oranjes, zo
ook op deze prent, die weinig kies, kort voor de eerste wereldoorlog in de handel
kwam.
door Rob Foppema
mJ. G. A. Thijs
ia
dag mogen we stemmen (dat zal de
latige lezer van dit dagblad langza-
nd wel duidelijk geworden zijn),
Ik heb zo'n idee dat slechts weinig
zich op het moment dat zij een
Jt stembiljet rood maken realiseren
itrekkelijk nieuw het recht is waar-
f dan gebruik maken.
in 1861 (in zijn „Minnebrieven")
luchting slaakte „Kiezers, als ge eens
trachttet te vinden die hart heeft",
hij zich tot een betrekkelijk kleine en ook
fcroep: de burgers die een bepaald bedrag
lasting betaalden en dus een bepaalde
d hadden. Ruim twintig jaar later, in
1885, gaf prof. H. P. G. Quack als zijn mening dat
er wel spoedig wat veranderen zou. Op de verga
dering waar het eeuwfeest van de „Maatschappij
tot nut van 't algemeen" gevierd werd zei Quack
in zijn openingsrede: „Reeds is het algemeen
stemrecht meester in Frankrijk en Duitsland; in
Engeland is het bijna een voldongen feit en ons
land zal na enig toeven wel volgen". Dat „enig
toeven" ruim dertig jaar zou duren zal Quack in
1885 wel niet voorzien hebben, al bleek hij er in
dezelfde toespraak begrip voor te hebben dat. de
dingen soms langzaam gebeuren: het werk van
„het Nut" omschreef hij als „bedachtzaam en
verstandig. Haast al te verstandig soms
Men had geduld. Zij die gelooven haasten niet".
Een kleine honderd jaar later wordt nu niet
alleen „het Nut" met opheffing bedreigd, het
algemeen kiesrecht is door verlaging van de
kiesgerechtigde leeftijd tot achttien jaar nog
algemener geworden en de opkomstplicht, die in
ons land altijd omstreden is geweest (Kuyper in
1917: „Het opkomen bij de stembus wordt ver
plichtend gesteld en hiermee het persoonlijk
initiatief dat juist hier de hoogste waarde bezit
©net voeten getreden") is al weer vervallen. En
dat laatste brengt weer nieuwe problemen met
zich mee: de massa voor wie het kiesrecht vero
verd is blijkt er niet altijd wat in te zien.
Daarom geef ik hier graag, mogelijk ter bemoe
diging, de mening door van de secretaris van de
Kiesraad, mr. dr. W. K. J. J. van Ommen Kloeke:
een uitgebrachte stem kan nooit verloren gaan
In een inleiding op de bij de staatsuitgeverij
verschenen verzameling verkiezingsprogram
ma's schrijft dr. Van Ommen Kloeke: „Er blijkt
bij sommige kiezers het misverstand te bestaan,
dat een stem welke is uitgebracht op een kandi
daat die de kiesdeler niet behaalt, verloren gaat.
Dat is niet juist. Alle op een kandidaat uitge
brachte stemmen tellen mee voor het vaststellen
van de kiesdelers en vervullen dus volledig hun
functie bij het verdelen van de zetels".
Tegenover deze opmerking zou je kunnen stellen
dat een kenner van ons parlementaire stelsel als
wijlen dr. E. van Raalte het wél heeft over het
verloren gaan van stemmen. In zijn boek „Het
Nederlandse Parlement" vertelt hij onder meer
dat in 1963 zeven aan de verkiezingen deelne
mende groepen geen zetels behaalden en dan
schrijft hij: „Deze deden te samen 97.538 stem
men verloren gaan". Nu is het begrijpelijk dat
iemand die zijn stem uitgebracht heeft op een
kleinere groepering die te weinig stemmen be
haalt voor een zetel (die de „kiesdeler" niet
haalt) het gevoel kan hebben dat zijn stem
verloren gaat omdat die stem aan een andere
partij toevalt dan zijn bedoeling was. Ons
kiesstelsel werkt namelijk zo dat dergelijke
stemmen vooral de grotere partijen aan (rest)
zetels kunnen helpen. Maar voor wie het breed
ziet blijft de gedachte van dr. Van Ommen
Kloeke ook in dat geval troostrijk.
Het rapport van de internationale Werkgroep alterna
tieve energiestrategieën (WAES) dat wij dinsdag met
enige nadruk presenteerden, is om een aantal redenen
belangrijk. Niet vanwege de eindconclusie dat er over
een jaar of tien, vijftien, minder aardolie beschikbaar
zal zijn dan we tegen die tijd waarschijnlijk wel zouden
willen.
„De conclusies zijn voor inge
wijden niet zo nieuw," zei ir A
C Sjoerdsma bij de presenta
tie wat verontschuldigend. Het
grote belang van het rapport
zit hem in twee bijzonderhe
den. Ten eerste de unieke
zorgvuldigheid waarmee de
toekomstige vraag naar ener
giebronnen onder een aantal
veronderstellingen is bere
kend. Ten tweede de helder
heid waarmee is aangegeven
wat die rekenarij nou waard is.
welke conclusies je er wél uit
kunt trekken en welke nadruk
kelijk niet.
Wat de zorgvuldigheid betreft
het patroon van het energie
verbruik in dertien landen is
uitgerafeld, waarbij in elk land
69 verbruikssectoren afzonder
lijk werden bekeken, zoals au
toverkeer, huishoudelijk
warmwatergebruik, staalfabri-
cage enzovoort. Op basis van
die gegevens en, voor de ont
wikkelingslanden de inzichten
van de Wereldbank, is de mo
gelijk te verwachten vraag
naar energielanden tot het jaar
2000 berekend. Een zo gede
tailleerde exercitie was nog
niet eerder vertoond. De cijfers
van de WAES kunnen op dit
punt als gezaghebbend gelden.
Ook de cijfers over te verwach
ten ontwikkelingen aan de
aanbodkant zien er degelijk
uit.
Wat nut ons deze verzameling
van degelijke cijfers? Zij levert
niet (herhaal niet) een voor
spelling van de toekomstige
ontwikkeling op. De toekomst
léót zich niet voorspellen, ook
al haal je er driehonderd des
kundigen bij uit alle 145 lid
staten van de Verenigde
Naties.
Daarom is het lariekoek om uit
het rapport op te maken dat de
wereld te kampen krijgt met
een jaarlijks tekort aan aardo
lie dat omstreeks het jaar 2000
zal zijn opgelopen tot bijna een
miljard ton per jaar. (Een me
dedeling van die strekking
stond jammer genoeg in het
verkorte persbericht waarmee
het Energie-onderzoekcen
trum Nederland ECN de pre
sentatie begeleide en dus niet
geringe misverstanden zaaide.)
Geen toekomstvoorspelling
dus. Wel een systematische
handliggende variaties in het
te voeren beleid laat aanpak
ken. Het zal duidelijk zijn dat
de WAES de laatste opvatting
is toegedaan. Over de kwalitei
ten van hun model moet de
discussie nog losbranden
Intussen is er meer aan de
hand Beide scenario's leveren
klaarblijkelijk onzin af. Im
mers. wanneer de exportlan
den niet meer dan 1.7 miljard
ton per jaar kunnen leveren,
dan staat vast dat er ook 1.7
miljard ton geïmporteerd zal
worden. Daarbij zal niemand
staan roepen „Maar we hadden
2,5 miljard ton willen hebben";
want zo veel was er het vooraf
gaande jaar ook al niet. Er is
geen aanwijsbaar tekort van
0.8 miljard ton.
Deze klaarblijkelijke onzip is
buitengewoon leerzaam. Wat
er zal gebeuren binnen de
veronderstellingen van het
scenario is dat op een be
paald moment, ver voor 2000.
de gewenste invoer groter
wordt dan de mogelijke uit
voer. Vanaf dat moment treedt
het scenario buiten zijn oevers.
De vraag ontwikkelt zich niet
meer autonoom volgens de
veronderstellingen, maar zal
zich moeten aanpassen aan
het aanbod. Concreet: voor
wat je méér wilt hebben kun je
kiezen tussen steenkool of
niets. Mits je die kolen op tijd
besteld had, en „op tijd" kan in
dat verband betekenen „zeven
jaar geleden".
Ook deze confrontatie tussen
„wat je hebben wilt" en „wat je
krijgen kunt" heeft de WAES
systematisch uitgevoerd Re
sultaat is dat het theoretische
olietekort voor ongeveer de^
helft door inzet van meet
steenkool kan worden gedekt.
Mits we op tijd aan de omscha
keling beginnen. Het Neder
landse werkgroeplid mr. A. A.
T. van Rhijn druktehet elegant
uit. „Het grote gevaar is. dat
de situatie kritiek wordt nog
vóórdat het er ernstig uitziet".
De werkelijke boodschap van
het rapport is dat het energie
beleid krachtiger zal moeten
zijn dan wat we nu al krachtig
vinden en tot nog toe niet heb
ben uitgevoerd.
Zon en wind als mogelijke
verkenning van mogelijke toe
komstige ontwikkelingen
(meervoud). Er worden veron
derstellingen ingevoerd over
het groeitempo van de wereld
economie (hoog of laag), over
de ontwikkeling van de olie
prijs (gelijkblijvend, naar bo
ven of naar beneden), over het
energiebeleid van de nationale
regeringen (lauw of krachtig)
en nog een paar zaken.
Daar komen uitspraken uit
van het volgende type: „Als de
economische groei aan de lage
kant blijft en als de olieprijs op
hetzelfde peil blijft en als het
energiebeleid tot 1985 lauw
blijft (daarnó zullen ze wel an
ders piepen) en als er overi
gens niets onverwachts ge
beurt, dan zullen volgens onze
begrippen van economie in het
jaar 2000 de importlanden 2.5
miljard ton olie willen importe
ren, terwijl de exportlanden
maar 1,7 miljard ton kunnen
leveren.
Het is duidelijk waarom dit
geen toekomstvoorspelling
kan zijn. Als we van één ding
zeker kunnen zijn, dan is het
dat er tussen nu en 2000 iets
onverwachts zal gebeuren. Ik
durf zelfs de voorspelling aan
dat dat dichter bij nu dan bij
2000 zal vallen. Maar we probe
ren dus een mogelijke toe
komst te bekijken met een in
strument dat in het jargon een
verrassingsvrij scenario heet
We weten dat het niet uit zal
komen, maar we hebben er ver
onderstellingen in gestopt die
er wel redelijk uitzagen en met
het onverwachte kunnen we
pas rekening houden, nadat
het zich heeft voorgedaan
Je kunt er ook andere redelijke
veronderstellingen instoppen
Bijvoorbeeld: economische
groei aan de hoge kant. olie
prijs loopt vijftig procent op.
energiebeleid stevig aange
pakt, en als er overigens niets
onverwachts gebeurt willen we
in het Jaar 2000 wel 2,9 miljard
ton olie hebben, terwijl de ex
portlanden maar 1,9 miljard
kunnen leveren.
Fundamenteel
Deze twee voorbeelden, naast
elkaar gehouden, leveren ons
boeiende Informatie op. Nogal
wild uit elkaar lopende veron
derstellingen leveren voor het
jaar 2000 berekende situaties
op die niet zo vreselijk van
elkaar verschillen. Dat kan
twee dingen betekenen Of het
gebruikte model deugt niet. Of
het voor 2000 gesignaleerde
probleem is zo fundamenteel
dat het zich niet door voor de
energiebronnen spelen in de
scenario's van de WAES nog
nauwelijks een rol. Tot 20003
zijn toepassingen nog te duur
en te onrijp voor invoering op
werkelijk grote schaal (De mo
dellen werken strikt econo-,]
misch op dat soort punten, i
Gaat de olieprijs verder om-
hoog dan de voorziene 50 pro-
cent en dat zou dus best wel
•eens kunnen dan schept dat"
meer ruimte voor invoering»
van zonne-energie.)
Een boeiend tegengeluid, en*
misschien wel een verrassing"
van het soort dat scenario's in
de war schopt, kwam vorige,
week van de Britse fysicus
Martin Ryle (Nature, 267, 111-
117; 1977). Ryle redeneert hele-
maal vanaf de andere kant van
het probleem. Op de lange J
duur heb je te kiezen uit twee
energiebronnen: kernenergie
of zon en wind. Als je dat wat
we op het ogenblik (in Enge
land) met gas en olie doen. wilt
overnemen met kernenergie.
zou je in eerste benadering 266
centrales van elk 1000 mega-'*
watt erbij nodig hebben. Die,,'
krijg je van z'n levensdagen
niet van de grond in het vereis- -
te tempo.
Maar wat zouden die extra t
kerncentrales doen? Voor eent
belangrijk deel huizen
warmhouden en zo. Dat enor
me vermogen heb je maar op'
een paar koude uren echt no^
dig. Het is economischer om»
die huizen warmte voor eeq*
week tc laten opslaan. Das
hoef je. in Britse weersomstan*
digheden. maar half zo veel
extra centrales neer te zetten-'
Dat is veel goedkoper. om<
danks die extra warmteopslag.
Maar als die warmteopslag
toch nodig is. vallen ineens-
problemen van wind- en zon-"*
neënergie weg. Het mag dan.'
een dag of wat niet waaien ol
bewolkt zijn, dat vangt de buf
fervoorraad op. En dan blijken
windmolens dan ook aanmer-'
kelijk goedkoper stroom te.
kunnen leveren dan die.
kerncentrales (alles tegen nu
geldende prijzen). Het verhaal
geeft, niet wat de filosofie be
treft maar wel voor de prak
tische gevolgen, verwantschap
met dat van Amory Lovins. de
bevlogen jongleur met voetno
ten en omstreden cijfers. Maar
het zit aanmerkelijk degelijker
in elkaar, hoewel er zeker kri
tiek op mogelijk is. Ik heb het
gevoel dat de energiedeskundi-
gen voorlopig over Martin Ryle
uit Cambridge nog niet zijn
uitgepraat.