Oude Hof wordt werkpaleis /an koningin Beatrix 'en stem kan nooit verloren gaan "t Na de olie De wind en de zon Wetenschap en techniek «Restauratie gaat vijftig miljoen gulden kosten BINNENLAND T rouw/Kwartetit Het paleis aan het Noordeinde speelt sinds 1591 een rol in het leven van de Oranjes. Toen huurden de staten van Holland het herenhuis dat een zekere Willem Goudt in 1533 had laten bouwen en na zijn overlij den in 1543 in korte tijd verschillende eigenaars had. en ze hielpen daardoor Louise de Coligny. weduwe van Willem van Oranje, met haar kinderen aan een passend onderkomen. Vier jaar later koch ten de staten het pand voor 14.200. In 1609 deden zij het cadeau aan stadhouder Fre- derik Hendrik, als uaardering voor zijn bemoeienissen bij hel tot stand komen van het Twaalfjarig Bestand. Frederik Hendrik ging er. vooral op het laatst van zijn leven, zijn hobb> als paleizenbouwer in uitleven en schakelde daarbij bekende bouwers als Jacob van Campen en Pieter Post in. Het gedeelte waarin Louise de Coligny had gewoond zij was in 1620 overleden liet de prins in oude stijl. Dat werd in de negentiende eeuw gesloopt toen het paleis grondig werd ve-bouwd. Toen had het al lang niet meer de luister die het in de zeventiende eeuw had, toen een vrouw als Maria de Medici, die toch verre van sober leefde, tijdens haar verblijf in Het Oude Hof in 1638 zo onder de indruk was dat zij Frederik Hendrik vroeg of hij de kostbare tapijten op haar kamer door minder kwetsbare wilde vervangen. In onze eeuw was ..het Noordeinde" win terverblijf van koningin Wilhelmina. Luxe ontbrak aan de behuizing, maar Wilhelmi na was er tevreden mee. De centrale ver warming. in 1904 aangelegd. z.ag zij diep in haar hart eigenlijk ais geldverspilling. Na de oorlog wilde Wilhelmina niet meer in het door de moffen, zoals zij zei, bezoedel de Haagse paleis wonen. Zij heeft dat ook niet meer gedaan en na de brand van mei 1948 werd dat ook onmogelijk. Tot grote opluchting van koningin Wilhelmina. EN HAAG In de kamers waar de koninginnen Wilhelmina en Juliana geboren werden het enfrtrek waar prins Hendrik overleed en de ruimte waar de koningin samen met drie meisjes uit rojellijke families in een huisklasje haar eerste schoolervaring opdeed, ratelen nu de schrijfmachi- "s en rinkelen de telefoons. Door de gangen waar Juliana met haar vriendinnetjes zestig jaar rieden voetje van de vloer speelde, loopt nu een juffrouw met een wagentje om de aanwezigen 97*n thee en koffie te voorzien. jng g zal dat niet meer duren. Het ide Hof, zoals het vroegere paleis het Haagse Noordelnde officieel krijgt na ruim een kwarteeuw >er een koninklijke bestemming, wordt het werkpaleis van prin- _js Beatrix als zij Koningin is gewor- in. Zodra het Institute of Social •udies, het internationale universi- itje met zo'n 150 studenten, hoofd- kelijk uit de ontwikkelingslanden, september naar het vroegere hotel is vertrokken, gaan res- urateurs het gebouw geschikt ma- ..jn voor „modern gebruik als paleis h een regerend vorstin", zoals het licieel wordt omschreven. Dat irdt een ingrijpend karwei. Niet een moeten de bestaande ruimten t>ndig worden opgeknapt, het ge- k. uw moet tevens worden aangepast h de hedendaagse eisen. Dat bete- it de bouw van nieuwe liften in lats van de tegenwoordige met betimmerde installatie die ievJag van verdieping naar verdie- :ig kruipt; verplaatsing van de ukens; de bouw van een ruimer airtppenhuis en van een nieuwe matnsteningang, en de aanleg van n modern centraal verwarmings- "iteem. alzaal r IC gsi^ar eerst komt het dak aan de urt. Dat wacht al te lang op her- Het werd slechts voorlopig ge- jht na de brand, die het paleis op ïei 1948 trof, en waarbij vooral de bet bij 10 meter grote balzaal waar :ennses Juliana en prins Bemhard vai bruiloft vierden zwaar werd be- ladigd. Met name het prachtig be- rkte plafond ging daarbij verlo- i. De drie miljoen gulden die het t voor 1977 heeft uitgetrokken 'BSr het Noordeinde, zal daaraan rden besteed. De hele restauratie lt vijftig miljoen gulden kosten ift de rijksgebouwendienst laten lijferen. lijd aanleg van de tuin is daarin niet jrepen. Waarschijnlijk zal de pa- ituin, die sinds 1953 Haags dspark is, grotendeels voor het Dliek toegankelijk blijven. Bij een rkpaleis is een tuin niet zo erg angrijk. Ir. J. Kruger uit Voorburg, die ook de Grote Kerk in Naarden en het stad huis in Delft restaureerde zal leiding geven aan dit grote project dat zes jaar gaat duren, maar zo nodig kan worden bespoedigd. Dat kan het ge val zijn als prinses Beatrix reeds op korte termijn Koningin zou worden. Zij heeft dan een werkpaleis nodig. Beatrix heeft laten weten als Konin gin in Den Haag, dicht bij het rege ringscentrum te willen resideren en daar is de rijksoverheid erg gelukkig mee omdat het overbruggen van de afstand Den Haag-Soestdijk. zoals nu gebeurt, in de praktijk nogal eens op bezwaren stuit. Aan het Noord einde zullen de hofdepartementen worden ondergebracht, zodat Bea trix als koningin haar hof maarschalk. thesaurier en intendant naast de deur heeft. Exterieur Aan het uitwendige van het paleis hoeft maar weinig te worden ge daan. Volgens de plannen van ir. H. de Lussanet de la Sablonière is de uitwendige restauratie in de jaren zestig tot stand gebracht. Dat was ook een miljoenenkwestie. Niet ie dereen is gelukkig met de resultaten van deze restauratie in de zeventien de eeuwse stijl, maar op het ogenblik wordt er niet aan gedacht die weer ongedaan te maken, al is de huidige architect ook niet zo te spre ken over bepaalde onderdelen van die restauratie. Iedere architect heeft eigen opvattingen. Het zou on doenlijk worden daaraan toe te ge ven. Dan bleef je restaureren. Het geheel zal trouwens al een stuk ver beteren als de voorgevel geschilderd wordt en de afscheiding tussen zandsteen en basaltlava, die bij de restauratie is gebruikt, niet meer zichtbaar is. Voor dat schilderen was in 1966 geen geld meer. Het herplaatsen van het dertig meter lange smeedijzeren hek aan de voor zijde vond men toen ook te prijzig. Nu zal men er niet aan kunnen ont komen. Op het ogenblik kan iedereen tot bij de voordeur lopen. Dat hekwerk hoort bij een stadspaleis, vinden de deskundigen. Tot in de vorige eeuw stond er een hek. Koning Willem II liet dat vervangen door een bombas tisch aandoende gotische afschei ding, die behalve foeilelijk zo gam mel was, dat zijn zoon die, zodra hij het voor het zeggen had, om onge lukken te voorkomen snel liet afbre ken. Het oorspronkelijke hekwerk is verdwenen, het moet dus opnieuw worden vervaardigd, en dat is een tijdrovend werk waarvoor iemand die dit oude ambacht nog verstaat, moet worden opgezocht. Bordes Of er ook een bordes bij de hoofdin gang zal komen in plaats van de verhoogde stoep die er nu is, staat nog niet vast. Architect Kruger heeft zijn plannen nog maar in een voorlopig schetsontwerp vastgelegd en is druk bezig deze opzet uit te werken en aan te passen. Daarbij houdt hij rekening met de wensen van de betrokkenen en de mogelijk heden die dit vier eeuwen oude mo nument biedt. Dat Het Oude Hof een rijksmonu ment van eerste orde is, houdt in dat er zo min mogelijk zal worden veran derd. Elke wijziging moet historisch verantwoord zijn. Globaal kan wor den gezegd dat er geen enkele oude muur verdwijnt. Wat wel wordt afge broken zijn de gipsen wanden die in de jaren vijftig zijn aangebracht toen de studenten er kwamen. De vroegere balzaal, eens het visite kaartje van Het Oude Hof, is daar door onherkenbaar geworden. Er zijn nu kleine kamers in onderge bracht. Het is een doolhof van gan getjes en werkruimten. De beneden hal is niet opnieuw ingedeeld. Die ruimte doet regelmatig dienst bij filmvoorstellingen en dansavonden. Voor de hoofdingang staat thans, weinig koninklijk, een podium Dat neemt niet weg, dat veel in het gebouw nog herinnert aan de tijd dat de koninklijke familie er regel matig verblijf hield. De groen met goud geschilderde trapleuning is de zelfde als waarlangs prins Bernhard in zijn verlovingstijd tot ontstelte nis van zijn aanstaande schoonmoe der naar beneden gleed en het is deze trap die prins Hendrik na de geboorte van zijn dochter kwam af stormen. uitroepend „Een prinses, een prinses!" De vroegere Zonnekamer, boven aan de trap, is nu ingericht als tele visiekamer. Het leerbehang, de hou ten betimmeringen en de goudkleu rige, lichtgroene en purperkleurige zijden wandbekleding zijn in vele vertrekken nog aanwezig en in vrij goede staat. Je zou niet zeggen, dat 26 jaar lang studenten dagelijks in deze ruimten hebben geleefd. Ze hebben dat in elk geval gedaan met gevoel voor het historisch waarde volle dat in dit gebouw op zo grote schaal is te vinden. De Indische zaal, een geschenk van de sultan van Soerakarta aan konin gin Wilhelmina bij haar huwelijk, is een van de weinige vertrekken die er in grote lijnen nog net zo uitzien als toen de familie van Oranje er huis de. Deze zaal fungeert thans als ver gaderlokaliteit. Het vertrek, dat nu wordt aangeduid als de „common- room" doet ook vorstelijk aan met zijn prachtige plafond, leerbehang, luchters en schitterend bewerkte deuren. Het is hier dat de studenten elkaar aan gezellige zitjes kunnen ontmoeten. Zo informeel als het daarbij toegaat zal het vroeger wel nooit zijn geweest. Koninklijke badkamer De badkamer met tegelwanden, waarop natuurtaferelen zijn afge beeld, is eveneens herkenbaar, al is in deze ruimte geen bad meer te vinden. Er zijn nu enige toiletten geïnstalleerd. De tegeltableaus fun geren nu als achterwanddecoratie van de sanitaire ruimten. De sierlijke schoorsteenmantels op tal van plaatsen zijn aan het oog onttrokken door betimmeringen. In de vroegere balzaal gaan tal van consoles met spiegels achter een tij delijke wand schuil. Op de immense zolder ligt eveneens het nodige opgeslagen. Dwalend over die zolder kom ik tot de conclu sie dat het voor prinses Juliana en haar speelkameraadjes een heerlijk heid moet zijn geweest hier te ravot ten. Het meubilair dat er vroeger was opgeslagen, is verdwenen. Mid den op zolder liggen een paar stoffi- door Fred Lammers ge zwarte laarzen, die stellig geen koninklijk verleden hebben. Het ziet er nogal troosteloos uit. Terwijl ik over die zolder loop denk ik aan de Franse wijsgeer Voltaire, die midden achttiende eeuw tijdens een logeerpartij in Het Oude Hof ook op onderzoek uitging. Na afloop rapporteerde hij zijn bevindingen aan zijn gastheer Frederik van Prui sen. die het paleis van koning stadhouder Willem III had geërfd. Het paleis zag er toen ook weinig voordelig uit. „In de appartementen met hun gouden lambrizeringenzijn deuren en vensters toegespijkerd Niemand betreedt ze, want de plan ken vloeren zijn verrot en de daken lekken. Ik zag op zolder oude wa penrustingen en kurassen, die uw voorouders droegen in de strijd. De verroeste sabels waren er gerang schikt naast de hellebaarden, waar van de houten handvatten al lang tot stof vergingen. Er zijn ook boe ken voorhanden, die in de laatste halve eeuw alleen nog door ratten zijn verslonden en die bedekt zijn met de spinnewebben van Europa." zo legde Voltaire zijn indrukken vast. Zo erg is het nu niet. Op die zolder komen in de nabije toekomst de technische installaties. De kelder, met zijn gotische gewelven het oudste gedeelte van het paleis, zal eveneens worden gebruikt om aller lei voorzieningen, die niet in het oog moeten vallen, onder te brengen. Het paleis zelf weer in oude staat brengen zal technisch niet zo veel problemen opleveren. Aan de hand van bewaard gebleven inventarissen is het na enig speurwerk zelfs moge lijk sommige vertrekken geheel au thentiek in te richten. Daar Oranjes nooit iets weggooien, is het meeste meubilair nog te achterhalen. Al met al staat vast dat binnen tien jaar het gedicht dat eeuwen geleden over Het Oude Hof werd geschreven, opnieuw inhoud zal krijgen: „Treedt nu een weynig voort en daedlijk zult gij komen Aen 't Oude Hof, een werck daer acht op dient genomen Een koninglijk paleys en die 't met oordeel wil Doorzien, die blijv' voor 't minst een uur of twee hier stil Hier hebben Coningen en Coninglij- ke Vrouwen Dewijl sij in den Haeg geweest sijn haer onthouwen." Volgend artikel: Huis ten Bosch gaat Drakensteyn vervangen. balzaal van het paleis zal bij de komende restauratie in oude luister worden rsteld met dit voorbeeld uit de jaren dertig voor ogen. Tal van oorspronkelijke ndelabers en taboeretten zijn nog aanwezig. Het paleis Noordeinde speelt al eeuwen een grote rol in het leven van de Oranjes, zo ook op deze prent, die weinig kies, kort voor de eerste wereldoorlog in de handel kwam. door Rob Foppema mJ. G. A. Thijs ia dag mogen we stemmen (dat zal de latige lezer van dit dagblad langza- nd wel duidelijk geworden zijn), Ik heb zo'n idee dat slechts weinig zich op het moment dat zij een Jt stembiljet rood maken realiseren itrekkelijk nieuw het recht is waar- f dan gebruik maken. in 1861 (in zijn „Minnebrieven") luchting slaakte „Kiezers, als ge eens trachttet te vinden die hart heeft", hij zich tot een betrekkelijk kleine en ook fcroep: de burgers die een bepaald bedrag lasting betaalden en dus een bepaalde d hadden. Ruim twintig jaar later, in 1885, gaf prof. H. P. G. Quack als zijn mening dat er wel spoedig wat veranderen zou. Op de verga dering waar het eeuwfeest van de „Maatschappij tot nut van 't algemeen" gevierd werd zei Quack in zijn openingsrede: „Reeds is het algemeen stemrecht meester in Frankrijk en Duitsland; in Engeland is het bijna een voldongen feit en ons land zal na enig toeven wel volgen". Dat „enig toeven" ruim dertig jaar zou duren zal Quack in 1885 wel niet voorzien hebben, al bleek hij er in dezelfde toespraak begrip voor te hebben dat. de dingen soms langzaam gebeuren: het werk van „het Nut" omschreef hij als „bedachtzaam en verstandig. Haast al te verstandig soms Men had geduld. Zij die gelooven haasten niet". Een kleine honderd jaar later wordt nu niet alleen „het Nut" met opheffing bedreigd, het algemeen kiesrecht is door verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd tot achttien jaar nog algemener geworden en de opkomstplicht, die in ons land altijd omstreden is geweest (Kuyper in 1917: „Het opkomen bij de stembus wordt ver plichtend gesteld en hiermee het persoonlijk initiatief dat juist hier de hoogste waarde bezit ©net voeten getreden") is al weer vervallen. En dat laatste brengt weer nieuwe problemen met zich mee: de massa voor wie het kiesrecht vero verd is blijkt er niet altijd wat in te zien. Daarom geef ik hier graag, mogelijk ter bemoe diging, de mening door van de secretaris van de Kiesraad, mr. dr. W. K. J. J. van Ommen Kloeke: een uitgebrachte stem kan nooit verloren gaan In een inleiding op de bij de staatsuitgeverij verschenen verzameling verkiezingsprogram ma's schrijft dr. Van Ommen Kloeke: „Er blijkt bij sommige kiezers het misverstand te bestaan, dat een stem welke is uitgebracht op een kandi daat die de kiesdeler niet behaalt, verloren gaat. Dat is niet juist. Alle op een kandidaat uitge brachte stemmen tellen mee voor het vaststellen van de kiesdelers en vervullen dus volledig hun functie bij het verdelen van de zetels". Tegenover deze opmerking zou je kunnen stellen dat een kenner van ons parlementaire stelsel als wijlen dr. E. van Raalte het wél heeft over het verloren gaan van stemmen. In zijn boek „Het Nederlandse Parlement" vertelt hij onder meer dat in 1963 zeven aan de verkiezingen deelne mende groepen geen zetels behaalden en dan schrijft hij: „Deze deden te samen 97.538 stem men verloren gaan". Nu is het begrijpelijk dat iemand die zijn stem uitgebracht heeft op een kleinere groepering die te weinig stemmen be haalt voor een zetel (die de „kiesdeler" niet haalt) het gevoel kan hebben dat zijn stem verloren gaat omdat die stem aan een andere partij toevalt dan zijn bedoeling was. Ons kiesstelsel werkt namelijk zo dat dergelijke stemmen vooral de grotere partijen aan (rest) zetels kunnen helpen. Maar voor wie het breed ziet blijft de gedachte van dr. Van Ommen Kloeke ook in dat geval troostrijk. Het rapport van de internationale Werkgroep alterna tieve energiestrategieën (WAES) dat wij dinsdag met enige nadruk presenteerden, is om een aantal redenen belangrijk. Niet vanwege de eindconclusie dat er over een jaar of tien, vijftien, minder aardolie beschikbaar zal zijn dan we tegen die tijd waarschijnlijk wel zouden willen. „De conclusies zijn voor inge wijden niet zo nieuw," zei ir A C Sjoerdsma bij de presenta tie wat verontschuldigend. Het grote belang van het rapport zit hem in twee bijzonderhe den. Ten eerste de unieke zorgvuldigheid waarmee de toekomstige vraag naar ener giebronnen onder een aantal veronderstellingen is bere kend. Ten tweede de helder heid waarmee is aangegeven wat die rekenarij nou waard is. welke conclusies je er wél uit kunt trekken en welke nadruk kelijk niet. Wat de zorgvuldigheid betreft het patroon van het energie verbruik in dertien landen is uitgerafeld, waarbij in elk land 69 verbruikssectoren afzonder lijk werden bekeken, zoals au toverkeer, huishoudelijk warmwatergebruik, staalfabri- cage enzovoort. Op basis van die gegevens en, voor de ont wikkelingslanden de inzichten van de Wereldbank, is de mo gelijk te verwachten vraag naar energielanden tot het jaar 2000 berekend. Een zo gede tailleerde exercitie was nog niet eerder vertoond. De cijfers van de WAES kunnen op dit punt als gezaghebbend gelden. Ook de cijfers over te verwach ten ontwikkelingen aan de aanbodkant zien er degelijk uit. Wat nut ons deze verzameling van degelijke cijfers? Zij levert niet (herhaal niet) een voor spelling van de toekomstige ontwikkeling op. De toekomst léót zich niet voorspellen, ook al haal je er driehonderd des kundigen bij uit alle 145 lid staten van de Verenigde Naties. Daarom is het lariekoek om uit het rapport op te maken dat de wereld te kampen krijgt met een jaarlijks tekort aan aardo lie dat omstreeks het jaar 2000 zal zijn opgelopen tot bijna een miljard ton per jaar. (Een me dedeling van die strekking stond jammer genoeg in het verkorte persbericht waarmee het Energie-onderzoekcen trum Nederland ECN de pre sentatie begeleide en dus niet geringe misverstanden zaaide.) Geen toekomstvoorspelling dus. Wel een systematische handliggende variaties in het te voeren beleid laat aanpak ken. Het zal duidelijk zijn dat de WAES de laatste opvatting is toegedaan. Over de kwalitei ten van hun model moet de discussie nog losbranden Intussen is er meer aan de hand Beide scenario's leveren klaarblijkelijk onzin af. Im mers. wanneer de exportlan den niet meer dan 1.7 miljard ton per jaar kunnen leveren, dan staat vast dat er ook 1.7 miljard ton geïmporteerd zal worden. Daarbij zal niemand staan roepen „Maar we hadden 2,5 miljard ton willen hebben"; want zo veel was er het vooraf gaande jaar ook al niet. Er is geen aanwijsbaar tekort van 0.8 miljard ton. Deze klaarblijkelijke onzip is buitengewoon leerzaam. Wat er zal gebeuren binnen de veronderstellingen van het scenario is dat op een be paald moment, ver voor 2000. de gewenste invoer groter wordt dan de mogelijke uit voer. Vanaf dat moment treedt het scenario buiten zijn oevers. De vraag ontwikkelt zich niet meer autonoom volgens de veronderstellingen, maar zal zich moeten aanpassen aan het aanbod. Concreet: voor wat je méér wilt hebben kun je kiezen tussen steenkool of niets. Mits je die kolen op tijd besteld had, en „op tijd" kan in dat verband betekenen „zeven jaar geleden". Ook deze confrontatie tussen „wat je hebben wilt" en „wat je krijgen kunt" heeft de WAES systematisch uitgevoerd Re sultaat is dat het theoretische olietekort voor ongeveer de^ helft door inzet van meet steenkool kan worden gedekt. Mits we op tijd aan de omscha keling beginnen. Het Neder landse werkgroeplid mr. A. A. T. van Rhijn druktehet elegant uit. „Het grote gevaar is. dat de situatie kritiek wordt nog vóórdat het er ernstig uitziet". De werkelijke boodschap van het rapport is dat het energie beleid krachtiger zal moeten zijn dan wat we nu al krachtig vinden en tot nog toe niet heb ben uitgevoerd. Zon en wind als mogelijke verkenning van mogelijke toe komstige ontwikkelingen (meervoud). Er worden veron derstellingen ingevoerd over het groeitempo van de wereld economie (hoog of laag), over de ontwikkeling van de olie prijs (gelijkblijvend, naar bo ven of naar beneden), over het energiebeleid van de nationale regeringen (lauw of krachtig) en nog een paar zaken. Daar komen uitspraken uit van het volgende type: „Als de economische groei aan de lage kant blijft en als de olieprijs op hetzelfde peil blijft en als het energiebeleid tot 1985 lauw blijft (daarnó zullen ze wel an ders piepen) en als er overi gens niets onverwachts ge beurt, dan zullen volgens onze begrippen van economie in het jaar 2000 de importlanden 2.5 miljard ton olie willen importe ren, terwijl de exportlanden maar 1,7 miljard ton kunnen leveren. Het is duidelijk waarom dit geen toekomstvoorspelling kan zijn. Als we van één ding zeker kunnen zijn, dan is het dat er tussen nu en 2000 iets onverwachts zal gebeuren. Ik durf zelfs de voorspelling aan dat dat dichter bij nu dan bij 2000 zal vallen. Maar we probe ren dus een mogelijke toe komst te bekijken met een in strument dat in het jargon een verrassingsvrij scenario heet We weten dat het niet uit zal komen, maar we hebben er ver onderstellingen in gestopt die er wel redelijk uitzagen en met het onverwachte kunnen we pas rekening houden, nadat het zich heeft voorgedaan Je kunt er ook andere redelijke veronderstellingen instoppen Bijvoorbeeld: economische groei aan de hoge kant. olie prijs loopt vijftig procent op. energiebeleid stevig aange pakt, en als er overigens niets onverwachts gebeurt willen we in het Jaar 2000 wel 2,9 miljard ton olie hebben, terwijl de ex portlanden maar 1,9 miljard kunnen leveren. Fundamenteel Deze twee voorbeelden, naast elkaar gehouden, leveren ons boeiende Informatie op. Nogal wild uit elkaar lopende veron derstellingen leveren voor het jaar 2000 berekende situaties op die niet zo vreselijk van elkaar verschillen. Dat kan twee dingen betekenen Of het gebruikte model deugt niet. Of het voor 2000 gesignaleerde probleem is zo fundamenteel dat het zich niet door voor de energiebronnen spelen in de scenario's van de WAES nog nauwelijks een rol. Tot 20003 zijn toepassingen nog te duur en te onrijp voor invoering op werkelijk grote schaal (De mo dellen werken strikt econo-,] misch op dat soort punten, i Gaat de olieprijs verder om- hoog dan de voorziene 50 pro- cent en dat zou dus best wel •eens kunnen dan schept dat" meer ruimte voor invoering» van zonne-energie.) Een boeiend tegengeluid, en* misschien wel een verrassing" van het soort dat scenario's in de war schopt, kwam vorige, week van de Britse fysicus Martin Ryle (Nature, 267, 111- 117; 1977). Ryle redeneert hele- maal vanaf de andere kant van het probleem. Op de lange J duur heb je te kiezen uit twee energiebronnen: kernenergie of zon en wind. Als je dat wat we op het ogenblik (in Enge land) met gas en olie doen. wilt overnemen met kernenergie. zou je in eerste benadering 266 centrales van elk 1000 mega-'* watt erbij nodig hebben. Die,,' krijg je van z'n levensdagen niet van de grond in het vereis- - te tempo. Maar wat zouden die extra t kerncentrales doen? Voor eent belangrijk deel huizen warmhouden en zo. Dat enor me vermogen heb je maar op' een paar koude uren echt no^ dig. Het is economischer om» die huizen warmte voor eeq* week tc laten opslaan. Das hoef je. in Britse weersomstan* digheden. maar half zo veel extra centrales neer te zetten-' Dat is veel goedkoper. om< danks die extra warmteopslag. Maar als die warmteopslag toch nodig is. vallen ineens- problemen van wind- en zon-"* neënergie weg. Het mag dan.' een dag of wat niet waaien ol bewolkt zijn, dat vangt de buf fervoorraad op. En dan blijken windmolens dan ook aanmer-' kelijk goedkoper stroom te. kunnen leveren dan die. kerncentrales (alles tegen nu geldende prijzen). Het verhaal geeft, niet wat de filosofie be treft maar wel voor de prak tische gevolgen, verwantschap met dat van Amory Lovins. de bevlogen jongleur met voetno ten en omstreden cijfers. Maar het zit aanmerkelijk degelijker in elkaar, hoewel er zeker kri tiek op mogelijk is. Ik heb het gevoel dat de energiedeskundi- gen voorlopig over Martin Ryle uit Cambridge nog niet zijn uitgepraat.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 11