'ot-sierlijk: aardewerk uit speelse hand Door modieusheid verkrampt talent Een oud tijd schrift nieuw ipnnrfirfin mfit rip rinnplnr Raster: leven én leer TIJDSCHRIFT IN BOEKVORM ONDER REBANTIE VAN TT! pDAG 14 MEI 1977 KUNST Trouw/Kwartet 17 Deze tegel met de afbeelding van St. Hubertus is van 1826 (Nederrijns) ARNHEM Zijn de Nederlanders nu werkelijk zo'n zuinig volkje? Op de ten toonstelling POT-SIERLIJK, die in het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem wordt gehouden, zijn enige grab- belbakjes te zien. Ze werden in de 17de eeuw gemaakt in Noord-Holland. In de van aardewerk vervaardigde bakjes wer den in reliëf allerlei figuurtjes aange bracht, zoals zandloper, hart, doodskop, bloemrozetten, ineengrijpende handen, vogels enz. Allemaal met een symbo lische betekenis. Maar tevens met een bepaalde functie, want als de mensen, als hun die bakjes met snoep werden voorge houden, een vuist vol ineens probeerden te pakken, dan konden ze zich lelijk bezeren. Het is een theorie, dat motief van die zuinigheid; men kan evengoed de theorie hanteren dat het blijkbaar nodig was de begerigheid af te straffen. Vorig Jaar was in het openluchtmuseum de ten toonstelling „Goed bruikbaar, vaak breekbaar" te zien. Pot-sierlijk moet men, zoals de organisa toren zeggen, beschouwen „als een min of meer poëtisch vervolg." In het seizoen '76 ging het vooral om het nuchtere thema vorm en functie. Ditmaal betreft het versierd volksaardewerk, ceramische produkten zou Je kunnen zeggen uit de speelse hand. Het openluchtmuseum heeft voor deze manifes tatie, die tot 1 november loopt, voornamelijk geput uit eigen bezit. Daarnaast kreeg het de beschikking over interessante aanvullingen uit openbare en particuliere verzamelingen. Sa mensteller van de tentoonstelling is drs J. de Kleyn, hoofd van de afdeling Realia van het museum, die tevens een fraaie catalogus sa menstelde. Veel materiaal is bij opgravingen tevoorschijn gekomen. De gewone pottenbakker, die meestal onversierd aardewerk maakte, kon zich sóms mateloos uit leven. Zijn decoratie-woede kende van tijd tot tijd geen grenzen. Niet iedere pottenbakker was kunstenaar. Hoeveel techniek hij er ook heeft ingestopt, niet ledereen zal de bombarie, die men nogal eens op zijn werkstukken aantreft, kunnen bewonderen. Toch zijn er ook altijd eenvoudige, vaak anonieme pottenbakkers geweest, die zich op de meest zuivere, rechtschapen wijze hebben door Jac. Lelsz laten inspireren. Hun decoratieve activiteiten waren van het zuiverste water, of ze het nu in het barokke zochten dan wel in de soberheid. Concentraties Vanaf het laatste decennium van de 16de eeuw zijn er met name drie produktiegebieden van versierd aardewerk te noemen, die alle andere lijken te overtreffen. Beïnvloeding is in deze gevallen merkbaar, hoewel directe contacten niet duidelijk zijn. Het betreft de Hessische pottenbakkerijen met als concentratiepunt het stadje Wanfried, een Nederlandse groep in het westen, voornamelijk Noord-Holland, met uitlo pers o m. in Friesland, en het Nederrljnse gebied tussen Rijn en Maas, waartoe ook ons Limburg is te rekenen. Zeer veel van het buitenlandse aardewerk werd naar Nederland uitgevoerd. In Nederland is zelfs meer Duits aardewerk in de grond gevonden dan in Duitsland zelf. Overigens is in de Nederlandse bodem ook veel aardewerk uit eigen land aange troffen. Niet alleen massawaar, versierd ge bruiksgoed, maar ook heel mooie pronkschotels, die in Duitsland tot de Bauemtöpferel behoren, een naam die aanleiding kan geven tot verwar ring, omdat dit keramiek niet speciaal voor de boerenstand is gemaakt. De grens tussen voorwerpen, die ten doel hebben gebruikt te worden, en voorwerpen, die primair gemaakt worden voor de sier, is niet altijd duide lijk aan te geven. Er zijn vele zaken, waarvan de functie in de loop der tijden veranderde Ge bruiksgoederen evolueerden meermalen tot slerobjecten. Bijvoorbeeld, het etensbord. In de regel werd het gemaakt als onderdeel van een servies. Restanten ervan bleven, nadat er het een en ander van was gebroken, in de kast staan. Latere generaties vonden ze en gingen ze met heel andere ogen bekijken. Ze werden een soort antiek „avant la lettre", dat te pronk werd gezet. Belgisch Op de tentoonstelling in het openluchtmuseum is versierd aardewerk uit de drie genoemde ge bieden, en ook uit enige andere streken waar keramiek vandaan komt. te kijk gezet. Ook voorwerpen, die een religieuze functie hadden. Uit o.m. Limburg. Wat Limburg betreft, wordt er op gewezen dat er nogal wat Limburgs aarde werk op de markt is gebracht dat niet Limburgs is. In de 20ste eeuw is veel vergelijkbaar Euro pees volksaardewerk Nederland binnengeko men. Enkele kunsthandelaren resp. antiquairs brachten het uit het buitenland mee en verkoch ten het als Limburgs aardewerk. Op deze wijze Is de aanduiding Limburgs een soort handelsnaam geworden voor vrijwel alle zachtgebakken aar dewerk overtrokken met loodglazuur. Ook nu nog vinden we regelmatig in veilingcatalogi pot- tenbakkersgoed uit den vreemde als Limburgs omschreven. Voor dit soort keramiek is een speciale plaats ingeruimd Vooral veel aardewerk, gemaakt in België, speciaal in Torhout, wordt in Nederland vaak als Tegelse volkskunst verhandeld Voorts wordt in dit verband volkskeramlek uit Duits land. Tsjechoslowakije, Hongarije en Engeland getoond. Technieken De tentoonstelling geeft een duidelijk beeld van de manleren, waarop volksaardewerk is versierd. Tot de weelderigste vormen van verslering be hoort het oplegwerk. Een prachtig geboetseerde druiventros bovenop het deksel van een theepot bijvoorbeeld (Limburg). In grote lijnen zijn er twee mogelijkheden om volksaardewerk te ver sieren: het plastisch verwerken van de nog onge bakken klei en het aanbrengen van kleur contrasten. Het voert te ver om op alle methodes voor het versieren in te gaan. Een van de primi tiefste Instrumenten, die vanouds daarbij ge bruikt zijn, is de zogenaamde ringeloor. Het ringeloren van aardewerk iijkt geen verband te houden met de betekenis die normaal aan deze uitdrukking wordt toegekend: laat je de wet niet voorschrijven. Een ringeloor is een stukje gereedschap dat wel eens wordt vergele ken met de roomspult, waarmee de banketbak ker zijn taarten decoreert. Er zijn verschillende modellen, maar het bekendste type ringeloor is de koehoorn, waarvan het puntje wordt afge zaagd. Door hier een dunnere soms ook wel dikkere kleipap in te doen. was men in staat versieringen aan te brengen. Hoewel in vrijwel alle pottenbakkercentra de ringeloor werd ge bruikt, was de tentoonstelling geeft er een goede indruk van er toch van grote verschillen in toepassing sprake. 1/p zei ;n&. achterkant van „Rode r", een verhalenbundel et Valkman, heeft de uit- een uitspraak van een mvermaard recensent, ge- ceerd in een niet onver- ^i dagblad over het de- ivan Piet Valkman doen kken. Het citaat is dit; f Jdebuut, „De grote regen", f k van die verrassingen die lezer in onze literatuur zelden meemaakt. Een demonstraties van functionele, fantasie- interessante, boeiende ialkunst in een rake, dy- 'feche, plastische en sugge- i stijl." J allemaal niet mis. Ik heb „De egen" niet gelezen. Men kan Jt van rekening niet alles lezen, begon met grote verwach- „Rode papaver", aangezien {rond van de geciteerde recen- nieuw een bul van genadevolle regen verwachtte. iel wel anders uit. Nu is een lent óók maar een mens en het t is dan ook groot, dat ik als fc op mijn teleurstellende erva- Ingunstiger op de bundel zou jen dan het werk verdient. Ik me dus dit gevaar voor ogen. 4 Qi papaver" bevat acht verha- Jjpt eerste. „De atoomfabriek", Zj hoe een in kaftan geklede een leraar natuurkunde aan 'ceum zijn perpetuum mobile Idemonstreren. De leraar na- inde was op de uitvinding at- lemaakt door de amanuensis X school, die dacht, of vreesde. I uiteindelijk wel eens „waar" jnzin 1 al op de eerste pagina van >ekje met deze waanzin ge citeerd. Want waarom zou de lensis vrezen, dat het waar kon fcn welke amanuensis gelooft in >etuum mobile? En welke natuurkunde raakt onder de fcn een gek? Uit het verhaal dat het een beminnelijke gek *r dat doet aan het feit niets af iln feite gaat het niet eens om wpetuum mobile, maar om een fel dwazer geval: de machine je Jood zou tien maal meer w produceren dan erin gestopt l[Nu is zelfs het heelal geen uum mobile; tenminste, we Par wetenschappelijk niet ze- »n Maar laat staan dat er iets jjn dat tien keer méér energie' jven dan wat voor zijn bewegen j is. Toch gaat een leraar na- door J. van Doorne tuurkunde op de suggestie in. En het verhaal wil nog wel, dat de leraar een calvinist is. Overigens, uit niets blijkt dat de leraar dat werkelijk is. Nu is de kern van het calvinisme als denksysteem het „decretum horribl- le", welk decreet Je toch moeilijk rationeel kunt noemen. Maar de le raar is zeer rationeel in het verhaal. Goed. Als de Jodenvervolging in Ne derland tot stand komt. gaat de Jood naar de leraar en vraagt hem. zijn toestel in bewaring te willen nemen. De leraar gaat erop in. Ja, hij neemt de Jood zelfs in huls, die zijn toestel steeds meer vervolmaakt en een wa re terreur In het gezin uitoefent. Dat moet mis gaan. Gast en gastheer worden gepakt en naar een con centratiekamp gebracht. De „atoommachine" wordt in kisten ge pakt en de Jood mag in het kamp verder werken. De leraar weigert me dewerking. De leraar sterft in het kamp, maar de Jood blijft in leven, ja, de Amerikanen pakken later de machine opnieuw in kisten en bren gen haar naar de Verenigde Stater, over. Het wordt nóg mooier, maar dat doet er niet toe. Die Duitsers en Amerikanen toch. Vijftig bladzijden onzin, volstrekte woordverspilling. En dat noemt me neer Plet Valkman dan een verhaal. Het tweede verhaal, „Een rondreis door Vlaanderen" is een beslist on mogelijke moordgeschiedenis, vol strekt irreëel. Ik wijs er op, dat ei twee zusjes In voorkomen, van wie de lelijke een stuurs calvinistisch gezicht heeft en de andere hele lange benen heeft. Gelukkig maar dat ze niet halve lange benen heeft. Ik wil aan dit lor geen woorden meer ver spillen. „De mars van de Trummels" is een poging om een gruwel-verhaal te schrijven, dat tegelijkertijd een aan klacht moet zijn tegen de dictatoria le regimes. Het Is als zodanig vol strekt mislukt. Het is een science- fictlon-achtig verzinseltje zonder enige dramatiek. Meesterlijk En dan komt de verrassing. Het ver haal „De Verrader" is meesterlijk. Ik heb er geen ander woord voor. Ik vroeg me af, hoe een knoeier als Valkman is, tot zulk een huive ringwekkend stuk proza kan komen. Hij legt erin uit, hoe een eerlijk mens tot verraad gedwongen kan worden door een schofterig regime, in dit geval in een Zuidamerikaanse staat. Valkman gebruikt er geen en kel modieus foefje in. Het relaas heeft me diep geschokt. Psycholo gisch volstrekt overtuigend. De daarna volgende verhalen zijn zeker aanvaardbaar, al zijn ze niet om over naar huis te schrijven. En „Ontwikkelingshulp" is gewoon flauwekul, net zo onwaarschijnlijk als „De Atoomfabriek". Knap ge schreven is het laatste van de reeks: „Rode papaver". In het verhaal laat een vrouw, een getrouwde vrouw, zich door een man verleiden. Ze haat de man, maar ze kan niet tegen de lust op die zijn schoonheid bij haar opwekt. Net als in dat Juweel van verhaalkunst „De Verrader" ziet Valkman in deze geschiedenis af van modieusheid. Bijna alle verha len zijn gebouwd op een „vondst", op gewild-aandoende originaliteit, waarbij ontroering en betrokken heid van de auteur ver te zoeken zijn. In de meeste verhalen zijn de mannen en vrouwen gewoon lustdle- ren. Van moraal is geen sprake. Maar nu juist in dat laatste verhaal dat een echtbreuk tot onderwerp heeft, is dat bij de vrouw niet het geval. Bij de man wel degelijk. Maar hij is méér dan een lustdler, hij is een demon. In „Rode papaver" laat de auteur zien tot welk een verwoestende kracht schoonheid worden kan als zij in dienst van het kwaad gesteld wordt. Zeker op het gebied van de erotiek, op welk gebied verrukking en verlangen door de mens als bijna goddelijk ervaren worden. Resumerend moet ik zeggen, dat „Rode papaver" blijk geeft van een niet onbelangrijk talent. Maar in de meeste verhalen Is de auteur ver strikt in modieusheid en zucht naar. verkrampte, originaliteit. Piet Valkman: „Rode papaver". Bij Manteau te Brussel Den Haag. Paperback. Aantal pagina's 183. Prijs 16.90. Toen Van Oorschot begin dit Jaar twee nieuwe redacteuren van zijn literaire tijdschrift Tirade vaderlijk ten doop hield, veroorloofde hij zich en passant een sneer aan het adres van de „Rasters, Revi sors en Merlijnen" meer vouden, typerend voor zijn veralgemenend pathos -— die zich niet in de eerste plaats bezig zouden houden met „het leven", maar met „de leer". Het leven dan wel te verstaan als: Tirade, ofwel „die nooit ophoudende liefde en bezetenheid voor de litera tuur", en de leer als het tegen deel van praktijk: theorie. Nog afgezien van het feit dat „leven" en „leer" mij aller minst twee elkaar bijtende grootheden toeschijnen, ver simpelt Van Oorschot de za ken hier wel erg. De drie tijd schriften die hij noemt, als betrof het een soort, verschil len hemelsbreed van elkaar, maar komen in elk geval hier in met elkaar overeen dat er een ruime plaats in wordt (en werd) ingeruimd voor schep pend werk, voor „het leven". Dat zij het bovendien nodig acht(t)en tevens dat leven van een leer te voorzien (of de leer van een leven) pleit voor ze. Malaise Kees Fens stelde laatst vast dat het, in de malaise waarin onze lite ratuur verkeert, weer eens tijd wordt te ontdekken „dat alleen een centrale visie of filosofie, van waar uit gewerkt wordt, literatuur van belang kan opleveren". Met deze oproep tot „leer" van een momen teel door het „leven" wel erg op de proef gesteld literair criticus kan ik van harte instemmen. In dat perspectief bezien is het dan ook prettig dat we nu naast Tirade weer over het tijdschrift Raster kunnen beschikken, dat in 1972 op hield te verschijnen, na zes Jaar gangen onder redactie van H. C. ten Berge. Met de heroprichting van Raster gaat een redactie- uitbreiding gepaard: J. Bernlef, Pleter de Meijer en Jacq Firmln Vogelaar traden toe. Evenals vroe ger is Raster een kwartaaltijd schrift, nu echter alleen in de boek handel te verkrijgen. Abonnemen ten bestaan dus niet meer. Het is stellig niet zonder reden dat Raster herverschijnt. De redactio nele opvattingen, zoals die vroeger belichaamd werden In die ene re dacteur Ten Berge, sturen Juist aan op een samenhang tussen leer en leven. Voor Raster Is en was Omslag-illustratie van het eerste nummer van „Raster". literatuur een uiterst serieuze en ingrijpende aangelegenheid, waar ten slotte een maatschappelijke en levensbeschouwelijke optiek nauw mee verweven is. Precies het soort literatuur waar Raster zich voor Interesseert en die veelal „avant- gardlstisch" of „experimenteel" wordt genoemd, ontleent z'n on conventioneel karakter veelal aan een kritische houding op allerlei punten (taal, maatschappij). Dat bezorgde Raster in het verleden geen grote schare van lezers, zoals de tijdschriften ik citeer de re dactionele inleiding die elke keer „met een bloemlezing van min of meer geslaagd literair werk" ko men. Raster vraagt inspanning, ontwenning, een „nooit ophouden de liefde en bezetenheid" voor le ven èn leer. Gerichte aandacht Wat wil het nieuwe Raster precies? Het wil gerichte aandacht schen ken aan buitenlandse literatuur in kronieken en vertalingen). Dit eerste nummer heeft, onder auspi ciën van De Meijer, Italië op het oog. Oedlchten van Antonio Porta, een toneelstuk van Edoardo San- guinetti, een intrigerende studie van Alberto Asor Rosa over „Pi- nokkio" als beeld van de toenmali ge Italiaanse realiteit. De Meijer zelf geeft een helder overzicht van wat er de laatste jaren in Italië literair èn maatschappelijk gaande is. Voorts wil Raster plaats inruimen voor werk dat afwijkt van gangba re of voorspelbare procédés en dat een minder gebruikelijke verschij ningsvorm heeft". 8ybren Polet opent de rij met een voortreffelijk stuk tot verbeelding gemaakte rea liteit over de meesteroplichter Re- né M-, exempel van „een mens die een ander mens speelt" Louis Fer- ron de meest traditionele in dit gezelschap draagt een roman fragment bij. Bernlef schrijft „op z'n rasters" over het schrijven over het schrijven over een steen Voge laar geeft een uiterst gecompliceer de „terugblik op de vooruitgang" een tekst die zich niet een-twee drie laat interpreteren De dichters in dit nummer zijn hoe kan het anders Kouwenaar en Ten Ber ge. Het is niet zo dat al dit werk niet gestaan zou kunnen hebben In een ander literair tljdschrijft, maar het is wel goed dat het zich nu in dit ene Raster verenigt zodat er iets programmatisch vanuit kan gaan Het is overigens te hopen dat het Raster lukt op een verstaanbare manier het voornemen uit te voe ren dit soort werk met kritische beschouwingen („leer" dus) te be geleiden. Dat zou de polemiek en dus de standpuntbepaling in de Nederlandse llterlare wereld bevor deren. Tenslotte wil Raster ook andere kunsten aan bod laten komen. Rof Orthel schreef voor dit nummer een film-bijdrage. Veel verschil met het vroegere Ras ter in feite dus niet Wel drie. ver schillend denkende, redacteuren erbij En een andere tijd. Misschien wel een beter voor een programma tisch tijdschrift, want wat meer „leer" in het „leven" zou geen kwaad kunnen. Raster. Een driemaandelijks tijd schrift in boekvorm. Amsterdam, De Beiige Bij, 1977. Nummer 1. tntiende-eeuwse Hollandse vuurstolp die gelijkenis vertoont met het eerste model ttketel". met kruiswegstatie (Tegelen 19e

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 17