Boeiende roman van Siebelink J azztr ompetten op herhaling Een film in licht en donker L UNIEBOEK-TOPTIEN :unst Giftige bloembladen om een verdoofd insect door T. van Deel (ADVERTENTIE) De hen meesl gekochte boeken «n apnt t977 ATERDAG 7 MEI 1977 door Ruud Niemans 7 Hub»echt Olivet De complete Wi|nUefheMwr 16.90 (Van Oishoech) 8 Ed van dot Elsken Eye Love You (Van Hothcma A Warendorf) 9 H Bouma Ai» de natuur j« kef te 29.50 (Van Ho*erna Warendorf) Het debuut van J. G. Siebe link, de verhalenbundel „Nachtschade" (1975), over tuigde mij nog niet, al viel er moeilijk kwaliteit aan te ont zeggen. Het bleef dan ook niet onopgemerkt, maar net als bij Kooiman, wiens debuut „Ma nipulaties" lang niet slecht was. maar wiens daaropvol gende roman „Een romance" pas voor de doorbraak zorgde, zou Siebelinks nu verschenen roman „Een lust voor het oog" wel eens het bewijs kun nen leveren van zijn belang. Eindelijk weer eens een ro man die goed in mekaar is gestoken en die zich met na druk onttrekt aan het mini male waar we het de laatste tijd mee moesten doen. Overigens houdt men zijn hart vast bij het lezen van achternamen als Dunnewtnd. Lorijn. Reeb. Bispe- rink. Teeuwbek en voornamen als Volna en Else. Nadrukkelijker kan het al niet, en daarbij heet de hoofdpersoon maar liefst Jeroen Swijgman. Die andere J. S. de auteur speelt het toch klaar om met dit Bordewijkse gezelschap een roman op te zetten die zich. het blijkt, al uit de naamgeving, in we zen weinig realistisch voltrekt Kort gezegd komt het hierop neer de student Frans Jeroen Swijg man, arriveert in het Achterhoekse D.. terwijl de hete zomer aanhoudt. Hij is de nieuwe leraar aan de ma vo. Al gauw bemerkt hij dat in dit provinciedorp problemen van macht, haat. sex. drank, een alles overheersende rol spelen. Er heerst een voelbare terreur binnen het do centencorps. ontsproten aan een duister verleden. In dit angstaanja gende net van krachten raakt Swijgman verstrikt. Of verstrikt ei genlijk niet, want door zijn afzijdig heid blijft hij ook ongrijpbaar voor de destructieve invloeden. HIJ is een dromer, die in D. zijn verleden de dood van zijn vader en de relatie tot zijn moeder hevig voelt opdoemen. In feite is zijn aan wezigheid daar een kuur; hij onder gaat wat hij verdrongen had en rekent ermee af. Het hele boek door is er geen spoor van initiatief bij Swijgman merkbaar: hij laat zich uitnodigen, hij laat zich bezoeken en omstrelen door de fatale le raarsvrouw Else, die hem een lust voor het oog vindt, hij aanziet kortom zwijgend het toneel. Maar moet krabben Zij vraagt Swijg man zijn nagels te laten groeien. Swijgman is de uitverkoren, inner lijk verscheurde decadent, geïntri geerd door de ..chaos en dc verne dering". ook in zijn ordeloze klas. Van vroeger herinnert hij zich een voorval, hij werd Jong nog in de kelder door drie meisjes aange rand. „Ze gebruiken me. Zwijgend zijn ze bezig. Ze doen me pijn, maar ik haat ze niet. Haar schuld is het de moeder. T.v.D.). Zij. die nu in de serre is. Ik was slachtoffer. Ik was onschuldig. Ze hadden mij nodig om het kwaad te voltrekken. Dat gaf mij een uitverkoren gevoel. Maar in die kelder met zijn vochti ge, hete geur kreeg lk het beeld van wat mijn leven zou worden". Daar werd hij Swijgman. Ik ben ervan overtuigd dat „Een lust voor het oog" bij nauwkeurige herlezing niets van zijn boeiende werking verliest en meer van zijn ingenieuze verknoopte thema tiek prijsgeeft. Siebelink heeft zich naar mijn smaak met dit boek defi nitief als een belangrijke aanwinst voor onze literatuur laten kennen. J. G. Siebelink. Een lust voor bel oog. /Amsterdam, Athcneum/Loeb, 1977. 144 bil. 22.90. Scène uit The last Tycoon met links Elia Kazan We zijn eraan gewend ge raakt, dat de film zich bezint op zijn verleden. In verlerlei vormen hebben wij de ver schillende perioden uit de filmgeschiedenis opnieuw zien herleven, en vooral dat merkwaardige filmparadijs dat Hollywood heet. In dat opzicht kan Elia Kazans film „The last tycoon" niet zoveel nieuws brengen, al is de re constructie van filmmilieu en produktiewijze uit de dertiger jaren formidabel goed. Het boek waarop de film gebaseerd Is. ls de onvoltooid gebleven roman van Scott Fitzgerald, waarin de schrijver zijn ervaringen in Holly wood gestalte heeft gegeven. Het is allereerst het boek over een man, een mens. een filmproducer, Mun- roe Stahr, waarin Scott Fitzgerald de jeugdige, succesrijke producer Irving Thalberg portretteerde. Maar Kazan tracht niet er een slui tend portret van te maken; eigen lijk is Kazans stijlvolle en prachtig onderkoelde film een verzameling van momenten: fragmenten waar uit men zelf a.h.w. het portret moet maken. Het doet denken aan de wijze waarop Orson Welles de per soonlijkheid van Citizen Kane trachtte te achterhalen, al ge schiedde dat daar via telkens ver schillende waarnemingsperspectie ven. Maar veel meer doet „The last tycoon" denken aan de „Great Gatsby". de hoofdpersoon uit die andere beroemde roman van Scott Fitzgerald. Ook van Gatsby komt de lezer maar weinig te weten, hoe briljant en openbaar zijn le vensstijl ook is. En om Gatsby hangt diezelfde ijzige ontoeganke lijkheid die Munroe Stahr omringt. Zijn menselijke contacten zijn, zo dra ze niet betrekking hebben op film. schaars en oppervlakkig. Er is maar één ding waarvoor en waar door hij leeft: Film. Dat wordt heel duidelijk en een passage die nu eigenlijk al als Filmkroniek door dr. H. S. Visscher „klassiek" te benoemen ls: het ge sprek van Munroe Stahr met een schrijver (Donald Pleasance). die hoog van de toren blaast, maar niet beseft, wat film eigenlijk is. Stahr maakt hem dat duidelijk door een kleine „act" op te voeren waarin tekenend genoeg geen woord wordt gesproken. De schrijver wordt, zijns ondanks, steeds meer gefascineerd door wat hij zich voor zijn ogen ziet afspelen. Als Stahr de scène afbreekt, kan de schrijver zich niet weerhouden te vragen wat de functie was van een dollarstuk, dat in de handeling een mysterieu ze rol speelde. Stahr, glimlachend, vraagt aan een van zijn stafleden: „Waarvoor was dat dollarstuk?" Het antwoord luidt: „Voor de film Droommeisje Alleen al om dat antwoord mag de passage „klassiek" genoemd worden. Het confronteert de schrij ver en ons met een volkomen autonoom universum waarin vra- gen-van-buitenal eenvoudig dood lopen. Stahrs succes berust op zijn bezetenheid door Film; ln en vla film tracht hij Iets te achterhalen dat in het heldere daglicht van „het gezond verstand" onachterhaal baar en zelfs onbestaanbaar is. Wat precies beweegt hem? Waarnaar ls hij óp zoek? Een gedeelteljk antwoord vinden we in het „droom meisje" dat op een gigantisch de corstuk een afgodsbeeld de studio komt binnendrijven, als die tengevolge van een aardbeving on der water ls gelopen. Hij zet alles in het werk om haar te vinden, maar zijn avontuur met haar is in de meest letterlijke zin des woords vluchtig: het vervluchtigt zodra het blootgesteld wordt aan de dag realiteit. Hij beleeft dat avontuur in zijn in aanbouw zijnde villa aan de kust; er staan alleen maar een paar muren men kan raden hoe de villa zal worden,-maar er lijkt eigenlijk helemaal niet aan ge bouwd te worden. Later in de film wordt duidelijk gesuggereerd dat dat mogelijk ook niet gebeuren zal. Zomin als het Stahr zal gelukken wezenlijk gestalte te geven aan dat waarnaar hij wezenlijk op zoek ls. met. name in dit liefdesavontuur. Het shot waarin Stahr in de vroege ochtend het meisje terugbrengt bij haar autootje, heeft de ontnuchte rende sfeer waarin een filmbezoe ker weer ln de alledaagse werkelijk heid terugkeert een sfeer die benadrukt wordt door het hoge standpunt van waaruit de camera de in verschillende richtingen uit- eenrljdende auto's waarneemt. Expressief en functioeel is ook het kikvorsperspectief waarin als In zet van de aardbeving de scheu ren ln het plafond van Stahrs ap partement worden waargenomen: vóórsignalen van Stahrs onder gang. De vervluchtiging van zijn Droom het „droommeisje" dat hij tijdens de aardbeving ontmoet, verdwijnt definitief uitzijn leven zal hem ln zijn confrontatie met de communistische advokaat van de pas opgerichte bond van schrijvers zo bot en agressief maken, dat hij daarmee het eind van zijn carrière bezegelt. De geldschieters vrezen een bot sing met de schrijversbond en zet ten Stahrs voorlopig op nonactlef. Dat is zijn einde We zien hem ver loren gaan ln het duister van een reusachtige studiohal die hij bin nenloopt, en terwijl we hem uit het oog verliezen, hebben we het gevoel hem nooit gekend te hebben. Hij is een „geheim" gebleven. Het eindshot werkt vooral zo sterk door het voorafgaande shot: een zeer groot totaalbeeld in vogelperspec tief waarin we Stahr na zijn ont slag zien lopen door een volstrekt lege. rechte „straat" tussen twee studio's. Het beeld is overmatig helder, waardoor de kleur iets gla zigs krijgt, de lijnen zijn hard en scherp; het ls een beeld waarin na drukkelijk niets „onduidelijk" is. Die tegenstelling is typerend voor de totale structuur van Kazans Film, waarin „duister" met name ln de liefdesscène ln Stahrs villa steeds wisselt met het overmatige zonlicht op het studioterreln. Helemaal bevredigend werkt die stylerlng van het dag- en nachtas pect van Stahrs persoonlijkheid niet, doordat hij ln het daglicht dus ln zijn werk als de machtige filmproducer tè terughoudend en daardoor te vlak blijft. Te zelden wordt hij voor ons duidelijk „the last tycoon", de man van de grote filmbuslness uit de dertiger jaren, 'De film krijgt er iets ijzigs, iets glasachtigs door, al dient er bij gezegd te worden dat dat nu Juist óók de „toon" ls van Fltzgeralds werk. Maar ln de film blijven de twee aspecten tè onderscheiden, te veel onafhankelijke comple menten. Eigen toon Y De afstandelijkheid waarmee het geheim van een Droom verbeeld wordt dat geeft de film zijn heel eigen toon. Het is geen film die warmte verspreidt, maar hij intri geert en fascineert. Typerend ls het fragment waarin tijdens de verto ning van een film ln de showroon, de „cutter" van de film aan een hartverlamming overleden blijkt te zijn. zonder dat iemand het ge merkt heeft. „HIJ wilde zeker de film niet storen", zegt een van de aanwezigen, als men het ontdekt. Wie op zo'n manier de allesbeheer sende rol van het geheim van „Film" aan de orde stelt, doet dat uiterst afstandelijk, bijna ongeloof waardig Waar weer tegenover staat dat de stukken film die in de stijl van die dertiger jaren gemaakt zijn de barscènc tussen Tony Curtis en Jeanne Moreau bijvoor beeld juist weer tonen, hoezeer de film in de huid van het Film geheim kruipt. Ook op die manier draagt de film de ambivalentie die kenmerkend is voor „the last ty coon". 1 Ch Wtvtorg/W Trees Van Dol la Oinsdag tol Bevrijding 19.50 (De Haan U-boefc) 2 Rien Poortvhet en Wrf Huygen Leven en Werken ven de Kabouter «9.50 (Van Ho*erna Warendorf) 3 WonderbeerHjk Dtergedreg «9.50 (National Geog»apNc Sooety-Oe Haan) Ou R H J KJo» Archeologisch Reisboek voor NedeHend 32 SO 'FOwte-Van Dishoeck) s y««0W«»> ln Vaarreciemem (Oe 8 6 Han Peekei Ven Wandluis lol Landhuis 29,90 Lou Bandy (Boek en Langspeelplaat) (Oe Gootse Uitgevent) 'MO Illustratie op omslag 'Een lust voor het oog' aan het slot gaat hij over tot ver bluffend Ingrijpende handelingen Hij steekt maar liefst het schoolge bouw ln brand, en verdrinkt vlak daarvoor nog een visser in de rivier en daar weer voor was hij willig moordwerktuig in de handen van Else. Hij wordt waarlijk een dood en verderf zaaiende gast, die ln de laatste alinea „opgenomen" in de lucht uit het dorp D. ver dwijnt, uit de roman verdwijnt. Siebelink heeft de morbide, hitsig- overspelige sfeer van D. voortreffe lijk voelbaar gemaakt. Soms ls zijn stijl wat stroef, maar op een ander moment weer uiterst sensibel en spannend. De tekst wacht in de hitte op een ontlading, op verschil lende bladzijden van de roman poetst de lijkbezorger Jacob Pros per zijn auto glanzend op en dat doet al veel dood aan het slot ver wachten. Er zou meer in detail over kenmer ken van dit boek te zeggen zijn. Vrouwen, bij voorbeeld, zijn fatale vrouwen, groene slangen. Else ten minste. Haar magere armen sluiten om Je heen „als giftige bloembla den om een verdoofd insect". Sex vindt vooral vla haar hoofd plaats, waar de overspelige Dunnewlnd met een stalen borstel over heen heruitgaven, die we van Prestige. Riverside. Blue Note kennen en waarmee huidige platenconcerns via de officiële markt tegenspel bieden aan de florerende en hiaten-opvullende postorderbranche. Ik moet zeggen, de Emarcy Jazz Series zijn verpakt in zeer smaakvolle albums met pentekeningen van Bob Ziering gelijk kunststukjes. De Brown-lp's bevatten opnamen van de eerste week van augustus 1954 (zowat elke dag) en van 23 februari 1955. Deze laatsten (met o.m. „Gerkin for Perkin" en ..Land's end verschenen samen met titels van de augustus-produktieslag op de lp „Study in Brown". De opnamedata kloppen redelijk, al noteert Jepsen de sessie van 5 aug. vijf dagen later. Naast Brownie lanceerde Phonogram dubbelaars van Gene Ammons, Cannonball Adderley, Dinah Washington. Buddy Rich en Maynard Ferguson. Op de laatste twee zit niemand te wachten, op die van „Jug" en „Cannonball" kom ik binnenkort terug. Clifford's voorganger Brown's voorganger in meer dan een opzicht was Theodore's Fats' Navarro, wiens korte, doch hevige glansperiode viel tussen 1945 en 1950. Een perfecte, door Gillespie en Eldridge geïnspireerde bopper van het tweede uur, die vooral schitterde in groepen van pianist-arrangeur Tadd Dameron. Musidisc bracht live-opnamen met laatstgenoemde uit, gemaakt in Birdland, New York, in 1949. De andere musici: Lester-discipel Allen Eager (tenor) en Dameron's reguliere ritmesectie: Curley Russel (bas) en Kenny Clarke (drums). Het repertoire bevat zulke bekende stukken als „The Squirrel", „Good Bait", „Tadd Walk" en „Our Delight". Behoudens enkele uitschieters van Eager en Navarro o.m. in ..Anthropology" en „Tadd Walk" blijft het niveau van de muziek duidelijk ten achter bij de Roost-opnamen. een jaar daarvoor. Navarro ontbreekt op sommige stukken, waar een anonieme trombonist hem vervangt, maar dat zal wel verband hebben gehouden met zijn slechte conditie Navarro leefde snel. hevig, was door drugs en tuberculose in juli 1950 al op 26-jarige leeftijd aan het eind van zijn aardse rit. (Jazz Anthology 5176). Tenoren-sessions In de „Blue Note-reïssu series" rest mij nog aan te bevelen de dubbel-lp „Blowin" sessions", waarin een gelijknamige lp van Johnny Griffin en „Blowing in from Chicago" met John Gilmore en Clifford Jordan werden samengetrokken. De opnamen dateren van maart en april 1957 en laten hevig swingende, pikzwarte hardbop horen metextroverte tenoren (Griffin, Coltrane Mobley op rij), opgezwiept door Messenger Art Blakey (drums) geleide ritmesecties. Op de Griffin-lpzijn dat voorts Wynton Kelly (piano) en Paul Chambers (bas), op de andere Horace Silver (plano) en Curley Russell (bas), ook niet mis. Blowers o.m. vanuit Chicago de Newyorkse scene nieuw leven inblazend hadden het toen voor het zeggen. Grif fin laat zich op de eerste plaat nog horen zoals we hem ook in Mokum leerden kennen. Achter zijn eigen super snelle chorussen aan struikelend, nijdig achterom kijkend naar die toch bepaald niet middelmatige Europese begeleiders, die hij zijn rebelse tempi liet uitzweten. Nu woont hij lekker bij ons, in Holland, 49 Jaar oud. Wat minder snel. dat wel 10 Saul Bellow Nasi Jeruzalem en terug (Agaihon) (Verkiiigbair m efte öoikhtnaei) Max Roach Trompettist Clifford Brown verloor in de ochtend van de 26e j uni 1956 zij n pas 25-j arige leven bij een auto-ongeluk ergens in de buurt van Philadelphia. De crash nam tevens de levens van pianist Richie Powell, minder getalenteerde broer van Bud, en diens vrouw Nancy. Verbijsterd incasseerde de jazzwereld deze slag. drummer Max Roach had geen kwintet meer. De zoveelste legendevorming rond sweet" Brownie dit keer kon een aanvang nemen. De vriendelijke, onberispelijk levende Clifford was méér dan zo maar een trompettist tussen Dizzy en Miles in. Via eerstgenoemde en o.m. Art Blakey en Tadd Dameron, werd hij in '53 co-leader van het nogal heterogene kwintet, waarin de beschuit-droge tenorist Harold Land, genoemde Powell, bassist George Morrow de muzikale waterdragers waren van hem en de exact, maar toch wat monotone mitraillades van slagwerker Roach. Gave techniek Brownie's gave techniek en toonvorming stonden model voor reeksen navolgers, maar het niveau van zijn trompetchorussen schommelde dikwijls tussen vloeiende melodische figuren en stereotiep manierisme. Plus- en minpünten. die bepaald werden door enerzijds de mediumtempotstukken (Joy Spring Daoud, Jordu) en de hazewindraces die geen muzikale spaan heel lieten van b.v..Sweet Clifford" en „I get a kick out of you". Phonogram voegde zich met een zestal dubbel-lp's van Emarcy (Mercury, voor wie dat rustig spelt) gewillig in het koor van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 27