m
been zelfbeklag in Guzels herinneringen
Beelden van de Borobudur
De hel vlak bij ons
Helder boek van de vrouw van Amalrik
RDAG 30 APRIL 1977
Trouw/Kwartet
21
'joor Louis Smit
)at Guzel, de vrouw van de
Russische dissidente schrij
ver Andrej Amalrik, schilde-
ijen maakt, wist iedereen al.
j 3un „verbanning" naar Ne-
Ierland uit de Sowjet-Unie,
paar Andrej vanaf 1965 bijna
lan één stuk in gevangenis-
jen en werkkampen zat, werd
Vertraagd doordat het
tchtpaar aanvankelijk niet
ille schilderijen van Guzel
meenemen.
t>at Guzel ook schrijft, zal voor
reien een nieuwtje zijn. Hoewel. Zij
ódden het kunnen weten. Vrijwel
iedere dissidente Rus bezit het ta-
jent om iets overzichtelijk op pa-
bier te zetten, ook als hij het schrij
ven niet als professie beoefent. De
bioloog Boekowski en de natuur
kundige Sacharow schrijven zelfs
begrijpelijk dat de Sovjet-
feutoritelten er zenuwachtig van
porden.
Het boek van Guzel Amalrik heet
^.Herinneringen aan mijn kinderja
ren" en is van alles wat. Het is een
feportage, het neemt hier en daar
duidelijk politieke stelling, het is"
goed en helder geschreven en het is
„literair". De geleerden zijn het er
nog steeds niet over eens wat nu
het literaire aan de literatuur is,
maar wat als een paal boven water
staat, is dat dit boek geheel past in
de zo onbetwist aanwezige traditie
in de Russische letterkunde, de tra
ditie van de zogenaamde mémoi-
renliteratuur. „Mémoires" van Der-
zjaw in, „Herinneringen" van Aksa-
kow, „Gebeurde dingen en gedach
ten" van Herzen, „Mémoires" van
Nadezjda Mandelsjtam het zijn
allemaal reportages van stukjes
Russisch leven die op speelsere en
tegelijk veel duidelijkere wijze de
geschiedenis schilderen dan een
historisch handboek dat zou kun
nen doen.
„Herinneringen aan mijn kinderja
ren" met de aperte verwijzing
naar „Kinderjaren" van Leo
Tolstoj doet op die manier ver
slag van het Russische leven van
de laatste decennia. Het boek heeft
drie delen. Het eerste deel, dat zijn
naam gaf aan het hele werk, behan
delt de Jeugd van de schrijfster
voordat zij met Andrej trouwde.
Het tweede deel, „Brief uit Siberië"
getiteld, gaat over het verblijf van
beide echtelieden in het ballingen-
dorp Goerjewka. Het derde gedeel
te heet „Weerzien in het kamp" en
beschrijft een weerzien van drie
dagen van Guzel met haar man in
het werkkamp van Talaja.
Geen zelfbeklag
Als er iemand een moeilijke Jeugd
heeft gehad, dan heeft Guzel Amal
rik dat wel. Zij werd op 11 januari
1942 geboren in een Tartaars dorp
aan de Wolga. Om niet van de hon
ger om te komen verhuisde het
gezin naar Moskou, toen Guzel één
Jaar was. Vader werkte als stoker,
moeder als schoonmaakster, en zij
verdienden maar nauwelijks ge
noeg om de huur van één kleine
kamer te kunnen betalen en zes
monden Guzel had nog twee
zusjes en één broertje te vullen.
Een tweede moeilijkheid was het
feit dat de Russen de Tataren
vijandig gezind waren en hen als
het ware discrimineerden. Daarbij
kwam voor de kinderen nog de on
prettige omstandigheid dat vader
hen er dikwijls ongenadig van
langs gaf met een soldatenriem.1
Opvallend is dat de schrijfster zon
der verbittering of zelfbeklag over
deze moeilijke tijd schrijft." Ze re
gistreert slechts koelbloedig en de
lezer moet zelf maar uitmaken wat
hij ervan vindt. Dat maakt het
boek ook zo interessant.
Wie denkt dat „Herinneringen aan
mijn kinderjaren" alleen maar na
righeid bevat, heeft het mis. Er
zitten heel wat komische passages
in. Bijvoorbeeld die waarin Guzel
met kinderlijk onbegrip de liefdes
daad van haar ouders gade slaat:
„een hoge berg op het bed, haast
tot het plafond, die rees en daalde
en waar vulkanische geluiden uit
kwamen". En die waarin verteld
wordt hoe vader gewoonlijk het be
narde stilzwijgen na een echtelijke
scheldpartij verbrak door het laten
van een wind.
Ontroerend is hoe ze over de
krankzinnigheid van haar zusje
Sonja vertelt. Die Sonja was dol op
een grammofoonplaat van Robertl-
no Lorettl. Op een dag stond ze met
haar oor tegen de muur en zei:
„Kom eens luisteren, er praat ie
mand in de muur." Toen Guzel ook
even luisterde, zei Sonja: „Einde
lijk heeft hij me gehoord, mijn Ro-
bertlno, hij is het, hij zegt tegen mij
dat hij me gauw komt halen. Hij
heeft me horen zingen en ls er ver
rukt van, hij is vast van plan met
me te trouwen en dan gaan we
samen zingen in Italië." Ze schreef
ook gedichten voor de Italiaanse
zanger en gaf ze steeds aan Andrej
met het verzoek ze in Italië uit te
geven. Elke keer wanneer ze hem
vroeg of ze al verschenen waren in
Italië, knikte hij maar geruststel
lend van Ja, en dat maakte haar
blij.
Hier en daar krijgt de Sowjet-
regerlng een honende opmerking
naar haar hoofd: „Vrouwelijke pa
tiënten van psychiatrische inrich
tingen moesten beddegoed, gor-
deltjes en bustehouders maken.
Dat ging allemaal naar de winkels
tot vreugde van de Moskouse vrou
wen, want fabrieken houden zich
liever niet bezig met zulke kleinig
heden als bustehouders; die zou
den hun produktieplan maar in de
war sturen". Ze heeft ook geen
goed woord over voor de Russische
feesten. Dat zijn maar feesten
waarop de Russische burger zich
bezat vanwege al die saaie parades
en redevoeringen. ZIJ maakten Gu
zel eerder bedrukt dan blij:.zolang
die revolutionaire feestdagen duur
den wilde ik maar één ding: slapen,
en dan wakker worden en rustig
blij zijn met iedere nieuwe dag".
Verbanning
De „Brief uit Siberië" is op 25 no
vember 1965 geschreven in het Si
berische dorp Goerjewka, waar
Andrej heen was verbannen en Gu
zel hem was gevolgd. Ze vertelt hoe
eigenaardig sommige ballingen le
ven. „Het komt voor", schrijft ze,
„dat een nog heel Jonge man samen
leeft met een oude vrouw uit het
dorp. HIJ heeft zijn vlees en zijn
bier en een dak boven zijn hoofd en
met het oudje redt hij het wel bij
een stevig glas." Ze maakt zich een
beetje ironisch bezorgd om de
omstandigheid dat zij „in zonde
leeft met Andrej", daar hun huwe
lijk nog niet is geregistreerd.
In de winter van 1971 mocht Guzel
drie dagen op bezoek bij Andrej,
die toen in de nederzetting Talaja
werd afgebeuld in een strafkamp.
Een verslag van dit weerzien na
lange tijd vindt men in „Weerzien
in het kamp". Het verhaal werd
verleden Jaar in Utrecht geschre
ven, waar de Amalriks momenteel
wonen en Andrej tweemaal per
week een college Ruslandkunde
geeft aan de universiteit. Dat weer
zien had heel wat om het lijf: fouil
leringen, verhoren, lang wachten.
Uit het verhaal kwam ik te weten
dat mijn leermeester Karei van het
Reve een brandkast bezit. Ik weet
niet wat hij daarin allemaal be
waart, maar in elk geval een brief
van Andrej uit Talaja. die Guzel
„diep ln haar verstopt" had in ver
band met de fouilleringen en zo het
kamp uitsmokkelde en naar Neder
land verzond.
Het slavistenechtpaar Van het Re
ve staat bekend om zijn vlotte en
zeer leesbare vertalingen. Deze
keer is Karei niet aan het werk
geweest, maar zijn vrouw Jozlen.
Zo hoort het natuurlijk ook, want
een vrouw kan de zieleroerselen
van een andere vrouw nu eenmaal
het beste interpreteren. Als deze
theorie Inderdaad juist is, kan
Alexander Milnninghoff dubbel
trots zijn op zijn uitstekende verta
ling van „Weerzien in het kamp".
„Herinneringen aan mijn kinderja
ren", Guzel Amalrik,
Vertaald door Jozien van het Reve-
Israël en Alexander Münninghoff,
G. A. van Oorschot/Amsterdam 238
blz., 18,90.
Louis Smit is student Slavische taai
en letterkunde.
door G. Kruis
„Borobudur Kunst en reli
gie in het oude Java, tot 4 juli
in het Rijksmuseum te
Amsterdam. Vooropgesteld:
het is een rondpit unieke ten
toonstelling, waar je
kunstwerken kunt zien, waar
van Je nooit verwacht had ze
ooit in een Nederlands mu
seum te zullen aantreffen.
Beelden en reliefs van het we
reldberoemde Buddhistische
heiligdom Borobudur.
Als ik toch enigszins teleurgesteld
was, kwam dat door de herinne
ring, de diepe indruk, die de Boro
budur jaren geleden op me ge
maakt heeft, toen ik daar uren ln
de kokende hitte over de galerijen
heb gedwaald. Gewoon als nuchte
re Nederlandse bekijker van exo
tische bouwkunst en beeldhouw
werk en zeker niet als een buddhis
tische pelgrim.
Maar evenmin als je christen hoeft
te zijn om ontroerd te worden bij de
aanblik van de kathedraal van
Chartres, hoef Je ook geen oosterse
godsdienst aan te hangen om be
paald te worden bij het feit dat de
Borobudur niet zo maar een prach
tig bouwwerk ls, maar bedoeld was
als een heiligdom. Het moest de
buddhistische gelovigen inspireren
tot een betere levenswijze en een
hogere moraal.
Buddha en vele andere heiligen ga
ven het voorbeeld. Hoe, is te volgen
langs de galerijen, kilometers ach
tereen, door 1460 verhalende en
dan nog eens 1212 decoratieve
reliefs.
En dan zijn er nog de Buddha-
beelden, 72 in de stupa's (een klok-
vormige stolp, die geperforeerd is
om een blik te kunnen werpen op
de beelden binnen) en dan nog eens
Een fragment van een reliëf uit
de 9e eeuw. Het is mogelijk dat
de vrouw prinses Sita is, de
echtgenote van Rama uit het
epos Ramayana. Zij is door de
demonenvorst Ravana naar
diens eiland Lanka ontvoerd.
Na veel avonturen wordt zij
door haar echtgenoot met hulp
van een apenleger bevrijd, foto
links.
'432 in verschillende formaten in de
vele nissen.
En dat was de oorzaak van die
eerste teleurstelling: hier op de ten
toonstelling staan ze ook al om
het enorme gewicht, gezamenlijk
17.000 kgzo goed mogelijk te verde
len ogenschijnlijk wat willekeu
rig verspreid in de grote zaal. Niet
ln nissen of stupa's en dat doet
allemaal een beetje kaal aan en
herinnert helemaal niet aan die
grootse belevenis van destijds.
Teleurstelling dus en zeker geen
kritiek, want het is alleszins een
zeer bijzondere expositie, waarvoor
het initiatief werd genomen door
de Belgische regering ter gelegen
heid van het bezoek van het Bel
gische koningspaar aan Indonesië
in 1974.
Ze kwanten toen op het idee een
aantal van de mooiste beelden en
reliefs, die ln verband met de ingrij
pende restauratie van het bouw
werk toch verwijderd moesten wor
den, in Europa tentoon te stellen.
Brussel kreeg uiteraard de primeur
en na Amsterdam gaat de expositie
nog naar Oostenrijk, Duitsland en
waarschijnlijk ook nog naar de
Scandinavische landen.
Vakmanschap
Er zijn stukken bij, die je de adem
doen inhouden, zo verstild zijn ze
soms, zo ongelooflijk mooi, zo'n
kop van een godheid b.v., af
komstig van een tempel uit Yogya-
karta of de kop van Manjushri. Je
staat ook telkens weer verstomd
over het grandioze vakmanschap,
niet alleen van die beeldhouwers
uit de 8ste eeuw, maar ook van de
fijnzinnigheid en de creativiteit
van de goud- en zilversmeden.
Want hun gereedschap zal toen,
eeuwen geleden zeker niet beter
zijn geweest dan het materiaal wat
b.v. nu nog steeds gebruikt wordt
bij het vervaardigen van het toeris
tisch populaire Djokja-zllver: en
dat is eigenlijk alleen maar een
'hamertje, een oude schroeven
draaier en een tangetje.
Je ontkomt er niet aan, steeds word
Je, misschien wel te sterk, bepaald
bij dat grote vakmanschap en dat
zal voor een goed deel zeker een
gevolg zijn van het gebrek aan con
tact met de geesteswereld, die ach
ter dit alles staat.
„Manjushri"j een beeld uit het eerste kwart van de 10e eeuw,
massief zilver. Uit het Centraal Museum, Jakarta.
Zo heeft ieder gebaar van de
Buddha's een uitgesproken beteke
nis: je hebt, om een paar voorbeel
den te noemen, Bhumi-sparsa-
mudra, dat is het gebaar van het
tot getuige roepen van de aarde;
Varada-mudra en dat heeft te ma
ken met het verlenen van gunsten;
Vitarka-mudra ls de handhouding
van het betoog en Dhyana-mudra
de handhouding van de meditatie.
Zo zijn er nog talloze gebaren en
vormen en alles heeft zijn eigen
plaats en betekenis.
Daarom is er veel aandacht be
steed aan de begeleiding van deze
tentoonstelling. Niet alleen in de
uitstekend verzorgde catalogus
12,50) maar ook door een infor
matiecentrum aan het begin van de
tentoonstelling, waar veel te lezen,
te horen en te zien is over de ge
schiedenis en de achtergronden
van het buddhisme en hinduïsme.
Tenslotte nog wat zakelijke gege
vens: het museum is dagelijks van
10-17 en op zon- en feestdagen van
j 13 tot 17 uur geopend. De toegangs
prijs is 3,-; in de weekeinden en op
feestdagen 2,-; kinderen tot 16
jaar onder geleide en 65-plussers
gratis.
In de David Roëllzaal wordt iedere
dag, vanaf 11 uur ieder heel uur
(behalve 13 uur) de film „Borobu
dur" vertoond.
Niet op woensdagen, want dan zijn
er om 14.30 speciale voorstellingen,
zoals een gamelan-concert, een wa
jangvoorstelling of een (ander)
filmprogramma.
„Misschien word ik
gearresteerd. Maar ik moest
dit boek eenvoudig schrijven-
Ik zou anders niet verder
hebben kunnen leven." Dit
schreef Reiner Kunze aanzijn
Westduitse uitgever.
Kunze is een Oostduitse auteur en
het werk waarover het gaat, ls „Die
wunderbaren Jahre" dat in 1976 ln
West-Duitsland is uitgekomen en
thans als „Geweldige Jaren" ln
Nederland verschenen is. Ik heb de
laatste Jaren veel over
dissidenten-literatuur geschreven,
zoveel zelfs dat ik er tegenop zag,
opnieuw een boek van een
dissident, ditmaal van een
schrijver uit de DDR, onder de
aandacht van mijn lezers te-
brengen. Maar hoe blij ben ik, dat
ik niet geweigerd heb, het werkje te
bespreken. Ik vind het geen wonder
dat de auteur na het verschijnen
van dit dunne boekje uit de
Oostduitse schrijversbond is
gestoten, want het geeft in
merendeels zeer korte schetsjes
een werkelijk onthutsend beeld
van de samenleving ln
Oost-Dultsland, en met name van
de ideologische druk die op
leerlingen van middelbare scholen
wordt uitgeoefend. Anders dan de
boeken van Russische dissidenten
is dit boekje vlot leesbaar, ls de
documentatie summier en wordt
de aandacht vooral gevestigd op de
indoctrinatie van de Jeugd, en niet
op de ook ln de DDR bestaande
hemeltergende juridische
hypocrisie en de machtswellust
van een brute élite.
Die beide voelt men echter wel
degelijk als achtergrond. Men kan
de vraag stellen of hier wel van
communisme sprake ls. Dit is
grotendeels een
kamergeleerden-vraag. Want het
militairistlsche fascistoïde
Oostduitse regiem verschilt maar
weinig van het echte fascisme en
verschilt eveneens maar weinig van
het Sovjet-communlsme.
Er zijn uiteraard verschillen. Het
fascisme heelt altijd de bestaande
door J. van Doorne
kapitalistische machten in de
kaart gespeeld en het communisme
bevordert het staatys-kapitallsme.
Vooral het communisme vertoont
echter religieuze trekken. Doch
beide regiems geven vrij baan aan
op macht beluste fanatici.
Het is al duizendmaal gezegd en
moet nog duizenden malen gezegd
worden, dat de belde regiems
volstrekt hypocritisch, Ja.
demonisch zijn, want ln naam van
de humaniteit wordt door een
kleine ambtenaarlljke en
bestuurlijke kliek een terreur
uitgeoefend over de enkele mens.
De enkele mens wordt vernietigd,
zogenaamd om de mensheid
gelukkig te maken. In
werkelijkheid gaat het om de
bevrediging van machtslust,
machtswellust van een élite.
Ontstellend
Kunze laat hiervan ontstellende
voorbeelden zien. De enkele mens
die zichzelf wil zijn, houdt geen
plek meer over waar hij dat kan
zijn. Kunze, die niet een reactionair
is, maar een voorstander van een
communisme met een menselijk
gezicht, geeft aan zijn boekje het
volgende motto mee: „Omdat we
alléén het nest van onze vleugels
hebben". Een heel Juist motto. De
vrije mens heeftin dictatoriaal
geregeerde landen geen nest meer.
Slechts vleugels.
Het motto ls ontleend aan de
Zweedse, veelal cryptisch
schrijvende dichter Erik
Llndegren. Het boek noemt hem
Llndgren, een kleine maar toch wel
erg storende fout, omdat in de
Europese cultuurgeschiedenis ook
Lindgrens voorkomen.
Behalve de schetsjes die de
indoctrinatie en intimidatie op de v
middelbare scholen tot onderwerp
hebben, bevat het boekje ook een
aantal uit het Tsjechisch vertaalde
gedichten en een aantal schetsen
die een beeld geven van het huidige
Tsjechische regiem, dat dan van na
Dubcek. De auteur is na de inval
van de Russen in dat land geweest.
De schetsen maken de diepe woede
van het Tsjechische volk duidelijk.
En ook het nog steeds levende
taaie ondergrondse verzet tegen de
Russische overheersing. De
verfljnd-smerige Russische
propaganda om de landen van het
Warschau-pact te doen geloven,
dat het Westen een inval in
Tsjechoslowakije beraamde, wordt
duidelijk aan de kaak gesteld. De
impressies van de Russische inval
zijn niet minder boeiend dan die
van het leven ln de DDR.
Aan dit zeer belangwekkende
werkje zijn verklarende noten
toegevoegd.
Om mijn lezers een indruk te geven
van de wijze waarop de auteur de
burgers van de DDR
karakteriseert, citeer ik hier de
korte schets „Mens" waarin zowel
de indoctrinatie duidelijk wordt als
de diep ln de mens levende
individualiteit. De „ze" is een
scholier.
„De mens! De mens" zei ze, in
hevige verontwaardiging over het
idee dat Je iets zou meten met de
maat van alle dingen. „Wat is de
mens?! Niet eens een virus! Denk
alleen al aan ons melkwegstelsel.
En hoeveel melkwegstelsels zijn er
niet!" Maar op een
maandagmorgen loopt ze niet
eens een virus onder twee vrije
lesuren van de ene
grammofoonplatenzaak naar de
andere en vraagt naar het concert
voor twee clavecimbels en
strijkorkest in c. kl. t. van Bach, B
W V 1060, dat ze de vorige dag
gehoord heeft.
Reiner Kunze: „Geweldige jaren".
Oorspronkelijke titel: „Die
wunderbaren Jahre". Vertaling van
Tom Graftdijk. Bij De
Arbeiderspers te Amsterdam.
Paperback. Aantal pagina's 143.
Prijs: li,m. Het boek werd
bekroond met de Trakl-Prijs 1977.