'ositief denken in de politiek De weer het rechte pad mei vieren in de kerkdienst? Niet terug naar Genève? Paul de Groot bezoekt Moskou 7"£AG 59 APRIL 1977 BINNENLAND TROUW/KWARTET P 11 - RHS 13 mijn artikel „Zal het CDA ihzelf onmogelijk maken?'' ageerde iemand uit de chtervleugel van de AR: u moet psequent zijn en zeggen dat jlgens u het CDA zich nu al .mogelijk maakt. Daar zit iets in. et pas als het CDA met de VVD at regéren, maar reeds als het ze onmogelijke mogelijkheid Irft openlaten, neemt het zijn gen antikapitalistische tgangspunten niet meer serieus. ituurlijk is de afstand tussen ID en CDA niet zo groot als die ssen De Telegraaf en het angelie. Er zijn punten van ereenstemming tussen liberalen christen-democraten zeker in in gedrag, maar ook in hun Dgram: de afschrik-defensie mag el wat méér kosten dan het ld2rzoek naar een alternatieve •erbaarheid. En er is ook binnen t CDA een minder ^gesproken, meer intuïtieve •erstand tegen het overschrijden n de grenzen van het bestaande Ciaal-economische stelsel, larvan Van Agt, wel of niet wust, de exponent werd bij de ibinetscrisis. aar zelfs Andriessen heeft wel ns gezegd (in 1973): een (idelijke meerderheid van onze jctie voelt voor samenwerking et de PvdA, qua affiniteit, qua ilitiek denken, al zei hij lelijk dat hij partnerruil in de Ilitiek normaal vond wat dan |er vragen oproept over die jiniteit. ïntjes zei in diezelfde tijd: als je Ikt naar de problemen die we nog pgdurig zullen houden, zal menwerking met de PvdA meer inknopingspunten bieden dan et de liberalen. üerdaad, waar moetje anders naar kijken dan naar de problemen? Alleen met progressieven kan het CDA bereiken dat er belasting op vermogenswinst komt, waarvoor zelfs de KVP pleitte (tegen speculanten en ongerechtvaardigde winsten) en dat levering van uranium aan Brazilië niet doorgaat (omdat wij dan zouden meewerken aan de levering van de totale kerncyclus aan andere landen die op korte termijn kernwapens kunnen maken). Alleen met progressieven kan het CDA met de feiten aantonen, dat Wiegel in een andere wereld leeft, als hij Nederland „economisch een puinhoop" noemt. Waarom kan het CDA dan toch de blik naar Wiegel wenden en dus afwenden van de problemen (Aantjes) en van de affiniteit met de PvdA (Andriessen) en van het eigen program? Daar zit niet het Turkse spreekwoord achter: als je op een smal paadje een berin tegenkomt, moetje „lief tantetje" tegen haar zeggen. Het is ook moeilijk te geloven, dat het CDA zich tegen zijn zin naar de VVD zou laten manoeuvreren door de „spijkerharde afspraken" van Den Uyl, die nu juist voor hem de enige mogelijkheid waren om een herleving van de oorlogstoestand tussen PvdA en KVP (CDA) te voorkómen. Er is kennelijk binnen het CDA zelf een stroming die „qua affiniteit" wel iets voelt voor samenwerking met de VVD. Uit het CDA-program kijkt Goudzwaard ons aan, die in zijn boek „Kapitalisme en Vooruitgang" aantoont, hoe fel men vanuit een calvinistische traditie zich kan keren tegen de gronslagen van onze maatschappelijke orde, zodat het door Okke Jager duidelijk wordt dat kapitalisten en anti-kapitalisten niet in één partij thuishoren en zelfs niet in één kabinet. Maar het CDA als overkoepelende organisatie heeft méér gezichten zoals dat van zuivelvooizitter Zijlstra, die de uitspraak dat alleen een anti-kapitalistisch CDA geloofwaardig is. onbegrijpelijk noemde. En volgens Steenkamp zou er tussen al die verschillende gezichten ook nog wel plaats zijn voor het strenge gelat van Klaas Beuker. Wie straks zal merken dat zijn stem op het CDA tegen zijn zin is misbruikt voor een combinatie met de VVD, mag zich achteraf niet zoals in 1967 spijtstemmer noemen: hij was van te voren gewaarschuwd. Zo'n kiezer gaf aan een partij met een tijdelijke Januskop onbeperkte volmacht om na de verkiezingen te bepalen, welke kop in de komende jaren het eigen inzicht van die partij zal zijn. Wie fout parkeert door een waarschuwingsbord te negeren, mag zich geen spijtparkeerder noemen. Als het welriekend wildbraad van het CDA-program wordt binnengebracht, kan zelfs een blinde als de oude Isaak constateren: de stem is Goudzwaards stem, maar de handen zijn Schmelzers handen. Als Goudzwaard zo'n bondgenoot heeft, heeft hij geen vijanden meer nodig. De AR kan protesteren tegen een liedje van Schmelzer, maar ook tegen andere noten die hij op zijn zang heeft? Het gaat nu niet over accentverschillen, maar over contrasten die de één in een regeringspartij brachten en de ander in een oppositiepartij. Is een politieke partij die, als de confessinonele band er niet was, prompt uiteen zou vallen in elkaar fors bestrijdende groepen, als politieke partij niet een onding? Er is al afgesproken (maar wéten de kiezers dat?) dat, als het CDA bijvoorbeeld acht zetels zou winnen, er maar één zetel naar de AR (regeringspartij) gaat en zes naar de CHU (oppositiepartij)! Daarom kon ds Ruitenberg als feit constateren: „Al die mensen, die vanwege het vroom citeren van Mattheus 25 door Aantjes op het CDA stemmen, helpen meer Tolmannen en Leyenhorsten en Kruizinga's op de groene zetels. Progressief of niet progressief winst voor het CDA betekent onherroepelijk winst voor een behoudender politiek." 1 Maar waarom heb ik mij dan toch een beetje inconsequent beperkt tot de vraag: zél het CDA zichzelf onmogelijk maken? Omdat wij in politieke kwesties niet zó „consequent" moeten zijn, dat wij de énderen meteen maar op de consequenties van hun gedrag vastnagelen. Ik begrijp het, als de PPR zegt: het CDA heeft een keuze gemaakt, tegen het kabinet en daarmee tegen een progressief beleid, en déér hebben we mee te maken. Toch geef ik aan een andere toon de voorkeur: misschien keren ze op hun schreden terug, wie weet! Inplaats van: „Als het CDA tegen onze verwachting toch nog een ommekeer van 180 graden maakt.zeg ik liever: als het CDA consequent blijft tegenover zijn eigen program. Dat komt wel op hetzelfde neer. maar gezien de ernstige gevolgen van irritaties (ze staan er nu eenmaal niet bóven) is de tóón uiterst belangrijk. Wij moeten de ander naar zijn beste kanten serieuzer nemen dan hij zichzelf neemt. Het gaat in de politiek om wat wij willen BEREIKEN. Wie mensen wil mee krijgen, moet hen in zijn woorden zélf al zo ver mogelijk meenemen. Positief denken dat doet elke partij toch ook altijd ten aanzien van de eigen verkiezingswinst? Elke lijsttrekker zegt: voor de uitslag ben ik niet bang! Zo moeten wij óók positief denken over de anderen: wij hópen dat het CDA zijn ware bondgenoten zal herkennen. Zo'n positieve benadering wéés nu maar die je bent! belooft meer resultaat (vooral bij wie zich een minderheid voelen, bijvoorbeeld binnen een kabinet) dan de toon van „wij alleenzijn progressief" en „wórd nu maar wat je nog niet bent!" Vandaar mijn pleidooi om een bepaalde grondhouding, wéér wij die ook maar tegenkomen, links te noemen. Laat de PvdA maar rustig CDA-ers op hun woorden vangen: als jullie werkelijk tegen grondspeculaties zijn, beschouwen wij jullie op dat punt als links. Waarom wil dan toch juist een rechts AR-man ons verlokken tot een consequent néé tegen een naar de VVD neigend CDA? Misschien omdat hij ons dan beter kan plaatsen, en zich dus gemakkelijker van ons kan afmaken. Maar zo vlug moeten wij ons niet laten vangen. Wij mogen het CDA serieuzer nemen dan het zichzelf neemt, totdat het zichzelf serieuzer neemt dan het vaak genomen wordt. door Wouter Gortzak Aan de dwaalweg van het Nederlandse communisme is vorige week in Moskou een einde gekomen. Meer dan tien jaar lang leefden Russische en Nederlandse communisten op gespannen voet. Maar in een gesprek tussen een CPN-delegatie en een afvaardiging van de Russische zusterpartij werd de strijdbijl begraven. De sfeer van de ontmoeting was vriendelijk, staat er in het gepubliceerde communiqué, waarin voorts met voldoe ning wordt vastgesteld dat beide partijen de zelfde zienswijzen hebben over de hoofdvraagstukken van deze tijd. CPN en CPSU zitten dus weer op één lijn, Paul de Groot en de zijnen weten weer waar Abraham de mosterd haalt: in Moskou. I oor ds. P. C. Meijer tel u eens voor, dat het zondag in de kerkdienst over arbeid -ju gaan. Het zou best kunnen, dat deze en gene snel naar het anselkleed zou kijken om te zien of dat soms rood is gekleurd plaats van het blanke wit te laten zien, dat bij deze tijd van ;t kerkelijk jaar hoort. Anderen zullen denken: in de tijd issen Pasen en Pinksteren hoort het in de kerk te gaan deels m de terugblik op de Opstanding, deels om het vooruitzien aar de uitstorting van Gods Geest. Als het over arbeid moet gaan, el dan hebben we daar bid- en ankdag voor gewas en zoals we tegenwoordig meestal bij zeggen arbeid voor. Zo zal het in de rotestantse kerken tenminste jnnen zijn. In de rooms- Itholieke traditie zou een ïrkdienst op I mei, waarin het ook rer arbeid zou gaan, vrijwel geen jzien baren. De r.k. kerk is in tpaald opzicht altijd erg soepel ïweest en zag zo kans de niet- irkelijke 1 mei-viering in de kerk iet te negeren, maar binnen te llen als het feest van Sint Jozef, f arbeider. i stoer protestantse kerken zou ?t inderdaad aanleiding kunnen jn tot wenkbrauwen fronsen, Bnneer, uitgerekend op 1 mei, de >minee het woord „arbeid" in de lond neemt. Als dat op welke an- }re zondag van het jaar zou ge- ►uren, zou er niets aan de hand jn, maar op zondag 1 mei? De 2rkdienst is tenslotte altijd nog Bt anders dan een 1 mei-viering. I, nu moet het hoge woord er toch ar uit. Het zou best eens kunnen it uw dominee er zondag in de frk wel wat over zegt. Er is zelfs vele predikanten in het land, :gin april een brief binnen geko- n waarin hun de suggestie wordt daan zich maar eens aan het 'ontuur te wagen op zondag 1 mei vragen van de arbeid te betrek- in in de kerkdienst. Overigens. »or een goed begrip, méér dan een iggestie was het ook niet. Er kun- in vele redenen zijn voor een pre- kant in de gemeente om die sug- stie naast zich neer te leggen, ijheid en blijheid alsjeblieft, aar inmiddels, de suggestie is ge- lan. Met redenen nog wel. Er is imelijk nog al wat aan de hand et „het werk onzer handen". ensen voelen zich er vaak aller- inst gelukkig mee. Ze worden er ';uurlijk en zelfs letterlijk soms fk van. De gegevens over zlekte- rzuim maken dat wel duidelijk. m Wat de gevolgen zijn van ons werk voor de aarde waar we op leven, is een vraag, waar je telkens weer tegenop loopt. Steeds duidelijker wordt ook het verzet tegen de plaats van mense lijke arbeid als niet veel meer dan kostenfactor in het economisch proces. Zo kunnen we helaas nog wel een tijdje doorgaan. Iets van dat onbehagen heeft dui delijk een rol gespeeld in de stakin gen, die zich nog niet zo lang gele den hebben afgespeeld en die nog weieens zouden kunnen ko men. In de stakingsperiode is aan pastores door gemeenteleden soms gevraagd aandacht te geven in de kerkdiensten aan wat zich op het veld van de arbeid afspeelde. Maar doe dat als predikant maar eens even midden in het vaak zo drukke winterseizoen. Dan zul je toch de tijd moeten vinden om je te verdie pen in wat er nu eigenlijk speelt. Tijd, die er toen vaak niet was. Vandaar die suggestie, een aantal weken geleden: doe het dan eens op 1 mei. Als de 1 mei-vieringen de arbeid centraal stellen, betekent dat niet dat de kerk er juist déérom aan voorbij moet gaan. Eerder anders om! Als er zoveel over de arbeid gepraat wordt, dan zal het zeker in de gemeente ter sprake moeten ko men. Juist om het gesprek aan te kunnen gaan over wat arbeid dan eigenlijk moet zijn. Niet alleen de 1-meisprekers hebben daar gedach ten over, ook vanuit de Bijbel is er wel wat aan te dragen. En als we niet zo goed meer klaar komen met de arbeid „ons godde lijk beroep" te noemen, of de opdracht om je talenten te gebrui ken omdat je er in de praktijk soms nauwelijks een kant mee op kunt? Dan is dat een reden te meer er in de gemeente mee bezig te zijn! Niet uit een soort concurrentie met de 1-meifeesten. Wel omdat in de ver legenheid met wat arbeid voor veel mensen geworden is en wat het eigenlijk zou moeten zijn, de Bijbel geen gesloten boek mag blijven. Tijd tussen Pasen en Pinksteren. Dankjbaarheid om Gods ingrijpen in de dodelijkheid van ons bestaan. Uitzien naar de Geest, die ons in die nieuwheid van leven zal moeten leiden. Dat heeft óók alles met ons dagelijks leven en werken te maken. Ds P. C. Meijer is industriepredi kant in algemene dienst van de gere formeerde kerken. Tot het begin van de jaren zestig had geen CPN-lid ooit in het open baar durven twijfelen aan de onfeil baarheid van het Russische com munisme. De onstuimigheid waar mee Chroetsjew destijds de bewon derde Stalin onluisterde, werd door de Nederlandse communisten ech ter met argwaan begroet. De breuk tussen Moskou en Peking leek de CPN een rechtstreeks ge volg van wat CPN-leider De Groot later Chroestsjews „anti- stalinistische hysterie" zou noe men. De verwijdering tussen CPN en Russen kwam aan het licht toen Chroestsjew als Sowjetleider aan de kant werd geschoven. De CPN maakte toen niet langer een ge heim van haar afkeer van Chroesjtsjews handel en wandel. Ze hoopte er onmiskenbaar op dat onder Breznjew een andere wind zou gaan waaien en het Russische en het internationale communisme in een overzichtelijker vaarwater zouden komen. Misrekening Zijlstra in zijn krediettuin Dat bleek een misrekening. Welis waar zette Breznjew het de- stalinisatieproces stop, maar Sta lin werd niet in eer hersteld en aan de Russisch-Chinese tegenstellin gen kwam geen einde. Destalinisa tie en Russisch-Chinees conflict hadden ook hun uitwerking in de CPN. Sommige Nederlandse com munisten zagen reikhalzend uit naar een destalinisatie van hun ei gen partij. Anderen wensten dat de CPN-leiding tussen Moskou en Pe king zou kiezen. Om de daaruit voortvloeiende moeilijkheden te kunnen overwin nen proclameerde de CPN zich tot een nationaal-communistische par tij met een internationale opdracht. Als „nationaal- communisten" behoefde de CPN- leiding evenmin te kiezen tussen Moskou en Peking als intern te destaliniseren. De internationaal politieke opdracht was het tot stand brengen van een verzoening tussen Peking en Moskou op grond van de zienswijzen van de CPN- leiding. door H. J. Neuman Pessimisme en optimisme liggen soms vlak naast elkaar. Als presi dent Carter zegt dat de kans op het bereiken van een algehele vredesre geling in het Midden-Oosten nog nooit zo groot is geweest als dit jaar, dan is dat optimisme. Wanneer daar entegen een van zijn onderdanen zegt, dat de gevolgen rampzalig kun nen zijn als zo'n algehele regeling niet in 1977 tot stand komt, dan is dat pessimisme. Toch is duidelijk dat in beide uit spraken de overtuiging naar voren komt dat er dit jaar iets moet gebeu ren. Voegen we hieraan nog toe dat de Amerikaanse president na zijn onderhoud met koning Hoessein van Jordanië aanzienlijk minder hoopvol leek dan eerder deze maand na zijn gesprekken met president Sadat van Egypte, dan blijkt nog eens temeer dat in de Verenigde Staten de vlak verdeling tussen optimisme en pes simisme over een regeling in het Midden-Oosten een zeer onzekere Er zijn allerlei redenen op te noe men, waarom Israël en de Arabische staten nu al tientallen jaren met elkaar in onmin leven. Als iemand in Amerika werkloos is, maar hij wil dat niet zo glashard zeggen, dan verklaart hij „between jobs" (tussen twee banen) te verkeren. Zo zou je ook kunnen zeggen dat Israël en de Arabische staten niet op voet van vrede verkeren maar „between wars" (tussen twee oorlogen). De simpelste verklaring daarvoor is deze dat er geen vrede in het Mid den-Oosten komt. zolang de politie ke leiders over en weer geen conces sies doen, maar dat het met de poli tieke leiders terstond is gebeurd, zodra ze het woord „concessie" ook m^ar in de mond nemen. Ze zijn de gevangenen van hun eigen binnen landse politiek. Ik zei al dat dit de simpelste verkla ring is. Want als die poiitieke leiders zelf misschien niet geheel afkerig zijn van het doen van concessies, welke overwegingen van binnen landse aard zijn het dan die hun de voet dwars zetten? Het pessimisme van heel wat Israëliërs verbindt zich hier met het optimisme van ettelijke Arabieren. De hier bedoelde Israëliërs zeggen ongeveer dit: welke waarborg hebben wij dat de Arabieren ons, ook nadat we hun alle bezette gebie den hebben teruggegeven, verder ongemoeid laten? Hoe kunnen we tevoren weten dat zij, aanzienlijk opgemonterd na een zegetocht door gebieden die aan de vijandelijke greep zijn ontwrongen, zullen stop pen bij de grenzen van 1967? Zullen zij niet verder willen marcheren tot ze staan aan de kust van de Middel landse Zee? De Arabieren van het zogenaamde Verwerpingsfront achten het zinloos en misschien zelfs schadelijk om concessies te doen aan een Joodse staat, die immers toch voorbestemd is te bezwijken onder zijn eigen in terne tegenstellingen, de kilheid van wat vroeger zijn vrienden wareh, het numerieke overwicht van de Arabie ren en de onverbiddelijke kracht van het olicwapen. Natuurlijk zijn er nog meer factoren in het spel. Maar ook een analyse daarvan zou ver moedelijk niet tot de conclusie voe ren dat van Israël en de Arabische staten mag worden verwacht dat zij binnenkort op eigen kracht een alge hele vredesregeling zullen bereiken. Dat zit er niet in. De zaken dan maar op hun beloop laten is nauwelijks een optie, zeker niet een die de buitenwereld vrijwillig zal kiezen. Ten eerste blijven dan immers de kansen op een oplossing ongebruikt die volgens president Carter althans voordat hij Hoessein sprak juist dit jaar zo rijkelijk voorhan den zijn. En bovendien zijn de Is- raëlisch-Arabische verhoudingen niet onder quarantaine gesteld, ze ontwikkelen zich niet in een ruimte die van de rest van de wereldpolitiek hermetisch is afgesloten. Integen deel, de tegenstellingen in het Mid den-Oosten zijn van direct belang voor de buitenwereld en bovendien doen de partijen hun uiterste best die buitenwereld er actief bij te be trekken. Dan resten maar twee mogelijkhe den: men zet de „algehele vredesre geling" uit zijn hoofd en probeert het met kleine stapjes, óf men laat het aankomen op een krachtig initia tief van buitenaf. Aangezien de Ver enigde Staten momenteel de enige supermogendheid zijn, die aan weerskanten van het geschil op een zekere male van vertrouwen kan bo gen, zou dat initiatief uit Was hington moeten komen. De vroegere Amerikaanse onder minister van buitenlandse zaken Ge orge W. Ball stelt dat ook voor. In het jongste nummer van „Foreign Af fairs" betoogt hij onder het opschrift „How to save Israël in spire of her self" dat een regeling in het Midden- Oosten dringend geboden is, dat dc partijen zelf geen oplossing kunnen voortbrengen en Amerika daarom maar een rechtvaardig voorstel moet bedenken (ontruiming van de bezet te gebieden in ruil voor volkenrech telijke erkenning) en dat met harde hand door een opnieuw te convoce ren Geneefse conferentie moet drukken. Ball geeft toe dat het met een eerder Amerikaanse voorstel het zgn. plan-Rogers van oktober 1969 niet zo best is uitgepakt en dat er zowel in Israël als bij dc Joodse ge meenschap in de Verenigde Staten veel verzet zou rijzen tegen een „op gelegde regeling". Maar hij brengt daar tegenin dat Rogers het tijdstip voor zijn initiatief destijds slecht heeft gekozen en dat het onduidelijk is waar presidentiële populariteit voor dient, als Carter niet bereid is een deel daarvan op te offeren ten behoeve van een oplossing in het Midden-Oosten. Als een Geneefse conferentie op niets uitloopt, zegt hij dan. is een nieuwe oorlog verre van denkbeeldig. Dat is nu wel mogelijk, zo antwoordt hem een andere schrijver, Walter Laqueur in het maart-nummer van „Commentary", maar als zo'n confe rentie wél slaagt en er wordt op de westelijke Jordaanoever een irre- dentistische Palestijnse staat geves tigd, dan is die nieuwe oorlog onver mijdelijk. Zo'n algehele vredesrege ling is volgens Laqueur een zinsbe goocheling en Washington zou er beter aan doen zich toe te leggen op de strijd tegen de hoge olieprijzen. Hoe staat nu de regering-Carter hier tegenover? Laqueur meent dat ze een verwarde indruk maakt. Ik ben het daar niet mee eens. De president zit niet op zijn populariteit als een vrek op zijn schat. Hij is wel degelijk bereid een deel ervan te offeren om een politiek doel te bereiken. Alleen is het eerste doel dat hem voor ogen staat niet het dicteren van voorstel len aan de partijen in het Midden- Oosten, doch het overwinnen van de energiecrisis in eigen land. Het één lukte de CPN makkelijker dan het ander. Het ondemocra tische. intern-stalinistische karak ter van de partij werd zonder moei te gehandhaafd Om de partijleden te vrijwaren voor besmetting met vreemde ideeën werd de partijle den vrijwel ieder contact met bui tenlandse communisten, in Oost en West-Europa verboden Maar de zelf-gegeven internationa le opdracht liep op niets uit. Welis waar poogde de CPN contacten te leggen met de even extreem- nationalistische en intern- stalinistische Noordkoreaanse en Roemeense communisten, maar meer dan enkele bezoeken over en weer leverden deze bemoeienissen niet op. Definitieve breuk Het heeft er even naar uitgezien op het steeds fellere conflict dat zich tussen CPN en Moskou ontwikkel de, tot een definitieve breuk met Moskou en interne democratise ring van de CPN zou leiden Dat was vooral het geval in 1968, toen de CPN zich fel keerde tegen de inval van de Warschaupact landen in Tsjechslowakijke. Bovendien koos de CPN toen voor het studen tenprotest in eigen land, dat in die tijd nog een onmiskenbaar anti- autoritair karakter had. Deze hou ding legde de CPN geen windeie ren. Terwijl deze partij, voor 1968 in intellectuele kringen geen voet aan de grond kreeg, zou deze partij daarna voor intellectuelen steeds aantrekkelijker worden Vooral veel studenten traden tot de CPN toe. Deze eerste aanzetten kregen ech ter geen gevolg en sinds enige Jaren werd het duidelijk dat de CPN op nieuw toenadering tot Moskou zocht. De poging een zelfstandige rol in de intemationaal- communistische politiek te spelen waren mislukt, een interne demo cratisering zou de posities van de CPN-leiding in gevaar kunnen brengen. Deze overwegingen moe ten de CPN-leiding de koerswen- ding hebben ingegeven. De toenadering tot de Russen is niet rechtlijnig verlopen. Nu en dan flakkerde de strijd weer op, bij voorbeeld naar aanleiding van een Russische kritiek op de zeer anti- Russische memoires van CPN ere voorzitter De Groot. Minder dan een Jaar geleden leken de toenade ringspogingen nog daarop te stran den. Maar sindsdien deed men daar het zwijgen toe. „De Waarheid" sloeg gaandeweg een vriendelijker toon aan voor de Russen, waarbij vooral de scherpe manier opviel waarop de CPN stelling nam tegen de Oosteuropese dissidenten. Het bezoek van De Groot, partijvoorzit ter Hoekstra en anderen aan Mos kou heeft het toenaderingsproces afgesloten. Oplossen Wel zullen nog enkele problemen, nasleep van de vroegere conflicten, moeten worden opgelost. Zo zal het interessant zijn te volgen welke consequenties de wederzijdse ver zoening heeft voor die Nederlandse communisten die Moskou trouw bleven en uit de CPN werden ver wijderd. Men mag verwachten dat het pro-Moskoublad Communis tische Notities van Baruch en Klin kenberg zal worden opgeheven en dat de leiding van de vereniging Nederland-USSR en het reisbureau VERNU (nu de communisten weer naar de 8owjet-Unie mogen reizen) door CPN-leden zal worden overge nomen. Wellicht ook wordt een aantal Moskou-getrouwen zeer tot de CPN toegelaten. Paul de Groot liep op deze mogelijkheid vooruit toen hij zei dat er een streep gezet moest worden onder de moeilijkhe den en geschillen in de verleden tijd op internationaal gebied en de uitwerking daarvan in eigen kring'. Gezien het blijvend stalinistische karakter van de CPN is de toenadering tot Moskou op zichzelf niet onbegrijpelijk Ver bijsterend is echter het gekozen moment. De CPN doet in de verkie zingscampagne schijnbaar krachti ge pogingne zich als mogelijke re geringspartner te presenteren. Door zich zo nadrukkelijk aan de Russen te binden, zich zo scherp te keren tegen de Russische dissiden ten en de Russische zienswijzen over te nemen, maakt de CPN dit streven toch nauwelijks geloof waardiger.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 13