'ositief denken in de politiek
De
weer
het rechte pad
mei vieren in
de kerkdienst?
Niet terug naar Genève?
Paul
de Groot
bezoekt Moskou
7"£AG 59 APRIL 1977
BINNENLAND
TROUW/KWARTET P 11 - RHS 13
mijn artikel „Zal het CDA
ihzelf onmogelijk maken?''
ageerde iemand uit de
chtervleugel van de AR: u moet
psequent zijn en zeggen dat
jlgens u het CDA zich nu al
.mogelijk maakt. Daar zit iets in.
et pas als het CDA met de VVD
at regéren, maar reeds als het
ze onmogelijke mogelijkheid
Irft openlaten, neemt het zijn
gen antikapitalistische
tgangspunten niet meer serieus.
ituurlijk is de afstand tussen
ID en CDA niet zo groot als die
ssen De Telegraaf en het
angelie. Er zijn punten van
ereenstemming tussen liberalen
christen-democraten zeker in
in gedrag, maar ook in hun
Dgram: de afschrik-defensie mag
el wat méér kosten dan het
ld2rzoek naar een alternatieve
•erbaarheid. En er is ook binnen
t CDA een minder
^gesproken, meer intuïtieve
•erstand tegen het overschrijden
n de grenzen van het bestaande
Ciaal-economische stelsel,
larvan Van Agt, wel of niet
wust, de exponent werd bij de
ibinetscrisis.
aar zelfs Andriessen heeft wel
ns gezegd (in 1973): een
(idelijke meerderheid van onze
jctie voelt voor samenwerking
et de PvdA, qua affiniteit, qua
ilitiek denken, al zei hij
lelijk dat hij partnerruil in de
Ilitiek normaal vond wat dan
|er vragen oproept over die
jiniteit.
ïntjes zei in diezelfde tijd: als je
Ikt naar de problemen die we nog
pgdurig zullen houden, zal
menwerking met de PvdA meer
inknopingspunten bieden dan
et de liberalen.
üerdaad, waar moetje anders
naar kijken dan naar de
problemen? Alleen met
progressieven kan het CDA
bereiken dat er belasting op
vermogenswinst komt, waarvoor
zelfs de KVP pleitte (tegen
speculanten en
ongerechtvaardigde winsten) en
dat levering van uranium aan
Brazilië niet doorgaat (omdat wij
dan zouden meewerken aan de
levering van de totale kerncyclus
aan andere landen die op korte
termijn kernwapens kunnen
maken). Alleen met progressieven
kan het CDA met de feiten
aantonen, dat Wiegel in een andere
wereld leeft, als hij Nederland
„economisch een puinhoop"
noemt.
Waarom kan het CDA dan toch de
blik naar Wiegel wenden en dus
afwenden van de problemen
(Aantjes) en van de affiniteit met
de PvdA (Andriessen) en van het
eigen program? Daar zit niet het
Turkse spreekwoord achter: als je
op een smal paadje een berin
tegenkomt, moetje „lief tantetje"
tegen haar zeggen.
Het is ook moeilijk te geloven, dat
het CDA zich tegen zijn zin naar de
VVD zou laten manoeuvreren door
de „spijkerharde afspraken" van
Den Uyl, die nu juist voor hem de
enige mogelijkheid waren om een
herleving van de oorlogstoestand
tussen PvdA en KVP (CDA) te
voorkómen. Er is kennelijk binnen
het CDA zelf een stroming die „qua
affiniteit" wel iets voelt voor
samenwerking met de VVD.
Uit het CDA-program kijkt
Goudzwaard ons aan, die in zijn
boek „Kapitalisme en
Vooruitgang" aantoont, hoe fel
men vanuit een calvinistische
traditie zich kan keren tegen de
gronslagen van onze
maatschappelijke orde, zodat het
door Okke Jager
duidelijk wordt dat kapitalisten en
anti-kapitalisten niet in één partij
thuishoren en zelfs niet in één
kabinet. Maar het CDA als
overkoepelende organisatie heeft
méér gezichten zoals dat van
zuivelvooizitter Zijlstra, die de
uitspraak dat alleen een
anti-kapitalistisch CDA
geloofwaardig is. onbegrijpelijk
noemde. En volgens Steenkamp
zou er tussen al die verschillende
gezichten ook nog wel plaats zijn
voor het strenge gelat van Klaas
Beuker.
Wie straks zal merken dat zijn stem
op het CDA tegen zijn zin is
misbruikt voor een combinatie met
de VVD, mag zich achteraf niet
zoals in 1967 spijtstemmer
noemen: hij was van te voren
gewaarschuwd. Zo'n kiezer gaf aan
een partij met een tijdelijke
Januskop onbeperkte volmacht
om na de verkiezingen te bepalen,
welke kop in de komende jaren het
eigen inzicht van die partij zal zijn.
Wie fout parkeert door een
waarschuwingsbord te negeren,
mag zich geen spijtparkeerder
noemen.
Als het welriekend wildbraad van
het CDA-program wordt
binnengebracht, kan zelfs een
blinde als de oude Isaak
constateren: de stem is
Goudzwaards stem, maar de
handen zijn Schmelzers handen.
Als Goudzwaard zo'n bondgenoot
heeft, heeft hij geen vijanden meer
nodig. De AR kan protesteren
tegen een liedje van Schmelzer,
maar ook tegen andere noten die
hij op zijn zang heeft?
Het gaat nu niet over
accentverschillen, maar over
contrasten die de één in een
regeringspartij brachten en de
ander in een oppositiepartij. Is een
politieke partij die, als de
confessinonele band er niet was,
prompt uiteen zou vallen in elkaar
fors bestrijdende groepen, als
politieke partij niet een onding? Er
is al afgesproken (maar wéten de
kiezers dat?) dat, als het CDA
bijvoorbeeld acht zetels zou
winnen, er maar één zetel naar de
AR (regeringspartij) gaat en zes
naar de CHU (oppositiepartij)!
Daarom kon ds Ruitenberg als feit
constateren: „Al die mensen, die
vanwege het vroom citeren van
Mattheus 25 door Aantjes op het
CDA stemmen, helpen meer
Tolmannen en Leyenhorsten en
Kruizinga's op de groene zetels.
Progressief of niet progressief
winst voor het CDA betekent
onherroepelijk winst voor een
behoudender politiek."
1
Maar waarom heb ik mij dan toch
een beetje inconsequent
beperkt tot de vraag: zél het CDA
zichzelf onmogelijk maken?
Omdat wij in politieke kwesties
niet zó „consequent" moeten zijn,
dat wij de énderen meteen maar op
de consequenties van hun gedrag
vastnagelen. Ik begrijp het, als de
PPR zegt: het CDA heeft een keuze
gemaakt, tegen het kabinet en
daarmee tegen een progressief
beleid, en déér hebben we mee te
maken.
Toch geef ik aan een andere toon
de voorkeur: misschien keren ze op
hun schreden terug, wie weet!
Inplaats van: „Als het CDA tegen
onze verwachting toch nog een
ommekeer van 180 graden
maakt.zeg ik liever: als het
CDA consequent blijft tegenover
zijn eigen program.
Dat komt wel op hetzelfde neer.
maar gezien de ernstige gevolgen
van irritaties (ze staan er nu
eenmaal niet bóven) is de tóón
uiterst belangrijk. Wij moeten de
ander naar zijn beste kanten
serieuzer nemen dan hij zichzelf
neemt. Het gaat in de politiek om
wat wij willen BEREIKEN. Wie
mensen wil mee krijgen, moet hen
in zijn woorden zélf al zo ver
mogelijk meenemen. Positief
denken dat doet elke partij toch
ook altijd ten aanzien van de eigen
verkiezingswinst? Elke lijsttrekker
zegt: voor de uitslag ben ik niet
bang! Zo moeten wij óók positief
denken over de anderen: wij hópen
dat het CDA zijn ware
bondgenoten zal herkennen.
Zo'n positieve benadering wéés
nu maar die je bent! belooft meer
resultaat (vooral bij wie zich een
minderheid voelen, bijvoorbeeld
binnen een kabinet) dan de toon
van „wij alleenzijn progressief" en
„wórd nu maar wat je nog niet
bent!" Vandaar mijn pleidooi om
een bepaalde grondhouding, wéér
wij die ook maar tegenkomen, links
te noemen. Laat de PvdA maar
rustig CDA-ers op hun woorden
vangen: als jullie werkelijk tegen
grondspeculaties zijn, beschouwen
wij jullie op dat punt als links.
Waarom wil dan toch juist een
rechts AR-man ons verlokken tot
een consequent néé tegen een naar
de VVD neigend CDA? Misschien
omdat hij ons dan beter kan
plaatsen, en zich dus
gemakkelijker van ons kan
afmaken. Maar zo vlug moeten wij
ons niet laten vangen. Wij mogen
het CDA serieuzer nemen dan het
zichzelf neemt, totdat het zichzelf
serieuzer neemt dan het vaak
genomen wordt.
door Wouter Gortzak
Aan de dwaalweg van het Nederlandse communisme is vorige
week in Moskou een einde gekomen. Meer dan tien jaar lang
leefden Russische en Nederlandse communisten op gespannen
voet. Maar in een gesprek tussen een CPN-delegatie en een
afvaardiging van de Russische zusterpartij werd de strijdbijl
begraven. De sfeer van de ontmoeting was vriendelijk, staat er
in het gepubliceerde communiqué, waarin voorts met voldoe
ning wordt vastgesteld dat beide partijen de zelfde zienswijzen
hebben over de hoofdvraagstukken van deze tijd. CPN en
CPSU zitten dus weer op één lijn, Paul de Groot en de zijnen
weten weer waar Abraham de mosterd haalt: in Moskou.
I oor ds. P. C. Meijer
tel u eens voor, dat het zondag in de kerkdienst over arbeid
-ju gaan. Het zou best kunnen, dat deze en gene snel naar het
anselkleed zou kijken om te zien of dat soms rood is gekleurd
plaats van het blanke wit te laten zien, dat bij deze tijd van
;t kerkelijk jaar hoort. Anderen zullen denken: in de tijd
issen Pasen en Pinksteren hoort het in de kerk te gaan deels
m de terugblik op de Opstanding, deels om het vooruitzien
aar de uitstorting van Gods Geest.
Als het over arbeid moet gaan,
el dan hebben we daar bid- en
ankdag voor gewas en zoals we
tegenwoordig meestal bij zeggen
arbeid voor. Zo zal het in de
rotestantse kerken tenminste
jnnen zijn. In de rooms-
Itholieke traditie zou een
ïrkdienst op I mei, waarin het ook
rer arbeid zou gaan, vrijwel geen
jzien baren. De r.k. kerk is in
tpaald opzicht altijd erg soepel
ïweest en zag zo kans de niet-
irkelijke 1 mei-viering in de kerk
iet te negeren, maar binnen te
llen als het feest van Sint Jozef,
f arbeider.
i stoer protestantse kerken zou
?t inderdaad aanleiding kunnen
jn tot wenkbrauwen fronsen,
Bnneer, uitgerekend op 1 mei, de
>minee het woord „arbeid" in de
lond neemt. Als dat op welke an-
}re zondag van het jaar zou ge-
►uren, zou er niets aan de hand
jn, maar op zondag 1 mei? De
2rkdienst is tenslotte altijd nog
Bt anders dan een 1 mei-viering.
I, nu moet het hoge woord er toch
ar uit. Het zou best eens kunnen
it uw dominee er zondag in de
frk wel wat over zegt. Er is zelfs
vele predikanten in het land,
:gin april een brief binnen geko-
n waarin hun de suggestie wordt
daan zich maar eens aan het
'ontuur te wagen op zondag 1 mei
vragen van de arbeid te betrek-
in in de kerkdienst. Overigens.
»or een goed begrip, méér dan een
iggestie was het ook niet. Er kun-
in vele redenen zijn voor een pre-
kant in de gemeente om die sug-
stie naast zich neer te leggen,
ijheid en blijheid alsjeblieft,
aar inmiddels, de suggestie is ge-
lan. Met redenen nog wel. Er is
imelijk nog al wat aan de hand
et „het werk onzer handen".
ensen voelen zich er vaak aller-
inst gelukkig mee. Ze worden er
';uurlijk en zelfs letterlijk soms
fk van. De gegevens over zlekte-
rzuim maken dat wel duidelijk.
m
Wat de gevolgen zijn van ons werk
voor de aarde waar we op leven, is
een vraag, waar je telkens weer
tegenop loopt.
Steeds duidelijker wordt ook het
verzet tegen de plaats van mense
lijke arbeid als niet veel meer dan
kostenfactor in het economisch
proces. Zo kunnen we helaas nog
wel een tijdje doorgaan.
Iets van dat onbehagen heeft dui
delijk een rol gespeeld in de stakin
gen, die zich nog niet zo lang gele
den hebben afgespeeld en die
nog weieens zouden kunnen ko
men. In de stakingsperiode is aan
pastores door gemeenteleden soms
gevraagd aandacht te geven in de
kerkdiensten aan wat zich op het
veld van de arbeid afspeelde. Maar
doe dat als predikant maar eens
even midden in het vaak zo drukke
winterseizoen. Dan zul je toch de
tijd moeten vinden om je te verdie
pen in wat er nu eigenlijk speelt.
Tijd, die er toen vaak niet was.
Vandaar die suggestie, een aantal
weken geleden: doe het dan eens op
1 mei.
Als de 1 mei-vieringen de arbeid
centraal stellen, betekent dat niet
dat de kerk er juist déérom aan
voorbij moet gaan. Eerder anders
om! Als er zoveel over de arbeid
gepraat wordt, dan zal het zeker in
de gemeente ter sprake moeten ko
men. Juist om het gesprek aan te
kunnen gaan over wat arbeid dan
eigenlijk moet zijn. Niet alleen de
1-meisprekers hebben daar gedach
ten over, ook vanuit de Bijbel is er
wel wat aan te dragen.
En als we niet zo goed meer klaar
komen met de arbeid „ons godde
lijk beroep" te noemen, of de
opdracht om je talenten te gebrui
ken omdat je er in de praktijk soms
nauwelijks een kant mee op kunt?
Dan is dat een reden te meer er in
de gemeente mee bezig te zijn! Niet
uit een soort concurrentie met de
1-meifeesten. Wel omdat in de ver
legenheid met wat arbeid voor veel
mensen geworden is en wat het
eigenlijk zou moeten zijn, de Bijbel
geen gesloten boek mag blijven.
Tijd tussen Pasen en Pinksteren.
Dankjbaarheid om Gods ingrijpen
in de dodelijkheid van ons bestaan.
Uitzien naar de Geest, die ons in
die nieuwheid van leven zal moeten
leiden. Dat heeft óók alles met ons
dagelijks leven en werken te
maken.
Ds P. C. Meijer is industriepredi
kant in algemene dienst van de gere
formeerde kerken.
Tot het begin van de jaren zestig
had geen CPN-lid ooit in het open
baar durven twijfelen aan de onfeil
baarheid van het Russische com
munisme. De onstuimigheid waar
mee Chroetsjew destijds de bewon
derde Stalin onluisterde, werd door
de Nederlandse communisten ech
ter met argwaan begroet.
De breuk tussen Moskou en Peking
leek de CPN een rechtstreeks ge
volg van wat CPN-leider De Groot
later Chroestsjews „anti-
stalinistische hysterie" zou noe
men. De verwijdering tussen CPN
en Russen kwam aan het licht toen
Chroestsjew als Sowjetleider aan
de kant werd geschoven. De CPN
maakte toen niet langer een ge
heim van haar afkeer van
Chroesjtsjews handel en wandel.
Ze hoopte er onmiskenbaar op dat
onder Breznjew een andere wind
zou gaan waaien en het Russische
en het internationale communisme
in een overzichtelijker vaarwater
zouden komen.
Misrekening
Zijlstra in zijn krediettuin
Dat bleek een misrekening. Welis
waar zette Breznjew het de-
stalinisatieproces stop, maar Sta
lin werd niet in eer hersteld en aan
de Russisch-Chinese tegenstellin
gen kwam geen einde. Destalinisa
tie en Russisch-Chinees conflict
hadden ook hun uitwerking in de
CPN. Sommige Nederlandse com
munisten zagen reikhalzend uit
naar een destalinisatie van hun ei
gen partij. Anderen wensten dat de
CPN-leiding tussen Moskou en Pe
king zou kiezen.
Om de daaruit voortvloeiende
moeilijkheden te kunnen overwin
nen proclameerde de CPN zich tot
een nationaal-communistische par
tij met een internationale
opdracht. Als „nationaal-
communisten" behoefde de CPN-
leiding evenmin te kiezen tussen
Moskou en Peking als intern te
destaliniseren. De internationaal
politieke opdracht was het tot
stand brengen van een verzoening
tussen Peking en Moskou op grond
van de zienswijzen van de CPN-
leiding.
door H. J. Neuman
Pessimisme en optimisme liggen
soms vlak naast elkaar. Als presi
dent Carter zegt dat de kans op het
bereiken van een algehele vredesre
geling in het Midden-Oosten nog
nooit zo groot is geweest als dit jaar,
dan is dat optimisme. Wanneer daar
entegen een van zijn onderdanen
zegt, dat de gevolgen rampzalig kun
nen zijn als zo'n algehele regeling
niet in 1977 tot stand komt, dan is dat
pessimisme.
Toch is duidelijk dat in beide uit
spraken de overtuiging naar voren
komt dat er dit jaar iets moet gebeu
ren. Voegen we hieraan nog toe dat
de Amerikaanse president na zijn
onderhoud met koning Hoessein van
Jordanië aanzienlijk minder hoopvol
leek dan eerder deze maand na zijn
gesprekken met president Sadat van
Egypte, dan blijkt nog eens temeer
dat in de Verenigde Staten de vlak
verdeling tussen optimisme en pes
simisme over een regeling in het
Midden-Oosten een zeer onzekere
Er zijn allerlei redenen op te noe
men, waarom Israël en de Arabische
staten nu al tientallen jaren met
elkaar in onmin leven. Als iemand in
Amerika werkloos is, maar hij wil
dat niet zo glashard zeggen, dan
verklaart hij „between jobs" (tussen
twee banen) te verkeren. Zo zou je
ook kunnen zeggen dat Israël en de
Arabische staten niet op voet van
vrede verkeren maar „between
wars" (tussen twee oorlogen).
De simpelste verklaring daarvoor is
deze dat er geen vrede in het Mid
den-Oosten komt. zolang de politie
ke leiders over en weer geen conces
sies doen, maar dat het met de poli
tieke leiders terstond is gebeurd,
zodra ze het woord „concessie" ook
m^ar in de mond nemen. Ze zijn de
gevangenen van hun eigen binnen
landse politiek.
Ik zei al dat dit de simpelste verkla
ring is. Want als die poiitieke leiders
zelf misschien niet geheel afkerig
zijn van het doen van concessies,
welke overwegingen van binnen
landse aard zijn het dan die hun de
voet dwars zetten? Het pessimisme
van heel wat Israëliërs verbindt zich
hier met het optimisme van ettelijke
Arabieren.
De hier bedoelde Israëliërs zeggen
ongeveer dit: welke waarborg
hebben wij dat de Arabieren ons,
ook nadat we hun alle bezette gebie
den hebben teruggegeven, verder
ongemoeid laten? Hoe kunnen we
tevoren weten dat zij, aanzienlijk
opgemonterd na een zegetocht door
gebieden die aan de vijandelijke
greep zijn ontwrongen, zullen stop
pen bij de grenzen van 1967? Zullen
zij niet verder willen marcheren tot
ze staan aan de kust van de Middel
landse Zee?
De Arabieren van het zogenaamde
Verwerpingsfront achten het zinloos
en misschien zelfs schadelijk om
concessies te doen aan een Joodse
staat, die immers toch voorbestemd
is te bezwijken onder zijn eigen in
terne tegenstellingen, de kilheid van
wat vroeger zijn vrienden wareh, het
numerieke overwicht van de Arabie
ren en de onverbiddelijke kracht van
het olicwapen. Natuurlijk zijn er
nog meer factoren in het spel. Maar
ook een analyse daarvan zou ver
moedelijk niet tot de conclusie voe
ren dat van Israël en de Arabische
staten mag worden verwacht dat zij
binnenkort op eigen kracht een alge
hele vredesregeling zullen bereiken.
Dat zit er niet in. De zaken dan maar
op hun beloop laten is nauwelijks
een optie, zeker niet een die de
buitenwereld vrijwillig zal kiezen.
Ten eerste blijven dan immers de
kansen op een oplossing ongebruikt
die volgens president Carter
althans voordat hij Hoessein sprak
juist dit jaar zo rijkelijk voorhan
den zijn. En bovendien zijn de Is-
raëlisch-Arabische verhoudingen
niet onder quarantaine gesteld, ze
ontwikkelen zich niet in een ruimte
die van de rest van de wereldpolitiek
hermetisch is afgesloten. Integen
deel, de tegenstellingen in het Mid
den-Oosten zijn van direct belang
voor de buitenwereld en bovendien
doen de partijen hun uiterste best
die buitenwereld er actief bij te be
trekken.
Dan resten maar twee mogelijkhe
den: men zet de „algehele vredesre
geling" uit zijn hoofd en probeert
het met kleine stapjes, óf men laat
het aankomen op een krachtig initia
tief van buitenaf. Aangezien de Ver
enigde Staten momenteel de enige
supermogendheid zijn, die aan
weerskanten van het geschil op een
zekere male van vertrouwen kan bo
gen, zou dat initiatief uit Was
hington moeten komen.
De vroegere Amerikaanse onder
minister van buitenlandse zaken Ge
orge W. Ball stelt dat ook voor. In het
jongste nummer van „Foreign Af
fairs" betoogt hij onder het opschrift
„How to save Israël in spire of her
self" dat een regeling in het Midden-
Oosten dringend geboden is, dat dc
partijen zelf geen oplossing kunnen
voortbrengen en Amerika daarom
maar een rechtvaardig voorstel moet
bedenken (ontruiming van de bezet
te gebieden in ruil voor volkenrech
telijke erkenning) en dat met harde
hand door een opnieuw te convoce
ren Geneefse conferentie moet
drukken.
Ball geeft toe dat het met een eerder
Amerikaanse voorstel het zgn.
plan-Rogers van oktober 1969 niet
zo best is uitgepakt en dat er zowel
in Israël als bij dc Joodse ge
meenschap in de Verenigde Staten
veel verzet zou rijzen tegen een „op
gelegde regeling". Maar hij brengt
daar tegenin dat Rogers het tijdstip
voor zijn initiatief destijds slecht
heeft gekozen en dat het onduidelijk
is waar presidentiële populariteit
voor dient, als Carter niet bereid is
een deel daarvan op te offeren ten
behoeve van een oplossing in het
Midden-Oosten. Als een Geneefse
conferentie op niets uitloopt, zegt hij
dan. is een nieuwe oorlog verre van
denkbeeldig.
Dat is nu wel mogelijk, zo antwoordt
hem een andere schrijver, Walter
Laqueur in het maart-nummer van
„Commentary", maar als zo'n confe
rentie wél slaagt en er wordt op de
westelijke Jordaanoever een irre-
dentistische Palestijnse staat geves
tigd, dan is die nieuwe oorlog onver
mijdelijk. Zo'n algehele vredesrege
ling is volgens Laqueur een zinsbe
goocheling en Washington zou er
beter aan doen zich toe te leggen op
de strijd tegen de hoge olieprijzen.
Hoe staat nu de regering-Carter hier
tegenover? Laqueur meent dat ze
een verwarde indruk maakt. Ik ben
het daar niet mee eens. De president
zit niet op zijn populariteit als een
vrek op zijn schat. Hij is wel degelijk
bereid een deel ervan te offeren om
een politiek doel te bereiken. Alleen
is het eerste doel dat hem voor ogen
staat niet het dicteren van voorstel
len aan de partijen in het Midden-
Oosten, doch het overwinnen van de
energiecrisis in eigen land.
Het één lukte de CPN makkelijker
dan het ander. Het ondemocra
tische. intern-stalinistische karak
ter van de partij werd zonder moei
te gehandhaafd Om de partijleden
te vrijwaren voor besmetting met
vreemde ideeën werd de partijle
den vrijwel ieder contact met bui
tenlandse communisten, in Oost
en West-Europa verboden
Maar de zelf-gegeven internationa
le opdracht liep op niets uit. Welis
waar poogde de CPN contacten te
leggen met de even extreem-
nationalistische en intern-
stalinistische Noordkoreaanse en
Roemeense communisten, maar
meer dan enkele bezoeken over en
weer leverden deze bemoeienissen
niet op.
Definitieve breuk
Het heeft er even naar uitgezien op
het steeds fellere conflict dat zich
tussen CPN en Moskou ontwikkel
de, tot een definitieve breuk met
Moskou en interne democratise
ring van de CPN zou leiden Dat
was vooral het geval in 1968, toen
de CPN zich fel keerde tegen de
inval van de Warschaupact landen
in Tsjechslowakijke. Bovendien
koos de CPN toen voor het studen
tenprotest in eigen land, dat in die
tijd nog een onmiskenbaar anti-
autoritair karakter had. Deze hou
ding legde de CPN geen windeie
ren. Terwijl deze partij, voor 1968 in
intellectuele kringen geen voet aan
de grond kreeg, zou deze partij
daarna voor intellectuelen steeds
aantrekkelijker worden Vooral
veel studenten traden tot de CPN
toe.
Deze eerste aanzetten kregen ech
ter geen gevolg en sinds enige Jaren
werd het duidelijk dat de CPN op
nieuw toenadering tot Moskou
zocht. De poging een zelfstandige
rol in de intemationaal-
communistische politiek te spelen
waren mislukt, een interne demo
cratisering zou de posities van de
CPN-leiding in gevaar kunnen
brengen. Deze overwegingen moe
ten de CPN-leiding de koerswen-
ding hebben ingegeven.
De toenadering tot de Russen is
niet rechtlijnig verlopen. Nu en dan
flakkerde de strijd weer op, bij
voorbeeld naar aanleiding van een
Russische kritiek op de zeer anti-
Russische memoires van CPN ere
voorzitter De Groot. Minder dan
een Jaar geleden leken de toenade
ringspogingen nog daarop te stran
den. Maar sindsdien deed men daar
het zwijgen toe. „De Waarheid"
sloeg gaandeweg een vriendelijker
toon aan voor de Russen, waarbij
vooral de scherpe manier opviel
waarop de CPN stelling nam tegen
de Oosteuropese dissidenten. Het
bezoek van De Groot, partijvoorzit
ter Hoekstra en anderen aan Mos
kou heeft het toenaderingsproces
afgesloten.
Oplossen
Wel zullen nog enkele problemen,
nasleep van de vroegere conflicten,
moeten worden opgelost. Zo zal het
interessant zijn te volgen welke
consequenties de wederzijdse ver
zoening heeft voor die Nederlandse
communisten die Moskou trouw
bleven en uit de CPN werden ver
wijderd. Men mag verwachten dat
het pro-Moskoublad Communis
tische Notities van Baruch en Klin
kenberg zal worden opgeheven en
dat de leiding van de vereniging
Nederland-USSR en het reisbureau
VERNU (nu de communisten weer
naar de 8owjet-Unie mogen reizen)
door CPN-leden zal worden overge
nomen. Wellicht ook wordt een
aantal Moskou-getrouwen zeer tot
de CPN toegelaten. Paul de Groot
liep op deze mogelijkheid vooruit
toen hij zei dat er een streep gezet
moest worden onder de moeilijkhe
den en geschillen in de verleden
tijd op internationaal gebied en de
uitwerking daarvan in eigen
kring'. Gezien het blijvend
stalinistische karakter van de CPN
is de toenadering tot Moskou op
zichzelf niet onbegrijpelijk Ver
bijsterend is echter het gekozen
moment. De CPN doet in de verkie
zingscampagne schijnbaar krachti
ge pogingne zich als mogelijke re
geringspartner te presenteren.
Door zich zo nadrukkelijk aan de
Russen te binden, zich zo scherp te
keren tegen de Russische dissiden
ten en de Russische zienswijzen
over te nemen, maakt de CPN dit
streven toch nauwelijks geloof
waardiger.