Jederland volgt olievlek met argusogen L fat kunnen wij doen voor Oost-Ti mor? Geinig verontruste Rijkswaterstaat heeft rampenplan achter de hand 1 Congres Nog een reactie op artikel Verkuyl en Schulte Nordholt FAMILIEBERICHTEN Trouw/Kwartet ps 11 - RH 13 ir Huib Goudriaan Olie en gas In de Noordzee HAAG Vanmiddag vliegt weer een verkenningsvliegtuig twee deskundigen van Rijkswaterstaat boven de olievlek in loordzee. die aanvankelijk de Nederlandse kust leek te eigen. Opnieuw zal worden vastgesteld hoe de olieplas zich aagt en hoe groot deze nog is. Een woordvoerder van de jtie Noordzee van Rijkswaterstaat, de dienst die weinig onfctrust, maar niettemin met argusogen de olievlek in de houdt, zegt: „We zijn berekend op alle eventualiteiten, jjrundigen van verschillende diensten van Rijkswaterstaat en otiiet KNMI zijn bijeen in ons beleidscentrum in Rijswijk en len een bestrijdingsplan achter de hand." ^studering van de resultaten e eerste verkenningsvlucht en t horen van de berichten van oorse crisiscentrum zag het er t Nederlandse beleidscentrum middag naar uit dat Rijkwa- at geen maatregelen zou be- n te treffen. „We hebben wel erzoek gekregen van de Noren is paraat te houden met sche- die de olie chemisch kunnen jden, maar onze hulp lijkt niet te zijn. In de eerste plaats mpt er net zoveel olie als dat er mt, en in de tweede plaats is de zo vluchtig dat de micro- Ismen van de Noordzee de olie a natuurlijke wijze zullen kun- fbreken." waterstaat was ook om een an- reden vol vertrouwen (ook in de vlek de Nederlandse kust >ideren) dat het gevaar zou kun- ^^orden bedwongen. „Zoals het it o uitziet is de olievlek kleiner de vlekken van de tankers pic Alliance en van de Pacific otronis, die we in november en nber 1975 deels met chemische inpilen hebben bestreden en die n een aantal dagen waren ver- td; »n." hei t gebied van de olievlek was en een zuidwestelijke wind waardoor de olie niet in hting van de Nederlandse kust Slechts indien er een keiharde wind (met windkracht 5ou opsteken, die een week lang zou aanhouden, zou de olie tdderlandse kust bereiken, aldus rectie Noordzee. ming werden omschreven, naar vo ren kwamen: de totale hoeveelheid olie die op de kust zal kunnen aanspoelen, is slechts een gering percentage van de uitstromende hoeveelheden (minder dan vijf procent). De kans dat de Nederlandse kust hierbij be trokken zal zijn is slechts tien procent; de verontreiniging van de kust zal in kleine, goed handelbare hoeveel heden, over een zekere tijdsperiode plaatsvinden; de verontreiniging van de kust zal pas na enkele weken optreden, zodat de bestrijding tijdig kan wor den georganiseerd. k t Oergei Oslo A nputerplan ms een deze maand in het blad Ie Koninklijke Shell, Shell Ven- gepubliceerd onderzoek, zal in ;eval vijf procent van de olie- Ie Nederlandse stranden bevui- Shell: „Als er grote hoeveelheid olie is ont- mtd kan vijf procent ook heel wat Bij het onderzoek naar de gevolgen van een olie- voor de Nederlandse kust, celde Shell vorig jaar compu- voor de berekeningen in. Het rzoek werd het „Computerpro- ma Slikrak" gedoopt. De vra- its#lie Slikrak moest beantwoor- iraren onder meer: hoe moet een' roming van olie in zee onder ole worden gekregen, hoeveel ijdingsmateriaal moet er be- baar zijn, hoe hoog kunnen de ;n van de hele operatie oplopen, m kan zo'n uitstroming gebeu- _ioe snel en hoe lang stroomt de buiten, hoe is de zeestro- ter plekke en hoe is het weer in periode? De antwoorden die uit waarmee voor het de gevolgen van een uitstro- Aanleiding voor het opstellen van dit computerprogramma, waarvan de resultaten op het eerste gezicht wel erg rooskleurig aandoen, was onder andere een internationaal congres dat vorig jaar werd gehou den. De afgevaardigden van Enge land, Ierland, Frankrijk, België, West-Duitsland, Noorwegen, Zwe den, Denemarken en Nederland be raadden zich op deze „Civil liability convention" over de verontreiniging door olierampen. Bij dit overleg werd afgesproken dat Noorwegen. Engeland en Nederland, de landen die het meest intensief olie en aardgas uit de Noordzee halen, el kaar bij uitstromen van olie op zee te hulp zullen komen. Engeland en Noorwegen hebben overlegorganen gevormd, met be hulp van de oliemaatschappijen die in de betrokken gebieden olie boren, die Northsea Operator Offshore Co- mittees worden genoemd. Neder land heeft een andere structuur toe gepast. Weliswaar is er ook een over legorgaan van de in Nederland werkzame oliemaatschappijen, de zogeheten NOGEBA (Nederlandse olie en gas exploratie en produktie associatie), maar die heeft niet al leen de taak olierampen op zee te bestrijden. In Nederland wordt het meerendeel van olie en aardgas na melijk op het land geproduceerd. In Nederland is ook een overheids instantie, de directie Noordzee van Rijkswaterstaat, met de leiding van de Bestrijding van milieurampen op zee belast. De NOGEBA heeft voor al als taak olieverontreiniging bij de boortorens van de aangesloten maatschappijen te bestrijden. Afge sproken is ook dat NOGEBA bij calamiteiten in Den Helder opgesla gen voorraden chemische bestrij dingsmiddelen, apparatuur en be voorradingsschepen voor vervoer ter beschikking zal stellen. De NOGEBA was gisteren nog niet in het vooralsnog beperkte be leidsteam van Rijkswaterstaat op genomen. Aangenomen werd dat de vijf schepen met sproei-installaties en tanks voor de chemicaliën die de directie Noordzee achter de hand heeft, voldoende zouden zijn om de Noren indien dat nodig mocht zijn te hulp te komen. Rijkswa-, terstaat vernam gistermiddag van de Noren dat er geen zogeheten de- tergent, de chemische stof die de oliedeeltjes zo bewerkt dat ze naar de zeebodem drijven, behoefde te worden ingeze. Dit zou onnodig de visstand schaden. Daarom werd tot gisteravond althans alleen plaatse lijk detergent gebruikt. Weinig schade Ook het Rijksinstituut voor Visse- rijonderzoek in IJmuiden toonde zich optimistisch over de gevolgen. Drs K. H. Postuma, plaatsvervan gend directeur van het instituut: „De olievlek zal maar weinig schade toebrengen aan de visstand. De vlek zal geleidelijk verdampen en door de micro-organismen van het zeewa ter zelf worden afgebroken. Op ad vies van de Noorse visserij-biologen is besloten niet naar chemische mid delen te grijpen, een middel dat in dit geval erger zal zijn dan de kwaal. Overigens is het gebied van het spuitende platform geen specifiek viswater van de Nederlanders." aanleiding van het artikel dat de hoogleraren Verkuyl en prihlte Nordholt over Oost-Timor in Trouw schreven stelden het 'rkiitee Indonesië en het Komitee Zuidelijk Afrika gezamenlijk olgende reactie op: da Mt'. iar v kunnen wij doen voor Oost- r?", vragen de heren Verkuyl en Ite Nordholt zich af in Trouw 4 april. "li verwachten dat de schrijvers ïrieuze mensen met besef van ■■twoordelijkheid voorop zouden dat een eind moet worden aan de al sinds meer dan voortwoedende geheime il zeggen door de Indonesische Iteiten geheim gehouden! t, compleet met napalmbom- inenten uit de lucht. Dat die j nog steeds in volle hevigheid jat, is ons bevestigd in een g april uit Indonesië verzonden waarin het volgende te lezen „Onze elitetroepen kunnen rimor nog steeds niet klein n. De gewonden stromen nog ijks de hoofdstad van de Repu- (Djakarta) binnen." Naties hebben bij her- met grote meerderheid (de ïgde Staten en Japan, die de n fesische generaals door dik en teunen, stemden telkens tegen ities aangenomen, waarin van esië wordt verlangd, dat het troepen uit Oost-Timor te- ikt. om zo de bevolking in staat "len in vrijheid over haar lot te ken. Ook de verleden jaar te ibo gehouden conferentie van Wereld-landen nam met grote Jerheid een resolutie van deze jng aan. ere manier de twee hoogleraren van de VU de bevolking van Oost-Timor 1 andere manier te moeten hei- En wel door te pleiten voor iilitatie" van het gebied, in inwerking met Djakarta" iet de overweldigers van het die nog steeds met oorlog- 1 doorgaan! De schrijvers voe gen hieraan toe: „De Oosttimorezen waren daar uiteraard het meest posi tief over". Welke Oosttimorezen? „Uiteraard" niet het volk van Oost- Timor, dat zich in de bos- en berg achtige delen van het eiland nog steeds tegen de overweldigers verzet Met „de Oosttimorezen" worden en kel bedoeld twee uit Oost-Timor af komstige figuren die via een intro ductie van de Indonesische ambas sade in Den Haag geprobeerd heb ben de publieke opinie in ons land te beïnvloeden: ir. Mario Carrascalao en dr José Gonsalves. De twee heren zijn voor de tv-kijkers in ons land verschenen in een uitzending van Kenmerk. Maar nadat deze twee spreekbuizen van het Indonesisch regiem de officiële Indonesische ver sie van de situatie op Oost-Timor hadden verkondigd, kwamen een aantal in Portugal geïnterviewde vluchtelingen onder wie een Je- suietenpater aan het woord, die de bezetting van Oost-Timor door de Indonesische troepen persoonlijk hadden meegemaakt en in deze inverviews werden de beweringen van de twee kroongetuigen van Ver kuyl en Schulte Nordholt stuk voor stuk ontkracht. Geschiedenis Het betoog van de twee hoogleraren over de voorgeschiedenis van de huidige oorlog is al even wankel als hun beroep op de twee Oosttimore zen. Om maar één voorbeeld te noe men: de schrijvers erkennen zelf, dat er tussen het tijdstip van het uitroepen door het Fretilin van de onafhankelijkheid van Oost-Timor (28 nov. '75) en de Indonesische lan ding bij Dili (7 dec. '75) maar negen dagen lagen. Uit dit gegeven alleen al blijkt, dat de voorstelling van zaken, alsof Jakarta „na maanden te hebben geaarzeld", pas nè het uitroepen van de onafhankelijkheid „besloot in te grijpen," onzin is. De waarheid is, dat de Indonesiërs al maanden lang bezig waren met oor logshandelingen langs de grens, en toen dit niet zo vlot ging, een lan ding vanuit zee voorbereidden. In de laatste week van november begon nen de grootscheepse aanvallen van Indonesië vanuit de landsgrens, de zee en de lucht. Pas toen het Fretilin overtuigd was dat de spoedige landing vaststond, besloot het de onafhankelijkheid uit te roepen, om tenminste in de Ver enigde Naties, nè de overval een zekere mate van erkenning en ge hoor te vinden! (vgl. b.v. Indonesia: Feiten en Meningen, jrg. 2/nr 7 janu ari 1976). Overigens was het geen toeval, dat op de dag van de landing president Ford net een officieel bezoek bracht aan Jakarta. Evenmin als het toeval, is, dat twee leden van een Ameri kaanse senaatscommissie, die na de onthullingen van James Dunn tot taak heeft de waarheid over Oost- Timor te achterhalen, aan een door de Indonesische autoriteiten gear rangeerd bezoek van twee dagen ge noeg hadden om de conclusie te trekken dat Indonesië het gebied terecht had geannexeerd. James Dunn Maar er is nóg een getuige waarop de heren Verkuyl en Schulte Nordholt zich beroepen. James Dunn zelf, met wie zij tijdens zijn kort verblijf in Nederland gesproken hebben. Zij beginnen met een aan val op de berichtgeving in onze pers, die zij ervan beschuldigen eenzijdig te zijn geweest en soms het tegen deel te hebben gesuggereerd van wat hij bedoelde. Zij beroepen zich er op, dat Dunn hen gemachtigd heeft de eenzijdige weergave van zijn standpunten op bepaalde pun ten te corrigeren. Helaas hebben wij moeten constateren, dat de twee hoogleraren noch de Nederlandse pers, noch de heer Dunn recht doen wedervaren. Zo heeft „de pers" niet geschreven dat de schatting van de slachtoffers van de Indonesische agressie op 100.000 doden van de heer Dunn zelf stamde. Zo stond in Trouw van 8 april duidelijk te lezen, dat deze schatting afkomstig was van „een katholieke organisatie in Indo nesië." De NRC van 24 maart '77 schrijft dat Dunn de overtuiging heeft „dat de Indonesische troepen tussen de 50.000 en de 100.000 Timo- rezen hebben vermoord." Maar dan gaan de twee schrijvers als volgt verder: „Dat er duizenden slachtof fers zijn gevallen, stemmen alle in formanten toe" daarmee de sug gestie wekkend dat ook Dunn het op cijfers van deze orde zou houden. Tegenover ons verklaarde hij echter nog steeds van mening te zijn dat zelfs een schatting van 10.000 doden veel en veel te laag is, en dat hij dit ook tegenover de beide professoren uitdrukkelijk heeft uitgesproken. Ook wat de huidige situatie op Oost- Timor betreft, verzwijgen de schrij vers een essentieel punt in wat zij van Dunn vernamen. Hij heeft in derdaad gesteld, dat 20 25 procent van het gebied onder Indonesische controle staat. Maar als zij dan ver der de indruk wekken dat Dunn ook de rest van Oost-Timor niet als Fre- tilin-gebied beschouwt, geven zij hem onvolledig, en daardoor on juist, weer. Hij verzekert ons name lijk dat hij aan de twee professoren heeft geprobeerd duidelijk te maken dat in de rest van Oost-Timor, zelfs als het Fretilin daar niet „heerst", de troepen van het Fretilin zich toch „vrij kunnen bewegen." Waarom hebben zij dit punt weggelaten? Soms omdat dit niet past in het graag door de Indonesiërs volgehou den beeld, dat Oost-Timor als „ge pacificeerd" dient te worden be schouwd. Status Derde punt: volgens de twee schrij vers „bepleitte" Dunn een bijzonde re status voor Oost-Timor binnen de Republiek. De Australische diplo maat die, op humanitaire gron den, een eigen standpunt inneemt, en zeer zeker niet als woordvoerder wil gelden van het Fretilin verze kert ons, dat hij deze oplossing niet heeft „bepleit", maar als één van de mogelijkheden heeft genoemd en ook werd het ons duidelijk dat hij bedoelde dat deze oplossing, anders dan de twee professoren wensen, pas aan de orde kan komen nadat de Indonesiërs aan de oorlogstoestand een eind hebben gemaakt. Laatste punt: als een soort knalef fect delen de schijvers aan het slot van hun stuk mee, dat Dunn hen „verzocht namens hem te schrijven" dat hij nooit intrekking van de eco nomische hulp aan Indonesië heeft bepleit. Welnu, dit is ook precies wat de Nederlandse pers al eerder had geschreven bv. Trouw van 8 april. Wel heeft Dunn heel uitdrukkelijk verklaard van mening te zijn, dat alle militaire hulp aan Indonesië ge stopt moet worden waarom ont breekt in de weergave door de twee heren dit toch wel zeer essentiële punt? Het stuk van de twee hoogleraren had niet moeten heten: „Wat kun nen wij doen voor Oost-Timor?" De inhoud past beter bij de titel: „Wat kunnen wij doen voor de Indone sische generaals." (Op donderdag 21 april plaatsten wij een reactie van de Indonesië- werkgroep Leiden. Binnenkort ho pen we een slotbeschouwing van de heren Verkuyl en Schulte Nordholt te publiceren, redactie Trouw). Van een onzer verslaggevers Links een overzichtstekening vati de booractiviteiten in de Noordzee: niet het grootste olie- en gasreservoir ter wereld, maar, volgens deskundigen, toch goed voor zo'n 23 miljard vaten olie en 2500 miljard kubieke meter gas. Dit betekent, dat in de jaren tachtig gerekend kan worden op een dagafzet van 4 tot 4,5 miljoen vaten olie, terwijl aan gas per jaar honderd miljard kubieke meter aan land zou kunnen worden gebracht. 0 Een redelijke schatting van de daarnaast nog aan te tonen Noordzcc-rcservcs komt tot ongeveer 35 miljard vaten ruwe olie en tussen de 3000 en 4000 miljard kubieke meter gas, dat wil zeggen: twaalf miljard vaten ruwe olie en 500 tot 1500 miljard kubieke meter gas méér dan tot dusverre is ontdekt. De grootste velden liggen, zo toont de tekening aan, aan weerszijden van de noord-zuid lopende scheidingslijn van het continentale plat, met de kust verbonden met ongeveer 1000 kilometer aan pijpleidingen. Het Ekofisk-veld, het eerste belangrijke veld in de Noorse sector, neemt er een centrale plaats in. Aangenomen wordt, dat alleen al de gasproduktie in dit gebied in 1979 ruim zeventien miljard kubieke meter per jaar zal belopen. Deze produktie zal met name bestemd zijn voor de Wcstcuropcse markt, waarvoor al een pijpleiding naar het Westduitse Emdcn is aangelegd. De olie 60.000 vaten per dag in 1979 gaat via een leiding naar het Britse Tcessidc. Simpkins „Als je een beest ziet, Har ry, klop dan op mijn schouder kunnen van maandag tol en met vrijdag telefonisch van 9 00-19.30 uur opgegeven worden op nummer 020-913456. Op zondagavond Is dit alleen mogelijk van 18.00-20.00 uur. Met diep leedwezen geven wij kennis van het onverwacht overlijden van de heer F. B. Bakker Met grote waardering gedenken wij de wijze waarop hij zich gedurende meer dan 50 jaar voor ons bedrijf heeft ingezet. Commissarissen Bakker B V. Machinefabriek en Staalgieterij Ridderkerk. Psalm 90 (onberijmd) Heden heeft de Here onze zorgzame vader, schoonvader, groot- en overgrootvader PIETER CHRISTE Weduwnaar van Elizabeth Plonia Sederel van onze zijde weggenomen. Hij mocht 81 jaar worden. J. Christe L. Christe-van den Berg M. Christe A. Christe-Scheepmaker J. van Oorschot-Christe J. van Oorschot S. de Waard-Christe J. J. de Waard Klein- en achterkleinkinderen Rotterdam, 23 april 1977 Huize „Haegenburgh" Vredehagen 1, kamer 130 Corr. adres. J. Christe Rubenslaan 5, Krimpen a/d IJssel Gelegenheid voor condoleance- en rouwbezoek in de rouwkamer van huize „Haegenburgh", Vrede hagen 1, Rotterdam-Zuid, woensdag van 19.30 tot 20.00 uur. De rouwdienst zal worden gehouden donderdag 28 april a.s. om 14.00 uur in de recreatiezaal van huize „Haegenburgh". Vredehagen 1. Rotterdam- Zuid, waarna de teraardebestelling om ongeveer 14.45 uur zal plaatsvinden op de Zuiderbe graafplaats, Slinge 50, Rotterdam-Zuid. Vertrek van Vredehagen 1 om 14.30 uur. Bedroefd maar toch dankbaar maken wij u be kend dat de Here uit haar lijden heeft verlost onze lieve zorgzame moeder, behuwd-, groot- en over grootmoeder, mevrouw Adriana Maris sinds 9 november 1976 weduwe van Gerrit Arie Barèl in de gezegende leeftijd van 92 jaar Dordrecht: C Barèl C. Barèl-v.d. Linden Zevenbergen: F. E. Korteweg-Barèl A. J. Korteweg Zevenbergen: J. A. Zylmans-Barèl C. Zylmans Zevenbergen: A. L. van Prooyen-Barèl klein- en achterkleinkinderen Zevenbergen, 23 april 1977 Prins Bernhardstraat 1 De samenkomst zal D.V worden gehouden op woensdag 27 april a.s. om 14 uur in het rusthuis „De Westhoek", Prins Bernhardstraat 1 te Zeven bergen, waarna de begrafenis te 14.30 uur zal plaatsvinden op de Algemene Begraafplaats al daar. Gelegenheid tot condoleren na afloop van de begrafenis in voornoemd rusthuis. Correspondentieadres: A J Korteweg-Barèl, Nassauplein 12, Zevenbergen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 13