Zal het CDA zichzelf onmogelijk maken? Eén omstreden raket t begrijpt Zogezegd G 22 APRIL 1977 Trouw/Kwartet s verschillende lezers vallen, dat onlangs in "ïlfde nummer door mij een indeling in links en rechts >or Ton Hydra en Albeda een affing van die benadering bepleit. Is hier sprake van ispraak? Dat hoeft niet. Met a ben ik het eens dat de ppen links en rechts, zoels ze nteerd worden, niet goed baar zijn. Wij moeten de likelijke indeling inderdaad laffen. Maar daarmee hoeft chte onderscheid tussen twéé dhoudingen nog niet weg te n. Anders kan men zich te ikkelijk terugtrekken in het den". Het hoeft geen lisme te zijn. als men onze emogelijkheden tot twee jbrengt. Maar de termen en dan wel een echte nstelling aanduiden. Daarom .behoudend" en inderingsgezind" niet goed cbaar, want wét wil men uden en wat vreranderen? Het 1 een reële tegenstelling, als den Doel zegt dat de :elijke politieke keus gaat tn liberale consumptiedwang >cialistische democratie. Ook liet liberaal en niet tisch wil zijn, zal als het lenwerking aankomt n die twee moeten kiezen en ;n beseffen waarvoor hij dan ijk kiest. Maar de termen raai" en „socialistisch" doen veel aan partijen denken; de ;te keuze is die tussen twee iteiten, die men overigens iberaal en socialistisch kan ten, maar dan in een ruimere iberaal als de levenshouding iest voor maximale vrijheid wil in de praktijk zeggen: de leid van een kleine groep om de itste groep te bevelen wat deze en laten moet) en socialistisch ver: antikapitalistisch) als de touding die kiest voor Ie sociale gerechtigheid komt neer op het optillen van iderkant van de samenleving in vermaatschappelijking van door Okke Jager de productie, in welke vorm dan ook). Maar omdat men bij liberaal en socialistisch meestal denkt aan bepaalde partijen met een uitgesproken visie over de wégen naar deze doeleinden (en dan is er wellicht een derde weg), kunnen wij die twee grondhoudingen beter als rechts en links aanduiden. Dat er uiteindelijk maar twéé zijn, is geen uitvinding van polariserende politiekelingen. maar een grondgegeven van ons mens zijn: wij zijn ten diepste sociaal óf anti-sociaal. Politiek is ingewikkeld, maar op dit punt heel eenvoudig. Hier werkt spreken over een middenweg alleen maar verdoezelend. Wie aan individuele vrijheidode prioriteit geeft, kiest praktisch voor het eigen belang of een deelbelang. Wie sociale gerechtigheid vooropzet, dient het algemene belang en vooral dat van alle achterstandgroepen. En gezien de grondslag van onze maatschappij kiest de eerste voor het bestaande stelsel en de tweede voor een andere sociaal-economische orde. Onze grondkeuze verraadt zich in onze bezorgdheid. Zo schreef Van Enk: „Nooit is duidelijker geweest dan nu, dat de sociaal-economische gegevens slechts de keus laten tussen persoonlijk materieel gewin aan de ene en de kwaliteit van de collectieve voorzieningen aan de andere kant." En zo schreef ik, dat wie zich zorgen maakt over de vraag: hoevéél belasting moet ik betalen? rechts genoemd moet worden, en dat wie zich afvraagt waarvóór hij zijn geld geeft, links mag heten. Een lezeres vroeg: is het niet anders om? Een andere reageerde: hoe durft u beweren dat rechtse men sen zich géén zorgen maken over de bestemming van hun belas tinggeld? Maar deze vragenstellers gaan al uit van een bepaalde inde ling in rechts en links en daarop zal mijn typering wel niet altijd passen (al is het merkwaardig dat niemand geneigd is, de keuze voor een andere maatschappelijke orde uitgesproken réchts te noemen). Ik deed het omgekeerde: ik noemde twee bezorgdheden en gaf deze ver vólgens de kwalificaties rechts en links. Zo kan één mens tegelijk rechts en links zijn; maar de bedoe ling is uiteraard: welke zorg heeft de óverhand? En: zorg moet blij ken! Als de vragenstellers blijken uit te gaan van de belangen van de gemeenschap, zijn zij voor mij links. Maar als zij zichzelf liever rechts noemen? Dan kan mijn in deling duidelijk maken, dat zij ver keerd taxeren waar hun eigenlijke bondgenoten zitten, dat hun an- ti-rood-sentiment geen zuiver argu ment is. Albeda verzet zich tegen een links-rechts-benadering die ervan uitgaat, dat de maatschappij moet veranderen en dat dit alleen door links te realiseren is. Inderdaad kan zo'n pretentie verwarrend wer- kén, zolang „links" vele beteke nissen kan hebben of door bepaal de stromingen geclaimd wordt. Juist daarom is het zinvol te zeg gen: laten wij iedereen die een soli daire maatschappij nodig acht, links noemen. Dén gaat het altijd óp, dat de veranderingen alleen bij links te verwachten is! Dan denken wij bij links aan mensen die elkaar echt nodig hebben. Dan kunnen wij het aan de kaak stellen, wanneer men links gretig op één hoop werpt met wat zich alleen maar links nóemt zoals de CPN Ik denk aan Strauss en Vorster, die alles wat kritiek heeft, meteen besmetten met het woord communist (op Cu rasao wordt een onderwijzer al voor communist uitgemaakt, als hij zegt dat de kinderen niet ge noeg te eten krijgen) en aan Steen kamp, die de PPR een plaats toe denkt „bij de communisten bij wie ze thuishoren". Dan kunnen wij ook ontmaskeren wat zich links noemt maar het niet is, zoals Breznjew of de advertentie-pagina in Vrij Nederland voor uitverkoop in-mensenlichamen of een rechts besluit van een linkse partij. Het is fantastisch, schreef Tamar, hoe de mensen'zich uit de neteligste pro blemen redden door hun standpunt links te noemen en het tegenargu ment rechts. Zo noemde iemand in de Volkskrant de gratis-verschaffing van heroïne aan alle verslaafden een progressief idee: voor de sluik handel zit er dan geen winst meer in Pas een zuiniger en zindelij- ker gebruik van termen als progres sief en links kan hen bijeenbréngen die werkelijk bijeenhóren. Hans de Boer noemt het CDA-program een „program dat een voortzetting van de combinatie tussen socialisten en christen-democraten geenszins in de weg staat". Maar als hij het zó uitdrukt, laat hij voor zijn lijsttrek ker de weg vrij om evengoed een combinatie met de WD mogelijk te achten. Hij zou als een hard feit moeten constateren, dat zijn pro gram ALLEEN mét links te realise ren is. Het is maar niet een program dat de samenwerking met socialis ten niet in de weg staat. Het heeft die samenwerking nódig. Een sa mengaan met liberalen zou dit pro gram de tanden uittrekken. Prof. Ridderbos mag zeggen: of wij nu met de PvdA of de WD samen gaan. wat voor ons onopgeefbaar is. geven wij niet op. Maar: wie bepaalt wat onopgeefbaar is? En: hoe kan men vanuit het CDA-pro- gram zaken doen met een partij, waar zelfs de uitspraak dat de Ne derlandse bijdrage voor hulpbe hoevende landen „in de voorhoede der welvarende landen" moet blij ven, te vér ging voor het hoofdbe stuur en zowat de helft van de ledenvergadering? Welke uit spraak van de raad van Kerken staat niet lijnrecht tegenover deze mentaliteit? Geen wonder dat vol gens Wiegel de kerken op politiek gebied nooit concreet mogen wor den, maar zich tot vage algemeen heden moeten beperken! De anti kapitalistische uitgangspunten van CDA en PvdA rijmen op el kaar. Maar CDA- en WD-program vloeken met elkaar. En waar het CDA dit loochent, vloekt het met zichzelf. Zelfs Albeda schreef: na- tuurlijk(!) kunnen wij ook met de WD aan sociale rechtvaardigheid werken. Wil hij daarom geen links-rechts-benadering? Er is geen combinatie denkbaar tussen WD en CDA dan die tussen een graat en de keel van iemand die bijna stikt. lijsttrekker van D'66 Jan Ter- t over de knelpunten in de sa- fleving: „De samenleving krijgt meer kenmerken van een Inocratie. De beslissingen over nenergie zijn door technocraten pmen zonder dat er een wissel ing met de politici was ge- Vandaar dat de reactie op technocratische beslissingen |o groot is. Het is al te laat voor I discussie hierover." AR-Kamerlid Jan van Houwe len over de verhoudingen bin- de tegenwoordige CDA-fractie Ie Tweede Kamer: „We zijn nog ar een paar maanden bezig. We ijken elkaar in de gezamenlijke {tie met ogen vol wantrouwen, je hebt natuurlijk de Schakels Üe Roolvinks, maar ik kan toch goed met ze opschieten. Elke tij heeft minderheden waar ze ening mee moeten houden. De lA moet soms buigen voor de rn van de PPR. En het CDA rekening te houden met de IU. Maar inderdaad, als ik in de fctie zie wat we soms aan deze zes hsen moeten toegeven, denk ik: i. nou De oud-WD-senator Harm van Riel over de mogelijkheid dat de WD na de verkiezingen de premier zal moeten leveren: „Als we dan niet aan Wiegel denken, maar aan een ander dan geef ik Toxopeus een grote kans. Meer nog dan Geertse- ma, die misschien knapper is. Het. voordeel van Toxopeus is, dat hij mensenbindend vermogen heeft. En die eigenschap vind ik voor een premier het belangrijkste." Het CPN-Tweede-Kamerlid Fré Meis over eventuele deelneming van de CPN aan een nieuwe rege ring na de verkiezingen: „Onze par tij is natuurlijk niet opgericht om hoe-dan-ook aan de regering te ko men. We zijn een communistische partij en onze partij is er op gericht de arbeidersklasse aan de macht te brengen. Als wij zeggen dat wij mee willen doen aan de regering, dan willen wij een regering die een om buiging tot stand brengt ten gunste van de meerderheid van ons volk. Een regering, die stap voor stap in die richting werkt, daar willen wij aan meedoen." Carter kiest een nieuwe auto Ooit naar een apotheker geweest voor een geneesmiddel? Ik deed dat laatst en las ook het papiertje dat tussen de tabletten en de verpakking zat. Dat had ik netzo goed niet hoeven doen In de eerste zinnen vond ik nog een paar woorden die bij mij slechts vage herinneringen opriepen aan lessen scheikunde. Maar al spoedig werd elk begrip verduisterd door de ongetwij feld vakkundig gebruikte medische termen. Een fraai schrij ven van de farmaceut aan de medicus en geen uitleg van de apotheker aan de patiënt. Ik terug naar die apotheker. Nee meneer, die bijsluiter is voor u be doeld. Vroeger moesten wij de bij sluiters, die de fabrikant erbij le verde, verwijderen voor we het ge neesmiddel aan de patiënt ver kochten. Maar tegenwoordig met die inspraak en zo vindt de kri tische patieat hij op die manier onmondig wordt gemaakt. Mondi ge mensen willen weten wat ze slik ken. Daarom moeten wij, tenzij de arts anders voorschrijft, de bijslui ter bijsluiten. Maar hoeveel pa- tierijpen zo'n tekst? Heel weinig, zei de apotheker. Waarom doet u het dan? Meneer, het moet! Wij sluiten de bijsluiter bij. omdat aldus is besloten bij Koninklijk Be sluit. Dus door toedoen van de overheid krijg ik een onbegrijpelijk stukje tekst in handen? Ja, daar heeft u gelijk in. Het K. B. was gauw gevonden: Staatsblad 1975, nummer 557, Be sluit van 7 oktober 1975, houdende nadere wijziging van het Besluit uitoefening artsenijbereidkunst en van het Besluit verpakte genees middelen. Ik citeer artikel 1 en een stukje uit de nota van toelichting: „De apotheker en de apotheekhou- dende geneeskundige dragen zorg dat, indien op een recept de afleve ring van een verpakt geneesmiddel wordt voorgeschreven, het bij de verpakking daarvan gevoegde ge schrift, inhoudende inlichtingen omtrent het geneesmiddel, met het geneesmiddel wordt afgeleverd ten behoeve van de in het recept met name genoemde dan wel met cij fers of letters aangeduide persoon. De eerste volzin is niet van toepas sing ingeval op het recept anders is voorgeschreven." Dat wordt als volgt toegelicht: „De verplichting tot het bij de verpak king voegen van een bijsluiter (na melijk door de fabriek) enerzijds en de verplichting tot verwijdering van de bijsluiter bij de aflevering van een geneesmiddel op recept anderzijds, wordt tegenwoordig door de patiënt als een nietge- rechtvaardigde bevoogding gezien en door het farmaceutische be drijfsleven als een inconsequente maatregel aangemerkt. Deze be zwaren moeten als redelijk worden aangemerkt. De voorgestel de regeling gaat uit van de gedach te, dat het van belang is dat de patteichtingen omtrent het hem voorgeschreven geneesmiddel krijgt." Proef op de som Nu de proef op de som genomen. Weer naar die apotheker. Ik vroeg en kreeg de bijsluiters van enkele door H. J. Neuman Een jaar of wat geleden werd bekend dat de Koninklijke Landmacht van plan was een aantal van haar grond- grond raketten te vervangen. De plaats van de „Honest John" (reik wijdte 20 kilometer) zou worden in- genomen door een (kleiner) aantal ,,Lance"-raketten (reikwijdte 110 a 120 km). Men ging er in brede kring van uit dat de „Lance" eigenlijk te duur was voor het vervoer van con ventionele (dus: niet-nucleaire) la dingen. Dat zou niet kosten-effectief zijn. Vandaar dat het regeerakkoord van de drie progressieve partijen, „Keerpunt 1972" zich er op blaz. 43 voor uitsprak „de Honest John niet te vervangen". Vooral de PPR had sterke ethische bezwaren tegen de „Lance" en bovendien achtten de progressieven de aanschaf van dit wapen niet in overeenstemming met het streven naar ontspanning in Europa. Trouwens, ook van bepaalde militai re zijde werd kritiek gespuid op de voorgenomen vervanging. Zo stelde de befaamde nota-Meijnderts aan leiding tot een conflictsituatie in de landmachttop onder meer: „Het bereik van de Lance overtreft niet alleen duidelijk de invloedssfeer van Nederland en het legerkorps in nu cleaire zaken, maar bovendien is het militair-technische vraagstuk van de doelopsporing niet aan een oplossing toe". Geen wonder derhalve dat het kabi net-Den Uyl, dat immers „het te rugdringen van de rol van de kernwapens" in zijn vaandel had geschreven, 26 juni 1973 voorlopig besloot de „Lance" niet aan te schaffen. Hoe voorlopig het besluit van de regering wel was. bleek het jaar daarop. Na overleg met de NAVO liet minister Vredeling weten dat Neder land misschien toch de „Lance" zou kopen maar dan de niet-nucleaire variant. In de Defensienota 1974, „Om de veiligheid van het bestaan", werd meegedeeld: „Vervanging van twee afdelingen Honest John door één afdeling Lance is in het kader van de taakverdeling nog onderwerp van overleg met de Duitse Bondsre publiek". Dat er nu in de Kamer vrijwel geen opwinding meer ontstond, kwam ten dele omdat de meeste aandacht zich concentreerde op de vervanging van de „Starfighter". Maar belangrijker was natuurlijk 's ministers medede ling dat Nederland geen atoomraket zou kopen. De critici in de Kamer werden aldus op het verkeerde been gezet. Een motie-Waltmans die ten doel had de door de „Honest John"- raketten uitgeoefende taak conse quent af te stoten werd op 26 septem ber 1974 bij zitten en opstaan verwor pen. Eigenlijk waren er twee niet- nucleaire versies van de „Lance": een voor harde doelen (bijvoorbeeld tanks) en een voor zachte doelen. De „Military Balance 1976-1977" ver meldt alleen dat Nederland een aan- tpl „Lance"-raketten in bestelling heeft. Maar begin van dit jaar werden omstandigheden geschapen die de oude controverse weer zouden kun nen laten oplaaien. In Amerika maakte namelijk de regering-Carter het voornemen bekend de aankoop door het leger van niet-nucleaire ,,Lance"-raketten te staken. Begin februari verscheen in Washington een klein boekwerk, waarin de nieu we regering haar voorstellen tot wij ziging van de oude Ford-begroting had neergelegd: „fiscal Year 1978 Budget Revisions". In Nederland besteedden de media er slechts oppervlakkige aandacht aan. Toch stond op blz. 31 het voor Nederland mogelijk zo omineuze zinnetje: „Procurement of the Ar my's non-nuclear Lance missile will be terminated". Zou het voor de Vought Corporation in Dallas, die de „Lance" fabriceert, nog wel de moei te waard zijn ten behoeve van Ne derland en Israeli met de produktie van niet-nucleaire raketten door te gaan, als het Amerikaanse leger zijn bestellingen inderdaad zou staken? De nieuwe minister van defensie, Harold Brown, zei dat de niet- nucleaire versie van de „Lance" de moeite van het kopen niet waard is. Hij gebruikte o.m. het argument dat ook voorkwam in de eerder genoem de nota-Meijnderts, namelijk dat de „Lance" niet in staat is zijn eigen doelen op te sporen. Daar is een apart vliegtuig voor nodig. Welnu, aldus de minister, dan kun je ook de vernietiging van het doel maar beter door dat vliegtuig laten geschieden. Browns woorden werden afgedrukt in de „International Herald Tribu ne" van 1 maart. Voor de defensie- deskundige van de PvdA-fractie, Piet Dankert, was dat aanleiding minister Stemerdink enkele vragen te stellen. De minister van defensie had nog geen officiële tekst van de uitspra ken van zijn Amerikaanse collega in handen, toen hij op 7 april de vragen van Dankert beantwoordde. Van een stopzetting van de produktie van de niet-nucleaire „Lance" was hem niet gebleken, overleg met de Vere nigde Staten was daarom niet nodig en met die doelopsporing liep het ook nogal los. Aldus minister Ste merdink. Intussen heeft de Commissie voor de Strijdkrachten van het Ameri kaanse Huis van Afgevaardigden be sloten de gelden voor de aanschaf van niet-nucleaire „Lance"-raketten (77,7 miljoen dollar) weer terug op de begroting te brengen. Zij ver werpt alle argumenten van minister Brown. Mede op grond van de hoor zittingen die zij heeft gehouden komt zij tot de volgende conclusies: „De Lance is nauwkeurig genoeg voor het soort doelen waartegen hij zal worden gebruikt. Er zijn geen problemen met de doelopsporing als de vijand in golven aanvalt, want dan zal hij vuren in een doelen-rijke omgeving. Zijn beschikbaarheid als nucleair afschrikkingsmiddel wordt niet aangetast door het als conven tioneel wapen te gebruiken. „Tenslotte is het niet verstandig om in een tijdperk, waarin beperkingen van de militaire mankracht een rea liteit zijn waarmee we moeten leven, slechts één bepaalde opdracht te ge ven aan de zes Lance bataljons die wij (de Verenigde Staten dus); heb ben opgesteld in Europa De niet-nucleaire ,,Lance"-raket is dus nog lang niet van de baan. Maar het.hangt nu verder van het Huis, de Senaat en later mogelijk van een beraad tussen beide huizen af, of het voornemen van de regering-Carter echt wordt verijdeld. Zou niet het geval zijn en moet het Ameri kaanse leger zijn bestellingen sta ken, dan lijkt er weinig kans te zijn dat Vought Corporation de produktie terwille van Nederland en IsVaël voortzet De vraag zou dan opnieuw lulden: willen we atoomraketten of niet? veel verstrekte geneesmiddelen: een slaapmiddel, een middel tegen hoge bloeddruk, een middel tegen Infectie en een pijnstiller. Oftewel: een euhypnoticum, een antibioti cum, een antthypertenslvum en De pijnstiller had geen Griekse naam. maar die is gemakkelijke te bedenken als je een Nederlands- Grieks woordenboek hebt ge raadpleegd. Ik verzin er even een voor de volledigheid: een alcopole- micum. Zijn deze bijsluiters er ten behoeve van de patiënt' Nee. ik geloof het niet. Alleen al de tussenkopjes be wijzen dat. Een term als „contra indicaties" is volledig begrijpelijk voor de farmaceut, de apotheker en de arts, maar niet voor de patiënt In een patiëntenbijsluiter kan be ter staan: Wanneer mag u dit mid del niet gebruiken? En wat te den ken van het tussenkopje „re- sorptie" (uiteraard onder het hoofdje „farmacokinetiek") Des kundigen zullen waarschijnlijk zeg gen dat de omschrijving „Hoe wordt het middel in het lichaam opgenomen9" de zaak niet hele maal dekt. Maar toch heeft de pa tiënt hier meer aan. Kijkt u maar naar de volgende zin: „Dit middel wordt na orale toediening voor 85- 90% geresorbeerd". Nog één voor beeld en dan hou ik op De volgen de waarschuwing wordt door meer dan 85-90% van de patiënten intel lectueel niet geresorbeerd: „Bij pa tiënten met een mononucleosis ïn- fectuosa of met een leucaemia lymphatica dient rekening gehou den te worden met een hoge frequ entie van exanthemata." Ongeschikte vaktaal Wat wordt met deze voorbeelden aangetoond? Je kunt wel bij Ko ninklijk Besluit verordenen dat el ke patiënt de bijsluiter moet krij gen, tenzij de arts anders beslist, maar zo'n Koninklijk Besluit heeft geen effect als het taalgebruik niet wordt aangepast. De taal die de farmaceutische fabrikant hanteert als hij zich richt tot de apotheker of de arts, is vaktaal die intern wel goed functioneert. Maar deze vak taal is totaal ongeschikt als com municatiemiddel tussen apotheker en patiënt. Gelukkig wordt hier wat aan ge daan. De Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie, de K.N.M.P., is bezig bijsluiters samen te stellen die spe ciaal zijn afgestemd op de patiënt. Ik heb een paar ontwerp- patlëntenbijsluiters mogen bekij ken. Een hele verbetering! Wel is het jammer dat er nog steeds technische termen worden ge bruikt, bijvoorbeeld het woord contra-indicatie, en dat het taalge bruik nog deftig en koud aandoet. Maar dat valt gemakkelijk te ver anderen. als men vroegtijdig een journalist of neerlandicus te hulp roept. Het zou nog beter zijn, wan neer ook de farmaceutische indus trieën patiëntenbijsluiters zouden ontwerpen. Want de K.N M P. houdt zich alleen bezig met de ge neesmiddelen die zijn samenge steld volgens het zogenaamde For- mularium der Nederlandse Apothe kers. Het zou natuurlijk helemaal mooi zijn, als er een aanvullend Koninklijk Besluit zou komen, dat de farmaceutische fabrikanten zou verplichten in de patiëntenbijslui ter een taal te gebruiken waardoor „de patiënt inlichtingen omtrent het hem voorgeschreven genees middel krijgt." izie het citaat uit de nota van toelichting.) Pas dan krijgt het eerste Koninklijke Be sluit effect. Wel rijst nu de interessante vraag wat er moet gebeuren met de zoge naamde placebo's, de „nep middelen" die alleen geneeskrach tige werking hebben door sugges tie. Als de patiënt, volgens de be doeling van het K.B., inlichtingen krijgt over het aah hem verstrekte phicebo, dan werkt het placebo 'niet meer. Duidelijkheid in de pa- tiëntenbljsluiter ontkracht dan het geneesmiddel.*-Verduidelijking Is dan onthulling. En dat is helaas niet de bedoeling, ondanks het K B. van bijna twee Jaar geleden. Het zou mij benieuwen of we ooit echte patiéntenbijsluiters krijgen. Jan Renkema is taalkundig adviseur van de staatsuitgeverij en werkzaam voor de commissie „Duidelijke •taal".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 13