Zal het
CDA zichzelf
onmogelijk maken?
Eén
omstreden
raket
t
begrijpt
Zogezegd
G 22 APRIL 1977
Trouw/Kwartet
s verschillende lezers
vallen, dat onlangs in
"ïlfde nummer door mij een
indeling in links en rechts
>or Ton Hydra en Albeda een
affing van die benadering
bepleit. Is hier sprake van
ispraak? Dat hoeft niet. Met
a ben ik het eens dat de
ppen links en rechts, zoels ze
nteerd worden, niet goed
baar zijn. Wij moeten de
likelijke indeling inderdaad
laffen. Maar daarmee hoeft
chte onderscheid tussen twéé
dhoudingen nog niet weg te
n. Anders kan men zich te
ikkelijk terugtrekken in het
den". Het hoeft geen
lisme te zijn. als men onze
emogelijkheden tot twee
jbrengt. Maar de termen
en dan wel een echte
nstelling aanduiden. Daarom
.behoudend" en
inderingsgezind" niet goed
cbaar, want wét wil men
uden en wat vreranderen? Het
1 een reële tegenstelling, als
den Doel zegt dat de
:elijke politieke keus gaat
tn liberale consumptiedwang
>cialistische democratie. Ook
liet liberaal en niet
tisch wil zijn, zal als het
lenwerking aankomt
n die twee moeten kiezen en
;n beseffen waarvoor hij dan
ijk kiest. Maar de termen
raai" en „socialistisch" doen
veel aan partijen denken; de
;te keuze is die tussen twee
iteiten, die men overigens
iberaal en socialistisch kan
ten, maar dan in een ruimere
iberaal als de levenshouding
iest voor maximale vrijheid
wil in de praktijk zeggen: de
leid van een kleine groep om de
itste groep te bevelen wat deze
en laten moet) en socialistisch
ver: antikapitalistisch) als de
touding die kiest voor
Ie sociale gerechtigheid
komt neer op het optillen van
iderkant van de samenleving
in vermaatschappelijking van
door Okke Jager
de productie, in welke vorm dan
ook).
Maar omdat men bij liberaal en
socialistisch meestal denkt aan
bepaalde partijen met een
uitgesproken visie over de wégen
naar deze doeleinden (en dan is er
wellicht een derde weg), kunnen wij
die twee grondhoudingen beter als
rechts en links aanduiden. Dat er
uiteindelijk maar twéé zijn, is geen
uitvinding van polariserende
politiekelingen. maar een
grondgegeven van ons mens zijn:
wij zijn ten diepste sociaal óf
anti-sociaal. Politiek is
ingewikkeld, maar op dit punt heel
eenvoudig. Hier werkt spreken over
een middenweg alleen maar
verdoezelend. Wie aan individuele
vrijheidode prioriteit geeft, kiest
praktisch voor het eigen belang of
een deelbelang. Wie sociale
gerechtigheid vooropzet, dient het
algemene belang en vooral dat van
alle achterstandgroepen. En gezien
de grondslag van onze
maatschappij kiest de eerste voor
het bestaande stelsel en de tweede
voor een andere
sociaal-economische orde. Onze
grondkeuze verraadt zich in onze
bezorgdheid. Zo schreef Van Enk:
„Nooit is duidelijker geweest dan
nu, dat de sociaal-economische
gegevens slechts de keus laten
tussen persoonlijk materieel gewin
aan de ene en de kwaliteit van de
collectieve voorzieningen aan de
andere kant." En zo schreef ik, dat
wie zich zorgen maakt over de
vraag: hoevéél belasting moet ik
betalen? rechts genoemd moet
worden, en dat wie zich afvraagt
waarvóór hij zijn geld geeft, links
mag heten.
Een lezeres vroeg: is het niet
anders
om? Een andere reageerde: hoe
durft u beweren dat rechtse men
sen zich géén zorgen maken over de
bestemming van hun belas
tinggeld? Maar deze vragenstellers
gaan al uit van een bepaalde inde
ling in rechts en links en daarop
zal mijn typering wel niet altijd
passen (al is het merkwaardig dat
niemand geneigd is, de keuze voor
een andere maatschappelijke orde
uitgesproken réchts te noemen). Ik
deed het omgekeerde: ik noemde
twee bezorgdheden en gaf deze ver
vólgens de kwalificaties rechts en
links. Zo kan één mens tegelijk
rechts en links zijn; maar de bedoe
ling is uiteraard: welke zorg heeft
de óverhand? En: zorg moet blij
ken! Als de vragenstellers blijken
uit te gaan van de belangen van de
gemeenschap, zijn zij voor mij
links. Maar als zij zichzelf liever
rechts noemen? Dan kan mijn in
deling duidelijk maken, dat zij ver
keerd taxeren waar hun eigenlijke
bondgenoten zitten, dat hun an-
ti-rood-sentiment geen zuiver argu
ment is.
Albeda verzet zich tegen een
links-rechts-benadering die ervan
uitgaat, dat de maatschappij moet
veranderen en dat dit alleen door
links te realiseren is. Inderdaad
kan zo'n pretentie verwarrend wer-
kén, zolang „links" vele beteke
nissen kan hebben of door bepaal
de stromingen geclaimd wordt.
Juist daarom is het zinvol te zeg
gen: laten wij iedereen die een soli
daire maatschappij nodig acht,
links noemen. Dén gaat het altijd
óp, dat de veranderingen alleen bij
links te verwachten is! Dan denken
wij bij links aan mensen die elkaar
echt nodig hebben. Dan kunnen wij
het aan de kaak stellen, wanneer
men links gretig op één hoop werpt
met wat zich alleen maar links
nóemt zoals de CPN Ik denk aan
Strauss en Vorster, die alles wat
kritiek heeft, meteen besmetten
met het woord communist (op Cu
rasao wordt een onderwijzer al
voor communist uitgemaakt, als
hij zegt dat de kinderen niet ge
noeg te eten krijgen) en aan Steen
kamp, die de PPR een plaats toe
denkt „bij de communisten bij wie
ze thuishoren". Dan kunnen wij
ook ontmaskeren wat zich links
noemt maar het niet is, zoals
Breznjew of de advertentie-pagina
in Vrij Nederland voor uitverkoop
in-mensenlichamen of een rechts
besluit van een linkse partij. Het is
fantastisch, schreef Tamar, hoe de
mensen'zich uit de neteligste pro
blemen redden door hun standpunt
links te noemen en het tegenargu
ment rechts.
Zo noemde iemand in de
Volkskrant de gratis-verschaffing
van heroïne aan alle verslaafden
een progressief idee: voor de sluik
handel zit er dan geen winst meer
in Pas een zuiniger en zindelij-
ker gebruik van termen als progres
sief en links kan hen bijeenbréngen
die werkelijk bijeenhóren. Hans de
Boer noemt het CDA-program een
„program dat een voortzetting van
de combinatie tussen socialisten en
christen-democraten geenszins in
de weg staat". Maar als hij het zó
uitdrukt, laat hij voor zijn lijsttrek
ker de weg vrij om evengoed een
combinatie met de WD mogelijk
te achten. Hij zou als een hard feit
moeten constateren, dat zijn pro
gram ALLEEN mét links te realise
ren is. Het is maar niet een program
dat de samenwerking met socialis
ten niet in de weg staat. Het heeft
die samenwerking nódig. Een sa
mengaan met liberalen zou dit pro
gram de tanden uittrekken.
Prof. Ridderbos mag zeggen: of wij
nu met de PvdA of de WD samen
gaan. wat voor ons onopgeefbaar
is. geven wij niet op. Maar: wie
bepaalt wat onopgeefbaar is? En:
hoe kan men vanuit het CDA-pro-
gram zaken doen met een partij,
waar zelfs de uitspraak dat de Ne
derlandse bijdrage voor hulpbe
hoevende landen „in de voorhoede
der welvarende landen" moet blij
ven, te vér ging voor het hoofdbe
stuur en zowat de helft van de
ledenvergadering? Welke uit
spraak van de raad van Kerken
staat niet lijnrecht tegenover deze
mentaliteit? Geen wonder dat vol
gens Wiegel de kerken op politiek
gebied nooit concreet mogen wor
den, maar zich tot vage algemeen
heden moeten beperken! De anti
kapitalistische uitgangspunten
van CDA en PvdA rijmen op el
kaar. Maar CDA- en WD-program
vloeken met elkaar. En waar het
CDA dit loochent, vloekt het met
zichzelf. Zelfs Albeda schreef: na-
tuurlijk(!) kunnen wij ook met de
WD aan sociale rechtvaardigheid
werken. Wil hij daarom geen
links-rechts-benadering? Er is geen
combinatie denkbaar tussen WD
en CDA dan die tussen een graat en
de keel van iemand die bijna stikt.
lijsttrekker van D'66 Jan Ter-
t over de knelpunten in de sa-
fleving: „De samenleving krijgt
meer kenmerken van een
Inocratie. De beslissingen over
nenergie zijn door technocraten
pmen zonder dat er een wissel
ing met de politici was ge-
Vandaar dat de reactie op
technocratische beslissingen
|o groot is. Het is al te laat voor
I discussie hierover."
AR-Kamerlid Jan van Houwe
len over de verhoudingen bin-
de tegenwoordige CDA-fractie
Ie Tweede Kamer: „We zijn nog
ar een paar maanden bezig. We
ijken elkaar in de gezamenlijke
{tie met ogen vol wantrouwen,
je hebt natuurlijk de Schakels
Üe Roolvinks, maar ik kan toch
goed met ze opschieten. Elke
tij heeft minderheden waar ze
ening mee moeten houden. De
lA moet soms buigen voor de
rn van de PPR. En het CDA
rekening te houden met de
IU. Maar inderdaad, als ik in de
fctie zie wat we soms aan deze zes
hsen moeten toegeven, denk ik:
i. nou
De oud-WD-senator Harm van Riel
over de mogelijkheid dat de WD
na de verkiezingen de premier zal
moeten leveren: „Als we dan niet
aan Wiegel denken, maar aan een
ander dan geef ik Toxopeus een
grote kans. Meer nog dan Geertse-
ma, die misschien knapper is. Het.
voordeel van Toxopeus is, dat hij
mensenbindend vermogen heeft.
En die eigenschap vind ik voor een
premier het belangrijkste."
Het CPN-Tweede-Kamerlid Fré
Meis over eventuele deelneming
van de CPN aan een nieuwe rege
ring na de verkiezingen: „Onze par
tij is natuurlijk niet opgericht om
hoe-dan-ook aan de regering te ko
men. We zijn een communistische
partij en onze partij is er op gericht
de arbeidersklasse aan de macht te
brengen. Als wij zeggen dat wij mee
willen doen aan de regering, dan
willen wij een regering die een om
buiging tot stand brengt ten gunste
van de meerderheid van ons volk.
Een regering, die stap voor stap in
die richting werkt, daar willen wij
aan meedoen."
Carter kiest een nieuwe auto
Ooit naar een apotheker geweest voor een geneesmiddel? Ik
deed dat laatst en las ook het papiertje dat tussen de tabletten
en de verpakking zat. Dat had ik netzo goed niet hoeven doen
In de eerste zinnen vond ik nog een paar woorden die bij mij
slechts vage herinneringen opriepen aan lessen scheikunde.
Maar al spoedig werd elk begrip verduisterd door de ongetwij
feld vakkundig gebruikte medische termen. Een fraai schrij
ven van de farmaceut aan de medicus en geen uitleg van de
apotheker aan de patiënt.
Ik terug naar die apotheker. Nee
meneer, die bijsluiter is voor u be
doeld. Vroeger moesten wij de bij
sluiters, die de fabrikant erbij le
verde, verwijderen voor we het ge
neesmiddel aan de patiënt ver
kochten. Maar tegenwoordig met
die inspraak en zo vindt de kri
tische patieat hij op die manier
onmondig wordt gemaakt. Mondi
ge mensen willen weten wat ze slik
ken. Daarom moeten wij, tenzij de
arts anders voorschrijft, de bijslui
ter bijsluiten. Maar hoeveel pa-
tierijpen zo'n tekst? Heel
weinig, zei de apotheker. Waarom
doet u het dan? Meneer, het moet!
Wij sluiten de bijsluiter bij. omdat
aldus is besloten bij Koninklijk Be
sluit. Dus door toedoen van de
overheid krijg ik een onbegrijpelijk
stukje tekst in handen? Ja, daar
heeft u gelijk in.
Het K. B. was gauw gevonden:
Staatsblad 1975, nummer 557, Be
sluit van 7 oktober 1975, houdende
nadere wijziging van het Besluit
uitoefening artsenijbereidkunst en
van het Besluit verpakte genees
middelen. Ik citeer artikel 1 en een
stukje uit de nota van toelichting:
„De apotheker en de apotheekhou-
dende geneeskundige dragen zorg
dat, indien op een recept de afleve
ring van een verpakt geneesmiddel
wordt voorgeschreven, het bij de
verpakking daarvan gevoegde ge
schrift, inhoudende inlichtingen
omtrent het geneesmiddel, met het
geneesmiddel wordt afgeleverd ten
behoeve van de in het recept met
name genoemde dan wel met cij
fers of letters aangeduide persoon.
De eerste volzin is niet van toepas
sing ingeval op het recept anders is
voorgeschreven."
Dat wordt als volgt toegelicht: „De
verplichting tot het bij de verpak
king voegen van een bijsluiter (na
melijk door de fabriek) enerzijds en
de verplichting tot verwijdering
van de bijsluiter bij de aflevering
van een geneesmiddel op recept
anderzijds, wordt tegenwoordig
door de patiënt als een nietge-
rechtvaardigde bevoogding gezien
en door het farmaceutische be
drijfsleven als een inconsequente
maatregel aangemerkt. Deze be
zwaren moeten als redelijk worden
aangemerkt. De voorgestel
de regeling gaat uit van de gedach
te, dat het van belang is dat de
patteichtingen omtrent het
hem voorgeschreven geneesmiddel
krijgt."
Proef op de som
Nu de proef op de som genomen.
Weer naar die apotheker. Ik vroeg
en kreeg de bijsluiters van enkele
door
H. J. Neuman
Een jaar of wat geleden werd bekend
dat de Koninklijke Landmacht van
plan was een aantal van haar grond-
grond raketten te vervangen. De
plaats van de „Honest John" (reik
wijdte 20 kilometer) zou worden in-
genomen door een (kleiner) aantal
,,Lance"-raketten (reikwijdte 110 a
120 km). Men ging er in brede kring
van uit dat de „Lance" eigenlijk te
duur was voor het vervoer van con
ventionele (dus: niet-nucleaire) la
dingen. Dat zou niet kosten-effectief
zijn. Vandaar dat het regeerakkoord
van de drie progressieve partijen,
„Keerpunt 1972" zich er op blaz. 43
voor uitsprak „de Honest John niet
te vervangen". Vooral de PPR had
sterke ethische bezwaren tegen de
„Lance" en bovendien achtten de
progressieven de aanschaf van dit
wapen niet in overeenstemming met
het streven naar ontspanning in
Europa.
Trouwens, ook van bepaalde militai
re zijde werd kritiek gespuid op de
voorgenomen vervanging. Zo stelde
de befaamde nota-Meijnderts aan
leiding tot een conflictsituatie in de
landmachttop onder meer: „Het
bereik van de Lance overtreft niet
alleen duidelijk de invloedssfeer van
Nederland en het legerkorps in nu
cleaire zaken, maar bovendien is het
militair-technische vraagstuk van de
doelopsporing niet aan een oplossing
toe".
Geen wonder derhalve dat het kabi
net-Den Uyl, dat immers „het te
rugdringen van de rol van de
kernwapens" in zijn vaandel had
geschreven, 26 juni 1973 voorlopig
besloot de „Lance" niet aan te
schaffen.
Hoe voorlopig het besluit van de
regering wel was. bleek het jaar
daarop. Na overleg met de NAVO liet
minister Vredeling weten dat Neder
land misschien toch de „Lance" zou
kopen maar dan de niet-nucleaire
variant. In de Defensienota 1974,
„Om de veiligheid van het bestaan",
werd meegedeeld: „Vervanging van
twee afdelingen Honest John door
één afdeling Lance is in het kader
van de taakverdeling nog onderwerp
van overleg met de Duitse Bondsre
publiek".
Dat er nu in de Kamer vrijwel geen
opwinding meer ontstond, kwam ten
dele omdat de meeste aandacht zich
concentreerde op de vervanging van
de „Starfighter". Maar belangrijker
was natuurlijk 's ministers medede
ling dat Nederland geen atoomraket
zou kopen. De critici in de Kamer
werden aldus op het verkeerde been
gezet. Een motie-Waltmans die ten
doel had de door de „Honest John"-
raketten uitgeoefende taak conse
quent af te stoten werd op 26 septem
ber 1974 bij zitten en opstaan verwor
pen. Eigenlijk waren er twee niet-
nucleaire versies van de „Lance":
een voor harde doelen (bijvoorbeeld
tanks) en een voor zachte doelen. De
„Military Balance 1976-1977" ver
meldt alleen dat Nederland een aan-
tpl „Lance"-raketten in bestelling
heeft.
Maar begin van dit jaar werden
omstandigheden geschapen die de
oude controverse weer zouden kun
nen laten oplaaien. In Amerika
maakte namelijk de regering-Carter
het voornemen bekend de aankoop
door het leger van niet-nucleaire
,,Lance"-raketten te staken. Begin
februari verscheen in Washington
een klein boekwerk, waarin de nieu
we regering haar voorstellen tot wij
ziging van de oude Ford-begroting
had neergelegd: „fiscal Year 1978
Budget Revisions".
In Nederland besteedden de media
er slechts oppervlakkige aandacht
aan. Toch stond op blz. 31 het voor
Nederland mogelijk zo omineuze
zinnetje: „Procurement of the Ar
my's non-nuclear Lance missile
will be terminated". Zou het voor de
Vought Corporation in Dallas, die de
„Lance" fabriceert, nog wel de moei
te waard zijn ten behoeve van Ne
derland en Israeli met de produktie
van niet-nucleaire raketten door te
gaan, als het Amerikaanse leger zijn
bestellingen inderdaad zou staken?
De nieuwe minister van defensie,
Harold Brown, zei dat de niet-
nucleaire versie van de „Lance" de
moeite van het kopen niet waard is.
Hij gebruikte o.m. het argument dat
ook voorkwam in de eerder genoem
de nota-Meijnderts, namelijk dat de
„Lance" niet in staat is zijn eigen
doelen op te sporen. Daar is een
apart vliegtuig voor nodig. Welnu,
aldus de minister, dan kun je ook de
vernietiging van het doel maar beter
door dat vliegtuig laten geschieden.
Browns woorden werden afgedrukt
in de „International Herald Tribu
ne" van 1 maart. Voor de defensie-
deskundige van de PvdA-fractie,
Piet Dankert, was dat aanleiding
minister Stemerdink enkele vragen
te stellen.
De minister van defensie had nog
geen officiële tekst van de uitspra
ken van zijn Amerikaanse collega in
handen, toen hij op 7 april de vragen
van Dankert beantwoordde. Van een
stopzetting van de produktie van de
niet-nucleaire „Lance" was hem
niet gebleken, overleg met de Vere
nigde Staten was daarom niet nodig
en met die doelopsporing liep het
ook nogal los. Aldus minister Ste
merdink.
Intussen heeft de Commissie voor
de Strijdkrachten van het Ameri
kaanse Huis van Afgevaardigden be
sloten de gelden voor de aanschaf
van niet-nucleaire „Lance"-raketten
(77,7 miljoen dollar) weer terug op
de begroting te brengen. Zij ver
werpt alle argumenten van minister
Brown. Mede op grond van de hoor
zittingen die zij heeft gehouden
komt zij tot de volgende conclusies:
„De Lance is nauwkeurig genoeg
voor het soort doelen waartegen hij
zal worden gebruikt. Er zijn geen
problemen met de doelopsporing als
de vijand in golven aanvalt, want
dan zal hij vuren in een doelen-rijke
omgeving. Zijn beschikbaarheid als
nucleair afschrikkingsmiddel wordt
niet aangetast door het als conven
tioneel wapen te gebruiken.
„Tenslotte is het niet verstandig om
in een tijdperk, waarin beperkingen
van de militaire mankracht een rea
liteit zijn waarmee we moeten leven,
slechts één bepaalde opdracht te ge
ven aan de zes Lance bataljons die
wij (de Verenigde Staten dus); heb
ben opgesteld in Europa
De niet-nucleaire ,,Lance"-raket is
dus nog lang niet van de baan. Maar
het.hangt nu verder van het Huis, de
Senaat en later mogelijk van een
beraad tussen beide huizen af, of het
voornemen van de regering-Carter
echt wordt verijdeld. Zou niet
het geval zijn en moet het Ameri
kaanse leger zijn bestellingen sta
ken, dan lijkt er weinig kans te zijn
dat Vought Corporation de produktie
terwille van Nederland en IsVaël
voortzet De vraag zou dan opnieuw
lulden: willen we atoomraketten of
niet?
veel verstrekte geneesmiddelen:
een slaapmiddel, een middel tegen
hoge bloeddruk, een middel tegen
Infectie en een pijnstiller. Oftewel:
een euhypnoticum, een antibioti
cum, een antthypertenslvum en
De pijnstiller had geen Griekse
naam. maar die is gemakkelijke te
bedenken als je een Nederlands-
Grieks woordenboek hebt ge
raadpleegd. Ik verzin er even een
voor de volledigheid: een alcopole-
micum.
Zijn deze bijsluiters er ten behoeve
van de patiënt' Nee. ik geloof het
niet. Alleen al de tussenkopjes be
wijzen dat. Een term als „contra
indicaties" is volledig begrijpelijk
voor de farmaceut, de apotheker en
de arts, maar niet voor de patiënt
In een patiëntenbijsluiter kan be
ter staan: Wanneer mag u dit mid
del niet gebruiken? En wat te den
ken van het tussenkopje „re-
sorptie" (uiteraard onder het
hoofdje „farmacokinetiek") Des
kundigen zullen waarschijnlijk zeg
gen dat de omschrijving „Hoe
wordt het middel in het lichaam
opgenomen9" de zaak niet hele
maal dekt. Maar toch heeft de pa
tiënt hier meer aan. Kijkt u maar
naar de volgende zin: „Dit middel
wordt na orale toediening voor 85-
90% geresorbeerd". Nog één voor
beeld en dan hou ik op De volgen
de waarschuwing wordt door meer
dan 85-90% van de patiënten intel
lectueel niet geresorbeerd: „Bij pa
tiënten met een mononucleosis ïn-
fectuosa of met een leucaemia
lymphatica dient rekening gehou
den te worden met een hoge frequ
entie van exanthemata."
Ongeschikte vaktaal
Wat wordt met deze voorbeelden
aangetoond? Je kunt wel bij Ko
ninklijk Besluit verordenen dat el
ke patiënt de bijsluiter moet krij
gen, tenzij de arts anders beslist,
maar zo'n Koninklijk Besluit heeft
geen effect als het taalgebruik niet
wordt aangepast. De taal die de
farmaceutische fabrikant hanteert
als hij zich richt tot de apotheker of
de arts, is vaktaal die intern wel
goed functioneert. Maar deze vak
taal is totaal ongeschikt als com
municatiemiddel tussen apotheker
en patiënt.
Gelukkig wordt hier wat aan ge
daan. De Koninklijke Nederlandse
Maatschappij ter bevordering der
Pharmacie, de K.N.M.P., is bezig
bijsluiters samen te stellen die spe
ciaal zijn afgestemd op de patiënt.
Ik heb een paar ontwerp-
patlëntenbijsluiters mogen bekij
ken. Een hele verbetering! Wel is
het jammer dat er nog steeds
technische termen worden ge
bruikt, bijvoorbeeld het woord
contra-indicatie, en dat het taalge
bruik nog deftig en koud aandoet.
Maar dat valt gemakkelijk te ver
anderen. als men vroegtijdig een
journalist of neerlandicus te hulp
roept. Het zou nog beter zijn, wan
neer ook de farmaceutische indus
trieën patiëntenbijsluiters zouden
ontwerpen. Want de K.N M P.
houdt zich alleen bezig met de ge
neesmiddelen die zijn samenge
steld volgens het zogenaamde For-
mularium der Nederlandse Apothe
kers. Het zou natuurlijk helemaal
mooi zijn, als er een aanvullend
Koninklijk Besluit zou komen, dat
de farmaceutische fabrikanten zou
verplichten in de patiëntenbijslui
ter een taal te gebruiken waardoor
„de patiënt inlichtingen omtrent
het hem voorgeschreven genees
middel krijgt." izie het citaat uit de
nota van toelichting.) Pas dan
krijgt het eerste Koninklijke Be
sluit effect.
Wel rijst nu de interessante vraag
wat er moet gebeuren met de zoge
naamde placebo's, de „nep
middelen" die alleen geneeskrach
tige werking hebben door sugges
tie. Als de patiënt, volgens de be
doeling van het K.B., inlichtingen
krijgt over het aah hem verstrekte
phicebo, dan werkt het placebo
'niet meer. Duidelijkheid in de pa-
tiëntenbljsluiter ontkracht dan het
geneesmiddel.*-Verduidelijking Is
dan onthulling. En dat is helaas
niet de bedoeling, ondanks het
K B. van bijna twee Jaar geleden.
Het zou mij benieuwen of we ooit
echte patiéntenbijsluiters krijgen.
Jan Renkema is taalkundig adviseur
van de staatsuitgeverij en werkzaam
voor de commissie „Duidelijke
•taal".