(iesrecht blijft in beweging -Ook kiezers in buitenland ^Mejuffrouw' hoeft niet meer-i Dik? Het is vast uw P-verhouding GORDIJN VOOR STEMHOKJE ZOU NU MOGEN VAN MR. BEERNINK Wetenschap en techniek 9 APRIL 1977 BINNENLAND Trouw/Kwartet 23 het eerst zal dit jaar e.en aantal jcrlanders, die in het buitenland N>lijven, het kiesrecht kunnen uit- Onen. Dat zal gebeuren bij de fcyede Kamerverkiezingen op 2S j. Van de in totaal ruim 606.000 {erlanders die buiten onze grenzen loeven (het cijfer is van begin 1975) len er ongeveer elfduizend mogen tnmen. Tot die elfduizend behoren {eveer 5100 beroepsmilitairen, ne- itig honoraire consulaire ambtena- elfhonderd ambtenaren van de buitenlandse dienst, 465 jongeren die uitgezonden zijn door de Stichting Nederlandse Vrijwilligers en 1098 mensen die werkzaam zijn op het terrein van de technische hulpverle ning. Indien zij gehuwd zijn hebben ook hun echtgenoten stemrecht (zij zijn in het getal van elfduizend begre pen) maar hun oudere kinderen heb ben dat niet. Om voor de uitoefening van hel kies recht in aanmerking te komen moeten deze buitenslands wonenden Neder landers uiterlijk één dag voor de kan didaatstelling (officieel is dat dus: aanstaande maandag) via het ministe rie waaronder zij ressorteren, het ver langen daartoe hebben kenbaar ge maakt. De zaak wordt dan doorgege ven aan het college van B. en W. van Den Haag, dat het verzoek moet inwil ligen, deze kiezers moet registreren in een speciaal kiezersregister en, indien de betrokkene op de dag van de stem ming niet in ons land is. moet attende ren op de mogelijkheid een gemach tigde aan te wijzen. De ongeveer 594.000 in het buitenland verblijvende Nederlanders, die niet in ..openbare dienst" zijn kunnen dit maal hun stem nog niet laten gelden. Minister De Gaay Fortman heeft wel meegedeeld dat hij overweegt de grondwet zodanig te wijzigen dat ook aan andere groepen Nederlanders in het buitenland het kiesrecht toege kend zal kunnen worden. Maar zover is het nu dus nog niet, en nu de grondwetswijzigingen uitgesteld zijn, zal het nog wel een jaar of acht duren. De elfduizend mensen die op 25 mei wel mogen stemmen, hebben dat recht overigens alleen maar voor de Tweede Kamer. Bij verkiezingen voor gemeenteraden en provinciale staten hebben ze het kiesrecht niet. door J. G. A. Thijs jrkiezingen hebben, vooral in de jaren meti de oorlog, steeds extra werk meege- acht voor mr. H. K. J. Beernink. Ja- nlang, van 1945 tot 1967, was deze K-voorman gemeentesecretaris van id jjswijk. en verkiezingen, of ze nu de )en yeede Kamer, de provinciale staten of gemeenteraden betreffen, moeten por de gemeenten georganiseerd prden. betekende voor de secretaris van een ge- ?nte als Rijswijk: zorgen voor inrichting van fn dertig stembureaus, voor het tijdig vervoer stembussen en stembiljetten en niet de ingste moeilijkheid voor de aanwezigheid voldoende mensen (drie leden voor elk •mbureau, plus een plaatsvervanger, plus ambtenaar, samen zo'n 125 man). U, tien jaar nadat hij zijn gemeentelijke Riinctie neerlegde om minister van binnen- Indse zaken in het kabinet De Jong te worden, verkiezingen mr. Beernink nog e n lei fcr) 'AJ In beweging NEÊRLAND OP HET (VERKIEZINGSJOORLOGSPAD f Toch is ook deze zaak in beweging. Al zie ik het I niet op korte termijn gebeuren, waarom (ik zeg I het onder groot voorbehoud) zouden we hier op I den duur niet een toestand kunnen krijgen als V in Duitsland, waar men per brief kan stem- I men? Tot nog toe hebben ze er in ons land niet I aangewild. Het zou Inderdaad moeilijker dan I nu zijn om de geldigheid van een stem vast te I stellen, maar vergeet niet dat ook bij ons I systeem van stemmen bij volmacht vreemde I dingen kunnen gebeuren. Ik weet van een geval fik kan het rustig vertellen want alle betrokke- I nen zijn allang overleden) dat de directrice van I een bejaardenhuis trachtte de machtigingen van de in het tehuis verblijvende mensen in htnden te krijgen om ..haar" partij aan stem man te helpen. Het dreigement daarbij luidde: bezig. Sinds 1976 is hij voorzitter van de een klein college dat als taak heeft minister te adviseren in alle kwesties die de ieswet raken. Een voorbeeld daarvan: een trkgroep van de raad is nu onder leiding van >r. Beernink bezig met de voorbereiding van :n wetsontwerp voor de verkiezingen voor het veri uropese Parlement, die voor volgend jaar op ït programma staan. Verder treedt de Kies- ad op als centraal stembureau, ter officiële iststelling van de in de achttien Kamer- eskringen ingediende kandidatenlijsten en, iter, van de definitieve verkiezingsuitslag. Te ens beslist de raad over Inschrijving van poli- eke partijen en groeperingen in het kiesregis- ;r. een officiële lijst waarin de naam van de oeperingen wordt vastgelegd. )ok in zijn ministersperiode (1967-1971) had nr. Beernink een belangrijke bemoeienis met SIde verkiezingen: onder zijn bewind werd de pkomstplicht afgeschaft. Sinds 1970 kan gaan emmen wie wil. maar wie niet wil mag Hoe kijkt mr. Beernink achteraf an tegen deze beslissing, die vooral in het egin een flinke daling van het aantal opgeko- ïen kiezers meebracht? Me M I 4_r LUSTIGS -|A*.Koptr Ook vroeger kon het fel toegaan in de verkiezingsstrijd. Deze prent stond in het christelijk weekblad De Ster van vrijdag 11 mei 1923. als u het niet doet. komt u beslist niet in aanmerking voor de bejaardentocht. De jongeling eftli Och. het was een beslissing die past in de n9- eest van deze tijd. Vroeger was het zo dat de in joogheid gezeten overheid haar onderdanen roohet kiesrecht schonk, en van dat geschenk móest je gebruik maken. Nu gaat men uit van ten heel andere gedachte: de burgers moeten invloed kunnen uitoefenen, ze moeten de over- jieid kunnen controleren en desnoods corrige- jen. Overigens is ons hele kiesrecht voortdu rend in beweging en dat is een goed ding, dan ■Verstart de zaak niet. Tussen 1951 en 1970 zijn fer in totaal veertien wijzigingen van de kieswet geweest. Schaarse textiel ïén wijziging, het is wel aardig dat nu te vermelden, heb ik zelf nog door een amende ment kunnen tegenhouden. Kort na de oorlog wilde de regering voorschrijven dat alle stem- lokjes voorzien waren van een gordijntje. Dan sou men van buitenaf niet kunnen zien hoe er ;estemd werd: de stemming is immers geheim. Waar in die tijd was textiel erg schaars en dat was voor mij aanleiding een amendement in te dienen dat een streep haalde door die gro- dijntjes. Het amendement werd aangenomen. Nu zou ik tegen die gordijntjes echt niet zo veel bezwaar meer hebben. Een van de laatste wijzigingen van de kieswet betrof de mogelijkheid dat bepaalde groepen Nederlanders die in het buitenland verblijven toch stemmen: die mogelijkheid is er nu voor Nederlanders die in „openbare dienst" zijn. Ja. u hebt gelijk, er is kritiek op geweest dat het voor zeer grote groepen in het buitenland nog niet kan. Maar ik vind dat het wel verschil uitmaakt of iemand in dienst van de overheid tijdelijk in het buitenland geplaatst wordt (het is dan vaak een moeten, een opdracht, en er blijft een duidelijke band met ons land) of dat bijvoorbeeld een zakenman zich voor zijn .be roep in het buitenland vestigt. Voor de mensen in „openbare dienst" is het stemmen praktisch ook wel te verwezenlijken (al zullen zich ook daarbij wel moeilijkheden voordoen), maar hoe moet je dat bij al die anderen organiseren, hoe moet je ze allemaal achterhalen? Daarbij komt nog dat het de vraag is of iemand die al vele jaren in het buitenland woont de Nederlandse politieke situatie nog wel zo goed kan beoor delen. We praten ook over de bepaling dat partijen die niet in de bestaande Tweede Kamer verte genwoordigd zijn een waarborgsom van achttienduizend gulden (duizend gulden in elk van de achttien Kamerkieskringen) moeten storten om in het hele land mee te mogen doen. „Ik vind die bepaling, die 'rem', wel juist. Ik kan er geen discriminatie van de nog niet 'gevestigde' partijen in zien. Wie meedoet moet toch een redelijke verwachting hebben dat hij voldoende kiezers achter zich heeft om een zetel te halen. Als je nu niet door ongeveer dertigduizend kiezers gesteund wordt, ben je je waarborgsom kwijt, en dat is een goede zaak. Anders zou het meedoen aan de verkiezingen een soort grap kunnen worden. Overigens is er in West-Europa geen land waar het zo gemak kelijk is om aan een Kamerzetel te komen als in het onze: in Engeland is er het districtenstel sel. dat ten nadele van de kleine partijen werkt, in Duitsland geldt een vijf-procents-bepaling. Het is waar dat ik. toen ik nog Kamerlid was. eens een motie heb ingediend om de 'drempel" voor de Tweede Kamer iets te verhogen. De Tweede Kamer was toen uitgebreid tot 150 leden en dat had tot gevolg dat Je met minder dan één procent van de stemmen al gekozen was: 0.66 procent was voldoende. Mijn voorstel was toen om tot de vroegere situatie terug te keren, dus dat weer een vol procent van de stemmen nodig zou zijn. Daarbij had ik echt niet een speciale partij op het oog. het was nog vóórdat Jongeling voor het GPV in de Kamer kwam. Mijn motie werd met overgrote meer derheid aangenomen, maar Toxopeus, de toen malige minister, voelde er niets voor haar uit te voeren. Later, toen ik zelf minister was. heb ik de zaak niet doorgezet, onder meer omdat ik niet de indruk wilde wekken dat ik het op het GPV gemunt had. In dat verband haalde ik toen het bijbelwoord 'Spaart mij de jongeling' aan." (De tekst is uit 2 Samuël 18 vers 12. waar koning David het heeft over zijn zoon Absalom -th) Een algemeen advies om niet op kleine partijen te stemmen zou de heer Beernink niet graag willen geven. „Partijen als GPV en SGP vertegenwoordigen een bepaalde richting in ons volk, ze zouden ook niet weg te krijgen zijn. Bovendien weet je nooit van te voren hoe een kleine groepering het bij de stembus zal doen. Mr. H. K. J. Beernink Vrij geruisloos hebben de beide Kamers van de Staten-Generaal een beslissing genomen die strijders voor de emancipatie van de vrouw enig genoegen zal doen. Tot nog toe moest volgens de kieswet op kandidatenlijs ten bij de namen van ongehuwde vrouwen vermeld worden het woord „mejuffrouw" of een afkorting daarvan. Dat voorschrift is nu vervallen: een kandidaat kan nu zelf bepalen hoe zijn naam vermeld zal worden Zelfs het vermelden van een voornaam (roepnaam) is toegestaan. Een gehuwde vrouw kan zich nu zonder meer laten inschrijven als (bijvoorbeeld) E. Jan- sen-De Boer zonder verdere toevoeging, maar ook als „mevrouw E.Jansen-De Boer". Het is nog wel voorgeschreven uat de aanduiding mw. wordt gebruikt indien een vrouw die gehuwd of gehuwd geweest is, alleen met de naam van haar man of haar meisjesnaam laat aanduiden. Als de hiervoor ten tonele gevoer de (mevrouw) E. Jansen-De Boer zich ver meld zou willen zien als E. Jansen of E. de Boer, zou in beide gevallen de naam vooraf gegaan moeten worden door de aanduiding mw. Maar het zou nu dus ook mogen zijn: „Mw. Eva Jansen", of: „Mw. Eva de Boer" Denk maar eens aan de geweldige winst van D'66 in 1967 Zestig groepen We praten ook over de nog steeds grote be langstelling onder ons volk om politieke partij en op te richten. „Er staan nu zo'n zestig a zeventig groeperingen bij de Kiesraad inge schreven. Veel daarvan zullen na 25 mei uit het klesregister verdwijnen, als ze niet meedoen of wel meedoen maar geen zetel behalen. Veel ervan zijn eendagsvliegen. Bekijk de uitslagen van vorige verkiezingen maar eens: hoeveel namen zijn er niet bij waarvan je later nauwe lijks meer gehoord hebt! De Inschrijving bij de Kiesraad betekent alleen maar dat de naam van de partij vastgelegd wordt en straks even tueel op de stembiljetten vermeld mag worden. Ook wie niet in het kiesregister staat inge schreven heeft het recht een kandidatenlijst in te dienen: het enige verschil is dat de naam van zijn of haar partij dan niet op de biljetten komt. Voor het indienen van een kandidaten lijst is alleen nodig dat je over kandidaten beschikt, dat je (als je partij nog niet in de Kamer zit) de waarborgsom storten dat de lijst voorzien is van 25 handtekeningen. Dat laatste hoeft niet altijd zo'n probleem te zijn: toen kort na de oorlog de CHU in Brabant en Limburg weer op poten gezet moest worden, is men zelfs wel de kroeg ingegaan, om handtekeningen te verzamelen." Weigeringen Het gesprek gaat ook over het feit dat de Kiesraad wel eens weigert partijen in te schrijven. „Dat doen we voornamelijk in geval len waarin verwarring met bestaande partijen of instanties mogelijk is. Zo werd inschrijving geweigerd van de groep die zich aandiende als WAO; die naam had verwachtingen kunnen wekken op het gebied van bepaalde sociale voorzieningen. Ook de naam SER werd gewei- gers, evenals de „Katholieke Vrije Partij" (die zou verwarrend kunnen werken met de be staande KVP.) Als het om gemeenteraadsver kiezingen gaat beslissen de gemeenten over registratie van de partijen, maar in beroep kan zo'n zaak dan bij de Kiesraad belanden Stel nu dat er in Ommen of Winterswijk een „Partij Sociale Vooruitgang" zou meedoen, af gekort als PSV, zou daar waarschijnlijk geen bezwaar tegen bestaan. Maar dezelfde naam in Eindhoven zou niet kunnen: verwarring met een befaamde voetbalclub zou dan voor de hand liggen. Lange dag De heer Beernink is vroeger herhaaldelijk voor zitter van een stembureau geweest. „Ik had er een hekel aan dat mensen zich halverwege lieten vervangen. Dat ging dan zo: hier heb Je 't spul, zie maar. De langere openstelling van de stembureaus bemoeilijkte het vinden van vol doende mensen wel: het is nu een lange dag, eigenlijk van 's morgens kwart over zeven tot zeker een uur of negen 's avonds. Van de bepaling in de wet dat de voorzitter van een stembureau „als een lid uitvalt en er (nog) geen plaatsvervanger is, tijdelijk een in het bureau aanwezige kiezer kan aanwijzen om de lege plaats in te nemen, heeft de heer Beernink nog nooit gebruik hoeven maken. „Ik weet dat het wel gebeurd is, maar dan was het geen bevel het woord „aanwijzen" zou die indruk kunnen wekken maar meer een verzoek. Als zo'n kiezer zou weigeren en weg zou gaan zou er niets aan de hand zijn." Waar gewerkt wordt worden fouten gemaakt, ook bij verkiezingen En niet alleen op de stembureaus, maar ook bij de voorbereidingen Zo zal het ook deze keer wel weer gebéuren dat kinderen onder de achttein jaar een oproep om te komen stemmen krijgen. „Ik heb wel achter af eens zo'n geval te behandelen gehad: een jongen van veertien had een oproepingskaart gekregen en bleek precies te weten wat hij wilde stemmen. Ik dacht toen: als ik er had gezeten had ik zo'n jongen geloof ik laten stemmen. Maar het zijn lastige dingen en je meet als voorzitter van een stembureau direct beslissen". Stemmachines Van stemmachines is mr Beernink geen groot voorstander. „De mensen weten vaak niet hoe ze ermee om moeten gaan. het gevaar dat er verkeer gestemd wordt is levensgroot. En waarom is die automatisering zo nodig, waar om zou de uitslag zoveel vroeger moeten ko men? Het is toch aardig, zo'n hele avond de uitslagen volgen en dan rond de klok van twaalf het eindresulaat. Ja. u hebt gelijk, voor sommige kranten is het erg laat. maar overt- gens vind ik het wel een mooi stukje roman tick." Tenslotte: de Kiesraad heeft eens geweigerd lijsten van niet opgekomen kiezers door te geven aan de politieke partijen (die natuurlijk graag contact met die kiezers zouden zoeken). Mr Beernlnck vindt die beslissing Juist. „Ik weet dat er vaak zoiets gebeurd Is. Toen ik vroeger op het gymnasium in Dordt ging was daar ook een stembureau gevestigd en daar zaten dan mensen van grote partijen op lijsten de namen door te halen van „hun" kiezers die kwamen stemmen Om een uur of vier kwamen de ploegen in actie, om degenen die niet ver schenen waren alsnog te „bewerken" Maar ik vind zoiets onjuist Daar zijn de verkiezingen niet voor". door Rob Foppema Het feit dat zwaarlijvigheid algemener wordt wanneer een samenleving verandert van een arbeidsintensief minimumbestaan naar een welvarend/Zittende leefwij ze, zou eenvoudig kunnen worden gezien als een de monstratie dat een gemakkelijk leven ledigheid en vraatzucht aanmoedigt. De zin is wat lang. maar ik vond hem te mooi om niet over te nemen. Ook de vindplaats is uitzonderlijk: de gewoonlijk gortdroge onderzoekrapporten in het eerbiedwaardige tijd schrift Nature. De Austra lische medicus Dugdale en zijn Britse collega Payne slingeren daar dit proza de wereld in als inleiding op een opmerkelijke verhandeling over waarom mensen dik worden. Hun volgende opmerking staat meteen weer met twee benen op de grond. „Maar dikke men sen lijken in het algemeen niet meer te eten dan magere." Er is meer aan de hand dan ledig heid en vraatzucht, geloven Dugdale en Payne. Inderdaad hebben we wel eens te eenvou dig aangekeken tegen het pro bleem van dik worden (of ver mageren). Het is nog steeds waar dat elk pondje door het mondje gaat. maar daarmee is bepaald het hele verhaal niet verteld. Wat een mens eet, kan ruwweg ge bruikt worden voor drie din gen. Om te beginnen levert het energie en grondstoffen voor de normale lichaamshuishou ding. Op de tweede plaats komt energie voor de verrichte arbeid. En als aan de twee be hoeften voldaan is, wordt de eventuele rest van het eten omgezet in extra gewicht. Wie dikker wordt, eet meer dan hij of zij voor huishouding en ar beid nodig heeft. In dat simpe le model is de remedie al even eenvoudig; de hoeveelheid eten aanpassen. Met die boodschap zijn al heel wat dik ke mensen moedeloos ge maakt. Want zo simpel is het niet, en de remedie werkt dan ook vaak teleurstellend. Flikjes Dat dit model te simpel is, werd onlangs door prof. dr. H. H. van Gelderen olijk geïllus treerd in Huisarts en we tenschap. Hij rekende voor dat een volwassen man die per dag, behalve de ideale hoeveel heid die hem net op gewicht houdt, twee chocolade flikjes extra eet. zijn hoeveelheid vet- weefsel in vier jaar zou verdub belen. Maar zo riskant is het bestaan nu ook weer niet. Er zijn nog andere regelmechanis men dan de hoeveelheid eten. De factor lichaamshuishou ding laat namelijk onvermoe de variatiemogelijkheden zien. Sommige mensen steken zo in elkaar dat ze hun voedsel daar voor zeer efficient gebruiken. Bij anderen is de huishouding meer verspillend ingericht. Die laatste groep wordt minder makkelijk dik. Warmteregula tie is bijvoorbeeld een aanspre kend punt. Wanneer de gemid delde temperatuur van de huid een halve graad verhoogd wordt, betekent dat over een hele dag een fors extra warmteverlies voor het li chaam. Dat is alweer extra en ergie die niet in de vorm van vetrolletjes zal beklijven. Dugdale en Payne komen met een variatiemogelijkheid die tot nog toe aan de aandacht was ontsnapt. Eten dat niet voor hulshouding of arbeid wordt gebruikt, kan namelijk op twee manieren in extra li chaamsgewicht worden omge zet. De meest voor de hand liggende is de vorming van vet- weefsel. Maar een deel van het overschot wordt omgezet in extra spierweefsel. De verhou ding tussen die twee processen blijkt van diepgaande beteke nis te zijn. Om te beginnen is de vorming van vetweefsel een tamplijk ef ficient proces. De omzetting van voedsel in vet gebeurt met een rendement van ongeveer 70 procent. Voor de opbouw van spierweefsel in principe eiwitachtige stoffen is het rendement maar 40 procent Een bepaalde hoeveelheid extra voedsel zet dus meer aan wanneer het tot vet wordt ver werkt dan wanneer het voor extra spierweefsel wordt gebruikt Bovendien is er verschil in „on derhoudskosten". Eenmaal op gebouwd vetweefsel is vrij dom spul met een laag niveau van stofwisseling. Extra spier weefsel daarentegen, doet een merkbaar beroep op de huis houdelijke dienst van het li chaam, gebruikt dus een zeke re hoeveelheid extra voedsel en werkt zo verdere ge wichtsvermeerdering in princi pe tegen. P-waarde Dugdale en Payne maken aan nemelijk dat de verhouding waarin extra voedsel wordt omgezet in spieren en vet. voor volwassen mensen een constante factor is. die waarschijnlijk ergelijk is be paald De meeste mensen ge bruiken vijf tot tien procent van hun overschotten voor spiervorming, en dus 95 tot 90 procent voor de aanleg van vetlaagjes. De auteurs spreken voor het gemak van een „P- verhouding" van 0,05 tot 0,10 Maar in die P-verhouding zit een forse spreiding Er zijn mensen met P 0,03, terwijl aan de andere kant P 0,30 nog niet al te uitzonderlijk is. Dat zijn verschillen die een dramatisch effect hebben op wat de flikjes van prof. Van Oelderen aanrichten. Iemand met een lage P-waarde wordt van extra eten namelijk aan zienlijk zwaarder dan zijn me demens met een hoge P. En hij zal dienovereenkomstig meer moeite hebben om af te vallen, ook al eet hij minder dan hij op dat moment nodig heeft. Dugdale en Payne hebben het effect uitgerekend voor ie mand die tien procent meer gaat eten dan hij strikt geno men nodig heeft. Zo iemand bereikt na een Jaar of zes een vast gewicht. De man met P 0,03 is dan achttien kilo aange komen. de man met P 0,30 maar acht kilo. Voor de ge zondheidstoestand van de dik ke ziet het er nog erger uit dan deze cijfers suggereren. Zijn percentage lichaamsvetis dan namelijk gestegen van de nor male 12 naar 23. De li chaamssamenstelling van de „magere" man daarentegen, is niet uit balans te krijgen, zijn percentage vet stijgt van 12 naar 13. Het voorbeeld is helemaal niet extreem gekozen. Die tien pro cent extra eten komt wel neer op meer dan twee flikjes, maar het zit in de buurt van één chocoladereep per dag, en niet eens een grote. Nuttig De ergelijke aanleg voor zwaarlijvigheid die in onze sa menleving velen in de richting van het hartinfarct drijft, is volgens Dugdale en Payn geen rare speling der natuur. Onze verre voorouders die zwoegend op het land genoeg eten moes te zien te verbouwen om weer een Jaar in leven te blijven, waren er prima mee geholpen. Die hadden vetweefsel name lijk echt nodig voor energie opslag op lange termijn. In de periode dat zij hard op het land moesten werken, had den zij vaak weinig te eten, omdat de voorraden van het vorige seizoen begonnen op te raken. De man met de lage P-waarde spreekt dan zijn vet weefsel aan De man met de hoge P-waarde moet ook spier weefsel omzetten in broodno dige energie. Daarmee wordt op de meest directe manier zijn werkkracht aangetast en hij zal het dus niet ver brengen. Zo is de mensheid waarschijn lijk aan haar lage P-waarden gekomen. En wie niet meer zo hard hoeft te ploeteren, zit er nu mee. Dugdale en Payne hebben een interessante sug gestie voor verder onderzoek De P-waarde is voor een vol wassen mens weliswaar een vaststaand gegeven, maar bij opgroeiende kinderen blijkt P grote en systematische uitsla gen te vertonen Bij pasgebore nen is P 0.2. loopt dan op tot bijna 1 voor vijfjarige kleuters en zakt dan bij jongens naar een eindwaarde die met een Jaar of vijftien wordt bereikt. Bij meisjes treedt in de puber- telt nog een tweede piek op. waarna zij geleidelijker naar hun persoonlijke eindniveau toegaan. Dit alleG duidt erop dat P in principe wel belnvlaed kaa worden. Als er een manier te vinden is om de P-waarde bij volwassenen omhoog te krik ken zonder dat daar vervelen de bijwerkingen aan vast zit ten. zouden daarmee een hele boel dikke mensen heel erg ge holpen zijn. Maar dat is na drukkelijk toekomstmuziek. Voorlopig zit er voor mensen die te zwaar zijn, niets anders op dan toch minder te eten. Maar weten hoe het zo geko men is. is ook een troost (A E Dugdale en P. R Payne. Pattern of lean and fat deposi tion in adults. Nature. 266.349- 351, 1977.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 23