(iesrecht blijft in beweging
-Ook kiezers in buitenland
^Mejuffrouw' hoeft niet meer-i
Dik? Het is vast
uw P-verhouding
GORDIJN VOOR STEMHOKJE ZOU NU MOGEN VAN MR. BEERNINK
Wetenschap en techniek
9 APRIL 1977
BINNENLAND
Trouw/Kwartet
23
het eerst zal dit jaar e.en aantal
jcrlanders, die in het buitenland
N>lijven, het kiesrecht kunnen uit-
Onen. Dat zal gebeuren bij de
fcyede Kamerverkiezingen op 2S
j. Van de in totaal ruim 606.000
{erlanders die buiten onze grenzen
loeven (het cijfer is van begin 1975)
len er ongeveer elfduizend mogen
tnmen. Tot die elfduizend behoren
{eveer 5100 beroepsmilitairen, ne-
itig honoraire consulaire ambtena-
elfhonderd ambtenaren van de
buitenlandse dienst, 465 jongeren die
uitgezonden zijn door de Stichting
Nederlandse Vrijwilligers en 1098
mensen die werkzaam zijn op het
terrein van de technische hulpverle
ning. Indien zij gehuwd zijn hebben
ook hun echtgenoten stemrecht (zij
zijn in het getal van elfduizend begre
pen) maar hun oudere kinderen heb
ben dat niet.
Om voor de uitoefening van hel kies
recht in aanmerking te komen moeten
deze buitenslands wonenden Neder
landers uiterlijk één dag voor de kan
didaatstelling (officieel is dat dus:
aanstaande maandag) via het ministe
rie waaronder zij ressorteren, het ver
langen daartoe hebben kenbaar ge
maakt. De zaak wordt dan doorgege
ven aan het college van B. en W. van
Den Haag, dat het verzoek moet inwil
ligen, deze kiezers moet registreren in
een speciaal kiezersregister en, indien
de betrokkene op de dag van de stem
ming niet in ons land is. moet attende
ren op de mogelijkheid een gemach
tigde aan te wijzen.
De ongeveer 594.000 in het buitenland
verblijvende Nederlanders, die niet in
..openbare dienst" zijn kunnen dit
maal hun stem nog niet laten gelden.
Minister De Gaay Fortman heeft wel
meegedeeld dat hij overweegt de
grondwet zodanig te wijzigen dat ook
aan andere groepen Nederlanders in
het buitenland het kiesrecht toege
kend zal kunnen worden. Maar zover
is het nu dus nog niet, en nu de
grondwetswijzigingen uitgesteld zijn,
zal het nog wel een jaar of acht duren.
De elfduizend mensen die op 25 mei
wel mogen stemmen, hebben dat
recht overigens alleen maar voor de
Tweede Kamer. Bij verkiezingen voor
gemeenteraden en provinciale staten
hebben ze het kiesrecht niet.
door J. G. A. Thijs
jrkiezingen hebben, vooral in de jaren
meti de oorlog, steeds extra werk meege-
acht voor mr. H. K. J. Beernink. Ja-
nlang, van 1945 tot 1967, was deze
K-voorman gemeentesecretaris van
id jjswijk. en verkiezingen, of ze nu de
)en yeede Kamer, de provinciale staten of
gemeenteraden betreffen, moeten
por de gemeenten georganiseerd
prden.
betekende voor de secretaris van een ge-
?nte als Rijswijk: zorgen voor inrichting van
fn dertig stembureaus, voor het tijdig vervoer
stembussen en stembiljetten en niet de
ingste moeilijkheid voor de aanwezigheid
voldoende mensen (drie leden voor elk
•mbureau, plus een plaatsvervanger, plus
ambtenaar, samen zo'n 125 man).
U, tien jaar nadat hij zijn gemeentelijke
Riinctie neerlegde om minister van binnen-
Indse zaken in het kabinet De Jong te worden,
verkiezingen mr. Beernink nog
e n
lei
fcr)
'AJ
In beweging
NEÊRLAND OP HET (VERKIEZINGSJOORLOGSPAD
f Toch is ook deze zaak in beweging. Al zie ik het
I niet op korte termijn gebeuren, waarom (ik zeg
I het onder groot voorbehoud) zouden we hier op
I den duur niet een toestand kunnen krijgen als
V in Duitsland, waar men per brief kan stem-
I men? Tot nog toe hebben ze er in ons land niet
I aangewild. Het zou Inderdaad moeilijker dan
I nu zijn om de geldigheid van een stem vast te
I stellen, maar vergeet niet dat ook bij ons
I systeem van stemmen bij volmacht vreemde
I dingen kunnen gebeuren. Ik weet van een geval
fik kan het rustig vertellen want alle betrokke-
I nen zijn allang overleden) dat de directrice van
I een bejaardenhuis trachtte de machtigingen
van de in het tehuis verblijvende mensen in
htnden te krijgen om ..haar" partij aan stem
man te helpen. Het dreigement daarbij luidde:
bezig. Sinds 1976 is hij voorzitter van de
een klein college dat als taak heeft
minister te adviseren in alle kwesties die de
ieswet raken. Een voorbeeld daarvan: een
trkgroep van de raad is nu onder leiding van
>r. Beernink bezig met de voorbereiding van
:n wetsontwerp voor de verkiezingen voor het
veri uropese Parlement, die voor volgend jaar op
ït programma staan. Verder treedt de Kies-
ad op als centraal stembureau, ter officiële
iststelling van de in de achttien Kamer-
eskringen ingediende kandidatenlijsten en,
iter, van de definitieve verkiezingsuitslag. Te
ens beslist de raad over Inschrijving van poli-
eke partijen en groeperingen in het kiesregis-
;r. een officiële lijst waarin de naam van de
oeperingen wordt vastgelegd.
)ok in zijn ministersperiode (1967-1971) had
nr. Beernink een belangrijke bemoeienis met
SIde verkiezingen: onder zijn bewind werd de
pkomstplicht afgeschaft. Sinds 1970 kan gaan
emmen wie wil. maar wie niet wil mag
Hoe kijkt mr. Beernink achteraf
an tegen deze beslissing, die vooral in het
egin een flinke daling van het aantal opgeko-
ïen kiezers meebracht?
Me M
I
4_r LUSTIGS
-|A*.Koptr
Ook vroeger kon het fel toegaan in de verkiezingsstrijd. Deze prent stond in het
christelijk weekblad De Ster van vrijdag 11 mei 1923.
als u het niet doet. komt u beslist niet in
aanmerking voor de bejaardentocht.
De jongeling
eftli Och. het was een beslissing die past in de
n9- eest van deze tijd. Vroeger was het zo dat de in
joogheid gezeten overheid haar onderdanen
roohet kiesrecht schonk, en van dat geschenk
móest je gebruik maken. Nu gaat men uit van
ten heel andere gedachte: de burgers moeten
invloed kunnen uitoefenen, ze moeten de over-
jieid kunnen controleren en desnoods corrige-
jen. Overigens is ons hele kiesrecht voortdu
rend in beweging en dat is een goed ding, dan
■Verstart de zaak niet. Tussen 1951 en 1970 zijn
fer in totaal veertien wijzigingen van de kieswet
geweest.
Schaarse textiel
ïén wijziging, het is wel aardig dat nu te
vermelden, heb ik zelf nog door een amende
ment kunnen tegenhouden. Kort na de oorlog
wilde de regering voorschrijven dat alle stem-
lokjes voorzien waren van een gordijntje. Dan
sou men van buitenaf niet kunnen zien hoe er
;estemd werd: de stemming is immers geheim.
Waar in die tijd was textiel erg schaars en dat
was voor mij aanleiding een amendement in te
dienen dat een streep haalde door die gro-
dijntjes. Het amendement werd aangenomen.
Nu zou ik tegen die gordijntjes echt niet zo veel
bezwaar meer hebben.
Een van de laatste wijzigingen van de kieswet
betrof de mogelijkheid dat bepaalde groepen
Nederlanders die in het buitenland verblijven
toch stemmen: die mogelijkheid is er nu voor
Nederlanders die in „openbare dienst" zijn. Ja.
u hebt gelijk, er is kritiek op geweest dat het
voor zeer grote groepen in het buitenland nog
niet kan. Maar ik vind dat het wel verschil
uitmaakt of iemand in dienst van de overheid
tijdelijk in het buitenland geplaatst wordt (het
is dan vaak een moeten, een opdracht, en er
blijft een duidelijke band met ons land) of dat
bijvoorbeeld een zakenman zich voor zijn .be
roep in het buitenland vestigt. Voor de mensen
in „openbare dienst" is het stemmen praktisch
ook wel te verwezenlijken (al zullen zich ook
daarbij wel moeilijkheden voordoen), maar hoe
moet je dat bij al die anderen organiseren, hoe
moet je ze allemaal achterhalen? Daarbij komt
nog dat het de vraag is of iemand die al vele
jaren in het buitenland woont de Nederlandse
politieke situatie nog wel zo goed kan beoor
delen.
We praten ook over de bepaling dat partijen
die niet in de bestaande Tweede Kamer verte
genwoordigd zijn een waarborgsom van
achttienduizend gulden (duizend gulden in elk
van de achttien Kamerkieskringen) moeten
storten om in het hele land mee te mogen doen.
„Ik vind die bepaling, die 'rem', wel juist. Ik
kan er geen discriminatie van de nog niet
'gevestigde' partijen in zien. Wie meedoet moet
toch een redelijke verwachting hebben dat hij
voldoende kiezers achter zich heeft om een
zetel te halen. Als je nu niet door ongeveer
dertigduizend kiezers gesteund wordt, ben je je
waarborgsom kwijt, en dat is een goede zaak.
Anders zou het meedoen aan de verkiezingen
een soort grap kunnen worden. Overigens is er
in West-Europa geen land waar het zo gemak
kelijk is om aan een Kamerzetel te komen als
in het onze: in Engeland is er het districtenstel
sel. dat ten nadele van de kleine partijen werkt,
in Duitsland geldt een vijf-procents-bepaling.
Het is waar dat ik. toen ik nog Kamerlid was.
eens een motie heb ingediend om de 'drempel"
voor de Tweede Kamer iets te verhogen. De
Tweede Kamer was toen uitgebreid tot 150
leden en dat had tot gevolg dat Je met minder
dan één procent van de stemmen al gekozen
was: 0.66 procent was voldoende. Mijn voorstel
was toen om tot de vroegere situatie terug te
keren, dus dat weer een vol procent van de
stemmen nodig zou zijn. Daarbij had ik echt
niet een speciale partij op het oog. het was nog
vóórdat Jongeling voor het GPV in de Kamer
kwam. Mijn motie werd met overgrote meer
derheid aangenomen, maar Toxopeus, de toen
malige minister, voelde er niets voor haar uit te
voeren. Later, toen ik zelf minister was. heb ik
de zaak niet doorgezet, onder meer omdat ik
niet de indruk wilde wekken dat ik het op het
GPV gemunt had. In dat verband haalde ik
toen het bijbelwoord 'Spaart mij de jongeling'
aan." (De tekst is uit 2 Samuël 18 vers 12. waar
koning David het heeft over zijn zoon Absalom
-th) Een algemeen advies om niet op kleine
partijen te stemmen zou de heer Beernink niet
graag willen geven. „Partijen als GPV en SGP
vertegenwoordigen een bepaalde richting in
ons volk, ze zouden ook niet weg te krijgen zijn.
Bovendien weet je nooit van te voren hoe een
kleine groepering het bij de stembus zal doen.
Mr. H. K. J. Beernink
Vrij geruisloos hebben de beide Kamers van
de Staten-Generaal een beslissing genomen
die strijders voor de emancipatie van de
vrouw enig genoegen zal doen. Tot nog toe
moest volgens de kieswet op kandidatenlijs
ten bij de namen van ongehuwde vrouwen
vermeld worden het woord „mejuffrouw" of
een afkorting daarvan. Dat voorschrift is nu
vervallen: een kandidaat kan nu zelf bepalen
hoe zijn naam vermeld zal worden Zelfs het
vermelden van een voornaam (roepnaam) is
toegestaan.
Een gehuwde vrouw kan zich nu zonder meer
laten inschrijven als (bijvoorbeeld) E. Jan-
sen-De Boer zonder verdere toevoeging, maar
ook als „mevrouw E.Jansen-De Boer". Het is
nog wel voorgeschreven uat de aanduiding
mw. wordt gebruikt indien een vrouw die
gehuwd of gehuwd geweest is, alleen met de
naam van haar man of haar meisjesnaam laat
aanduiden. Als de hiervoor ten tonele gevoer
de (mevrouw) E. Jansen-De Boer zich ver
meld zou willen zien als E. Jansen of E. de
Boer, zou in beide gevallen de naam vooraf
gegaan moeten worden door de aanduiding
mw. Maar het zou nu dus ook mogen zijn:
„Mw. Eva Jansen", of: „Mw. Eva de Boer"
Denk maar eens aan de geweldige winst van
D'66 in 1967
Zestig groepen
We praten ook over de nog steeds grote be
langstelling onder ons volk om politieke partij
en op te richten. „Er staan nu zo'n zestig a
zeventig groeperingen bij de Kiesraad inge
schreven. Veel daarvan zullen na 25 mei uit het
klesregister verdwijnen, als ze niet meedoen of
wel meedoen maar geen zetel behalen. Veel
ervan zijn eendagsvliegen. Bekijk de uitslagen
van vorige verkiezingen maar eens: hoeveel
namen zijn er niet bij waarvan je later nauwe
lijks meer gehoord hebt! De Inschrijving bij de
Kiesraad betekent alleen maar dat de naam
van de partij vastgelegd wordt en straks even
tueel op de stembiljetten vermeld mag worden.
Ook wie niet in het kiesregister staat inge
schreven heeft het recht een kandidatenlijst in
te dienen: het enige verschil is dat de naam van
zijn of haar partij dan niet op de biljetten
komt. Voor het indienen van een kandidaten
lijst is alleen nodig dat je over kandidaten
beschikt, dat je (als je partij nog niet in de
Kamer zit) de waarborgsom storten dat de lijst
voorzien is van 25 handtekeningen. Dat laatste
hoeft niet altijd zo'n probleem te zijn: toen kort
na de oorlog de CHU in Brabant en Limburg
weer op poten gezet moest worden, is men zelfs
wel de kroeg ingegaan, om handtekeningen te
verzamelen."
Weigeringen
Het gesprek gaat ook over het feit dat de
Kiesraad wel eens weigert partijen in te
schrijven. „Dat doen we voornamelijk in geval
len waarin verwarring met bestaande partijen
of instanties mogelijk is. Zo werd inschrijving
geweigerd van de groep die zich aandiende als
WAO; die naam had verwachtingen kunnen
wekken op het gebied van bepaalde sociale
voorzieningen. Ook de naam SER werd gewei-
gers, evenals de „Katholieke Vrije Partij" (die
zou verwarrend kunnen werken met de be
staande KVP.) Als het om gemeenteraadsver
kiezingen gaat beslissen de gemeenten over
registratie van de partijen, maar in beroep kan
zo'n zaak dan bij de Kiesraad belanden
Stel nu dat er in Ommen of Winterswijk een
„Partij Sociale Vooruitgang" zou meedoen, af
gekort als PSV, zou daar waarschijnlijk geen
bezwaar tegen bestaan. Maar dezelfde naam in
Eindhoven zou niet kunnen: verwarring met
een befaamde voetbalclub zou dan voor de
hand liggen.
Lange dag
De heer Beernink is vroeger herhaaldelijk voor
zitter van een stembureau geweest. „Ik had er
een hekel aan dat mensen zich halverwege
lieten vervangen. Dat ging dan zo: hier heb Je 't
spul, zie maar. De langere openstelling van de
stembureaus bemoeilijkte het vinden van vol
doende mensen wel: het is nu een lange dag,
eigenlijk van 's morgens kwart over zeven tot
zeker een uur of negen 's avonds.
Van de bepaling in de wet dat de voorzitter van
een stembureau „als een lid uitvalt en er (nog)
geen plaatsvervanger is, tijdelijk een in het
bureau aanwezige kiezer kan aanwijzen om de
lege plaats in te nemen, heeft de heer Beernink
nog nooit gebruik hoeven maken. „Ik weet dat
het wel gebeurd is, maar dan was het geen
bevel het woord „aanwijzen" zou die indruk
kunnen wekken maar meer een verzoek. Als
zo'n kiezer zou weigeren en weg zou gaan zou er
niets aan de hand zijn."
Waar gewerkt wordt worden fouten gemaakt,
ook bij verkiezingen En niet alleen op de
stembureaus, maar ook bij de voorbereidingen
Zo zal het ook deze keer wel weer gebéuren dat
kinderen onder de achttein jaar een oproep om
te komen stemmen krijgen. „Ik heb wel achter
af eens zo'n geval te behandelen gehad: een
jongen van veertien had een oproepingskaart
gekregen en bleek precies te weten wat hij
wilde stemmen. Ik dacht toen: als ik er had
gezeten had ik zo'n jongen geloof ik laten
stemmen. Maar het zijn lastige dingen en je
meet als voorzitter van een stembureau direct
beslissen".
Stemmachines
Van stemmachines is mr Beernink geen groot
voorstander. „De mensen weten vaak niet hoe
ze ermee om moeten gaan. het gevaar dat er
verkeer gestemd wordt is levensgroot. En
waarom is die automatisering zo nodig, waar
om zou de uitslag zoveel vroeger moeten ko
men? Het is toch aardig, zo'n hele avond de
uitslagen volgen en dan rond de klok van
twaalf het eindresulaat. Ja. u hebt gelijk, voor
sommige kranten is het erg laat. maar overt-
gens vind ik het wel een mooi stukje roman
tick."
Tenslotte: de Kiesraad heeft eens geweigerd
lijsten van niet opgekomen kiezers door te
geven aan de politieke partijen (die natuurlijk
graag contact met die kiezers zouden zoeken).
Mr Beernlnck vindt die beslissing Juist. „Ik
weet dat er vaak zoiets gebeurd Is. Toen ik
vroeger op het gymnasium in Dordt ging was
daar ook een stembureau gevestigd en daar
zaten dan mensen van grote partijen op lijsten
de namen door te halen van „hun" kiezers die
kwamen stemmen Om een uur of vier kwamen
de ploegen in actie, om degenen die niet ver
schenen waren alsnog te „bewerken" Maar ik
vind zoiets onjuist Daar zijn de verkiezingen
niet voor".
door Rob Foppema
Het feit dat zwaarlijvigheid algemener wordt wanneer
een samenleving verandert van een arbeidsintensief
minimumbestaan naar een welvarend/Zittende leefwij
ze, zou eenvoudig kunnen worden gezien als een de
monstratie dat een gemakkelijk leven ledigheid en
vraatzucht aanmoedigt.
De zin is wat lang. maar ik
vond hem te mooi om niet over
te nemen. Ook de vindplaats is
uitzonderlijk: de gewoonlijk
gortdroge onderzoekrapporten
in het eerbiedwaardige tijd
schrift Nature. De Austra
lische medicus Dugdale en zijn
Britse collega Payne slingeren
daar dit proza de wereld in als
inleiding op een opmerkelijke
verhandeling over waarom
mensen dik worden.
Hun volgende opmerking staat
meteen weer met twee benen
op de grond. „Maar dikke men
sen lijken in het algemeen niet
meer te eten dan magere." Er
is meer aan de hand dan ledig
heid en vraatzucht, geloven
Dugdale en Payne. Inderdaad
hebben we wel eens te eenvou
dig aangekeken tegen het pro
bleem van dik worden (of ver
mageren).
Het is nog steeds waar dat elk
pondje door het mondje gaat.
maar daarmee is bepaald het
hele verhaal niet verteld. Wat
een mens eet, kan ruwweg ge
bruikt worden voor drie din
gen. Om te beginnen levert het
energie en grondstoffen voor
de normale lichaamshuishou
ding. Op de tweede plaats
komt energie voor de verrichte
arbeid. En als aan de twee be
hoeften voldaan is, wordt de
eventuele rest van het eten
omgezet in extra gewicht. Wie
dikker wordt, eet meer dan hij
of zij voor huishouding en ar
beid nodig heeft. In dat simpe
le model is de remedie al even
eenvoudig; de hoeveelheid
eten aanpassen. Met die
boodschap zijn al heel wat dik
ke mensen moedeloos ge
maakt. Want zo simpel is het
niet, en de remedie werkt dan
ook vaak teleurstellend.
Flikjes
Dat dit model te simpel is,
werd onlangs door prof. dr. H.
H. van Gelderen olijk geïllus
treerd in Huisarts en we
tenschap. Hij rekende voor dat
een volwassen man die per
dag, behalve de ideale hoeveel
heid die hem net op gewicht
houdt, twee chocolade flikjes
extra eet. zijn hoeveelheid vet-
weefsel in vier jaar zou verdub
belen. Maar zo riskant is het
bestaan nu ook weer niet. Er
zijn nog andere regelmechanis
men dan de hoeveelheid eten.
De factor lichaamshuishou
ding laat namelijk onvermoe
de variatiemogelijkheden zien.
Sommige mensen steken zo in
elkaar dat ze hun voedsel daar
voor zeer efficient gebruiken.
Bij anderen is de huishouding
meer verspillend ingericht. Die
laatste groep wordt minder
makkelijk dik. Warmteregula
tie is bijvoorbeeld een aanspre
kend punt. Wanneer de gemid
delde temperatuur van de huid
een halve graad verhoogd
wordt, betekent dat over een
hele dag een fors extra
warmteverlies voor het li
chaam. Dat is alweer extra en
ergie die niet in de vorm van
vetrolletjes zal beklijven.
Dugdale en Payne komen met
een variatiemogelijkheid die
tot nog toe aan de aandacht
was ontsnapt. Eten dat niet
voor hulshouding of arbeid
wordt gebruikt, kan namelijk
op twee manieren in extra li
chaamsgewicht worden omge
zet. De meest voor de hand
liggende is de vorming van vet-
weefsel. Maar een deel van het
overschot wordt omgezet in
extra spierweefsel. De verhou
ding tussen die twee processen
blijkt van diepgaande beteke
nis te zijn.
Om te beginnen is de vorming
van vetweefsel een tamplijk ef
ficient proces. De omzetting
van voedsel in vet gebeurt met
een rendement van ongeveer
70 procent. Voor de opbouw
van spierweefsel in principe
eiwitachtige stoffen is het
rendement maar 40 procent
Een bepaalde hoeveelheid
extra voedsel zet dus meer aan
wanneer het tot vet wordt ver
werkt dan wanneer het voor
extra spierweefsel wordt
gebruikt
Bovendien is er verschil in „on
derhoudskosten". Eenmaal op
gebouwd vetweefsel is vrij
dom spul met een laag niveau
van stofwisseling. Extra spier
weefsel daarentegen, doet een
merkbaar beroep op de huis
houdelijke dienst van het li
chaam, gebruikt dus een zeke
re hoeveelheid extra voedsel
en werkt zo verdere ge
wichtsvermeerdering in princi
pe tegen.
P-waarde
Dugdale en Payne maken aan
nemelijk dat de verhouding
waarin extra voedsel wordt
omgezet in spieren en vet. voor
volwassen mensen een
constante factor is. die
waarschijnlijk ergelijk is be
paald De meeste mensen ge
bruiken vijf tot tien procent
van hun overschotten voor
spiervorming, en dus 95 tot 90
procent voor de aanleg van
vetlaagjes. De auteurs spreken
voor het gemak van een „P-
verhouding" van 0,05 tot 0,10
Maar in die P-verhouding zit
een forse spreiding Er zijn
mensen met P 0,03, terwijl
aan de andere kant P 0,30
nog niet al te uitzonderlijk is.
Dat zijn verschillen die een
dramatisch effect hebben op
wat de flikjes van prof. Van
Oelderen aanrichten. Iemand
met een lage P-waarde wordt
van extra eten namelijk aan
zienlijk zwaarder dan zijn me
demens met een hoge P. En hij
zal dienovereenkomstig meer
moeite hebben om af te vallen,
ook al eet hij minder dan hij op
dat moment nodig heeft.
Dugdale en Payne hebben het
effect uitgerekend voor ie
mand die tien procent meer
gaat eten dan hij strikt geno
men nodig heeft. Zo iemand
bereikt na een Jaar of zes een
vast gewicht. De man met P
0,03 is dan achttien kilo aange
komen. de man met P 0,30
maar acht kilo. Voor de ge
zondheidstoestand van de dik
ke ziet het er nog erger uit dan
deze cijfers suggereren. Zijn
percentage lichaamsvetis dan
namelijk gestegen van de nor
male 12 naar 23. De li
chaamssamenstelling van de
„magere" man daarentegen, is
niet uit balans te krijgen, zijn
percentage vet stijgt van 12
naar 13.
Het voorbeeld is helemaal niet
extreem gekozen. Die tien pro
cent extra eten komt wel neer
op meer dan twee flikjes, maar
het zit in de buurt van één
chocoladereep per dag, en niet
eens een grote.
Nuttig
De ergelijke aanleg voor
zwaarlijvigheid die in onze sa
menleving velen in de richting
van het hartinfarct drijft, is
volgens Dugdale en Payn geen
rare speling der natuur. Onze
verre voorouders die zwoegend
op het land genoeg eten moes
te zien te verbouwen om weer
een Jaar in leven te blijven,
waren er prima mee geholpen.
Die hadden vetweefsel name
lijk echt nodig voor energie
opslag op lange termijn.
In de periode dat zij hard op
het land moesten werken, had
den zij vaak weinig te eten,
omdat de voorraden van het
vorige seizoen begonnen op te
raken. De man met de lage
P-waarde spreekt dan zijn vet
weefsel aan De man met de
hoge P-waarde moet ook spier
weefsel omzetten in broodno
dige energie. Daarmee wordt
op de meest directe manier
zijn werkkracht aangetast en
hij zal het dus niet ver
brengen.
Zo is de mensheid waarschijn
lijk aan haar lage P-waarden
gekomen. En wie niet meer zo
hard hoeft te ploeteren, zit er
nu mee. Dugdale en Payne
hebben een interessante sug
gestie voor verder onderzoek
De P-waarde is voor een vol
wassen mens weliswaar een
vaststaand gegeven, maar bij
opgroeiende kinderen blijkt P
grote en systematische uitsla
gen te vertonen Bij pasgebore
nen is P 0.2. loopt dan op tot
bijna 1 voor vijfjarige kleuters
en zakt dan bij jongens naar
een eindwaarde die met een
Jaar of vijftien wordt bereikt.
Bij meisjes treedt in de puber-
telt nog een tweede piek op.
waarna zij geleidelijker naar
hun persoonlijke eindniveau
toegaan.
Dit alleG duidt erop dat P in
principe wel belnvlaed kaa
worden. Als er een manier te
vinden is om de P-waarde bij
volwassenen omhoog te krik
ken zonder dat daar vervelen
de bijwerkingen aan vast zit
ten. zouden daarmee een hele
boel dikke mensen heel erg ge
holpen zijn. Maar dat is na
drukkelijk toekomstmuziek.
Voorlopig zit er voor mensen
die te zwaar zijn, niets anders
op dan toch minder te eten.
Maar weten hoe het zo geko
men is. is ook een troost
(A E Dugdale en P. R Payne.
Pattern of lean and fat deposi
tion in adults. Nature. 266.349-
351, 1977.)