Jaap Stienstra laat paard en
karos door Groningen rijden
HO
D
1 door Annemarie Lücker
Nu wordt later ook
vroeger
UW PROBLEEM 00K HET ONZE
Samenspel van kapsel en mode
'Stalhouderij in de stad een heel leuk stuk speelgoed'
3sf
MAANDAG 4 APRIL
VARIA
Trouw/Kwartet 6
l r
door Fred Lammers
GRONINGEN Het gebeeldhouwde
peerd van ome Loeks op het Stations
plein en de windvaan in de vorm van een
paard op de Martinitoren wekken op het
eerste gezicht de indruk dat Groningen
een provincie is waar paarden hoog staan
aangeschreven. Dat is echter maar
schijn. Het eigen paardenras dat deze
provincie had is al lang uitgestorven en
de 3500 paarden die nog in het Groninger
land rondlopen steken schril al tegen de
16000 paarden die de buurprovincie
Friesland rijk is.
Tot degenen die dit een trieste ontwikkeling
vinden behoort de Groninger schooltandarts
Jaap Stienstra (52). Sinds hij 21 jaar geleden
werd geconfronteerd met het feit dat het paard
en alles wat ermee heeft te maken uit de samen
leving dreigde te verdwijnen heeft hij zich. waar
de gelegenheid daartoe zich maar voordeed. In
gespannen om dat te voorkomen. Zo maakt hij
sinds 1957 deel uit van het bestuur van de
stichting „Paard en karos", die het rijtuigmu
seum in Leek beheert en verder is hij nauw
betrokken bij de onlangs opgerichte stichting
„De Koetsenwagens", die er, zij het voorheen
onder een andere naam en in enigszins andere
organisatievorm, voor zorgt dat het paard niet
uit het Groninger stadsbeeld verdwijnt.
„Het was in 1956, tijdens mijn studententijd, bij
de organisatie van de jaarlijkse optocht ter
gelegenheid van het nieuwe academische Jaar
dat ik merkte dat paarden en koetsen bezig
waren in snel tempo terrein te verliezen. Van de
zeven stalhouderijen die de stad Groningen net
na de oorlog nog rijk was restte er nog één. Ook
hier was de geweldige uitverkoop van stalhoude
rijen, die overal in ons land gaande was, niet
tegen te houden. Ik heb op dat moment gedaan
wat ik meende dat gebeuren moest".
De resultaten bleven niet uit. Jaap Stienstra
ging voor zijn studentenvereniging koetsen en
andere attributen die met het paard hebben te
.maken zoals livreien, steken en lantaarns kopen.
Je kon in de Jaren vijftig met honderd gulden
nog heel wat doen. Je had er een fraaie landauer
voor. een rijtuig waar je op het ogenblik, voorop
gesteld dat je eraan kun komen, vele duizenden
guldens voor moet neertellen. Jaap Stienstra
toonde zich een doordouwer. Vaak sleepte hij de
koetsen weg onder de ogen van de opkopers, die
het alleen om het koper en het oude ijzer was te
doen. Ze staken de aangekochte koetsen in
brand en gingen in een naburig café zitten wach
ten totdat de vlammen hun werk hadden gedaan
en het materiaal dat zij konden gebruiken was
overgebleven. Honderden koetsen zijn op die
manier vernield. Als Jaap Stienstra er niet was
geweest zouden er nog veel meer van die prachti
ge stukken ambachtswerk in rook zijn opge
gaan.
JAAP STIENSTRA gematigd achteruitstrevend
(foto) Sjors Visscher)
Lijkkoets
„De Koetsenwagens" heeft nu dertig rijtuigen,
variërend van landauers in allerlei soorten gla
zen Berliners tot een lijkkoets. „Ons materiaal
wordt regelmatig Ingezet niet alleen voor stu
dentenactiviteiten, maar ook voor stadsrondrit-
ten in de zomermaanden, trouwrijden en begra
fenissen. Vorig Jaar hebben we onze lijkwagen
nog twee keer gebruikt, een keer voor een
rijschoolhouder, die onverwacht overleed en had
bepaald met paardetractle naar zijn laatste
rustplaats te willen worden gebracht", vertelt
Jaap Stienstra.
Twintig paarden staan de stichting thans ter
beschikking. Ze zijn evenals de koetsen onderge
bracht op een paar adressen.
Degenen die een warmkloppend hart hebben
voor het paard hebben in Jaap Stienstra een
goede pleitbezorger. "Ze vinden me wel eens een
zeur. Niet voor niets heeft een van mijn vroegere
hoogleraren eens tegen me gezegd dat ik het
karakter heb van een foxterrier. Hij heeft wel Afstand in tiid
gelijk gehad. Ik kan tot In het oneindige
doordrommen als ik vind dat iets moet ge
beuren."
Paarden en koetsen hebben Jaap nu zo in hun
ban dat hij er zelf, zijn vakanties aan besteedt.
„De afgelopen twee jaar ben ik zomers niet weg
geweest. Ik heb me bijna dagelijks door de stad
laten rijden om te kijken hoe de mensen die
stadsrondritten ondergaan. Ik heb me kostelijk
geamuseerd. Je beleeft de dwaaste dingen zoals
met die Duitser die vorig Jaar met zijn gezin in
een koets stapte ea bij het naderen van het
station in volle ernst vertelde: 'Dat is het groot
hertogelijk paleis'. Ik heb toen mijn mond ge
houden, al had ik er wel moeite mee. Je doet ook
allerlei nuttige ervaringen op. Zo heb ik bijvoor
beeld gemerkt dat mensen graag onder bomen
rijden. De route is in verband daarmee gewij
zigd."
Dickens
Hoewel Jaap in zijn kamer met linnen behang,
antieke sofa, koperen lamp waarop een geprepa
reerde duif troont, temidden van zijn boeken en
andere paperassen in het historische huls aan de
Kijk in 't Jat zo weggelopen lijkt te zijn uit de
tijd van Dickens probeert hij met beide voeten
op de grond te blijven staan. „Ik ben gematigd
achteruitstrevend en dat houdt ook in dat ik
vind dat als iets op het punt staat weggegooid te
worden Je daar eerst nog eens twee keer over
moet nadenken", zegt hij ter verklaring van zijn
belangstelling voor het verleden.
Over zijn hobby voor paarden zegt hij: „Je moet
zo'n stalhouderij midden in de stad beschouwen
als een heel leuk stuk speelgoed".
Maar er zit meer achter. Als we later op de dag
door Groningen rijden, op weg naar de koetsen,
zegt Jaap: „Het paard is een stuk cultuur aan het
worden. Hetzelfde geldt voor een koets. Ik ben
een stadsmens. Als je Je door omstandigheden in
een stad terugtrekt laat Je een stuk natuur
achter. De stadsmens heeft er daarom behoefte
aan de natuur bij hem in huls te halen. Dat zie Je
aan de vele bloemenwinkels. Je bent pas echt op
deze wereld als Je temidden van mede
schepselen leeft en daar horen niet alleen de
hond en de kat maar ook de paarden toe. Mensen
in steden missen paarden. Daarom rijzen de
maneges als paddestoelen uit de grond en wordt
het een modeverschijnsel te gaan paardrijden.
Wat ik nastreef is wat door aanwijsbare oorza
ken wegebt, in een wereld waar efficiency hoog
tij viert op zakelijke gronden verdwijnt, op idea
le basis weer toekomst te verschaffen".
Zittend in een van de Berliners, waarvan is
nagegaan dat die gedurende een paar eeuwen
enige honderdduizenden kilometers heeft afge
legd in het Groningse, zegt Jaap Stienstra: „Een
mens leert in een koets weer wat afstand en tijd
is. Dat zijn velen tegenwoordig verleerd. We
Jagen van de ene plek naar de andere. We zijn
heel druk onze tijd te besteden aan het maken
van apparatuur om dezelfde tijd terug te
winnen".
Jaap Stienstra is een echte Groninger. „Wat
Groningen voor mij betekent heb ik sterk erva
ren toen ik als student een tijdje bij een Zwitser
se boer heb gewerkt om hem te helpen bij het
hooien. Het was een uur of tien eer de zon boven
de bergen uitkwam en om twee uur 's middags
verdween die er al weer achter. Het duurde dan
nog zes uur voordat het donker werd. Ik aan
vaardde dat landschap zoals het zich aan mij
voordeed. Toen ik terug kwam en weer dat
vlakke Groningse land zag, heeft dat me erg
bewogen. Ik ervoer toen ineens dat ik als indivi
du in een heel grote vlakte stond. Ik kon onein
dig ver kijken. Toch was er een samenspel tussen
die bomen en gewassen en al die hulzen en
kerken, waarvan Je kon zeggen dat ze door
mensenhanden waren gemaakt, en daarboven
die geweldige luchten. Dat zie Je nergens zo als in
Groningen. Die zich herhalende oneindigheid
van het Groningse land doet een sterk beroep op
de individualiteit. De ene oneindigheid vervalt
hier in de andere. Het Groningse land maafct een
onherbergzame Indruk. De mens die zo graag in
de beslotenheid leeft van de boetiekjes en passa
ges die men overal creëert kan hier nergens
wegvluchten".
Potverteren
Het is deze liefde voor zijn geboortegrond die
Jaap Stienstra drijft te vechten voor het behoud
van zaken die hij als waardevol ziet. Het is niet
zo maar een liefhebberij." We weten momenteel
niet waar we mee bezig zijn. We hebben ons
gestort op het autoverkeer, maar we begrijpen
allemaal dat we op een geweldige manier bezig
zijn met potverteren. Als onze huidige energie
bronnen opraken is kernenergie een oplossing,
maar niet zo'n plezierige. Het paard zou een
goede tegenhanger kunnen zijn." Daarom gaat.
Jaap ijverig door zoveel mogelijk Groningers
geestdriftig te maken voor zijn streven. In mei
gaat hij dat zelfs doen in dichterlijke vorm in een
plaatselijk huls aan huis blad. Een voorproefje
daarvan dat Jaap tussen neus en lippen door
declameert is!
Het mensenhart heeft zilveren snaren
Die niet roesten met de jaren
Maar aan onze koetsen
Moet je altijd blijven poetsen.
door Mink van Rijsdijk
We gooien te veel weg. Nee, ik bedoel geen lege
jampotten, plastic tassen en andere welvaartsspul. Ik
wil het ook niet over geld hebben, hoewel er een
aardig cursief geschreven kon worden over de jongen
die ik deze week in een levensmiddelenzaak ontmoet
te. Hij schafte zich voor de som van 95 cent snoeperij
aan, betaalde met een gulden en zei patsering: „Laat
die vijf cent maar, daar kan ik toch niets mee."
De gedachte dat we te veel weggooien overviel me
toen ik een vergeeld nummer van de Kamper Kerkbo
de onder ogen kreeg, daterend uit 1907 en een zalfje
voor iedere nostalgische geest.
In mijn verbeelding zag ik keurige jongens de fraaie
Kamper poorten door stappen op weg naar de verga
dering van knapenvereniging „Benjamin", waar een
wedstrijd in het voordragen van luim werd gehouden,
vanzelfsprekend na de behandeling van een onder
werp uit de gewijde geschiedenis.
Ik rook de verf die voor fluwelen wandteksten werd
gebruikt, door boekhandel J. H. Kok lovend aange
prezen: „De teksten zijn beschilderd met een verf
stof, die niet van het fluweel afgaat en er zelfs tegen
kan, dat ze met harde borstels stofvrij gemaakt
worden." En dat voor prijzen die varieerden van
1,10 tot ƒ4,50. Te geef, denk je nu. Vol eerbied
herdacht ik de Kampenaren die, gevoed met wondere
wijsheid uit het kerkblad, het geloof behielden. Zo las
ik dat een blinde ongelukkiger is dan een dove. De
argumentatie mag een vondst heten. „Het oor ont-
vangt, maar het oog kan ontvangen en geven. En daar
het zaliger is te geven dan te ontvangen is het oog
kostelijker dan het oor."
Juist toen ik wat gewend raakte aan deze gedachte
gang verwarde de schrijver me bijzonder door te
stellen dat voor een gelovige het oor toch eigenlijk
belangrijker was. „Muziek- en zangkunst gaat dan
ook boven schilder- en bouwkunst, laat staan boven
toneelkunst, die wij ook g«en kunst in de ware zin des
woords kunnen noemen." (arme, luim reciterende
knapen).
Geroerd werd ik door het relaas, waarvoor een brief
van ene mevrouw Wielenga aanleiding was. Zij be
vond zich toen op het eiland Soemba. „Daar woedde
sinds eenigen tijd de dysenterie (bloedloop) en had
reeds verscheidene slachtoffers geëischt." Ook het
jongetje Wielenga was aangetast. Niemand zal mij
horen spotten over zo'n situatie. Een erg ziek kind is
altijd en overal triest. Voor de jonge moeder was het
stellig een vreselijke tijd. De paden op „het zendings-
veld" gingen niet altoos over rozen. We weten dat het
huis van de familie werd platgebrand door „blinde
heidenen", die stellig ook doof waren.
Mijn kerkblad meldde dat man en vader afgereisd was
naar Java, juist toen het kind ziek werd. De bezorgde
moeder beleefde angstige uren, doch ziet er
gloorde hoop. „De kleine dikzak woelwater van
voorheen zoo mager nu, met dof gesloten oogjes
zag weer rond en greep het hem voorgehouden popje
even slechts. Toch 't moederhart ontving
troost voor haar was 't weer een bewijs van
herleven. En ze hoopt ze bidt Kerken
in 't vaderland bidden we mede met deze biddende
moeder!"
Ach, wij zouden zo'n droef verhaal nu anders
schrijven, met minder stippeltjes enzo. In wezen is
verdriet echter hetzelfde gebleven. Toch zat ik ineens
met een brandende vraag. Een brief van ver Soemba
naar Kampen was in 1907 zeker zes weken onderweg.
Tegen de tijd dat de „kerken in 't vaderland" mee
konden bidden, was met permissie het jongetje al
dood en begraven of weer de woelwater van voor
heen. Beide mogelijkheden noopten niet meer tot
gebed. Dat kon men toen natuurlijk ook al bereke
nen. Werd er toch gebeden of voelde men -zich een
beetje gefopt door de oproep? Helaas zal deze vraag
hoe brandend ook onbeantwoord moeten blij
ven, vrees ik.
Wat het jongetje betreft: uit zeer betrouwbare bron
heb ik vernomen, dat hij. geheel herstelde. Hij is
weliswaar geen kleine dikzak gebleven, maar zijn
toen zo dof blikkende oogjes kijken nu, na zeventig
jaar nog wakker rond.
We gooien te veel weg. Zeker onze kerkbodes
moesten we zuinig bewaren. Over 70 jaar mogen de
woelwaters van nu ook nog weieens wat te glimlachen
hebben. Een wenkbrauwtje fronsen zal er trouwens
ook dik in zitten.
Het is grappig hoe een bepaald
kapsel binnen een paar maanden
een rage kan worden. Zo is dat op het*
ogenblik het kapsel van de
vechtlustige mooie blonde dame,
Purdy, uit de televisie serie „de
Wrekers", oftewel de Coupe
Champignons zoals de Rotterdamse
kapper John Postmus deze
haardracht noemt.
Wie de modebladen goed bekijkt zal
ontdekken dat veel modellen een of
meerdere schuin op het hoofd
geplaatste pluizige staarten met
linten, veertjes of bloemen dragen;
een dracht die Kenzo vorig Jaar in
Parijs introduceerde. Niet mooi,
maar wel grappig en spectaculair.
De weelderige zigeunerinnenkleren
van Yves Saint Laurent vragen om
een dikke vlecht achter, of om een
lang losvallend krullenkapsel.
Op de meeste Amsteramse
modeshows van de afgelopen maand
droegen mannequins het haar vaak
wijd uitstaand en heel fijn kroezend.
Dat effect kan bereikt worden door
een helemboel vlechtjes te maken,
met een plantenspuit invochten en
uitkammen als het haar droog is.
Een tijdrovend werkje voor een lui
avondje thuis.
Na alle gladde en stijle kapsels is er
nu een duidelijke tendens naar los,
rond het gezicht krullend haar.
Nieuwe methodes van permanenten
geven het haar volume en stevigheid
die zeer natuurlijk aandoet. John
Postmus komt dit seizoen met een
krullenkapsel dat hij Fancy-Face
noemt, een krans losse krullen om
het hoofd, dat door variatie in lengte I
en volume zowel oud als Jong
flatteert.
VRAGEN uitsluitend in envelop sturen neer postbus S07. Voorburg.
Per vreeg een gulden in postzegels, het liefst In weerden ven 55 en
45 ets. bijvoegen, en beslist niet sen de buitenkant opplakken.
Geheimhouding verzekerd. Briefkaarten worden terzijde gelegd.
VRAAG: In de krant van maandag
21 maart beschrijft u bij een bespre
king van een munt: Dit is de laatste
keer. Nu dat vinden we heel Jammer.
ANTWOORD: Wij hadden dan ook
iets anders bedoeld: was een ach
terstand in het beantwoorden van
de vragen over munten. Die probe
ren we in te halen, maar meer dan
twee antwoorden over hetzelfde on
derwerp plaatsen we niet in een ru
briekje. We vinden het altijd een
opwindend werk om de herkomst
van ..moeilijke" munten na te gaan.
Suur uw vragen over munten echter
wel in met voldoende gegevens:
soort metaal, een goede doordruk of
foto. Controleer uw eigen gegevens,
voor u ze wegstuurt! Wij begrijpen,
dat de vragensteller hier ook wel
eens moeite mee heeft Aan tekenin
getjes hebben we niets. Taxeren
doen we niet en meer dan twee vra
gen over munten per brief zijn niet
toegestaan.
VRAAG: Een onzer lezers, verwoed
Mah Jongger, zou zo graag contact
opnemen met een bestaande Mah
Jonggclub. WIJ vermoeden dat een
dergelijke club we) bestaat, maar
daar blijft het dus wel bij. Het gaat
dus beslist niet om de spelregels van
dit heerlijke spel (in de openbare
bibliotheek vonden we een boekje
met spelregels door M. Martens,
Amsterdam Duwaer 1972), evenmin
met adressen van een Oo-vereniglng
(zie telefoonboek van Amsterdam)
Aanvulling over grammofoonplaat
roet instructie voor eenvoudige
danspasjes: De firma Basart te Bus-
sum (02159-46266) heeft Inderdaad
deze platen onder Rozet 76-6161 tot
en met 766166 uitgebracht, echter en
dat staat niet ln de catalogus en
evenmin ln het register van de BU-
MA: Deze cursus werd t.b.v. dansle-
raren georganiseerd. WIJ kunnen de
genen, die gebeld hebben naar de
firma Basart en dat waren er heel
wat, mededelen, dat hun tele
foontjes en het contact met onze
medewerkster van de uitgave van
een nieuwe LP roet op de hoes een
nauwkeurige beschrijving van pas
sen. enz. bespoedigd heeft. Wanneer
deze plannen ten uitvoer gebracht
worden, was niet te voorspellen: dat
kan twee, maar ook wel drie maan
den worden. Men kon ons ook nog
niet mededelen op welke manier de
ze nieuwe uitgave geadverteerd zal
worden. Ook de platenwinkels zul
len er tegen die UJd wel meer over
kunnen vertellen. Zoals onze vra
genstellers weten, laten wij bij be
zoek aan diverse markten en vellin
gen geen gelegenheid voorbij gaan
lijstjes van gevraagde boeken en
platen te controleren, om zo moge
lijk aan hun verzoek te voldoen. Wie
dat zelf niet kan doen of haast heeft,
verwijzen wij naar de advertentieaf
deling, want bemiddeling tussen
vragers en aanbieders ligt niet op
ons terrein.
VRAAG: WIJ zagen en hoorden een
uitzending van Jan Brusse, over
truffels. Het was. zoals altijd heel
Interessant, maar we kunnen het
ons niet Indenken, dat er nooit Iets
ondernomen ls, om het ontstaan en
de verspreiding van dit „zwarte dia
mant" te verklaren.
ANTWOORD: Voor de bovengronds
groeiende paddestoelen zorgt de
wind wel, die de „sporen" (die de
functie hebben van zaad, echter
geen zaden zijn) meevoert en elders
deponeert Wat de ondergronds
groeiende truffels betreft! Gelokt
door de speciale geur worden deze
vruchtllchamen gezocht en gevon
den door kleine dieren, die ln de
grond leven, maar ook door bo
vengronds gedierte, zoals zwijnen en
honden. Tegelijkertijd met de uit
werpselen worden de restanten van
de tractatle her en der verspreid. De
honden heeft u zelf aan het werk
gezien. Wij waren blij, toen dr Bas,
de directeur van het Rijksherbari
um te Lelden ons vertelde, dat var
kens het net zo goed kunnen: Wie 's
middags ln de Perigord en elders ln
Frankrijk natuurlijk een wandelin
getje maakt, zal altijd wel ergens
een oud mensje tegenkomen, dat
met haar krulstaart Oeraldlne of
Josephine aan een touw bezig ls
truffels te zoeken. Truffels kweken
gaat zeer beslist niet Ook het ver
haal van het eikeltje, dat na 15 Jaar
een aardig boompje kan produce
ren, met hetzelfde soort truffels ln
de grond, die ook onder de oorspron
kelijke boom zaten, is een verhaal
dat aardig verzonnen ls. Dat het
zelfde varkentje Josephine en dat
grappige hondje, dat zo handig die
truffels opgraaft, ze niet mag opeten
en dat zo een keten onderbroken
wordt, ls minder aardig en als deze
specialité vermengd met de ellende
van gruwelijk volgestopte ganzen
als „paté de foie gras" wordt aange
boden, zeg Je kokhalzend: geef mijn
portie, ln een vroeger stadium, dan
liever maar aan Fikkie!
AANVULLING van vraag en
antwoord over bruine schoorsteen:
Twee experts, allebei al heel lang ln
het vak wezen mij op andere moge
lijkheden van vleze vochtplekken in
schoorsteenmantels: In oude hulzen
komt het nog wel eens voor dat de
schoorstenen van binnen helemaal
kapot zijn, doordat (vooral in de
oorlog) allerlei rommel door elkaar
is gestookt. Zolang die schoorsteen
niet ln orde is gemaakt, is alles te
verwachtea Een andere ervaren
schoorsteenman, zoekt het begin
van de narigheid onder in de haard.
Die haard heeft een te grote capaci
teit en brandt daardoor altijd laag.
Daardoor ls de schoorsteen niet
warm genoeg om het vrij komende
water van het gas te doen verdam-
pea Het vocht dringt ln de uiter
aard roetige stenen van het rookka
naal en de vleze brei dingt overal
doorheen. Een kleinere haard, die
harder wordt gestookt, doet de
schoorsteen opdrogen, maar het
opdrogen van die verzadigde stenen
heeft een flinke UJd nodig.
VRAAG: Ik woon al een hele tijd ln
het mooie Limburgse landje, maar
ik verlang nu en dan toch zo naar
Friesland en naar die typische ge
rechten die daar thuis horen, vooral
de Oranjekoek hoort voor mij bij
mijn kinderjaren, maar een recept
vond lk nergens.
ANTWOORD: Begint u alvast maar
350 gr.bloem een snufje zout en 5 gr
bakpoeder te zeven. Dan kneed u
met dit meel samen: 180 gr suiker,
130 gr boter, 90 gr oranjesnippers en
zo nodig een beetje water tot een
soepele bal die op een beboterd
bakblik wordt uitgerold tot een lap
van ongeveer 35cm doorsnede. Bak
deze middenin een matig warme
oven ln ongeveer een half uur gaar
en goudbruin. Afkoelen en bestrij
ken met rose glazuur. Een rasechte
Friezin uit Akkrum, die bij ons was,
terwijl wij uw probleem zaten uit te
dokteren, zei: Het wordt pas echt
Fries, als de koek gevuld ls met
amandelspijs. Zo doen we dat ln
Akkrum! Behalve dit recept zijn
heel wat andere Friese gerechten en
streekrecepten uit het hele land te
vinden ln de uitgave van het Ned.
Zulvelbureau: Streekrecepten,
Postbus 4575, Rijswijk Z.H. Ook die
van Limburgse vlaaien en Lim
burgse bo terkrakelingen,
AANVULLING bij antwoord op een
vraag over een deerlijk door hout
worm aangetast oud boerenhuisje.
WIJ kregen uitvoerige documentatie
van een bedrijf, dat als enige firma
ln Nederland ultgasslng door middel
van blauwzuurgas toepast. Hierbij
wordt een gasdichte hoes over het
pand getrokken óf de bouw moet zo
zijn, dat alle gaten en kleren gas-
dicht afgesloten kunnen worden.
VRAAG: Ik wil meespelen in dej
Zuldduitse Lotto. Wat is het adres?
ANTWOORD: Het ligt niet op ons
terrein inlichtingen over deze zaken
te verstrekken.
VRAAG: Wat is het adres van de
Ver. Vogelbescherming?
ANTWOORD: De juiste naam ls: Ne
derlandse Vereniging tot Bescher
ming van Vogels. Secretariaat Drie-
bergse weg 16b, Zeist, 03404-2&406.
VRAAG: Ik heb een prachtige zilve
ren penning met het bijgevoegde
Latijnse opschriftKunt u me er
iets over vertellen?
ANTWOORD Deze prachtige pen
ning werd geslagen in 1688 als dank
voor de hartelijke ontvangst van de
ln 1685 naar Nederland gevluchte
Hugenoten (Na de herroeping van
het edict van Nantes). Er is geen
reden te twijfelen aan de echtheid
van deze penning. Geen ringetjes
eraan solderen! Betekenis opschrift:
Aan de voedende moeder van
Utrecht (hiermee wordt ditmaal niet
de Universiteit bedoeld, maar de
Staten) van de Ned. hervormde re
publiek bieden allen, die gevlucht
zijn ter zake van diezelfde
godsdienst, die ontvangen zijn als
een lichaamsdeel en ln groten getale
vromelijk met het lot van kinderen
werden begiftigd, deze penning aan.
Keerzijde: De ongelukklgen weet gij
ln llefdelljke overvloed te welden,
terwijl ge de vijanden met het
zwaard bedreigt. Als we Iets heel
moois tegenkomen, zoals nu, zeggen
we: Dat ls het wel!