Jaap Stienstra laat paard en karos door Groningen rijden HO D 1 door Annemarie Lücker Nu wordt later ook vroeger UW PROBLEEM 00K HET ONZE Samenspel van kapsel en mode 'Stalhouderij in de stad een heel leuk stuk speelgoed' 3sf MAANDAG 4 APRIL VARIA Trouw/Kwartet 6 l r door Fred Lammers GRONINGEN Het gebeeldhouwde peerd van ome Loeks op het Stations plein en de windvaan in de vorm van een paard op de Martinitoren wekken op het eerste gezicht de indruk dat Groningen een provincie is waar paarden hoog staan aangeschreven. Dat is echter maar schijn. Het eigen paardenras dat deze provincie had is al lang uitgestorven en de 3500 paarden die nog in het Groninger land rondlopen steken schril al tegen de 16000 paarden die de buurprovincie Friesland rijk is. Tot degenen die dit een trieste ontwikkeling vinden behoort de Groninger schooltandarts Jaap Stienstra (52). Sinds hij 21 jaar geleden werd geconfronteerd met het feit dat het paard en alles wat ermee heeft te maken uit de samen leving dreigde te verdwijnen heeft hij zich. waar de gelegenheid daartoe zich maar voordeed. In gespannen om dat te voorkomen. Zo maakt hij sinds 1957 deel uit van het bestuur van de stichting „Paard en karos", die het rijtuigmu seum in Leek beheert en verder is hij nauw betrokken bij de onlangs opgerichte stichting „De Koetsenwagens", die er, zij het voorheen onder een andere naam en in enigszins andere organisatievorm, voor zorgt dat het paard niet uit het Groninger stadsbeeld verdwijnt. „Het was in 1956, tijdens mijn studententijd, bij de organisatie van de jaarlijkse optocht ter gelegenheid van het nieuwe academische Jaar dat ik merkte dat paarden en koetsen bezig waren in snel tempo terrein te verliezen. Van de zeven stalhouderijen die de stad Groningen net na de oorlog nog rijk was restte er nog één. Ook hier was de geweldige uitverkoop van stalhoude rijen, die overal in ons land gaande was, niet tegen te houden. Ik heb op dat moment gedaan wat ik meende dat gebeuren moest". De resultaten bleven niet uit. Jaap Stienstra ging voor zijn studentenvereniging koetsen en andere attributen die met het paard hebben te .maken zoals livreien, steken en lantaarns kopen. Je kon in de Jaren vijftig met honderd gulden nog heel wat doen. Je had er een fraaie landauer voor. een rijtuig waar je op het ogenblik, voorop gesteld dat je eraan kun komen, vele duizenden guldens voor moet neertellen. Jaap Stienstra toonde zich een doordouwer. Vaak sleepte hij de koetsen weg onder de ogen van de opkopers, die het alleen om het koper en het oude ijzer was te doen. Ze staken de aangekochte koetsen in brand en gingen in een naburig café zitten wach ten totdat de vlammen hun werk hadden gedaan en het materiaal dat zij konden gebruiken was overgebleven. Honderden koetsen zijn op die manier vernield. Als Jaap Stienstra er niet was geweest zouden er nog veel meer van die prachti ge stukken ambachtswerk in rook zijn opge gaan. JAAP STIENSTRA gematigd achteruitstrevend (foto) Sjors Visscher) Lijkkoets „De Koetsenwagens" heeft nu dertig rijtuigen, variërend van landauers in allerlei soorten gla zen Berliners tot een lijkkoets. „Ons materiaal wordt regelmatig Ingezet niet alleen voor stu dentenactiviteiten, maar ook voor stadsrondrit- ten in de zomermaanden, trouwrijden en begra fenissen. Vorig Jaar hebben we onze lijkwagen nog twee keer gebruikt, een keer voor een rijschoolhouder, die onverwacht overleed en had bepaald met paardetractle naar zijn laatste rustplaats te willen worden gebracht", vertelt Jaap Stienstra. Twintig paarden staan de stichting thans ter beschikking. Ze zijn evenals de koetsen onderge bracht op een paar adressen. Degenen die een warmkloppend hart hebben voor het paard hebben in Jaap Stienstra een goede pleitbezorger. "Ze vinden me wel eens een zeur. Niet voor niets heeft een van mijn vroegere hoogleraren eens tegen me gezegd dat ik het karakter heb van een foxterrier. Hij heeft wel Afstand in tiid gelijk gehad. Ik kan tot In het oneindige doordrommen als ik vind dat iets moet ge beuren." Paarden en koetsen hebben Jaap nu zo in hun ban dat hij er zelf, zijn vakanties aan besteedt. „De afgelopen twee jaar ben ik zomers niet weg geweest. Ik heb me bijna dagelijks door de stad laten rijden om te kijken hoe de mensen die stadsrondritten ondergaan. Ik heb me kostelijk geamuseerd. Je beleeft de dwaaste dingen zoals met die Duitser die vorig Jaar met zijn gezin in een koets stapte ea bij het naderen van het station in volle ernst vertelde: 'Dat is het groot hertogelijk paleis'. Ik heb toen mijn mond ge houden, al had ik er wel moeite mee. Je doet ook allerlei nuttige ervaringen op. Zo heb ik bijvoor beeld gemerkt dat mensen graag onder bomen rijden. De route is in verband daarmee gewij zigd." Dickens Hoewel Jaap in zijn kamer met linnen behang, antieke sofa, koperen lamp waarop een geprepa reerde duif troont, temidden van zijn boeken en andere paperassen in het historische huls aan de Kijk in 't Jat zo weggelopen lijkt te zijn uit de tijd van Dickens probeert hij met beide voeten op de grond te blijven staan. „Ik ben gematigd achteruitstrevend en dat houdt ook in dat ik vind dat als iets op het punt staat weggegooid te worden Je daar eerst nog eens twee keer over moet nadenken", zegt hij ter verklaring van zijn belangstelling voor het verleden. Over zijn hobby voor paarden zegt hij: „Je moet zo'n stalhouderij midden in de stad beschouwen als een heel leuk stuk speelgoed". Maar er zit meer achter. Als we later op de dag door Groningen rijden, op weg naar de koetsen, zegt Jaap: „Het paard is een stuk cultuur aan het worden. Hetzelfde geldt voor een koets. Ik ben een stadsmens. Als je Je door omstandigheden in een stad terugtrekt laat Je een stuk natuur achter. De stadsmens heeft er daarom behoefte aan de natuur bij hem in huls te halen. Dat zie Je aan de vele bloemenwinkels. Je bent pas echt op deze wereld als Je temidden van mede schepselen leeft en daar horen niet alleen de hond en de kat maar ook de paarden toe. Mensen in steden missen paarden. Daarom rijzen de maneges als paddestoelen uit de grond en wordt het een modeverschijnsel te gaan paardrijden. Wat ik nastreef is wat door aanwijsbare oorza ken wegebt, in een wereld waar efficiency hoog tij viert op zakelijke gronden verdwijnt, op idea le basis weer toekomst te verschaffen". Zittend in een van de Berliners, waarvan is nagegaan dat die gedurende een paar eeuwen enige honderdduizenden kilometers heeft afge legd in het Groningse, zegt Jaap Stienstra: „Een mens leert in een koets weer wat afstand en tijd is. Dat zijn velen tegenwoordig verleerd. We Jagen van de ene plek naar de andere. We zijn heel druk onze tijd te besteden aan het maken van apparatuur om dezelfde tijd terug te winnen". Jaap Stienstra is een echte Groninger. „Wat Groningen voor mij betekent heb ik sterk erva ren toen ik als student een tijdje bij een Zwitser se boer heb gewerkt om hem te helpen bij het hooien. Het was een uur of tien eer de zon boven de bergen uitkwam en om twee uur 's middags verdween die er al weer achter. Het duurde dan nog zes uur voordat het donker werd. Ik aan vaardde dat landschap zoals het zich aan mij voordeed. Toen ik terug kwam en weer dat vlakke Groningse land zag, heeft dat me erg bewogen. Ik ervoer toen ineens dat ik als indivi du in een heel grote vlakte stond. Ik kon onein dig ver kijken. Toch was er een samenspel tussen die bomen en gewassen en al die hulzen en kerken, waarvan Je kon zeggen dat ze door mensenhanden waren gemaakt, en daarboven die geweldige luchten. Dat zie Je nergens zo als in Groningen. Die zich herhalende oneindigheid van het Groningse land doet een sterk beroep op de individualiteit. De ene oneindigheid vervalt hier in de andere. Het Groningse land maafct een onherbergzame Indruk. De mens die zo graag in de beslotenheid leeft van de boetiekjes en passa ges die men overal creëert kan hier nergens wegvluchten". Potverteren Het is deze liefde voor zijn geboortegrond die Jaap Stienstra drijft te vechten voor het behoud van zaken die hij als waardevol ziet. Het is niet zo maar een liefhebberij." We weten momenteel niet waar we mee bezig zijn. We hebben ons gestort op het autoverkeer, maar we begrijpen allemaal dat we op een geweldige manier bezig zijn met potverteren. Als onze huidige energie bronnen opraken is kernenergie een oplossing, maar niet zo'n plezierige. Het paard zou een goede tegenhanger kunnen zijn." Daarom gaat. Jaap ijverig door zoveel mogelijk Groningers geestdriftig te maken voor zijn streven. In mei gaat hij dat zelfs doen in dichterlijke vorm in een plaatselijk huls aan huis blad. Een voorproefje daarvan dat Jaap tussen neus en lippen door declameert is! Het mensenhart heeft zilveren snaren Die niet roesten met de jaren Maar aan onze koetsen Moet je altijd blijven poetsen. door Mink van Rijsdijk We gooien te veel weg. Nee, ik bedoel geen lege jampotten, plastic tassen en andere welvaartsspul. Ik wil het ook niet over geld hebben, hoewel er een aardig cursief geschreven kon worden over de jongen die ik deze week in een levensmiddelenzaak ontmoet te. Hij schafte zich voor de som van 95 cent snoeperij aan, betaalde met een gulden en zei patsering: „Laat die vijf cent maar, daar kan ik toch niets mee." De gedachte dat we te veel weggooien overviel me toen ik een vergeeld nummer van de Kamper Kerkbo de onder ogen kreeg, daterend uit 1907 en een zalfje voor iedere nostalgische geest. In mijn verbeelding zag ik keurige jongens de fraaie Kamper poorten door stappen op weg naar de verga dering van knapenvereniging „Benjamin", waar een wedstrijd in het voordragen van luim werd gehouden, vanzelfsprekend na de behandeling van een onder werp uit de gewijde geschiedenis. Ik rook de verf die voor fluwelen wandteksten werd gebruikt, door boekhandel J. H. Kok lovend aange prezen: „De teksten zijn beschilderd met een verf stof, die niet van het fluweel afgaat en er zelfs tegen kan, dat ze met harde borstels stofvrij gemaakt worden." En dat voor prijzen die varieerden van 1,10 tot ƒ4,50. Te geef, denk je nu. Vol eerbied herdacht ik de Kampenaren die, gevoed met wondere wijsheid uit het kerkblad, het geloof behielden. Zo las ik dat een blinde ongelukkiger is dan een dove. De argumentatie mag een vondst heten. „Het oor ont- vangt, maar het oog kan ontvangen en geven. En daar het zaliger is te geven dan te ontvangen is het oog kostelijker dan het oor." Juist toen ik wat gewend raakte aan deze gedachte gang verwarde de schrijver me bijzonder door te stellen dat voor een gelovige het oor toch eigenlijk belangrijker was. „Muziek- en zangkunst gaat dan ook boven schilder- en bouwkunst, laat staan boven toneelkunst, die wij ook g«en kunst in de ware zin des woords kunnen noemen." (arme, luim reciterende knapen). Geroerd werd ik door het relaas, waarvoor een brief van ene mevrouw Wielenga aanleiding was. Zij be vond zich toen op het eiland Soemba. „Daar woedde sinds eenigen tijd de dysenterie (bloedloop) en had reeds verscheidene slachtoffers geëischt." Ook het jongetje Wielenga was aangetast. Niemand zal mij horen spotten over zo'n situatie. Een erg ziek kind is altijd en overal triest. Voor de jonge moeder was het stellig een vreselijke tijd. De paden op „het zendings- veld" gingen niet altoos over rozen. We weten dat het huis van de familie werd platgebrand door „blinde heidenen", die stellig ook doof waren. Mijn kerkblad meldde dat man en vader afgereisd was naar Java, juist toen het kind ziek werd. De bezorgde moeder beleefde angstige uren, doch ziet er gloorde hoop. „De kleine dikzak woelwater van voorheen zoo mager nu, met dof gesloten oogjes zag weer rond en greep het hem voorgehouden popje even slechts. Toch 't moederhart ontving troost voor haar was 't weer een bewijs van herleven. En ze hoopt ze bidt Kerken in 't vaderland bidden we mede met deze biddende moeder!" Ach, wij zouden zo'n droef verhaal nu anders schrijven, met minder stippeltjes enzo. In wezen is verdriet echter hetzelfde gebleven. Toch zat ik ineens met een brandende vraag. Een brief van ver Soemba naar Kampen was in 1907 zeker zes weken onderweg. Tegen de tijd dat de „kerken in 't vaderland" mee konden bidden, was met permissie het jongetje al dood en begraven of weer de woelwater van voor heen. Beide mogelijkheden noopten niet meer tot gebed. Dat kon men toen natuurlijk ook al bereke nen. Werd er toch gebeden of voelde men -zich een beetje gefopt door de oproep? Helaas zal deze vraag hoe brandend ook onbeantwoord moeten blij ven, vrees ik. Wat het jongetje betreft: uit zeer betrouwbare bron heb ik vernomen, dat hij. geheel herstelde. Hij is weliswaar geen kleine dikzak gebleven, maar zijn toen zo dof blikkende oogjes kijken nu, na zeventig jaar nog wakker rond. We gooien te veel weg. Zeker onze kerkbodes moesten we zuinig bewaren. Over 70 jaar mogen de woelwaters van nu ook nog weieens wat te glimlachen hebben. Een wenkbrauwtje fronsen zal er trouwens ook dik in zitten. Het is grappig hoe een bepaald kapsel binnen een paar maanden een rage kan worden. Zo is dat op het* ogenblik het kapsel van de vechtlustige mooie blonde dame, Purdy, uit de televisie serie „de Wrekers", oftewel de Coupe Champignons zoals de Rotterdamse kapper John Postmus deze haardracht noemt. Wie de modebladen goed bekijkt zal ontdekken dat veel modellen een of meerdere schuin op het hoofd geplaatste pluizige staarten met linten, veertjes of bloemen dragen; een dracht die Kenzo vorig Jaar in Parijs introduceerde. Niet mooi, maar wel grappig en spectaculair. De weelderige zigeunerinnenkleren van Yves Saint Laurent vragen om een dikke vlecht achter, of om een lang losvallend krullenkapsel. Op de meeste Amsteramse modeshows van de afgelopen maand droegen mannequins het haar vaak wijd uitstaand en heel fijn kroezend. Dat effect kan bereikt worden door een helemboel vlechtjes te maken, met een plantenspuit invochten en uitkammen als het haar droog is. Een tijdrovend werkje voor een lui avondje thuis. Na alle gladde en stijle kapsels is er nu een duidelijke tendens naar los, rond het gezicht krullend haar. Nieuwe methodes van permanenten geven het haar volume en stevigheid die zeer natuurlijk aandoet. John Postmus komt dit seizoen met een krullenkapsel dat hij Fancy-Face noemt, een krans losse krullen om het hoofd, dat door variatie in lengte I en volume zowel oud als Jong flatteert. VRAGEN uitsluitend in envelop sturen neer postbus S07. Voorburg. Per vreeg een gulden in postzegels, het liefst In weerden ven 55 en 45 ets. bijvoegen, en beslist niet sen de buitenkant opplakken. Geheimhouding verzekerd. Briefkaarten worden terzijde gelegd. VRAAG: In de krant van maandag 21 maart beschrijft u bij een bespre king van een munt: Dit is de laatste keer. Nu dat vinden we heel Jammer. ANTWOORD: Wij hadden dan ook iets anders bedoeld: was een ach terstand in het beantwoorden van de vragen over munten. Die probe ren we in te halen, maar meer dan twee antwoorden over hetzelfde on derwerp plaatsen we niet in een ru briekje. We vinden het altijd een opwindend werk om de herkomst van ..moeilijke" munten na te gaan. Suur uw vragen over munten echter wel in met voldoende gegevens: soort metaal, een goede doordruk of foto. Controleer uw eigen gegevens, voor u ze wegstuurt! Wij begrijpen, dat de vragensteller hier ook wel eens moeite mee heeft Aan tekenin getjes hebben we niets. Taxeren doen we niet en meer dan twee vra gen over munten per brief zijn niet toegestaan. VRAAG: Een onzer lezers, verwoed Mah Jongger, zou zo graag contact opnemen met een bestaande Mah Jonggclub. WIJ vermoeden dat een dergelijke club we) bestaat, maar daar blijft het dus wel bij. Het gaat dus beslist niet om de spelregels van dit heerlijke spel (in de openbare bibliotheek vonden we een boekje met spelregels door M. Martens, Amsterdam Duwaer 1972), evenmin met adressen van een Oo-vereniglng (zie telefoonboek van Amsterdam) Aanvulling over grammofoonplaat roet instructie voor eenvoudige danspasjes: De firma Basart te Bus- sum (02159-46266) heeft Inderdaad deze platen onder Rozet 76-6161 tot en met 766166 uitgebracht, echter en dat staat niet ln de catalogus en evenmin ln het register van de BU- MA: Deze cursus werd t.b.v. dansle- raren georganiseerd. WIJ kunnen de genen, die gebeld hebben naar de firma Basart en dat waren er heel wat, mededelen, dat hun tele foontjes en het contact met onze medewerkster van de uitgave van een nieuwe LP roet op de hoes een nauwkeurige beschrijving van pas sen. enz. bespoedigd heeft. Wanneer deze plannen ten uitvoer gebracht worden, was niet te voorspellen: dat kan twee, maar ook wel drie maan den worden. Men kon ons ook nog niet mededelen op welke manier de ze nieuwe uitgave geadverteerd zal worden. Ook de platenwinkels zul len er tegen die UJd wel meer over kunnen vertellen. Zoals onze vra genstellers weten, laten wij bij be zoek aan diverse markten en vellin gen geen gelegenheid voorbij gaan lijstjes van gevraagde boeken en platen te controleren, om zo moge lijk aan hun verzoek te voldoen. Wie dat zelf niet kan doen of haast heeft, verwijzen wij naar de advertentieaf deling, want bemiddeling tussen vragers en aanbieders ligt niet op ons terrein. VRAAG: WIJ zagen en hoorden een uitzending van Jan Brusse, over truffels. Het was. zoals altijd heel Interessant, maar we kunnen het ons niet Indenken, dat er nooit Iets ondernomen ls, om het ontstaan en de verspreiding van dit „zwarte dia mant" te verklaren. ANTWOORD: Voor de bovengronds groeiende paddestoelen zorgt de wind wel, die de „sporen" (die de functie hebben van zaad, echter geen zaden zijn) meevoert en elders deponeert Wat de ondergronds groeiende truffels betreft! Gelokt door de speciale geur worden deze vruchtllchamen gezocht en gevon den door kleine dieren, die ln de grond leven, maar ook door bo vengronds gedierte, zoals zwijnen en honden. Tegelijkertijd met de uit werpselen worden de restanten van de tractatle her en der verspreid. De honden heeft u zelf aan het werk gezien. Wij waren blij, toen dr Bas, de directeur van het Rijksherbari um te Lelden ons vertelde, dat var kens het net zo goed kunnen: Wie 's middags ln de Perigord en elders ln Frankrijk natuurlijk een wandelin getje maakt, zal altijd wel ergens een oud mensje tegenkomen, dat met haar krulstaart Oeraldlne of Josephine aan een touw bezig ls truffels te zoeken. Truffels kweken gaat zeer beslist niet Ook het ver haal van het eikeltje, dat na 15 Jaar een aardig boompje kan produce ren, met hetzelfde soort truffels ln de grond, die ook onder de oorspron kelijke boom zaten, is een verhaal dat aardig verzonnen ls. Dat het zelfde varkentje Josephine en dat grappige hondje, dat zo handig die truffels opgraaft, ze niet mag opeten en dat zo een keten onderbroken wordt, ls minder aardig en als deze specialité vermengd met de ellende van gruwelijk volgestopte ganzen als „paté de foie gras" wordt aange boden, zeg Je kokhalzend: geef mijn portie, ln een vroeger stadium, dan liever maar aan Fikkie! AANVULLING van vraag en antwoord over bruine schoorsteen: Twee experts, allebei al heel lang ln het vak wezen mij op andere moge lijkheden van vleze vochtplekken in schoorsteenmantels: In oude hulzen komt het nog wel eens voor dat de schoorstenen van binnen helemaal kapot zijn, doordat (vooral in de oorlog) allerlei rommel door elkaar is gestookt. Zolang die schoorsteen niet ln orde is gemaakt, is alles te verwachtea Een andere ervaren schoorsteenman, zoekt het begin van de narigheid onder in de haard. Die haard heeft een te grote capaci teit en brandt daardoor altijd laag. Daardoor ls de schoorsteen niet warm genoeg om het vrij komende water van het gas te doen verdam- pea Het vocht dringt ln de uiter aard roetige stenen van het rookka naal en de vleze brei dingt overal doorheen. Een kleinere haard, die harder wordt gestookt, doet de schoorsteen opdrogen, maar het opdrogen van die verzadigde stenen heeft een flinke UJd nodig. VRAAG: Ik woon al een hele tijd ln het mooie Limburgse landje, maar ik verlang nu en dan toch zo naar Friesland en naar die typische ge rechten die daar thuis horen, vooral de Oranjekoek hoort voor mij bij mijn kinderjaren, maar een recept vond lk nergens. ANTWOORD: Begint u alvast maar 350 gr.bloem een snufje zout en 5 gr bakpoeder te zeven. Dan kneed u met dit meel samen: 180 gr suiker, 130 gr boter, 90 gr oranjesnippers en zo nodig een beetje water tot een soepele bal die op een beboterd bakblik wordt uitgerold tot een lap van ongeveer 35cm doorsnede. Bak deze middenin een matig warme oven ln ongeveer een half uur gaar en goudbruin. Afkoelen en bestrij ken met rose glazuur. Een rasechte Friezin uit Akkrum, die bij ons was, terwijl wij uw probleem zaten uit te dokteren, zei: Het wordt pas echt Fries, als de koek gevuld ls met amandelspijs. Zo doen we dat ln Akkrum! Behalve dit recept zijn heel wat andere Friese gerechten en streekrecepten uit het hele land te vinden ln de uitgave van het Ned. Zulvelbureau: Streekrecepten, Postbus 4575, Rijswijk Z.H. Ook die van Limburgse vlaaien en Lim burgse bo terkrakelingen, AANVULLING bij antwoord op een vraag over een deerlijk door hout worm aangetast oud boerenhuisje. WIJ kregen uitvoerige documentatie van een bedrijf, dat als enige firma ln Nederland ultgasslng door middel van blauwzuurgas toepast. Hierbij wordt een gasdichte hoes over het pand getrokken óf de bouw moet zo zijn, dat alle gaten en kleren gas- dicht afgesloten kunnen worden. VRAAG: Ik wil meespelen in dej Zuldduitse Lotto. Wat is het adres? ANTWOORD: Het ligt niet op ons terrein inlichtingen over deze zaken te verstrekken. VRAAG: Wat is het adres van de Ver. Vogelbescherming? ANTWOORD: De juiste naam ls: Ne derlandse Vereniging tot Bescher ming van Vogels. Secretariaat Drie- bergse weg 16b, Zeist, 03404-2&406. VRAAG: Ik heb een prachtige zilve ren penning met het bijgevoegde Latijnse opschriftKunt u me er iets over vertellen? ANTWOORD Deze prachtige pen ning werd geslagen in 1688 als dank voor de hartelijke ontvangst van de ln 1685 naar Nederland gevluchte Hugenoten (Na de herroeping van het edict van Nantes). Er is geen reden te twijfelen aan de echtheid van deze penning. Geen ringetjes eraan solderen! Betekenis opschrift: Aan de voedende moeder van Utrecht (hiermee wordt ditmaal niet de Universiteit bedoeld, maar de Staten) van de Ned. hervormde re publiek bieden allen, die gevlucht zijn ter zake van diezelfde godsdienst, die ontvangen zijn als een lichaamsdeel en ln groten getale vromelijk met het lot van kinderen werden begiftigd, deze penning aan. Keerzijde: De ongelukklgen weet gij ln llefdelljke overvloed te welden, terwijl ge de vijanden met het zwaard bedreigt. Als we Iets heel moois tegenkomen, zoals nu, zeggen we: Dat ls het wel!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 6