De
rol
van
het
wit
in
proza
Israel:
benarde veste
De droomwereld
van Karei Arkema
€i
WA
X
fM
jij ^*ri n«^e matktv
zo| i'k ruiiid
- ZATEROAG 2 APRIL
KUNST
Trouw/Kwartet 23
door T. van Deel
Het lijkt me de moeite lonen
eens na te gaan hoe het zit
met het wit in het proza. Iede
reen accepteert moeiteloos de
typografische eigenaardighe
den van poëzie, waarbij het
wit een dermate belangrijke
functie vervult dat de Zuid-
amerikaanse R. Geggus er
een heel proefschrift aan kon
wijden: Die wit is die poesie.
Maar over proza-wit hoor je
nooit.
Er is bitter weinig bekend over de
meest in het oog lopende segmen
tering: het hoofdstuk: nog minder
over eigenaardigheden van alinië-
ring. Toch zijn dergelijke formele
eigenschappen uiterst belangrijk
voor een tekst. Vestdijks alinea's
zijn doorgaans lang, die van Pes-
kens niet zelden één zin. Valt daar
uit te concluderen dat Vestdijk re
deneert, terwijl Peskens beweert?
Zie Je er aan af dat Vestdijk ratio
neel en Peskens Intuïtief schrijft?
Ik mag graag wat letten op derge
lijke visuele kenmerken van proza,
omdat ze me betekenisvol lijken.
Er zijn wel enige verbanden met de
ontwikkeling van poézle denkbaar.
Hoe moderner de poëzie grofweg
hoe meer gebruik er van wit
wordt gemaakt Het klassieke vers
is gesloten, het telt hoogstens een
regelmatige of geijkte strofering,
terwijl het moderne gedicht het wit
van de bladspiegel op een veelzijdi
ge manier benut. Er treedt frag
mentatie. breuk, verspreiding op.
wisseling van gezichtspunt, vrij
heid van handelen. De afgeronde
wereld die aan alle kanten dicht
zat van het klassieke vers wordt
aangevreten, er komen gaten in de
kaas. Iets dergelijks geldt voor het
proza. Waar een auteur afwijkt van
het verwachte patroon van hoofd
stuk- en bladspiegelindeling tornt
hij aan het wereldbeeld dat voor
dergelijke teksteigenschappen ga
rant stond. De wereld van zijn ro
man vertoont lacunes, het wit van
niet-weten, niet-begrijpen, niet-
rond. De wereld wordt in scherven
aangeboden.
Collages
Een sterke neiging tot wit is te
bespeuren ln het zogeheten experi
mentele proza. Ik denk aan Voge
laar. Polet en anderen. Hun boeken
dienen zich ook vaak aan als colla
ges. als met elkaar verbonden maar
door wit gescheiden gedeelten dus.
geen gehelen. Deze schrijfpraktijk
eist van een lezer nogal wat. Er is
geen sprake van dat een verhaal
rustigweg tot z'n einde kan worden
uitgelezen, want dit soort verband
bestaat rüet ln zo'n boek. Het wit is
daar juii ln zekere zin de kritiek
op. Het wil de zekerheiden van een
doorlopend en afgerond verhaal
ondermijnen. Het vraagt om
antwoord, om Invulling, zoals een
telefoongesprek dat maar van één
kant U opgetekend om complete
ring en Interpretatie vraagt.
De meester van het proza-wit u
voor mij Oerrit Krol. HIJ heeft, vind
ik, zonder maatschappijkritische
bijbedoelingen, het proza tot een
boelende afbeelding gemaakt van
hoe onze hersens werken. Wij ma
ken de dingen niet af ln ons hoofd,
dus waarom zouden we het op pa
pier wel doen? Het Is laat Krol
zien veel leuker om sommige
verhalen ln de klem te smoren, of
om van de hak op de tak te sprin
gen. of om alleen maar te suggere
ren. Het Is veel leiiker voor lezers.
Omdat die er dan wat mee kurtnen
gaan doen. Ze krijgen het mate
riaal voor een eigen verhaal. Het
meest extreme voorbeeld van een
Krol-collage die tot zelfwerkzaam
heid drijft is wel „De Oronlnger
Veenkoloniën", een met veel wit
doorschoten hoeveelheid notities
die alle op soms tamelijk ondoor
zichtige wijze betrekking hebben
op de veenkoloniën. Ze zijn opge
nomen, niet voor niets, in Krols
verzamelde gedichten (1955 - 1976)
„Polaroid", onlangs verschenen.
Maar ten principale wijkt deze
tekst niet af van het proza a la „De
chauffeur verveelt zich".
Krol-achtig wit trof Ik laatst ook
aan ln Bernlefs „De man in het
midden". En ook daar gaf het vrij
heid van schrijven en vrijheid van
lezen. Een ander spannend voor
beeld is de dikke roman „G" van
John Berger, die een massa bespie
geling de verhaaldraad laat inter
rumperen, waardoor een uitwaaie
ring van gegevens ontstaat. Het is
in aanleg inderdaad niet zel
den de oorzaak van wit, dat verhaal
en commentaar van elkaar worden
losgemaakt. Maar is dat eenmaal
gebeurd dan bezwijkt een auteur
ook dikwijls voor de verleidingen
van het wit, dat wil zeggen: voor de
mogelijkheden die het biedt.
Filmisch
Het kan ook anders, meer filmisch.
Ik denk nu aan Dirk Ayelt Kool
man wiens beste verhaal ook het
meeste wit bevat: de laatste „Sou
venir" uit „Souvenirs". Daarin
wordt de relatie van een zoon en
een vader getypeerd door essen
tiële shots, zoals een filmer alleen
die voorvallen registreert die er
maximaal toe doen. Het wit dat
dan ln het proza optreedt is verade
ming en concentratie tegelijk, het
geeft het schrappen van tijd aan,
van voorvallen die niet ter zake
doen. Hetzelfde procédé maar
dan echt alsof een camera de zaken
vastlegt hanteert Kooiman ln
zijn onlangs verschenen minuscule
verhalenbundel „De schriiver
droomt' (Drie verhalen). In het eer
ste verhaal. „De scheefgegroeide
boom verliest zijn laatste blade
ren". Isoleert het wit tekstgedeel
ten die soms maar uit één zinnetje
bestaan, bij voorbeeld: „Niet dat ik
van plan ben om snel dood te
gaan". Uit verschillende gegevens
blijkt Juist dat die kans groot is.
Het volgende verhaal, „Niets ge
beurt", laat een verteller zijn ver
haal over een derde persoon inter
rumperen met vragen (in het wit
gezet). De ik stelt dus vragen over
de hij („Maar wat heeft er ln de
tussentijd plaatsgevonden?") en
tot slot compliceert hij de verhou
ding tussen de verteller en het ver
telde met de zinnen: „HIJ zegt: Ik
weet het niet. Ik zeg: Hij weet het
nietDe schrijver droomt, de wer
kelijkheid is literatuur, of anders
om. Koolman kient zijn wit wel uit.
Ontzaglijk veel wit trof ik dezer
dagen aan in „Verkeerde bewe
ging", een filmscenario van Peter
Handke. Het is een transpositie
Gerrit Krol
naar de huidige tijd van Goethes
beroemde „Wilhelm Meisters
Lehrjahre". Ook bij Handke gaat
een aankomend schrijver de wereld
in om zich door het leven zelf ln het
leven te laten inwijden (en dus in
de kunst). Hij maakt situaties mee
die hem rijpen voor het schrij
verschap, die om oplossing vragen
Hij ging op reis omdat het hem zo
beangstigde dat hij als een wille
keurige voorbijganger op een foto
stond in de krant: „De foto was dan
ook al alles wat er over mij te
zeggen viel. Ik moet proberen meer
over mijzelf te ontdekken". Op het
laatst, vlak voor THE END, moet
Wilhelm op verzoek een man foto
graferen aie geen zelfontspanner
heeft. Dat is een mooi beeld van
zijn schrijverschap. Handkes sce
nario, zei ik, wemelt van het wit,,
zoals het een scenario betaamt. Het
is eigenlijk het raamwerk van een
roman, het geeft de aanwijzingen.
soms in detail, soms ln het groot.
Wie het leest maakt zijn eigen film.
Ik vond het een fascinerende erva
ring, enigszins vergelijkbaar met
het lezen van toneel, maar toch
boelender omdat ln film meer kan.
Wie nadenkt over het wit in proza
stuit al direct op een groot aantal
verschillende gebruiksmogelijkhe
den. Aandacht daarvoor is aan
dacht voor literatuur is aandacht
voor wereldkijk.
Gerrit Krol. Polaroid. Amsterdam,
Querido, 1976. 120 blr. 24.50
D. A. Kooiman. De schrijver
droomt. Amsterdam, De Harmonie,
1976. 56 blz. 10.-
Peter Handke. Verkeerde beweging.
Vertaald door Gerrit Busslnk.
Utrecht/Antwerpen, Bruna, 1977. 88
blz. 12.50
door J. van Doorne
Saul Bellow, Nobel-prijswinnaar voor literatuur in 1976, Amerikaan en jood. geboren in 1915,
heeft vorig jaar een reis naar Israël gemaakt. Hij geeft daarvan verslag in „Naar Jeruzalem en
terug", welk boek als tweede titel „Een persoonlijk reisverslag" heeft.
Dat betekent, een reisverslag dat
méér is dan een opsomming van
wat hij gezten en gehoord heeft
Het is een partijdig boek geworden,
zonder echter te vervallen tot een
verdediging door dik en dun. Het is
een boek dat bijzonder levendig
geschreven is; wat Bellow be
schrijft, ziet de lezer helder voor
zich. Bellow betoont zich in dit
boek de trefzekere verbeeldpr en
heldere analyticus die wij kennen
uit zijn romans en toneelwerk.
Tijdens zijn maanden-durend ver
blijf in Israël heeft hij met zeer
velen gesproken, voornamelijk met
geleerden en diplomaten. Hij is al
lereerst luisteraar geweest Uit al
les dat hij schrijft, blijft allereerst
de indruk over. dat hij met grote
liefde, deernis en verontrusting ver
vuld is. Maar ook met teruggehou
den verontwaardiging.
Ik wil met dat laatste beginnen.
Bellow wijst erop, dat van meet af
aan, dat wil zeggen, vanaf de Bal-
fourdeclaratie ln 1917, waarbij het
joden toegstaan was, zich in Pales
tina te vestigen, dit de woede van
de Arabische wereld heeft opge
wekt. Palestina was een Arabische
landstreek, die na de ontmanteling
van het Osmaanse rijk (Turkije)
onder Engels mandaat kwam. Ter
zelfder tijd werden de huidige Ara
bische rijken gevormd. Er was niet
een Palestijnse staat. Men vergelij
ke het woord Palestina met Twente
of de Achterhoek. De joden moch
ten zich er vestigen en ze deden het.
En ze maakten het achterlijke, ar
me land tot een moderne welvaren
de staat. #Het Zionisme wilde
slechts een plaats om in vrede te
wonen. Maar het kon niet anders of
de joden wilden méér. Ze wilden
een staat. En die maakten ze, die
bevochten ze.
Saul Bellow
Raadsel
Het moderne Israël beslaat niet
meer dan een half procent van het
Arabisch grondgebied. Toch wil
men de vernietiging van dat kleine
staatje. Waarom? Dit is een raad
sel. het raadsel van het anti
semitisme. waarvoor geen enkele
zinnige reden te vinden ls. Het is
één van de vele mysteries van het
kwaad. Christenen kennen er de
kern van: de boosheid over de be
ginnende goddelijke genade.
Men moet zich in de historie van
vele staten verdiepen om te begrij
pen, wat er ln Israël gebeurt. De
Israëli's hebben ten opzichte van
de Palestijnen onrechtmatige din-
.gen gedaan. Géén wreedheid. Zij
hebben getracht, het leed te ver
zachten, maar zij konden niet toes
taan dat hun staat verarablseerd
werd. Zij móésten soms' on
rechtmatig zijn, want er was geen
alternatief.
De vloek is. zegt Bellow, dat toen
eindelijk werd ingezien dat men
joden niet eindeloos mocht voort
jagen, doden, verachten en kwel
len. de wereld geen lege plekken
meer had. Wat was er natuurlijker
dan dat men hun een kans gaf in
hun oude land. waaruit zij nimmer
geheel verdreven waren. Toen, en
dat tengevolge van aan Israël opge
drongen oorlogen, duizenden de
nieuwe staat ontvluchtten,
schreeuwde de wereld ach en wee.
Er is ineens een door de Joden vero
verde Palestijnse staat, een volk
dat verdrukt en verjaagd wordt.
Alle landen hebben met geweld
volksgroepen verplaatst. Denk aan
Rusland, de meest, huichelachtige
van alle staten, dat de Arabieren
steunt. Nu zijn de Palestijnen niet
vermoord, niet verjaagd Zij kon
den alleen geen volwaardig
staatsburger worden in Israël, dat
hen in vrede en voorspoed liet le
ven. Dat is alles. Bellow hekelt dan
ook fel iemand als Sartre, die blind
voor de fouten van de zich socialis
tisch noemende staten. Israël ern
stige verwijten doet.
Bellow wijst erop, dat er voor Israël
geen alternatieven waren. Een an
der punt is zijn bezorgdheid Israël
kan geen oorlog meer riskeren. Hoe
dapper en sterk ook, tegen honderd
miljoen door oliekapitaal en Rus
land gesteunde Arabieren zal het
zeker niet opgewassen zijn Tot nu
toe heeft geen enkele wereldmacht,
ook de Verenigde Staten niet, zich
garant verklaard voor het voortbe
staan van Israël. Het land wil trou
wens niet een vazalstaat worden,
het wil eindelijk een ln vrede leven
de werkelijk zelfstandige staat zijn.
Maar het land is tegen zichzelf ver
deeld. De verstandigen willen de
bezette gebieden teruggeven, maar
de orthodoxen willen dat niet. Zij
vermengen modeme politiek met
oude godsdienstige opvattingen
Zij willen het oude beloofde land
bezet houden
Hoe kan dat? Bellow vradgt zich af
of Hitier toch niet gewonnen heeft
Hij Immers heeft zes miljoen wes
terse, merendeels liberale en tole
rante jonge joden vermoord, en ook
zeer vele Intellectuelen. Zeker een
derde van de Israëlische bevolking
bestaat uit oosterse, uit Arabische
staten gevluchte Joden. Dat wordt
helaas vergeten. Er zijn Palestijnse
vluchtelingen, maar er wonen een
miljoen Joodse vluchtelingen ln Is
raël. Met zulk een bevolking kan
een democratische staat geen koe
le. verstandige buitenlandse poli
tiek voeren, en dat zeker niet. als
het daarenboven omringd is van
vijanden, die erop uitzijn Israël te
vernietigen
Over dat laatste laat Bellow geen
twijfel bestaan. Israël zou de be
zette gebieden moeten teruggeven:
ze verslinden geld en ze dwingen
tot de grote militaire inspanning.
Daarna komt echter zeker geen
vrede De achterlijke, wrede Ara
bische wereld zal pas tevreden zijn
als Israël vernietigd is
Briljant
Ik heb Bellows boek. briljant ge
schreven en getuigenis gevend van
grote terughoudendheid, geboeid
gelezen Het is een prachtig boek,
dat vooral anderen dan de auteur
aan het woord laat. HIJ geeft voor
zichtig commentaar
Ieder die zich wezenlijk interes
seert voor de zo te zien onoplosbare
problemen waarvoor het nietige Is
raël zich geplaatst weet. raad ik het
lezen van dit boek met klem aan.
Heb Israël lief.
Hij zal er goed aan doen. voor hij
met het lezen van het werkje be
gint, zich grondig op de hoogte te
stellen van de geschiedenis van Pa
lestina. van het Osmaanse rijk en
van wat er na de bevrijding van de
Arabieren door Europa gebeurd is.
Hij zal daarna Bellow's boek glas
helder vinden. Want vergeet niet:
de Arabieren zijn door Europa
bevrijd
Ik wil erop wijzen, dat wat ik ge
schreven heb, slechts een gering
deel van de rijke inhoud van het
boek recht doet Het geeft een zo
grote hoeveelheid informatie, dat
men slechts door het boek te lezen,
daarvan besef krijgt
Saul Bellow: „Naar Jeruzalem en
terug". Oorspronkelijke titel: ,,To
Jerusalem and Bark". Vertaling van
Wim Gijsen. Bij Agathon, Bussum.
Paperback. Aantal pagina's 180.
Prijs 19.50.
door Jan Sloothaak
De molen Adam ln Delfzijl
herbergt tot dertien april een
serie schilderijen van wijlen
Karei Arkema. De
aanvankelijk als huisschilder
begonnen Arkema ls in
Groningen en met name
Appingedam (waar hij werd
geboren in 1901) en Delfzijl
erg bekend geworden. Hij
verdient echter landelijke
bekendheid. Mogelijk zal de
expositie van zijn werk er toe
bijdragen dat die bekendheid
er komt. Ook het boekje „De
Hemel geeft, wie vangt die
heeft", geschreven door 8ipke
van der Land en met een
voorwoord van dominee Jaap
Zijlstra, kan een stootje in de
goede richting geven, bat
boekje bevat overigens meer
gedichten dan schilderwerk.
Arkema verwerkte die vaak in
zijn etsen.
Het ls voor het eerst dat zoveel
werk van Arkema na zijn dood in
1964 bij elkaar is gebracht. Een
eenvoudig karwei ls dat ook niet.
De meeste stukken zijn ln
particulier bezit, verspreid over het
gehele land. Jaap Zijlstra is dan
ook stad en land afgereisd om de
drie verdiepingen van molen Adam
gevuld te krijgen. Een klein aantal
werken ls te koop aangeboden door
Henny Arkema-Niezen, de nog ln
Appingedam wonende echtgenote
en zelf ook schilderes.
Arkema maakte Indertijd deel uit
van het bekende Oronlngse
schildergenootschap „De Ploeg",
maar allengs ging hij toch wat uit
de pas lopen. Dat blijkt uit de
schilderijen die op de
benedenverdieping van molen
Adam hangen, daterend uit de
laatste periode van zijn leven. De
alUJd opvallende felle Oronlngse
tinten hebben plaats gemaakt voor
veel zachtere. De landschappen
zijn vervangen door een
fantasiewereld
Dromerig, stU en teer, hemelse
woonoorden, met vissen en
schepen Het godsdienstige
element ls duidelijk herkenbaar
Dat ls ook terug te vinden ln zijn
gedichten/etsen, bijvoorbeeld:
„Morgen zal lk rustig zijn, lk zal
lopen op het witte plein, bij de
grote poort zal ik stil staan en
kijken naar de dageraad, die komt
die steeds weer komt, gisteren en
nu, dan zal lk zeggen tot het duister
van de nacht, jij hebt geringe
macht, morgen zal lk rustig zijn".
De zachtere tinten uitzijn latere
periode heeft Arkema kennelijk
opgedaan tijdens een (korte)
Parijsë periode en ook een
studieverblijf, aangeboden door
het ministerie van O.K. en W. ln de
Ardennen, zal niet zonder invloed
zijn gebleven
De vroegste periode ls te vinden op
de tweede verdieping van de
Delfzljlsrmolen. Arkema ging
eerst naar de ambachtsschool om
het vak van huisschilder te leren,
zoals zijn vader dat ook beoefende.
Hij leerde met verf en kleur om
gaan. Zijn vader zag meer ln hem
dan een huisschilder en liet hem
later ook nog naar de academie
Minerva" in Groningen gaan. Na
zijn vroegste periode ging Arkema
ook abstract schilderen en ln dat
werk herkent men al de eerste stap
naar fantasiewereld en droom van
later. Wie er kennis mee wil maken,
kan dat de komende weken nog
doen. Daarna rakende
schilderijen, etsen en tekeningen
weer verspreid over het land
Horp*."' 201 ilc rusfiq 2(jr,
lk i<"lap«n op wifft
bij it ^wt*po«K> j;ol ik Uil s)«oa
en kijken mitr it doqrniqd <lie kom)
die VA/tCTf toni,aistereft *r> nw.
dan zal ik dviitor aoa «t« t
Een van de etsen van Arkema waarin hij een gedicht van zichzelf
verwerkte.