,Niet rechts en niet links'
gefelici
teerd, joh'
erantwoordelijk-
vakbeweging
vraagt waarborgen
Kernwapens voor iedereen?
WWif
BH-oJJJi
seimïi
Europa twintig
en dus „piep
RT JDAG 25 MAART 1977
TROUW/KWARTET 13
tegenwoordig iedereen graag
ssief wil heten, betekent dit
leen maar dat iedereen
irvatief is. Is een indeling in
iruitstrevenden en
ioudenden dan nog wel
;baar?
Ie van de duidelijkheid is het
likens noodzakelijk, binnen één
ationale of politieke of kerkelijke
emeenschap onderscheid te
ïaken tussen minstens drie
roepen. De gemakkelijkste
ideling is dan altijd: links, rechts
n midden. Maar wie links is in de
ne groep, is rechts voor de andere.
De Standaard" stond van meetaf
de linkerzij, schreef Kuyper
ankbaar. Kan de typering links of
ichts dan ooit nog de
uidelijkheid bevorderen?
och bevat de steeds vaker te
eluisteren uitspraak dat de
ideling in links en rechts geen
etekenis meer heeft, altijd maar
én inlichting: dat de spreker niet
nks is. De enquêteurs die ons
•gelmatig meedelen bij welke
artijen de snelste groei optreedt,
unnen nooit de verborgen groei
onstateren van de groep die
ellicht de meeste wind in de zeilen
eeft: overal zijn mensen te vinden,
ie niet rechts willen wezen maar
et tóch zijn. Het is déze groep die
e indeling in links en rechts
erouderd noemt. „Wij zijn niet
•chts en niet links" betekent: wij
illen ons niet rechts noemen,
laar wij zijn tegen links.
[et is leerzaam, na te gaan WIE zich
de loop der geschiedenis als
niet rechts en niet links"
resenteerden. Dat deed bv.
eneraal Patakos. Maar ook voor
em betekende dat niet. dat hij
et goed meer kon vaststellen wat
en dus gevaarlijk!) was. De
Idelijkheid is ermee gediend, als
allen RECHTS blijven noemen,
ondanks het streven naar
teringen de bestaande orde
ir als norm hanteren, dat
daadwerkelijke poging tot
door Okke Jager
fundamentele verandering in hun
ogen een subversief karakter
krijgt.
Dat roept de vraag op. hoe deze
rechtsheid kan worden aangetoond
bij hen die zelf op dat stempel geen
prijs stellen. Meestal zoekt men het
criterium in de vraag, welke
maatschappelijke IDEALEN
worden nagestreefd. Maar
tegenwoordig zal bijna niemand
hardop zeggen: „mijn ideaal is een
maatschappij, waarin onveranderd
de sociale ongelijkheden verborgen
blijven achter een waas van
formele gelijkheid." Het hoort bij
het burgerlijk fatsoen, zich van
zulke burgerlijke uitspraken te
onthouden. Daarom lijkt het mij
zinniger, alle verhalen over idealen
voorlopig te laten voor wat zij zijn.
Wij moeten niet uitgaan van de
vraag: hoe theoretiseren de mensen
over de toekomst? maar van de
vraag: wat Zijn vandaag hun
grootste zorgen? Dan vervalt
meteen het versluierend spreken
over een middenweg. Er zijn bv. ten
aanzien van de belasting maar
twee mogelijkheden. Men maakt
zich bezorgd over de vraag: hoeveel
moet ik betalen? Dat is de zorg van
rechts. Of men maakt zich bezorgd
over de vraag: waarvoor geef ik
mijn geld? Dat is de zorg van links.
Zo zijn er ook twee zorgen over
ontwikkelingshulp: vergt het te
veel van de rijken? of: komt het
wel terecht bij de armen?
Dit verschil is er niet altijd tussen
wat rechts en links héét volgens
andere indelingscriteria. Maar
alleen bij déze vulling van die twee
woorden kunnen ze een duidelijke
scheiding-makende betekenis
hebben. Alleen op deze manier
loor prof, mr. K. Vonk
Vat is de vakbeweging mach-
ig en wat heeft Schumpeter
et al lang tevoren scherp ge
ien. Deze woorden schreef
Sof- dr. F. Hartog in
VRC/Handelsblad van 8
naart jL, nadat hij was be-
onnen met te zeggen, dat de
ngen hem nog niet losla-
en. Zo gaat het mij ook.
is vooral één beeld, dat mij bezig
»udt en alles te maken heeft met
chumpeters boek, waarover zo da-
ilijk. Het beeld is dat van Wim
>k op de televisie tijdens de sta
in. Met fanatiek verbeten
icht spreekt hij een groep
irknemers toe: we komen op voor
it verkregen recht op automa
te prijscompensatie. Het ont-
it aan de menigte een heftig ge-
lich: staken!
inblikkelijk flitst het door me
in: soortgelijke beelden van ver-
iten gezichten en opgewonden
ïenigten ken ik van filmjournaals
it de tijd van Duits nazidom en
taliaans fascisme. Ik geloof mijn
igen niet: Wim Kok weet toch
je ter?
fit mijn archief duik ik een paar
jegevens op van begin mei 1976,
raar hij het FNV voorhoudt, dat
iet niet voldoende is te zeggen, wat
ril ik het liefst, maar dat gelet
lioet worden op de gevolgen in een
/oiconomisch moeilijke situatie. In
letzelfde archief is echter ook meer
Af vinden, o.a. een artikel van prof.
T*an den Doel, waarin hij slgna-
n^ert, dat de Communistische Par-
Nederland in vakbondsbljeen-
omsten oververtegenwoordigd is
n de besluitvorming overheerst,
o4ok en Spit worden door de CPN
tegen hun eigen inzich-
fn in te gaan.
>oniu dan Schumpeter. Hij was een
iet-marxistisch socialist, econo-
haiist van gezag, vóór de Tweede
^S-fereldoorlog uit Oostenrijk uitge-
steleken naar Engeland en de Veren
en |de Staten. Het bovenbedoelde
pek is het wereldbekende „Kapi-
Uisme, Socialisme en Democra-
je", eerste druk 1942. Het wordt
steeds bestudeerd.
tol Hartog citeert Schumpeters
lalyse, dat ondernemingsleiders
>on en vechters zijn, maar steeds be-
ldebd tot afkopen. De vakbeweging
cht wel, en daarom zal de onder-
nemingsgewijze prod uk tie, waar
van Schumpeter op zichzelf geen
tegenstander is, zich ten slotte niet
handhaven.
Bij Schumpeter lees ik nog meer.
Daar wordt ook gezegd, dat het
bestaan van bezwaren tegen een
maatschappelijke orde niet vol
doende is. De massa zelf is niet in
staat meningen te vormen, daar
aan uiting te geven en ze in actie
om te zetten. Daarvoor zijn bepaal
de groepen nodig, wier belang het
is, de wrok op te wekken, te voeden
en er leiding aan te geven.
Deze bewering lijkt overtrokken,
maar de televisie-uitzending toon
de iemand, die meegesleept wordt.
Het geheel riep de gedachte op aan
een psychiatrisch ziektebeeld. Ie
mand, die in grote spanningen
leeft, kan zich agressief voelen. Zo
lang hij zich beheerst, staan uitwe
gen open. Gaat hij echter over de
top heen en slaat hij de boel kort en
klein, dan wordt zielsziekte hem de
baas, met alle gevolgen daarvan.
Juist het feit, dat de stakingen stra
tegisch en tactisch grondig waren
voorbereid, wees er op, dat het ge
voel van onbehagen en spanning
diep geworteld zit. Dit sterk leven
de onbehagen heeft Kloos in 1969
in „Het achterste van de tong" juist
weergegeven, ik spreek uit erva
ring. De werkgevers, zelf overigens
economisch in de hoek gedrongen,
hebben deze spanning onvoldoen
de onderkend, het is al van veel
kanten gezegd.
We moeten ons echter niet wijsma
ken, dat die spanning door regelin
gen in maatschappelijk verband
zomaar wordt opgeheven. Binnen
alle grote verbanden voelen men
sen zich gevangene binnen een on
persoonlijk netwerk. Ook dat heb
ik nationaal en internationaal mee
gemaakt. We leven in een groot
schalige wereld, zoals dat heet. Ik
vrees, dat prof. Goudzwaards stu
die „Kapitalisme en Vooruitgang",
die reeds in „Trouw" werd bespro
ken, inderdaad met een utopie, een
niet te verwezenlijken wereld van
kleine verhoudingen eindigt.
We zijn terecht gekomen in een
wereld waar alles met alles samen
hangt. En dat op een kleine we
reldbol, waartegen Je niet kimt zeg
gen: stop even, ik wil uitstappen.
Maar wél kunnen we in onze directe
omgeving op een paar dingen let
ten. Bij voorbeeld, dat de werkne
mer in belangrijke mate persoon
lijk bij een eventuele vermogen-
saanwas wordt betrokken. Dit
heeft alles te maken met persoon
lijke bewegingsvrijheid, een eerste
doel om naar te streven.
En een even belangrijke zaak: waar
de vakbeweging met maatschappe
lijke verantwoordelijkheden wordt
toegerust, dient zij met dezelfde
waarborgen voor de uitoefening
van kiesrecht en besluitvorming te
worden omgeven als in het politie
ke vlak bestaan. Anders komen we
inderdaad in een maatschappelijk
'ziektebeeld terecht. Dat is het dan.
Er is nog véél méér over te zeggen.
heeft het zin, tussen links en rechts
als tussen twee grondhoudingen te
onderscheiden en hetzg. midden te
dwingen tot een keus.
Toen ik dan ook de vorige week als
gastspreker voor een Industriële
club in een kring van ondernemers
mocht vertoeven men mag
immers nooit een boek schrijven
over maatschappelijke crises
zonder werkgevers én werknemers
in levenden lijve te ontmoeten
—Jokte ik hen niet uit de tent door
naar hun idealen te vragen, maar
door solidair hun zorgen te delen.
Ik zei dat ik mij goed kon
voorstellen, hoe de vrije
ondernemer zich steeds onvrijer
moet voelen, omdat hij aan*
tegengestelde eisen moet voldoen.
Het sociale klimaat eist offers: een
normering van de groei, een
voorzien in werkelijke behoeften
van de samenleving, geen
overbodige of gevaarlijke
produkten. Maar het
investeringsklimaat eist privé
rendement voor de
kapitaalverschaffers. En dat
rendement kan op zichzelf geen
garantie zijn voor een
maatschappelijk verantwoord
gebruik van het kapitaal. Hoe kan
de ondernemer zijn sociale
verantwoordelijkheid nog
waarmaken, als deze zich
toespitsende tegenstellingen op
den duur niet meer te verzoenen
zijn? Als „vrije" ondernemer wordt
hij profiteur van gunstige óf
slachtoffer van ongunstige
omstandigheden. Komt hij
tenslotte niet te staan voor de
pijnlijke keus tussen twéé
mogelijkheden zonder middenweg:
het laatste stukje sociale inspiratie
opgeven óf meewerken aan een
Andere maatschappij dat de
bestaande, die uiteindelijk nog
steeds berust opJeder voor zich"?
Toen ik zo een tijdje sprak over wat
voor mijn besef hun grootste
zorgen waren, vielen enkele
ondernemers mij vriendelijk in de
rede: hun problemen lagen in een
toaal andere richting! Van de eisen
van het kapitaal hadden zij geen
last: het rendement kwam immer
via de belasting hoofdzakelijk de
gemeenschap ten goede, zodat een
maatschappelijke toetsing van het
kapitaalgebrulk niet eens nodig
was. Maar hun eigenlijke zorgen
waren de kl&nten, die hun heil
zochten bij concurrenten tot in
Japan.
In zo'n geval moet een theoloog ten
einde toe de rol spelen die men hem
bij voorbaat toedenkt: die van
enfant terrible. Ik zei dat ik goed
kon begrijpen, hoezeer inderdaad
hun lasten verlicht werken door de
blijde zekerheid dat de gelukkig
progressief werkende en almaar
gestégen belastingen steeds meer
geld doen afvloeien naar sociale
voorzieningen, zodat
ondernemingen in toenemende
mate mogen fungeren als
belastinggaarders ten bate van de
samenleving. Ongetwijfeld moest
dit ook wel hun zórg doen
toenemen, maar dan de zorg over
de vele zg. handige, maar in feite
a-sociale pogingen om belasting te
ontwijken. Hebben volgens de
Rekenkamer niet vele bedrijven
belastinggelden achtergehouden?
Des te verheugender, als
ondernemers de belésting noemen
als positieve bijdrage aan hun
arbeidsvreugde. Heeft Van Ruler
het betalen van belasting niet
terecht als liturgie gekwalificeerd?
Maar dan hun eigenlijke zorg: de
onmaatschappelijke klanten die
zich kennelijk niet
verantwoordelijk voelen tegenover
de Nederlandse economie, maar
alleen hun eigen belang in het oog
houden. Bewijst dat nu juist niet,
dat de grondslag van onze
maatschappij nog steeds bestaat
uit het waandenkbeeld, dat het
individuele zoeken van eigen
belang uiteindelijk het algemeen
belang zal dienen? Moeten wij
inderdaad niet vaststellen, dat het
streven naar eigen belang op den
duur het algemeen belang
onrealiseerbaar zal maken?
Kunnen de klanten zich ooit bij
zoiets abstracts als de
maatschappij betrokken voelen,
zolang wij geen solidaire
maatschappij en geen
democratische economie hebben?
Begreep ik het goed, dat dét hun
grootste zorg was?
Ja en nee, zeiden ze, En ik begreep
weer wat er schuil kan gaan achter
„wij zijn niet rechts en niet links".
Een solidaire maatschappij zou er
nooit komen, zeiden ze tenslotte.
Want de mensen zijn te dom en te
slecht Waarop zij dat baseerden?
Op het feit dat er geen solidaire
maatschappij kan komen. Noemde
ik dat een kringredenering? Maar
zo is het nu eenmaal: iedereen wil
alleen maar méér hebben. Mijn
gegevens over enige duizenden
Nederlanders die met lager loon
genoegen wilden nemen ten bate
van anderen, moesten uit de lucht
gegrepen zijn. Een mens wil wel
eens een stap achteruit doen. maar
dat zit er iets achter. Begreep ik het
niet? Kijk, dat zat zo, en dat moest
ik toch echt van hen aannemen:
een mens wil alleen en stap terug,
als dit in feit een
belasting-voordeel oplevert
Ik knikte dat ik het begreep.
x.'.v^.vxw.'w
JKïflSSSsK'SSft;'.
ra*51* nil
door H. J. Neuman
Wat, zo vroeg een half jaar geleden
de schrijver van een artikel in het
Britse weekblad „The Economist",
is er nu zo aardig aan president
Amin van Oeganda, kolonel Khad-
daffi van Libië, lan Smith van Rho-
desiê, de Ierse Provisionals en de
Baader-Meinhof-bende? Hij gaf zelf
het antwoord: dat zij niet beschik
ken over kernwapens. Maar het is
verre van zeker dat er nog veel tijd
overheen zal gaan, voordat zij of hun
opvolgers dat kernwapen wél zullen
bezitten. Er zijn wat dat betreft en
kele ontwikkelingen gaande die
somber stemmen.
Allereerst zien wij het versnelde
tempo, waarin zich de opwekking
van energie via kerncentrales over
de hele wereld verbreidt. De prijs
van de olie is onrustbarend geste
gen, de aanvoer van olie is onzeker
en de olie-reserves slinken. Vandaar
die populariteit van kernenergie.
Het normale nevenprodukt van elke
kernreactor is plutonium (Pu-239).
Niet alleen is plutonium de giftigste
(meest radio-toxische) substantie
die aan de mens bekend is, maar ook
is ze uitermate geschikt als wapen-
explosief. We herinneren ons nog
allemaal de kernontploffing die In
dia teweegbracht in mei 1974 en dat
was het sprekende bewijs dat elke
staat die een „vreedzaam" nucleair
programma uitvoert tevens zijn ei
gen kernexplosieven ontwikkelt.
Van belang is verder dat er een
hevige concurrentie is ontbrand tus
sen de landen die in staat zijn nu
cleaire technologie naar bet buiten
land uit te voeren. Weliswaar probe
ren die landen elkaar via de zgn.
„London Suppliers' Conference"
van al te onberaden stappen te weer
houden. Maar helemaal gelukt is dat
nog niet. In de vreedzame kernin
dustrie van de Bondsrepubliek
Duitsland zijn bij voorbeeld om
streeks 200.000 mensen werkzaam en
deze groep loopt gevaar geen brood
meer op de plank aan te treffen,
indien Bonn al te kieskeurig wordt
bij het aanleggen van maatstaven
voor de export van nucleaire techno
logie.
Komt hier het nastreven van econo
misch voordeel niet op gespannen
voet met het bevorderen van de in
ternationale veiligheid? De bui
tenstaander met enig gezond ver
stand zal deze vraag en terecht
bevestigend beantwoorden, al wor
den op dit punt ook wel andere gelui
den vernomen.
Het streven om de verspreiding van
het bezit van kernwapens tegen te
gaan wordt meestal aangeduid als
„non-proliferatie". Nederland staat
voor de noodzaak een eigen „non-
proliferatie' -beleid te voeren. Im
mers, onze industrie is in staat en
bereid om onderdelen van reactoren
te vervaardigen en aan het buiten
land te leveren (men denke slechts
aan de opwinding die ontstond toen
de regering Den Uyl moest beslissen
over bet al dan niet leveren van
reactorvaten aan Zuid-Afrika.
Bovendien neemt ons land, samen
met Groot-Brittannië en de
Bondsrepubliek Duitsland, deel in
een gezamenlijke onderneming voor
de verrijking van uranium volgens
het procédé van de ultracentrifuge.
Uit dien hoofde moet Nederland be
slissen of het a) wil medewerken aan
de levering van verrijkt uranium aan
Brazilië (dat met West-Duitsland
een overeenkomst is aangegaan ter
zake van de bouw van reactoren,
alsmede van verrijking»- en opwer-
kingsfaciliteiten) en b) bewilligt in
een uitbreiding van de capaciteit van
de verrijkingsinstallaties in Almelo.
Het is de vraag of het thans demissi
onair geworden kabinet nog in staat
is deze beslissingen te treffen. In
ieder geval is het zo dat een eerder
geparafeerd zgn. „civil agreement"
over de levering van kernbrandstof
aan Brazilië op 1 april a.s. moet
worden bevestigd. In een zopas ver
schenen uitgave van het Nederlands
Instituut voor Vredesvraagstukken,
„Almelo en de non-proliferatie",
worden de hoofdlijnen van de hier
aan de orde zijnde problematiek ui
teengezet en tevens wordt in ruwe
trekken een nieuw non-
proliferatiebeleid geschetst, in bet
licht waarvan bovengenoemde be
slissingen dienen te worden
genomen.
■4
De Nederlandse regering heeft in
het verleden, bij monde van
staatssecretaris Kooijmans, ook op
aangrenzende terreinen geprobeerd
de proliferatie van kernwapens tot
staan te brengen. Ze heeft aan de
Verenigde Naties voorstellen gedaan,
om te komen tot internationale
controle op de zgn. vreedzame kern
explosies (Peaceful Nuclear Explosi
ons of PNE). Zolang er buiten de
club van bestaande kernmogendhe-
den landen zijn die zich het recht
voorbehouden vreedzame kern
explosies tot stand te brengen, zo
lang hebben zij een dekmantel waar
onder zij een nucleaire bewape
ningspolitiek ten uitvoer kunnen
leggen. India heeft altijd beweerd
dat de explosie van 1974 uitsluitend
voor vreedzame doeleinden was be
stemd. Premier Bhoetto van Paki
stan heeft sindsdien verklaard, dat
„wij kernwapens zullen hebben, ook
al moeten we met zijn allen gras
eten". Ook Brazilië, bet land waar
eventueel de kernbrandstof uit Al
melo naar toe moet, behoudt zich het
recht voor vreedzame kernexplosies
uit te voeren (zij het dan niet met de
explosieven die het op grond van de
overeenkomst met West-Duitsland
krijgt);.
Over bet nut van vreedzame kern
explosies wordt verschillend ge
dacht Maar als een land zegt, dat
het er niet buiten kan, hetzij voor de
ontsluiting van zijn minerale rijk
dommen hetzij voor het saneren van
zijn waterhuishouding, dan moet
men van goeden huize komen om
het daar van af te praten. In dergelij
ke gevallen, aldus een resolutie in de
Algemene Vergadering, moet de
explosie onder internationaal toe
zicht worden voorbereid en uitge-
De vreedzame kernexplosies of
PNE's vormen ook een belemmering
voor de bestaande kernwapenstaten
om te komen tot een algeheel verbod
van kernproeven. Verder dan een
verbod op ondergrondse kernproe
ven die een bepaald vermogen te
boven gaan (een zgn. drempel
overeenkomst), d.w.z. krachtiger
zijn dan 1S« kiloton, zijn ook de
Verenigde Staten en de Sowjet Unie
nog niet gekomen. In Amerika wor
den nu stemmen hoorbaar van des
kundigen die zeggen dat het ook niet
in het belang van de Verenigde Sta
ten is op dit punt vorder te gaan.
door Henry Faas
Twintig Jaar geleden, op 25 maart 1975, zetten ministers van
zes landen In Rome hun, overwegend onleesbare, handtekenin
gen op een stuk geschept papier. Ze wilden Europa, waaraan
het bloed van de tweede wereldoorlog nog kleefde» vrede en
rust geven.
De voorheen machtige westerse
mogendheden hadden zojuist en
kele nieuwe oplawammessen ge
kregen. De Sowjet-Unle bleek aan
zienlijk pienterder dan veronder
steld was en had met een spoetnlk-
satteliet de show in de ruimte ge
stoken. En wreder dan gedacht In
Boedapest verdwenen de kreetjes
om vrijheid in het geraas van Rus
sische tanks.
De Fransen en de Britten hun
.hoofden nog vol dromen van vroe
ger hadden hun laatste poging
om de wereldproblemen op te zien
lossen zien uitlopen op een paar
gekneusde neuzen. Hun militaire
expeditie naar het Suez-kanaal
werd door de nieuwe leiders van de
aarde, zoals de Verenigde Staten,
niet gewaardeerd. Probeersels om
Europa politiek één te maken en zo
zijn positie te hergeven, hadden
niks opgeleverd.
Het zou niet raar zijn geweest als
Europa daarna langzaam naar de
afgrond was gesukkeld. Misschien
was er nog de rol weggelegd van
voorman-slaaf in dienst van een
van de nieuwe hoogmogendheden,
de Sowjeb-Unie of de Verenigde
Staten. Kapot aan zijn oorlogen,
gedesillusioneerd, gefrustreerd,
klein.
Er zijn wel vaker grote beschavin
gen naar de knoppen gegaan. Alle
voorwaarden leken weer aanwezig.
Misschien zullen ze later nog wel
eens uitvissen waarop het Europa,
althans toen, zo niet is vergaan.
Moeizaam, als het ware zich her
stellend van een ziekte, lierde Euro
pa zich op. Aarzelend, minder am
bitieus.
Geen kanonnen
Het was begonnen met de, succes
vol uitgevoerde, gedachte dat als
de Europeanen hun kolen en staal
•in één pot gooiden dat soort
stoffen samen bewerkten en ge
bruikten het moeilijker zou wor
den kanonnen te maken om op
elkaar te schieten. Dat bleek juist.
Een Europese burgeroorlog lijkt nu
absurd.
Het ideetje van het rampjaar 1957
was. dat je op die weg verder zou
kunnen gaan. Als Je de grenzen
weghaalde, zodat mensen en goe
deren vrij van het ene land naar het
andere konden vloeien, zouden de
Europeanen zó aan elkaar ge
knoopt worden, zó afhankelijk van
elkaar worden, dat ze nooit meer
los van elkaar zouden kunnen ra
ken. De rest zou vanzelf komen.
Het is niet zo gebeurd als gedacht
was. De tariefmuren zijn wegge
haald. De handel onderling is zes
maal zo groot geworden. De kruide
nierswinkels zijn er een dagelijks
getuigenis van. Maar het ls alle
maal op zo'n unnerige, technische
manier gegaan en stapje bij
stapje dat de burger er niet veel
meer van weet te vertellen dan dat
hij aan de grens Iets minder dan
vroeger als een misdadiger wordt
behandeld. En dat hij meer
„vreemde" dingen kan kopen.
De politieke eenheid is nog niet
gekomen. Het Europese geld ook
niet. De ministers praten veel en
lang. Dus kijken de mensen, die
de twintigjarige geboren hebben
zien worden met enige twijfel en
ongerustheid naar de jongeling. Nu
komt dat vaker voor met twintigja
rigen. En twintig is voor een staat
kundige structuur nog meer „piep"
dan voor een mens.
Dus zien wij de Europese Ge
meenschap aan en schudden het
wijze bolletje. Hij is geen schoon
heid geworden. Hij heeft vele puk
keltjes. HIJ aarzelt zo. Hij is lang
zaam. Hij spreekt zichzelf tegen.
Hij kan maar niet beslissen. Geld
uitgeven, Ja. dat kan-Ie Hij heeft
boter op zijn hoofd. Veel boter en
ook melkpoeder. Wie had gedacht
dat hj zo zou opgroeien?
Aardige dingen
Of zouden we, omdat ie Jarig ls, ook
een paar aardige dingen kunnen
zeggen? Er zijn wel enkele kleinig
heden, zelfs als we het omstreden
onderwerp Van de gestegen wel
vaart terzijde laten. Om er enkele
te noemen.
1. Een oorlog tussen EQ-
mogendheden ls Inderdaad een
krankzinnig idee geworden. Jonge
ren, die niet anders kennen, mogen
daarvan niet onder de indruk ra
ken, maar het ls wel meegenomen.
Veertig Jaar geleden stonden we
nog op het punt de meest walgelij
ke slachting uit de wereldgeschie
denis te beglnnea
2. Het gammele geval bleek toch
aantrekkelijk genoeg voor Britten,
Denen, Ieren om erbij te willen
horen, zodat we nu met ons 260
miljoen zijn.
3. In de crisis van nu hebben de
Europese landen enkele inciden
ten daar gelaten hun grenzen
niet gesloten. Hadden ze het wél
gedaan, dan waren we allemaal
met onze eigen troep blijven zitten.
Wat zou er dan met onze werkloos-'
held en sociale voorzieningen ge
beurd zijn? Met onze havens, ons
transport, onze landbouw? Wel
vaart mag dan geen afdoend argu
ment zijn voor de Europese een
wording, maar het ontbreken van
welvbaart, is wel een uitstekende
broeikas voor extremisten, zoals
het fascisme.
P.8. Zo nu en dan hebben wij el
kaar zelfs geholpen.
4. De Europese landen beginnen
voorzichtig te leren, dat zij sterker
staan als zij tegenover de buiten
wereld één Lijn trekkea Nu de EO-
landen besloten hebben samen hun
aangrenzende zeeén te beheersen,
blijken de Russen, die met hun
schepen tien percent van de vis
sen uit de Noordzee opslurpten, be
reid in Brussel te komen praten. En
de Japanners zijn bereid te sprken
over de uitvoer van hun staal, au
to's, schepen. Zou het verschil ma
ken, dat er 260 miljoen EG-
inwoners zijn of zouden ze ons ook
hebben zien staan als we bijvoor
beeld met veertien miljoen Neder
landers op de stop waren
gekomen?
5. Wat Europa voor de arme landen
doet, blijft ver achter bij wat de
meeste Nederlanders zouden wil
len, maar Amerikanen, Russen,
Chinezen en Japanners kunnen niet
tippen aan de overeenkomsten, die
de EO met meer dan vijftig arme
landen gesloten heeft. Zij zien de
EG als een vervelende al te Ijverige
voortrekker.
6. Veel andere landen, vooral in
Azië maar ook Canada en Joe
goslavië willen bijzondere ban
den met de EO. ZIJ nemen de EG
meer serieus dan de EG zichzelf.
Vaak ls het motief, dat zij ergens
bij willen horen, maar liever niet bij
een van die politieke reuzen, waar
mee zij onaangename ervaringen
hebben gehad of vrezen te zullen
krijgen. Dat Europa militair niet
zo'n gigant ls, blijkt soms en voor
deel.
7. Voor tussen de vijftig en zestig
miljoen mensen was en is het mo
gelijke lidmaatschap van de EG
een middel om zich te bevrijden
van het fascisme. Voor Portugal is
het, naar de woorden van Soares,
een mogelijkheid om een afglijden
naar een toestand als In Cuba of
Chili te voorkomen. Voor de oppo
sitie in Spanje is het dreigement,
dat 8panje anders geen EG-lid wor
den kan een werktuig om meer
democratische rechten los te krij
gen. Voor de Grieken was de uitweg
naar de EO een mogelijkheid om
duidelijk te maken, dat het verwij
deren van de kolonels niet behoef
de te betekenen, dat Je in de han
den van CIA of KOB zou vallen.
Zestig miljoen mensen naar het
kamp van de democratie halen is
geen flauwekul. Voor die mensen
daar niet, maar ook niet voor de
strategische positie van de weinige
reeds bestaande democratieën.
Dus voor de vrede.
Voor een twintigjarige toch alle
maal niet zo gek. Voor een krakke
mikkig geval, dat zijn eerste echte
verkiezingen hopelijk volgend
Jaar nog moet hebben, eigenlijk
beat om over naar huls te schrijven.
Toch maar een beetje feliciteren
dan?