,Niet rechts en niet links' gefelici teerd, joh' erantwoordelijk- vakbeweging vraagt waarborgen Kernwapens voor iedereen? WWif BH-oJJJi seimïi Europa twintig en dus „piep RT JDAG 25 MAART 1977 TROUW/KWARTET 13 tegenwoordig iedereen graag ssief wil heten, betekent dit leen maar dat iedereen irvatief is. Is een indeling in iruitstrevenden en ioudenden dan nog wel ;baar? Ie van de duidelijkheid is het likens noodzakelijk, binnen één ationale of politieke of kerkelijke emeenschap onderscheid te ïaken tussen minstens drie roepen. De gemakkelijkste ideling is dan altijd: links, rechts n midden. Maar wie links is in de ne groep, is rechts voor de andere. De Standaard" stond van meetaf de linkerzij, schreef Kuyper ankbaar. Kan de typering links of ichts dan ooit nog de uidelijkheid bevorderen? och bevat de steeds vaker te eluisteren uitspraak dat de ideling in links en rechts geen etekenis meer heeft, altijd maar én inlichting: dat de spreker niet nks is. De enquêteurs die ons •gelmatig meedelen bij welke artijen de snelste groei optreedt, unnen nooit de verborgen groei onstateren van de groep die ellicht de meeste wind in de zeilen eeft: overal zijn mensen te vinden, ie niet rechts willen wezen maar et tóch zijn. Het is déze groep die e indeling in links en rechts erouderd noemt. „Wij zijn niet •chts en niet links" betekent: wij illen ons niet rechts noemen, laar wij zijn tegen links. [et is leerzaam, na te gaan WIE zich de loop der geschiedenis als niet rechts en niet links" resenteerden. Dat deed bv. eneraal Patakos. Maar ook voor em betekende dat niet. dat hij et goed meer kon vaststellen wat en dus gevaarlijk!) was. De Idelijkheid is ermee gediend, als allen RECHTS blijven noemen, ondanks het streven naar teringen de bestaande orde ir als norm hanteren, dat daadwerkelijke poging tot door Okke Jager fundamentele verandering in hun ogen een subversief karakter krijgt. Dat roept de vraag op. hoe deze rechtsheid kan worden aangetoond bij hen die zelf op dat stempel geen prijs stellen. Meestal zoekt men het criterium in de vraag, welke maatschappelijke IDEALEN worden nagestreefd. Maar tegenwoordig zal bijna niemand hardop zeggen: „mijn ideaal is een maatschappij, waarin onveranderd de sociale ongelijkheden verborgen blijven achter een waas van formele gelijkheid." Het hoort bij het burgerlijk fatsoen, zich van zulke burgerlijke uitspraken te onthouden. Daarom lijkt het mij zinniger, alle verhalen over idealen voorlopig te laten voor wat zij zijn. Wij moeten niet uitgaan van de vraag: hoe theoretiseren de mensen over de toekomst? maar van de vraag: wat Zijn vandaag hun grootste zorgen? Dan vervalt meteen het versluierend spreken over een middenweg. Er zijn bv. ten aanzien van de belasting maar twee mogelijkheden. Men maakt zich bezorgd over de vraag: hoeveel moet ik betalen? Dat is de zorg van rechts. Of men maakt zich bezorgd over de vraag: waarvoor geef ik mijn geld? Dat is de zorg van links. Zo zijn er ook twee zorgen over ontwikkelingshulp: vergt het te veel van de rijken? of: komt het wel terecht bij de armen? Dit verschil is er niet altijd tussen wat rechts en links héét volgens andere indelingscriteria. Maar alleen bij déze vulling van die twee woorden kunnen ze een duidelijke scheiding-makende betekenis hebben. Alleen op deze manier loor prof, mr. K. Vonk Vat is de vakbeweging mach- ig en wat heeft Schumpeter et al lang tevoren scherp ge ien. Deze woorden schreef Sof- dr. F. Hartog in VRC/Handelsblad van 8 naart jL, nadat hij was be- onnen met te zeggen, dat de ngen hem nog niet losla- en. Zo gaat het mij ook. is vooral één beeld, dat mij bezig »udt en alles te maken heeft met chumpeters boek, waarover zo da- ilijk. Het beeld is dat van Wim >k op de televisie tijdens de sta in. Met fanatiek verbeten icht spreekt hij een groep irknemers toe: we komen op voor it verkregen recht op automa te prijscompensatie. Het ont- it aan de menigte een heftig ge- lich: staken! inblikkelijk flitst het door me in: soortgelijke beelden van ver- iten gezichten en opgewonden ïenigten ken ik van filmjournaals it de tijd van Duits nazidom en taliaans fascisme. Ik geloof mijn igen niet: Wim Kok weet toch je ter? fit mijn archief duik ik een paar jegevens op van begin mei 1976, raar hij het FNV voorhoudt, dat iet niet voldoende is te zeggen, wat ril ik het liefst, maar dat gelet lioet worden op de gevolgen in een /oiconomisch moeilijke situatie. In letzelfde archief is echter ook meer Af vinden, o.a. een artikel van prof. T*an den Doel, waarin hij slgna- n^ert, dat de Communistische Par- Nederland in vakbondsbljeen- omsten oververtegenwoordigd is n de besluitvorming overheerst, o4ok en Spit worden door de CPN tegen hun eigen inzich- fn in te gaan. >oniu dan Schumpeter. Hij was een iet-marxistisch socialist, econo- haiist van gezag, vóór de Tweede ^S-fereldoorlog uit Oostenrijk uitge- steleken naar Engeland en de Veren en |de Staten. Het bovenbedoelde pek is het wereldbekende „Kapi- Uisme, Socialisme en Democra- je", eerste druk 1942. Het wordt steeds bestudeerd. tol Hartog citeert Schumpeters lalyse, dat ondernemingsleiders >on en vechters zijn, maar steeds be- ldebd tot afkopen. De vakbeweging cht wel, en daarom zal de onder- nemingsgewijze prod uk tie, waar van Schumpeter op zichzelf geen tegenstander is, zich ten slotte niet handhaven. Bij Schumpeter lees ik nog meer. Daar wordt ook gezegd, dat het bestaan van bezwaren tegen een maatschappelijke orde niet vol doende is. De massa zelf is niet in staat meningen te vormen, daar aan uiting te geven en ze in actie om te zetten. Daarvoor zijn bepaal de groepen nodig, wier belang het is, de wrok op te wekken, te voeden en er leiding aan te geven. Deze bewering lijkt overtrokken, maar de televisie-uitzending toon de iemand, die meegesleept wordt. Het geheel riep de gedachte op aan een psychiatrisch ziektebeeld. Ie mand, die in grote spanningen leeft, kan zich agressief voelen. Zo lang hij zich beheerst, staan uitwe gen open. Gaat hij echter over de top heen en slaat hij de boel kort en klein, dan wordt zielsziekte hem de baas, met alle gevolgen daarvan. Juist het feit, dat de stakingen stra tegisch en tactisch grondig waren voorbereid, wees er op, dat het ge voel van onbehagen en spanning diep geworteld zit. Dit sterk leven de onbehagen heeft Kloos in 1969 in „Het achterste van de tong" juist weergegeven, ik spreek uit erva ring. De werkgevers, zelf overigens economisch in de hoek gedrongen, hebben deze spanning onvoldoen de onderkend, het is al van veel kanten gezegd. We moeten ons echter niet wijsma ken, dat die spanning door regelin gen in maatschappelijk verband zomaar wordt opgeheven. Binnen alle grote verbanden voelen men sen zich gevangene binnen een on persoonlijk netwerk. Ook dat heb ik nationaal en internationaal mee gemaakt. We leven in een groot schalige wereld, zoals dat heet. Ik vrees, dat prof. Goudzwaards stu die „Kapitalisme en Vooruitgang", die reeds in „Trouw" werd bespro ken, inderdaad met een utopie, een niet te verwezenlijken wereld van kleine verhoudingen eindigt. We zijn terecht gekomen in een wereld waar alles met alles samen hangt. En dat op een kleine we reldbol, waartegen Je niet kimt zeg gen: stop even, ik wil uitstappen. Maar wél kunnen we in onze directe omgeving op een paar dingen let ten. Bij voorbeeld, dat de werkne mer in belangrijke mate persoon lijk bij een eventuele vermogen- saanwas wordt betrokken. Dit heeft alles te maken met persoon lijke bewegingsvrijheid, een eerste doel om naar te streven. En een even belangrijke zaak: waar de vakbeweging met maatschappe lijke verantwoordelijkheden wordt toegerust, dient zij met dezelfde waarborgen voor de uitoefening van kiesrecht en besluitvorming te worden omgeven als in het politie ke vlak bestaan. Anders komen we inderdaad in een maatschappelijk 'ziektebeeld terecht. Dat is het dan. Er is nog véél méér over te zeggen. heeft het zin, tussen links en rechts als tussen twee grondhoudingen te onderscheiden en hetzg. midden te dwingen tot een keus. Toen ik dan ook de vorige week als gastspreker voor een Industriële club in een kring van ondernemers mocht vertoeven men mag immers nooit een boek schrijven over maatschappelijke crises zonder werkgevers én werknemers in levenden lijve te ontmoeten —Jokte ik hen niet uit de tent door naar hun idealen te vragen, maar door solidair hun zorgen te delen. Ik zei dat ik mij goed kon voorstellen, hoe de vrije ondernemer zich steeds onvrijer moet voelen, omdat hij aan* tegengestelde eisen moet voldoen. Het sociale klimaat eist offers: een normering van de groei, een voorzien in werkelijke behoeften van de samenleving, geen overbodige of gevaarlijke produkten. Maar het investeringsklimaat eist privé rendement voor de kapitaalverschaffers. En dat rendement kan op zichzelf geen garantie zijn voor een maatschappelijk verantwoord gebruik van het kapitaal. Hoe kan de ondernemer zijn sociale verantwoordelijkheid nog waarmaken, als deze zich toespitsende tegenstellingen op den duur niet meer te verzoenen zijn? Als „vrije" ondernemer wordt hij profiteur van gunstige óf slachtoffer van ongunstige omstandigheden. Komt hij tenslotte niet te staan voor de pijnlijke keus tussen twéé mogelijkheden zonder middenweg: het laatste stukje sociale inspiratie opgeven óf meewerken aan een Andere maatschappij dat de bestaande, die uiteindelijk nog steeds berust opJeder voor zich"? Toen ik zo een tijdje sprak over wat voor mijn besef hun grootste zorgen waren, vielen enkele ondernemers mij vriendelijk in de rede: hun problemen lagen in een toaal andere richting! Van de eisen van het kapitaal hadden zij geen last: het rendement kwam immer via de belasting hoofdzakelijk de gemeenschap ten goede, zodat een maatschappelijke toetsing van het kapitaalgebrulk niet eens nodig was. Maar hun eigenlijke zorgen waren de kl&nten, die hun heil zochten bij concurrenten tot in Japan. In zo'n geval moet een theoloog ten einde toe de rol spelen die men hem bij voorbaat toedenkt: die van enfant terrible. Ik zei dat ik goed kon begrijpen, hoezeer inderdaad hun lasten verlicht werken door de blijde zekerheid dat de gelukkig progressief werkende en almaar gestégen belastingen steeds meer geld doen afvloeien naar sociale voorzieningen, zodat ondernemingen in toenemende mate mogen fungeren als belastinggaarders ten bate van de samenleving. Ongetwijfeld moest dit ook wel hun zórg doen toenemen, maar dan de zorg over de vele zg. handige, maar in feite a-sociale pogingen om belasting te ontwijken. Hebben volgens de Rekenkamer niet vele bedrijven belastinggelden achtergehouden? Des te verheugender, als ondernemers de belésting noemen als positieve bijdrage aan hun arbeidsvreugde. Heeft Van Ruler het betalen van belasting niet terecht als liturgie gekwalificeerd? Maar dan hun eigenlijke zorg: de onmaatschappelijke klanten die zich kennelijk niet verantwoordelijk voelen tegenover de Nederlandse economie, maar alleen hun eigen belang in het oog houden. Bewijst dat nu juist niet, dat de grondslag van onze maatschappij nog steeds bestaat uit het waandenkbeeld, dat het individuele zoeken van eigen belang uiteindelijk het algemeen belang zal dienen? Moeten wij inderdaad niet vaststellen, dat het streven naar eigen belang op den duur het algemeen belang onrealiseerbaar zal maken? Kunnen de klanten zich ooit bij zoiets abstracts als de maatschappij betrokken voelen, zolang wij geen solidaire maatschappij en geen democratische economie hebben? Begreep ik het goed, dat dét hun grootste zorg was? Ja en nee, zeiden ze, En ik begreep weer wat er schuil kan gaan achter „wij zijn niet rechts en niet links". Een solidaire maatschappij zou er nooit komen, zeiden ze tenslotte. Want de mensen zijn te dom en te slecht Waarop zij dat baseerden? Op het feit dat er geen solidaire maatschappij kan komen. Noemde ik dat een kringredenering? Maar zo is het nu eenmaal: iedereen wil alleen maar méér hebben. Mijn gegevens over enige duizenden Nederlanders die met lager loon genoegen wilden nemen ten bate van anderen, moesten uit de lucht gegrepen zijn. Een mens wil wel eens een stap achteruit doen. maar dat zit er iets achter. Begreep ik het niet? Kijk, dat zat zo, en dat moest ik toch echt van hen aannemen: een mens wil alleen en stap terug, als dit in feit een belasting-voordeel oplevert Ik knikte dat ik het begreep. x.'.v^.vxw.'w JKïflSSSsK'SSft;'. ra*51* nil door H. J. Neuman Wat, zo vroeg een half jaar geleden de schrijver van een artikel in het Britse weekblad „The Economist", is er nu zo aardig aan president Amin van Oeganda, kolonel Khad- daffi van Libië, lan Smith van Rho- desiê, de Ierse Provisionals en de Baader-Meinhof-bende? Hij gaf zelf het antwoord: dat zij niet beschik ken over kernwapens. Maar het is verre van zeker dat er nog veel tijd overheen zal gaan, voordat zij of hun opvolgers dat kernwapen wél zullen bezitten. Er zijn wat dat betreft en kele ontwikkelingen gaande die somber stemmen. Allereerst zien wij het versnelde tempo, waarin zich de opwekking van energie via kerncentrales over de hele wereld verbreidt. De prijs van de olie is onrustbarend geste gen, de aanvoer van olie is onzeker en de olie-reserves slinken. Vandaar die populariteit van kernenergie. Het normale nevenprodukt van elke kernreactor is plutonium (Pu-239). Niet alleen is plutonium de giftigste (meest radio-toxische) substantie die aan de mens bekend is, maar ook is ze uitermate geschikt als wapen- explosief. We herinneren ons nog allemaal de kernontploffing die In dia teweegbracht in mei 1974 en dat was het sprekende bewijs dat elke staat die een „vreedzaam" nucleair programma uitvoert tevens zijn ei gen kernexplosieven ontwikkelt. Van belang is verder dat er een hevige concurrentie is ontbrand tus sen de landen die in staat zijn nu cleaire technologie naar bet buiten land uit te voeren. Weliswaar probe ren die landen elkaar via de zgn. „London Suppliers' Conference" van al te onberaden stappen te weer houden. Maar helemaal gelukt is dat nog niet. In de vreedzame kernin dustrie van de Bondsrepubliek Duitsland zijn bij voorbeeld om streeks 200.000 mensen werkzaam en deze groep loopt gevaar geen brood meer op de plank aan te treffen, indien Bonn al te kieskeurig wordt bij het aanleggen van maatstaven voor de export van nucleaire techno logie. Komt hier het nastreven van econo misch voordeel niet op gespannen voet met het bevorderen van de in ternationale veiligheid? De bui tenstaander met enig gezond ver stand zal deze vraag en terecht bevestigend beantwoorden, al wor den op dit punt ook wel andere gelui den vernomen. Het streven om de verspreiding van het bezit van kernwapens tegen te gaan wordt meestal aangeduid als „non-proliferatie". Nederland staat voor de noodzaak een eigen „non- proliferatie' -beleid te voeren. Im mers, onze industrie is in staat en bereid om onderdelen van reactoren te vervaardigen en aan het buiten land te leveren (men denke slechts aan de opwinding die ontstond toen de regering Den Uyl moest beslissen over bet al dan niet leveren van reactorvaten aan Zuid-Afrika. Bovendien neemt ons land, samen met Groot-Brittannië en de Bondsrepubliek Duitsland, deel in een gezamenlijke onderneming voor de verrijking van uranium volgens het procédé van de ultracentrifuge. Uit dien hoofde moet Nederland be slissen of het a) wil medewerken aan de levering van verrijkt uranium aan Brazilië (dat met West-Duitsland een overeenkomst is aangegaan ter zake van de bouw van reactoren, alsmede van verrijking»- en opwer- kingsfaciliteiten) en b) bewilligt in een uitbreiding van de capaciteit van de verrijkingsinstallaties in Almelo. Het is de vraag of het thans demissi onair geworden kabinet nog in staat is deze beslissingen te treffen. In ieder geval is het zo dat een eerder geparafeerd zgn. „civil agreement" over de levering van kernbrandstof aan Brazilië op 1 april a.s. moet worden bevestigd. In een zopas ver schenen uitgave van het Nederlands Instituut voor Vredesvraagstukken, „Almelo en de non-proliferatie", worden de hoofdlijnen van de hier aan de orde zijnde problematiek ui teengezet en tevens wordt in ruwe trekken een nieuw non- proliferatiebeleid geschetst, in bet licht waarvan bovengenoemde be slissingen dienen te worden genomen. ■4 De Nederlandse regering heeft in het verleden, bij monde van staatssecretaris Kooijmans, ook op aangrenzende terreinen geprobeerd de proliferatie van kernwapens tot staan te brengen. Ze heeft aan de Verenigde Naties voorstellen gedaan, om te komen tot internationale controle op de zgn. vreedzame kern explosies (Peaceful Nuclear Explosi ons of PNE). Zolang er buiten de club van bestaande kernmogendhe- den landen zijn die zich het recht voorbehouden vreedzame kern explosies tot stand te brengen, zo lang hebben zij een dekmantel waar onder zij een nucleaire bewape ningspolitiek ten uitvoer kunnen leggen. India heeft altijd beweerd dat de explosie van 1974 uitsluitend voor vreedzame doeleinden was be stemd. Premier Bhoetto van Paki stan heeft sindsdien verklaard, dat „wij kernwapens zullen hebben, ook al moeten we met zijn allen gras eten". Ook Brazilië, bet land waar eventueel de kernbrandstof uit Al melo naar toe moet, behoudt zich het recht voor vreedzame kernexplosies uit te voeren (zij het dan niet met de explosieven die het op grond van de overeenkomst met West-Duitsland krijgt);. Over bet nut van vreedzame kern explosies wordt verschillend ge dacht Maar als een land zegt, dat het er niet buiten kan, hetzij voor de ontsluiting van zijn minerale rijk dommen hetzij voor het saneren van zijn waterhuishouding, dan moet men van goeden huize komen om het daar van af te praten. In dergelij ke gevallen, aldus een resolutie in de Algemene Vergadering, moet de explosie onder internationaal toe zicht worden voorbereid en uitge- De vreedzame kernexplosies of PNE's vormen ook een belemmering voor de bestaande kernwapenstaten om te komen tot een algeheel verbod van kernproeven. Verder dan een verbod op ondergrondse kernproe ven die een bepaald vermogen te boven gaan (een zgn. drempel overeenkomst), d.w.z. krachtiger zijn dan 1S« kiloton, zijn ook de Verenigde Staten en de Sowjet Unie nog niet gekomen. In Amerika wor den nu stemmen hoorbaar van des kundigen die zeggen dat het ook niet in het belang van de Verenigde Sta ten is op dit punt vorder te gaan. door Henry Faas Twintig Jaar geleden, op 25 maart 1975, zetten ministers van zes landen In Rome hun, overwegend onleesbare, handtekenin gen op een stuk geschept papier. Ze wilden Europa, waaraan het bloed van de tweede wereldoorlog nog kleefde» vrede en rust geven. De voorheen machtige westerse mogendheden hadden zojuist en kele nieuwe oplawammessen ge kregen. De Sowjet-Unle bleek aan zienlijk pienterder dan veronder steld was en had met een spoetnlk- satteliet de show in de ruimte ge stoken. En wreder dan gedacht In Boedapest verdwenen de kreetjes om vrijheid in het geraas van Rus sische tanks. De Fransen en de Britten hun .hoofden nog vol dromen van vroe ger hadden hun laatste poging om de wereldproblemen op te zien lossen zien uitlopen op een paar gekneusde neuzen. Hun militaire expeditie naar het Suez-kanaal werd door de nieuwe leiders van de aarde, zoals de Verenigde Staten, niet gewaardeerd. Probeersels om Europa politiek één te maken en zo zijn positie te hergeven, hadden niks opgeleverd. Het zou niet raar zijn geweest als Europa daarna langzaam naar de afgrond was gesukkeld. Misschien was er nog de rol weggelegd van voorman-slaaf in dienst van een van de nieuwe hoogmogendheden, de Sowjeb-Unie of de Verenigde Staten. Kapot aan zijn oorlogen, gedesillusioneerd, gefrustreerd, klein. Er zijn wel vaker grote beschavin gen naar de knoppen gegaan. Alle voorwaarden leken weer aanwezig. Misschien zullen ze later nog wel eens uitvissen waarop het Europa, althans toen, zo niet is vergaan. Moeizaam, als het ware zich her stellend van een ziekte, lierde Euro pa zich op. Aarzelend, minder am bitieus. Geen kanonnen Het was begonnen met de, succes vol uitgevoerde, gedachte dat als de Europeanen hun kolen en staal •in één pot gooiden dat soort stoffen samen bewerkten en ge bruikten het moeilijker zou wor den kanonnen te maken om op elkaar te schieten. Dat bleek juist. Een Europese burgeroorlog lijkt nu absurd. Het ideetje van het rampjaar 1957 was. dat je op die weg verder zou kunnen gaan. Als Je de grenzen weghaalde, zodat mensen en goe deren vrij van het ene land naar het andere konden vloeien, zouden de Europeanen zó aan elkaar ge knoopt worden, zó afhankelijk van elkaar worden, dat ze nooit meer los van elkaar zouden kunnen ra ken. De rest zou vanzelf komen. Het is niet zo gebeurd als gedacht was. De tariefmuren zijn wegge haald. De handel onderling is zes maal zo groot geworden. De kruide nierswinkels zijn er een dagelijks getuigenis van. Maar het ls alle maal op zo'n unnerige, technische manier gegaan en stapje bij stapje dat de burger er niet veel meer van weet te vertellen dan dat hij aan de grens Iets minder dan vroeger als een misdadiger wordt behandeld. En dat hij meer „vreemde" dingen kan kopen. De politieke eenheid is nog niet gekomen. Het Europese geld ook niet. De ministers praten veel en lang. Dus kijken de mensen, die de twintigjarige geboren hebben zien worden met enige twijfel en ongerustheid naar de jongeling. Nu komt dat vaker voor met twintigja rigen. En twintig is voor een staat kundige structuur nog meer „piep" dan voor een mens. Dus zien wij de Europese Ge meenschap aan en schudden het wijze bolletje. Hij is geen schoon heid geworden. Hij heeft vele puk keltjes. HIJ aarzelt zo. Hij is lang zaam. Hij spreekt zichzelf tegen. Hij kan maar niet beslissen. Geld uitgeven, Ja. dat kan-Ie Hij heeft boter op zijn hoofd. Veel boter en ook melkpoeder. Wie had gedacht dat hj zo zou opgroeien? Aardige dingen Of zouden we, omdat ie Jarig ls, ook een paar aardige dingen kunnen zeggen? Er zijn wel enkele kleinig heden, zelfs als we het omstreden onderwerp Van de gestegen wel vaart terzijde laten. Om er enkele te noemen. 1. Een oorlog tussen EQ- mogendheden ls Inderdaad een krankzinnig idee geworden. Jonge ren, die niet anders kennen, mogen daarvan niet onder de indruk ra ken, maar het ls wel meegenomen. Veertig Jaar geleden stonden we nog op het punt de meest walgelij ke slachting uit de wereldgeschie denis te beglnnea 2. Het gammele geval bleek toch aantrekkelijk genoeg voor Britten, Denen, Ieren om erbij te willen horen, zodat we nu met ons 260 miljoen zijn. 3. In de crisis van nu hebben de Europese landen enkele inciden ten daar gelaten hun grenzen niet gesloten. Hadden ze het wél gedaan, dan waren we allemaal met onze eigen troep blijven zitten. Wat zou er dan met onze werkloos-' held en sociale voorzieningen ge beurd zijn? Met onze havens, ons transport, onze landbouw? Wel vaart mag dan geen afdoend argu ment zijn voor de Europese een wording, maar het ontbreken van welvbaart, is wel een uitstekende broeikas voor extremisten, zoals het fascisme. P.8. Zo nu en dan hebben wij el kaar zelfs geholpen. 4. De Europese landen beginnen voorzichtig te leren, dat zij sterker staan als zij tegenover de buiten wereld één Lijn trekkea Nu de EO- landen besloten hebben samen hun aangrenzende zeeén te beheersen, blijken de Russen, die met hun schepen tien percent van de vis sen uit de Noordzee opslurpten, be reid in Brussel te komen praten. En de Japanners zijn bereid te sprken over de uitvoer van hun staal, au to's, schepen. Zou het verschil ma ken, dat er 260 miljoen EG- inwoners zijn of zouden ze ons ook hebben zien staan als we bijvoor beeld met veertien miljoen Neder landers op de stop waren gekomen? 5. Wat Europa voor de arme landen doet, blijft ver achter bij wat de meeste Nederlanders zouden wil len, maar Amerikanen, Russen, Chinezen en Japanners kunnen niet tippen aan de overeenkomsten, die de EO met meer dan vijftig arme landen gesloten heeft. Zij zien de EG als een vervelende al te Ijverige voortrekker. 6. Veel andere landen, vooral in Azië maar ook Canada en Joe goslavië willen bijzondere ban den met de EO. ZIJ nemen de EG meer serieus dan de EG zichzelf. Vaak ls het motief, dat zij ergens bij willen horen, maar liever niet bij een van die politieke reuzen, waar mee zij onaangename ervaringen hebben gehad of vrezen te zullen krijgen. Dat Europa militair niet zo'n gigant ls, blijkt soms en voor deel. 7. Voor tussen de vijftig en zestig miljoen mensen was en is het mo gelijke lidmaatschap van de EG een middel om zich te bevrijden van het fascisme. Voor Portugal is het, naar de woorden van Soares, een mogelijkheid om een afglijden naar een toestand als In Cuba of Chili te voorkomen. Voor de oppo sitie in Spanje is het dreigement, dat 8panje anders geen EG-lid wor den kan een werktuig om meer democratische rechten los te krij gen. Voor de Grieken was de uitweg naar de EO een mogelijkheid om duidelijk te maken, dat het verwij deren van de kolonels niet behoef de te betekenen, dat Je in de han den van CIA of KOB zou vallen. Zestig miljoen mensen naar het kamp van de democratie halen is geen flauwekul. Voor die mensen daar niet, maar ook niet voor de strategische positie van de weinige reeds bestaande democratieën. Dus voor de vrede. Voor een twintigjarige toch alle maal niet zo gek. Voor een krakke mikkig geval, dat zijn eerste echte verkiezingen hopelijk volgend Jaar nog moet hebben, eigenlijk beat om over naar huls te schrijven. Toch maar een beetje feliciteren dan?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 13