Jan van Scorel in Utrecht m Poëzie binnen en buiten het keurslijf Het versluierd talent van Marchien Eising UW INKOMEN EN via een spaargirorekening bij de NUTSSPAARBANKË»; LEDSE SPAARBANK MAANDAG E1 MAART 1977 Trouw/Kwartet WND/ door G. Kruis Engel met het wapen van Jacques Koene, luik van het zelfde altaarstuk De steniging van Stefanus, pa neel van het Stefanus- en Jaco- busaltaar (1540) Zo'n tentoonstelling als „Jan van Seorel in Utrecht" in liet Cen traal Museum daar tot 1 mei kun je in ern (dagblad-)arlikcl als dit eigenlijk all en maar uitgebreid aankondigen. Er zijn wel een aantal bijzondere, niet zo lang geleden her ontdekte schilderijen, vooral altaar stukken en die hangen, prachtig belicht in de donkere tuinzaal, maar 't ging er de organisatoren toch eigenlijk vooral om een inzicht te geven in de nieuwe ontwikkelin gen van het Scorcl-onderzoek. Daar zijn ze al lang en vooral na 1955. toen er, ook in 't Centraal Mu seum 'n expositie van Jan van Sco rel werd gehouden, mee bezig. Maar de laatste jaren werd er door dr. J. R. J. van Asperen de Boer een nieuwe methode ontwikkeld, de re- flectografie. die het onderzoek veel sneller en doeltreffender kon doen v rlopen. En dan zit je. als niet-technicus, al direct in de moeilijkheden. De ca talogus besteedt pagina's aan het hoe en wat van deze techniek, in termen die voor mijn gevoel hele maal niet aansluiten bij de aankon diging van het museum dat de ten toonstelling en de catalogus erop gericht zijn ook een groter publiek dan alleen de professione 1 geïnte resseerden in staat te stellen deze nieuwe ontwikkelingen in het Sco- rel-onderzoek te volgen. Zo werkt, aldus de catalogus, de in- fraroodreflectografie: „Een gewij zigde Barnes Infrarood Camera, voorzien van een loodsulfidededec- tor om de straling te registreren die van een schilderij wordt terugge kaatst. geeft de reflectieverschillen op een fotografische film weer. In plaats van deze gewijzigde Barnes Infrarood Camera kan men ook ge bruik maken van een infrarood Vi- dicon Televisie. Datgene wat vast gelegd is op film en ook op het T.V.scherm. wordt een reflectogram genoemd". Zo'n reflectogram maakt de onder tekening (schetsen b.v., die zich on der de verflagen bevinden) beter zichtbaar dan bij het radioscopisch onderzoek, waarmee men door min der kleuren kan heendringen. Met dat hulpmiddel gaan dan de kunsthistorici aan het w rk die zo proberen vast te stellen of een be paalde schildering van Jan van Sco rel of van een van zijn leerlingen of medewerkers is. De tentoonstelling is goed inge richt. helemaal in stijl opgebouwd, als een soort drieluik: het midden paneel geeft een indruk van Van Scorel's schilderkunst, een zijluik belicht met vele documenten, pren ten en schilderijen de vele andere bezigheden van Jan van Scorel, (die ook dichtte, musiceerde, zich met waterbouwkunde bezig hield en belangst Hing had voor archeolo gie, hij was trouwens ook nog korte tijd tijdens de Nederlandse paus Adriaan VI conservator van de pau selijke antiekverzameling) en de derde vleugel is gewijd aan het na tuurwetenschappelijk onderzoek. Bij de altaren bevinden zich stuk ken, die lang verloren gewaand wa ren, maar die na een jarenlange speurtocht door J. Guillouet, direc teur van h t museum in Douai (waar de expositie na Utrecht te zien zal zijn) werden teruggevon den, op de vreemdste plaatsen soms: hij ontdekte twee zijpanelen van een altaar, die werden gebruikt als vensterluiken en toen hij daar voor terugkwam waren ze al ver zaag tot kastplanken. Met veel zorg konden ze toch nog gerestaureerd worden. Geïnt resseerden, zeker de niet- professionelen, zou ik wel aanraden eerst de catalogus te besturen en dan pas de tentoonstelling te be zoeken. Want 't is geen lichte kost, die je hier voorgezet wordt. door T. van Deel Er zijn genoeg mensen die denken dat dit poëzie is: 'hij is doodgewoon dood', 'in een winterjas van tranen', 'een stuifmeel van meeuwen', 'het water gaat op hoge poten', de eeu wige honger van een struikelende lente', 'als het sterven geblazen is', 'ik noem je bruid', 'het licht valt rembrandt 'die rode roos uit <^e grond van je hart', 'als de dood dood dood en begraven is', 'gewoon zo gewoon', 'woorden die zich geen raad meer weten'. M. Coenraads bij voorbeeld, uit wiens nieuwe bundel 'Setekt koelte de schouders op' verschenen in de Seismogram-reeks deze willekeurige hoeveelheid ci taten afkomstig is. Maar voor mij '.s dat poëzie die ernaast gelegen heeft. Hetzelfde geldt voor de andere Seis mogram-dichters: Cor Knecht en Jan Verhoef, en in mindere mate voor Peter Berger en Esther Blom. Hoezeer hun werk ongevcrgelijkbaar is. in dit ene opzicht hebben zij allen iets met elkaar gemeen: dat ze ruim schoots gebruik maken van gelijkte poëtische manieren van zeggen. Hun taal voegt niets toe aan wat er al was. hun toon is geleend van de Poë zie En dat is dan meestal de poëzie der Vijftigers, of liever: een zeer ver dunde versie ervan. Coenraads is daar een goed voorbeeld van. De an deren. op Verhoef na. doen het rus tiger aan: Knecht wil zelfs beknopt blijven, maar vervalt al gauw in flau we vondstjes. Berger reflecteert op lyrisch-anecdotische manier op de problematiek van een veertigjarige, maar ook bij hem die vloed van poë tische cliché s, die talige armoede. De liefdespoëzie van Verhoef onder een Engelse titel maar liefst valt vooral op door de hijgerige, overdone zegging, ook vol van het allang be kende Alleen Esther Blom vindt af en toe een acceptabe evenwicht tus sen gevoel en stijl, tussen persoonlijk en algemeen. Al presteert ook zij het om in een kort vers over een Griekse doedelzak de woorden 'bolgeblazen', eindeloos', 'fel', 'virtuoos', 'harts tochtelijk' en 'aangrijpend' te ge bruiken. Te vele van het goede dus. waardoor de emotie te zeer met na druk gepresenteerd wordt. In feite is dat een gebrek aan techniek. Het gaat in poëzie niet om gevoelens, het gaat om de vórm van gevoelens. Of van gedachten. Bewust Een dichter die zich van al deze kwesties zeer bewust is, lijkt mij Wil lem Jan Otten. Hij kreeg voor zijn eerste bundel 'Een zwaluw vol zaag sel de Reina Prinsen Geerligsprijs 1972. Zijn tweede bundel 'Het keurs lijf gaf door zijn titel al aan dat poëzieschrijven gelijk staat aan: het keurslijf aantrekken. Dat is een al oude gedachte en ook de manier waarop Otten zich in de beperking begeeft is niet nieuw. Hij formuleert een beeld uit de werkelijkheid zoda nig dat het zinnebeeldige en exem plarische waarde krijgt en de uit drukking gaat worden van een psy chische gesteldheid. Zo ligt de be vroren sloot in het keurslijf van het ijs en wil ontdooien: 'hij ligt te ho pen op een bui die hem zijn huid afstroopt'. De interpretatie van zo'n regel kan alle kanten op: van een drang naar vrijheid tot een sterk doosverlangen. De sloot lijkt Mar- syas wel, de musicerende satyr die door Apollo levend gevild werd. Het keurslijf komt in Ottens beeldkeuze telkens terug: asfaltweg, boei. schaal dier. dijk, schip aan een ketting, veerpont. Ottens nieuwste bundel heeft een ogenschijnlijk tegengestelde titel: Het ruim Alereerst is daarmee op anecdotisch niveau het ruim van een schip bedoeld, maar het valt ook snel In te zien dat de beklemming (en noodzakelijkheid) van het keurslijf nu heeft plaatsgemaakt voor de ruimte in het keurslijf. De wand van een schip is eenzelfde omgrenzing, als het ijs op de sloot. Men zou kun nen zeggen dat de poëzie van Otten aan verinnerlijking heeft gewonnen. Het is nu zo dat de ruimte in een begrenzing geëxploiteerd wordt. Die ruimte is onderhevig aan invloeden van buitenaf. vanzelfsprekend. Snachts strijken er eenden met hun snavels langs de boot, op zoek naar mosselen 'die in het zwartste van de gracht het onderschip bewonen'. Dat is een mooie verbeelding van bij voorbeeld de slaap en alle grondig heden die in dromen bovenkomen. Als. in een ander gedicht, het schip (en dus het ruim) op de helling moet en het meemaakt 'dat men platen op zijn doorgeroeste plekken last', dan is dat het soort zielsherstel waaraan wij ons allemaal soms on derhevig weten. Als een nieuw ruim worden wij daarna te water gelaten. Gevaren Blijkens het titelgedicht ziet Otten echter ook gevaren aan deze verin nerlijking kleven. Daarin staat het ruim open op de lucht, tot het gaat regenen en de luiken dicht moeten: 'Verkeken elke kans op iets dat aan het ruim wat leven geven kan, iets ongedachts. de komst van een verwaaide reiger.' Het is waar dat wie zijn luiken sluit alleen is met zijn binnengedachten; het rechte contact met het leven is verhinderd. Het is voor het type poëzie dat Otten schrijft niet gewaagd hier ook een toespeling in te lezen op de poëzie- van-het-keurslijf. Wie zich opsluit in de versruimte, weert het leven, legt de zaken stil. fixeert. De poëzie zoals Otten die schrijft houdt zich niet bezig met vragen, maar geeft antwoorden. Het is een concluderende poëzie, alleen al door z'n zinnebeeldig karakter. Er worden aan de hand van scherpgezlene beel den algemene formuleringen vér- schaft over de menselijke situatie, zoals dat in symbolistische poëzie gebruikelijk is. Otten weet die statis tische eigenschappen van zijn werk wel enigszins te ontregelen, door pa thetiek. ironie, metrische wendingen, en ook wel door een uitzonderlijke beeldkeuze (bv. een mier die een 'Landschap ter hpogte van een zool' waarneemt), maar hij kan toch ook niet echt de vleugels uitslaan zoals hij dat zijn eend liet doen in het ge durfde epyllon 'De eend', dat hij in 1975 nog uitbracht. Zijn poëzie mist alle bravoure, die zo rijkelijk bij de Seismogram dichters Verhoef en Coenraads aanwezig is. Wat Otten met de taal doet is zorg vuldiger en uitgekiender dan wat Knecht en Blom doen. Zijn anecdote functioneert op het dichtkunstige ni veau zelf. Het soort anecdotlek, woordspelerij, grapjes, gevoeligheid, cliché's en zo voort van de Seismo gram-dichters vertoont hij niet. Technisch beheerst Otten zijn stiel en dat hij bovendien wel wat te zeg gen heeft mag blijken uit: BEKNOPTE FILOSOFIE VAN HET GAAN Alleen aan wat binnen je blikveld komt meet je beweging af. Zijn er geen schepen, eilanden, bakens, dan is er geen sprake van gang. Geen haven komt binnen bereik. De reling wordt einder, de ligstoel de reis. als Utrech de een gen op Arie v: Wille M. Coenraads Willem Otten. Het ruim. Amsterdam, Querido, 1976. 32 p. 9.1 Peter Berger. De twee seizoenen van liefde; Esther Blom. Mikroklimaat; M. Coenraads. Steekt koelte de schouders op; Cor Knecht. Witrijzen; Jan Verhoef. The Long and winding road. Baarn. Bosch K( hang ning N.V., 1976. Seismogram, redaktie Ad den sten. 6.25 per st. door J. van Doorne Marchien Eising is niet de eerste de beste. Zij werd als dochter van een Drentse boer te Zweeloo geboren. Dat was in 1904. In 1966 kreeg zij de Culturele Prijs van Drenthe voor haar gehele werk Al vroeg bedlegerig geworden, mocht zij de voldoening smaken dat de Commissaris der Koningin in Drenthe, aan haar bed gezeten de bejaarde schrijfster de Drentse culturele prijs overhandigde. Zoals reeds gezegd, de prijs kreeg zij voor haar gehele oeuvre Dat ge hele werk bestaat uit een aantal kinderboekjes, zeker tien in het ge heel. een streekroman Rieks" en een lange reeks stukjes in de ..Landbode'een blad dat ik belaas niet ken. Thans zijn twee nieuwe uitgaven van haar hand verschenen. De eer ste is Dit ene leven een soort van auto biografie en „Ga even zitten een bloemlezing uit haar kolom in de ..landbode". De bekende schrijfster Clare Len- mm nu het door haar bewonderde „Dit ene leven van een voorwoord voor/ten. ware het niet dat zij ge storven is Dolf Vcryoen heeft het in haar plaats gedaan Prof dr. H. J Prakk' heeft aan leven en wer ken van Marchien Eising een essay gewijd, dal aan de uitgaven is toe gevoegd Dal is allemaal nlcl gering Drie be kende namen. Nadat ik mc In de belde boekjes had verdiept, raakte ik een beetje in verlegenheid. Het kwam me voor. dat een al te grote cn uit bundige ruiker in een kleine vaas was gepropt Het geheel is beslist topzwaar Ligt hier regionale zclf- ovi r>« balling aan ten grondslag? Het kan haa.>l niet anders. Want hoe sympathiek het werk ook moge zijn. ik kan niet anders zeggen dan dat het werk mij niet zeer geboeid heeft en zeker niet mijn bewonde ring heeft gewekt wat het gebruik van de taal betreft. En dat is een nare zaak. Ik heb er een grote hekel aan om onaange name dingen te /eggen over werk waaraan zoveel liefde, zuiverheid en /oveel inspanning ten grondslag liggen. Laat mc maar met de stukjes uit de ..Landbode" beginnen Prakke noemt als hij het daarover heeft de namen van Elias en Carmiggelt Maar. schrijft hij, ze zijn bedoeld voor een agrarisch publiek Vroeger hadden we fraaie erenamen voor hen die op het platteland woonden en de grond gebruikten: boer. tuin der, kweker, bouwer, teler en hove nier. Goed. een agrarisch publiek dus Ik begrijp Prakke's „maar" niet. De stukjes zijn mijmerend, van de hak op de tak springend, morali serend. werkelijk sympathiek, en heel vervelend Zo nu en dan staan er aardige tekeningetjes bij. niet al te slecht cn niet al tc goed „Dit ene leven Is. zoals ik schreef, een soort auto-biografie Een echte auto biografie is het niet. Als Je het boeltje uitgelezen hebt. weet je nog Marchien Eising maar weinig van het feitelijke le ven van Marchien Eising. Het werkje neemt de vorm aan van een brief die de schrijfster voor een jeugdvriendje opstelt, ene Peter. De figuur blijft vaag. Maar alle an dere figuren blijven eveneens vaag, zelfs die van de schrijfster. Er komt een „zuster Anna" voor in het werk die vermoedelijk een ge droomde gestalte is. Ik weet werke lijk niet wat ik van die Anna zeg gen moet. Aan welke ziekte de schrijfster lijdt, blijft in het onge wisse. Ook haar levensloop. Terugblikken Het levensverhaal wordt geschre ven door middel van terugblikken, die ten slotte het heden inhalen. Maar dat wordt op zo verwarrende en vooral vage wijze gedaan, dat het geheel een soort van troebel mengsel wordt, Dat is in hoge mate irriterend. De toon is enigszins ver heven, een tikkeltje dweepziek. Het lijkt of de schrijfster een beetje coqUetteert met haar adeldom van ziel: de dappere zieke die toch zo veel diepte van gevoel met moeite weet op te schrijven. Ik zeg: „het lijkt", want ik geloof beslist niet dat zij een ijdel mens is. Integendeel. Ik neem het haar literaire omgeving dan ook kwalijk dat zij de schrijfster niet beter be geleid heeft. Ze had haar moeten leren welk literair effect „terughou ding" heeft. De eerste twintig bladzijden van het boekje zijn niet om dóór te ko men Maar gaandeweg wordt dat beter, ook al blijf je als lezer in het duister tasten wat de feiten betreft. Waarom heb ik gezegd dat het maar lijkt alsof de schrijfster pre tentieus is? Dat betekent immers dat ik van het tegendeel overtuigd ben? Dat is juist. Trefzeker Ik heb daarvoor twee goede rede nen. De eerste is dat de schrijfster op eenvoudige manier van haar ge loof getuigt. Ze doet dat met terug houding. tracht niet een sluitende verklaring voor haan lijden te' ge ven, doch tracht ermee te leven, daarbij troost puttend uit haar ge loof. De tweede is, dat de terugblikken naar haar prille jeugd plotseling alle pathos missen, beeldend zijn. sterke sfeerwerking hebben. Wat zou Marchien Eising kunnen schrijven over haar even als ze zich aan het patroon van die terug blikken hield. Ze zou iets prachtigs schrijven. Ik begrijp ook, waarom haar kin derboeken haar zo'n naam gegeven hebben. Ik heb ze niet gelezen, maar ik weet nu wel zeker, dat ze uitstekend zijn. Zoals ze het kind dat ze eens was. weet te tekenen! En hoe trefzeker weet ze het Drent se landschap en het leven op het land te verbeelden! Om die brokken literaire zuiverheid ben ik blij. dat ik „Dit ene leven" gelezen heb. Marchien Eising: „Dit ene leven". Bij Wyts' Benedictus te Hilversum. Paperback. Aantal pagina's 128. Prijs ƒ17,95. „Ga even zitten". Kleine stukjes over grote dingen. 1951-1975. Bij Wytze Benedictus tc Hilversum. Pa perback. Aantal pagina's 205. Prijs H.C. ten Berge. Een schrijver grenskozak. F. C. Terborgh i zichzelf én zijn werk. Amsterdam, Bezige Bij, 1977. 56 biz. (met foil Temm 17,50 Öj h bloedt H. C. ten Berge is een bewonda die hc van het oeuvre van F. C. Terba doelmi de in Portugal teruggetrokken het ei nende oud-diplomaat, aan wie h! titijd eerder een opmerkelijk Ras Pen d( nummer (V/4) wijdde. Ter gelei inzet heid van Terborghs 75ste ver] tikken dag stelde hij een boekje sar waaraan de auteur zelf een k Scheid beschouwing over taal bijdroe) waarin een uitvoerig interview hem staat afgedrukt. Het be voorts foto's en bibliografil gegevens Consistent en klassiek is Terbon re iilrfl werk. In het vraaggesprek type Vj hij zichzelf als grenskozak, een ra die nergens echt helemaal bijho Hij licht dat alleen-staan op alle manieren uit zijn leven en werki Voorop staat bij hem de inkeer, zich ten slotte bewust zijn ons bestaan, waarin we kunnen raken tot volledige acceptatie alles, het positieve en het negatif DOEI om vervolgens te trachten dal evenwicht te houden. Barok levensgevoel, noemt borgh het. De taal speelt hierbij belangrijke rol, want de taal ons tot begrip van onze situi Interessant zijn Terborghs medi lingen met betrekking tot „bondgenoten" van 's mensen zaamheid: het licht („symbool alles wat verder reikt of verder reiken"), de muziek („troost"), ongerepte landschap („nietigW en de verhouding man-vrouw. Berge heeft een mooie homo samengesteld. T.f door optred Spina-1 Clarke Eltekovi Spana: I D. I. Vi SUa. C Hulshor: De geli voorn nog a: punte top b redeli de Dc daten mee Graaf het d< den. Graa •2 Nanr kt a-2. i •ws S5 n* Graa fcn. L. dink, Vs Hazelhe >*da J Ihlen Van der

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 10