Vlucht naar 1877
Is een volkstelling
in 1980 nog zinvol?
Chroom en democratie
(DAG 18 MAART 1977
Trouw/Kwartet 11
abak heb ik van de VAD. waarvan
nog steeds niet veel meer heb
Kiapt dan dat het Vermogens
was Deling betekent. Moe ben ik
al van de V/IR. hetgeen voor Wet
festerings Rekening schijnt te
ian. Doodziek word ik van de
astaande, algemene ondergang. De
igelijkse opinieonderzoeken
finnen me de keel uit te hangen.
verkiezingsstrijd is veel te vroeg
jonnen. Tegen de tijd, dat het 25
(i is. kan ..geen mens geen
jiticus" meer zier. En „geen
liticus geen mens". De democratie
kt in de overvloed. En in de dikke
porden. Welke Haagse onverlaat is
eerst over modale werknemer
;onnen? Wie is de idioot, die de
tdrukking „initiële
.risverhoging" heeft uitgevonden?
ij normaal aandoende mensen
reken over de Contourennota (of is
t met een „K" tegenwoordig?) en
er het speerpuntenbeleid (waarmee
blijkbaar niets bloederigs
•doelen) of over de noodzaak van
■pte-investeringen en een
(ra-structurele aanpak voorde
ijuncturele weet-ik-veel.
lisvrouwen oefenen zich in het
bruik van die termen voor het
•val ze tijdens het winkelen door
lier en Nu" worden ondervraagd.
wil wel eens wat anders. Een dagje
inservatisme. Een etmaal eenvoud
4ker terug naar het verleden. Naar
iderd jaar terug. Wat hebben we
die tijd? Jazeker: de staatsbladen
m 1877. door uitgever Noorduyn te
irinchem in keurig leer gebonden
Vorig jaar voor een krats op de
iling gekocht ter vulling van een
ge plank
-i
177. Het Duitse Keizerrijk was net
an de grond. Onlusten in Ierland,
eel landen waren druk bezig met het
tbreiden van hun koloniale rijk.
uba streed tegen Spanje. Leopold II
ad zojuist de Congo liefdevol tot
ch genomen. Koning Willem III
eelde in zijn Troonrede mede: „De
iatste overblijfselen van slavernij
nder de inlanders op Sumatra's
ëstkust zijn onder volkomen
(Stemming der hoofden en der
evolking uitgewischt".
door Henry C. Faas
Dat was niet de rust. die we zochten.
Gelukkig echter Is daar ook tussen de
bundel Staatsbladen „eenmissive
van den Minister
van Binnenlandsche
Zaken (Heemskerk) omtrent het
uitroeijen van rupsennesten". Het is
de oplettende bewindsman
opgevallen, dat zich in het geboomte
opvallend veel rupsennesten
bevinden. Hij wil daar iets tegen doen
want de PPR bestaat nog niet.
„Het is." schrijft de minister
„ongetwijfeld wenschelijk. dat door
vernietiging dier nesten de schade
gekeerd worde, die de rupsen aan
hout- en andere gewassen kunnen
toebrengen." Helaas echter is in 1873
de wet van 26 Vef.tóse, jaar IV
ingetrokken. Pardon? Wat is dat nou
weer voor een taal? Ook toen al
jargon?
Ventóse blijkt „windmaand" te zijn.
de zesde maand in de kalender,
ingevoerd na de Franse revolutie. „26
Ventóse jaar IV" is hetzelfde als 16
maart 1796. Hetzij
anti-revolutionairen gezegd. Vlot zijn
we vroeger ook niet geweest met het
intrekken van vreemde wetten. En
dan nog spijt krijgen ook. later. Want
nu kan minister Heemskerk de
gemeentebesturen slechts „in
overweging geven de noodige
verordeningen uit te vaardigen,
opdat ook de ingezetenen, voorzover
ieders grond betreft, tot uithaling der
rupsennesten worden verpligt".
Maar goed. het getruttel over de
rupsen kan je even doen dromen van
lange, warme zomers met veel
beesten op eindeloze landerijen.
Vlindertjes, bijtjes, gezoem.
Grassprietje in Je mond, je rug in het
hooi. klompen aan Je voeten. Er
kriebelt iets aan Je oor. Een homp
brood onder je kiel. Dat werk. En niet
naar school.
Statistische peilingen hadden ze in
1877 ook al. Onder anderen over het
schoolverzuim. In het Staatsblad
staat een „Leiddraad bij het invullen
der reden van het schoolverzuim". De
kinderen kunnen bij voorbeeld thuis
blijven als zij hebben: a) Aziatische
cholera b) typhus en febrls typholdea
c) pokken (variolae en varlololdes) d)
roodvonk e) diphtheritus f) mazelen.
Doch daarmede zijn de
mogelijkheden niet uitgeput. Andere
smoezen zijn: godsdienstonderwijs,
viering van kerkelijke feestdagen,
slecht weer, toestand der wegen,
verre afstand, arbeid op het veld of
ter zee („niet alleen het gewone
landbouwbedrijf of hulp op
vissersvaartuigen; maar ook hout
sprokkelen, vruchten zoeken,
veehoeden") Vruchten zóéken, niet
bij de supermarkt halen.
Vervolgens is er een categorie
„Overige arbeid", te weten:
„Boodschappen lopen; het brengen
of halen van spijs en drank, het
oppassen van Jongere broeders of
zusters, als de volwassenen
buitenshuis werken." En dan ten
slotte „overige redenen". Deze:
„verjaardagen van bloedverwanten;
voltrekking van het huwelijk van een
lid des gezins; feesten of kermissen in
naburige gemeenten".
Deze regeling gold ook de
„tekenschool, gymnastlekschool,
naai- en brelschool. zangschooL"
Slecht bezochte instellingen
waarschijnlijk, want vooral dat
veehoeden lijkt wel wat. Hoewel: de
Koning heeft in zijn
eerste Troonrede
na het overlijden van koningin
Sophia gewaarschuwd, dat de
veestapel nog „zorg vereischt".
Dat mocht hij best zeggen. Er heerst
runderpest met name in het
hertogdom Limburg. Waar de ziekte
vandaan komt weten ze niet, behalve
dan dat de besmetting kan worden
overgebracht via bloed, mond- en
neusslijm, traanvocht, mest, urine,
veekooplleden, honden, katten en
stro. Ten behoeve van de boeren
bevatten de staatsbladen
aanwijzingen, die duidelijker—ÖJ
het onsmakelijker—zijn dan wat
men heden ten dage in de officiële
stukken aantreft.
De dieren verliezen hun eetlust. ZIJ
hebben „een vertraagden afgang en
eene zeer in het oog vallende
neerslagtlgheid, waarbij de dieren
droomerig en stil zijn." Later gaan zij
kwijlen en schor hoesten. Op de
vierde dag hebben ze last van
diarrhae en persloop. Nog wat later:
„De mest is dun en wordt
onwillekeurig uit den ongestulpten
en rood gekleurden endeldarm
ontlast, verspreidt eenen walgelijken
reuk en is vaak met op bloed of etter
lijkende zelfstandigheden
vermengd". Kom daar nu eens om.
Er valt niets tegen te doen, maar het
is prettig voor de boer te weten wat
hem te wachten staat. Het einde van
de koe nadert „De blik is treurig en
mat. Daarbij komen nu nog eene
hooge mate van afgestompheid (alsof
ze anders zo pienter zijn red.),
snelle vermagering, rillingen der
spieren, tandenknarsen enz."
De koe is niet helemaal voor niets
gestorven. Het haar is te gebruiken.
BIJ voorbeeld door de
postambtenaar, die een postgebouw
bewoont en die in een circulaire van
de Minister van Financiën van 27 Juli
1877 leren kan hoe hij de gebouwen
net en zindelijk moet onderhouden.
Hij wordt onder meer verplicht tot
„het jaarlijks nazien en aanstrijken
van alle onbeschoten daken met
stijven kalkmortel vermengd met
koehaar."
Tot in de kleinste details wordt de
postambtenaren verteld wat zij
moeten doen. Terecht, want er zat
een losbollig volkje bij de PTT
indertijd. Dat blijkt ook verderop uit
een andere circulaire van de
voorganger van Duisenberg, die toen
tevens zo'n beetje Westerterp
speelde: „Art. 8. Het ls gebleken dat
vele postboden misbruik maken van
de vergunning tot het overbrengen
van voorwerpen buiten de
postpakketten, door zich te belasten
met goederen en voorwerpen van
dien omvang en dat gewlgt, of in zoo
groote hoeveelheden, dat de
postdienst er onder lijdt; ook omdat
zij zich, in strijd met art. 12 hunner
instructie, onderweg ophouden, tot
het bestellen of het in ontvangst
nemen der bovenbedoelde
voorwerpen, het verrlgten van
mondelinge boodschappen, het
invorderen van rekeningen enz."
Best gezellig eigenlijk. Overal een
kopje koffie drinken. Overal een
roddeltje. „Een pijpje opsteken,
postman?" „Nou vooruit dan, maar
ik moet spoedig weer verder. Boer
Bartstra heeft zijn rekening weer niet
betaald. Menselijke verhoudingen.
De minister heeft er geen gevoel voor.
„Aan dien toestand moet een einde
komen", schrijft hij.
Zijn collega van Oorlog, de heer De
Roo van Alderwerelt, is nog
vervelender. Deze man heeft alle
begrip voor de noden van de
officieren. Hij verhoogt vanwege
de Inflatie hun toelage voor de
aanschaf van dienstpaarden
(meervoud dus) van tweehonderd
naar driehonderd gulden per paard,
maar voor het lagere dienstvolk kan
er nauwelijks een lachje af.
Dat wil zeggen, mijnheer De Roo
vond zichzelf geweldig. Hij is royaaL
Hij verruimt de mogelijkheid voor
militairen om te mogen trouwen in
de hoop overigens, dat zij dan langer
in dienst blijven. „Bij de beslissing op
verzoeken om huwelijkstoestemming
zullen in de eerste plaats de belangen
van de dienst moeten gelden". Dat
wel.
En het moet de spulgaten niet
uitlopen. Per onderdeel wordt precies
aangegeven hoeveel er trouwen
mogen. Zoveel fouriers (niet echter
die van het torpedowezen), zoveel
schrijvers, zoveel muzij kanten,
hoefsmeden, trompetters en
fortiflcatle-opzigters. Voor vier Jaar
bijtekenen moeten ze en ook dit:
„In het algemeen zal de vergunning
tot huwen slechts mogen worden
verleend, wanneer de overtuiging
bestaat, dat de betrokken militair de
gevraagde gunst door
pligtsbetrachtlng en IJver verdient en
de aanstaande echtgenoote van een
onbesproken gedrag is. De verkoop
van sterken drank door de vrouwen
of door de met hen Inwonende
betrekkingen aan militairen wordt
verboden. Alleen de marketentsters
zullen sterken drank mogen
verkoopen, wanneer zij den troep op
marsch vergezellen."'
Is de vergunning tot huwen eenmaal
verleend dan heeft de militair recht
op een „tweemans nachtleger",
waarmee echter niet het gewone leger
wordt bedoeld. Hoefsmeden en
trompetters delen niet in dit soort
voorrechten tenzij hun vrouw bereid
is de wasch te doen voor de hele
batterij.
Een belangrijke vooruitgang dus. De
WDM is kennelijk aan de gang
geweest. Dit blijkt ook uit een
Koninklijk Besluit, dat Willem m (hij
was Fransgezind) helemaal naar
Bagnères de Luchon (aan de Franse
kant van de Pyreneën) liet komen om
het tijdens zijn vakantie te tekenen:
Wij Willem III. bij de gratie Gods,
Koning der Nederlanden. Prins van
Oranje-Nassau, Groot-Hertog van
Luxemburg enz. enz. hebben
goedgevonden dat aan de pupillen
van de Pupillenschool „Ingeval van
verpleging in een
zieken-etabllssement, als
hospitaalsoldij zal worden toegekend
twee centtf 0.02) per dag. Onze
Minister van Oorlog is belast met de
uitvoering van dit besluit, waarvan
afschrift zal worden gezonden aan de
Algemeene Rekenkamer."
Voor twee cent, zo blijkt uit een ander
Koninklijk Besluit, kon ook een
onbereden lospaard of een ezel (zowel
los als bereden) de tol van Nijkerk bij
de Schuursteeg passeren. Voor een
rijtuig met paard was dat 0,077»,
voor een hondewagen met vier
wielen 0,04, voor een hessenkar
(zo genoemd omdat er vroeger glas
en aardewerk uit Hessen mee werd
gehaald) 0,077i, evenals voor een
mallejan. Twintig of meer koeljen,
schapen, ezels of varkens ineens
kostte slechts een dubbeltje.
Vrijgesteld van tol zijn de Inwoners
van Nijkerk en Bameveld als zij zand
of „mestspecien" vervoeren.
Vrijgesteld zijn ook de paarden en
rijtuigen van de Koning. Dat scheelt
hem weer zeveneneenhalve cent
De staatsbladen spreken niet van
kindersterfte of honger. Dat zal dus
wel geklets geweest zijn. Over de kou
of Ziekten, behalve dan van de
beesten, geen letter. Een ideale tijd.
Ook treft men niets aan over het
onderdrukken van mindere mensen,
het pesten van de ouderen, het
geselen van de kinderen. Over de
angsten, de vernederingen, de
gemene streken staat er niets.
Een leuk Jaar dus. 1877. Misschien
vinden ze over een eeuw dat Jaar van
ons ook wel leuk.
•fluu> Constance Steenkamp, di'
icnote van CDA-voorzitter Piet
ikamp over haar man: ..Mijn man
alles zo goed van twee kanten
i Hij leeft zich dan helemaal in,
li een visie en ziet door de ogen van
:gcnen. t n uiie hij zich verplaatst.
:alst gaf hij een college over marxisme en
en zei één van die studenten
J hij wist mets van de politieke
:hting van mijn man „gunst, ik
St niet dat u marxiit was"
•vrouw Else Barth, lector in de logica aan
universiteit van Utrecht
•at men vergissingen kan begaan, is
or mij een uitgangspunt: ik verbaas
j erover dat mensen met altijd fouten
i ken En wanneer geen fout s
maakt, is dat vrijwel altijd het
idresultaal van een moeizaam
(us Nooitmeer. de voorzitter van de
eringscoahtie SKP in hel Surinaamse
lement. in een verklaring
r de steekgelden. die een Surinaamse
lister zou hebben aangenomen
ptieve handelingen dienen
Ordeeld te worden. Echter
I in aanmerking genomen worden
het aannemen van smeergelden
wereldprobleem is dat niet overdreven
i eft te worden Bedenk
r dat ook prins Bernhard betrokken is
•est in een smeergelden-kwestie".
door Jan Holvast
Het is tot dusver gebruikelijk dat eens in de tien jaar een volkstelling wordt gehouden. De
volgende in 1980 zal de vijftiende zijn in een reeks die in 1829 is begonnen, tenminste als deze
wordt gehouden. Het rumoer rond de telling van 1971 heeft velen namelijk aan het denken
gezet.
Volkstellingen hebben tot doel in
zicht te verkrijgen in de samenstel
ling van de bevolking en in de knel
punten die zich op verschillende ge
bieden (onderwijs, woningbehoefte,
werkloosheid) voordoen. Een vergelij
king tussen de verschillende tellingen
maakt het mogelijk analyses té ma
ken van de verschuivingen die zich
hebben voorgedaan.
En in dit opzicht is zij altijd waarde
vol geweest, totdat andere technie
ken (steekproefonderzoek. trend
studies in de tijd) in staat bleken
dezelfde resultaten te kunnen produ
ceren. of zelfs nog betere. Betere, in
de zin van meer aangepast aan de
actuele situatie, waarbij bovendien
meer gerichte vragen kunnen worden
gesteld.
tide huizen van het Amerikaanse
igres hebben deze week met gro-
meerderheid besloten geen
Domerts meer in te voeren uit
>desië. Uit een oogpunt van han-
.politiek is het niet zo'n be-
ngrijke beslissing. De Verenigde
iten dekten toch al niet meer dan
f procent van hun behoefte aan
onmisbaar voor de pro-
:tie van roestvrij staal door
(port uit Rhodesië. Hun werkelijk
>te leverancier is de Sowjet-Unie.
ien, het Amerikaanse Congres
eft vooral een politiek gebaar ge
lakt. Het heeft de bres die de zich
nafhankelijk" noemende conser-
iieve senator Harry Byrd jr (uit
rginië) zes jaar geleden in een
I-embargo had geschoten, gedicht
op die manier duidelijk gemaakt
t het geen steun zal verlenen aan
blanke minderheidsbewind in
bodesië.
v verleiding is groot om hier te
ggen: dat het Amerikaanse
gres „dus" geporteerd is voor
zwart meerderheidsbewind.
aar de waarschuwing komt van de
K nu-rikaanse oud-diplomaat George
Kennan, die onlangs opmerkte:
a Ik weet persoonlijk niet wat de
ensen bedoelen als ze over zo'n
door H. J. Neuman
>01
m
m
V
meerderheidsbewind spreken. Voor
zover ik zie bedoelen zij een bewind
dat wordt uitgeoefend dooreen auto
ritair regime of een dictator die toe
vallig een Afrikaan is en geen blan
ke, en dat is wel iets anders."
Het VN-embargo waar de zaak om
draait dateert van 1966, toen de vol
kerenorganisatie het blanke minder-
hcidsbowind van Ian Smith wilde
afstraffen, omdat het eenzijdig de
onafhankelijkheid van Groot-
Brittannië had uitgeroepen. Aan
vankelijk hielden ook de Verenigde
Staten zich aan dit embargo. Maar
na een poosje concludeerden sena
tor Byrd en enkelen van zijn conser
vatieve vrienden dat het al te dwaas
was, als Amerika voor de levering
van chroom van grote betekenis
bij de produktie van wapens en daar
om een strategische grondstof he
lemaal was aangewezen op de Sow
jet-Unie. Zij zagen kans de betref
fende wetgeving (de „Military Pro
curement Act") zodanig te amende
ren dat de Verenigde Staten voort
aan de anti-Rhodesische sancties
aan hun laars lapten voor zover het
ging om chroom en enkele andere
mineralen. In 1972 beliep de Ameri
kaanse import van deze grondstoffen
uit Rhodesië een bedrag van dertien
miljoen dollar.
Het zgn. amendcment-Byrd deed in
de volgende jaren voornamelijk
dienst als lakmoesproef voor het
Amerikaanse Afrika-beleid. Wie er
mee instemde stond tevens een be
houdende politiek voor, in hoofd
zaak gebaseerd op de status quo en
vervuld van sympathie voor de blan
ke minderheidsregimes. De te
genstanders van het amendement
daarentegen kozen impliciet voor
het recht van zelfbeschikking van de
Afrikanen en voor hun vrijheidsbe
wegingen.
In november 1972 spanden zij een
rechtsgeding aan om te bewijzen dat
het amendement-Byrd in flagrante
strijd was met de verdragsverplich
tingen die Amerika als lid van de
Verenigde Naties had aanvaard. Het
US Court of Appeals was het materi
eel roerend met hen eens, maar for
meel moest het toegeven dat het
Congres volgens de grondwet de be
voegdheid bezit verdragsverplichtin
gen te annuleren („to set at
nought"). In april van het volgende
jaar weigerde ook het Opperste Ge
rechtshof het congres zijn goede
recht te betwisten.
Later in 1973 schaarde de regering-
Nixon zich aan de zijde van de be
strijders van het amendement-
Byrd. De grote gangmaker van dit
verzet was senator Hubert
Humphrey, de voormalige vice-
president uit Minnesota. Als voorzit
ter van de subcommissie voor Afri
kaanse aangelegenheden van de se
naatscommissie voor de buiten
landse betrekkingen probeerde
Humphrey het amendement-Byrd
uit de wet te verwijderen. President
Nixon stuurde de Amerikaanse ver
tegenwoordiger bij de Verenigde Na
ties, ambassadeur John A. Scali,
naar de subcommissie van
Humphrey om daar een gloedvol be
toog weg te geven vóór intrekking
van het gewraakte amendement. Hij
werd terzijde gestaan door assistent
minister David Mewsom. Samen
zetten zij de hinder uiteen die het
Amerikaanse beleid in Afrika onder
vond van de handhaving van Byrds
uitzondering en ook schonken zij
aandacht aan de concurrentie die
Amerikaanse bedrijven ondervon
den van Rhodesische firma's. Ze
noemden er drie die zelfs al hadden
moeten sluiten: Foote Mineral en
Ohio Ferro Alloys in Ohio en Airco
Alloys in South Carolina.
Ook het argument van de strate
gische betekenis van chroom wezen
zij van de hand: de Verenigde Staten
zaten zo ruim in hun reserve-
voorraden dat zij juist viervijfde van
hun strategische bufferhoeveelheid
van de hand hadden gedaan. Sena
tor Byrd en de zijnen brachten daar
tegenin dat de kwaliteit van het Rho
desische chroom bijzonder hoog is
en dat Amerika zich alleen al om die
reden niet van de verdere aanvoer
mocht beroven.
Met hand en tand verzetten de con
servatieven in de Amerikaanse se
naat zich tegen herroeping van het
amendement-Byrd. Zelfs namen zij
hun toevlucht tot het middel van de
..filibuster", dat wil zeggen dat zij
langdurig aan het woord bleven om
een hun onwelgevallige stemming
uit te stellen. Dat nam niet weg dat
de senaat op 18 december 1973 met 54
tegen 37 stemmen besloot de Ameri
kaanse boycot van Rhodesisch
chroom te herstellen. Behalve de
Sowjet-Unie exporteerden immers
ook landen als Turkije, Pakistan, de
Philippijen en Iran chroom.
Maar een conservatieve tegenslag in
de senaat was nog niet hetzelfde als
een progressieve overwinning in het
huis van afgevaardigden. Want zelfs
een hernieuwd pleidooi van de rege
ring Ford kon niet verhinderen dat
laatstgenoemd college in augustus
1974 de intrekking van het amende
ment verwierp.
Misschien was de zaak daarbij geble
ven, als het Amerikaanse Afrika-
beleid daarna niet in de geweldige
Angola-crisis was terechtgekomen.
Toen de uiterst linkse MPLA in An
gola aan de winnende hand begon te
komen mede dank zij de massale
hulp van Cuba en de Sowjet Unie
was de eerste reactie van Ford en
Kissinger: militair ingrijpen. Maar
toen het Amerikaanse congres, voor
namelijk uit angst voor een tweede
Vietnam, iedere vorm van interven
tie afwees, moest er een compleet
nieuw beleid worden ontwikkeld.
De tijd dat de Verenigde Staten het
Afrikaanse continent konden laten
sudderen in een soort „benigh
neglect" was voorbij. Ze moesten
kleur bekennen en minister Kissin
ger ging op pad. In gesprekken met
Afrikaanse leiders en in redevoerin
gen voor Afrikaanse groepen kondig
de hij aan dat zijn land zou proberen
bij te dragen tot een vreedzame
emancipatie van Afrika en dat de
Amerikaanse regering haar pogin
gen zou hernieuwen het amende
ment-Byrd herroepen te krijgen.
Allerlei omstandigheden hebben er
toe geleid dat de republikeinse voor
gangers van de regering-Carter deze
uitdrukkelijke toezegging niet meer
hebben kunnen realiseren. De argu
menten van Byrd en de sentimenten
van waaruit bij politiek bedrijft ble
ken een taai leven te leiden. Maar
onder Carter is het Amerikaanse
blazoen nu eindelijk gezuiverd.
In plaats van de volkstelling met zijn
beperkte vraagstelling af te schaffen,
werd het systeem van volkstellingen
steeds meer geperfectioneerd, het
geen er toe leidde dat in 1971 met
formulieren in de vorm van ponskaar
ten werd gewerkt. Deze formulieren
moesten bovendien op naam, dus
niet anoniem, worden verzameld. De
altijd al bij de wet geregelde dwang
om mee te doen moest de perfectie
vervolmaken, daar vrijwilligheid tot
weigeringen zou kunnen leiden.
Kortom, alle voorwaarden voor een
uitstekende volkstelling met snel te
produceren resultaten waren in 1971
aanwezig. Met één onderdeel was ech
ter geen rekening gehouden; met de
mens die de slaafsheid van zich af
schudde en overging tot een massale
vorm van burgerlijke ongehoorzaam
heid, hoewel beter van burgerlijke
volwassenheid kan worden gespro
ken. Het massale verzet moet name
lijk worden gezien als een spontane
reactie op de vele vormen van onge
motiveerde registratie van dat mo
ment en de vele vormen die zij in de
toekomst zou kunnen aannemen. Het
in 1970 uitgebrachte rapport van de
commissie-Westerhout, die voorstel
de een persoonsnummer aan iedere
Nederlander toe te kennen, heeft dit
verzet in niet onaanzienlijke mate
aangewakkerd.
Mislukt
Het gevolg van dit alles mag als be
kend worden verondersteld. Zeer ve
len hebben geweigerd, terwijl een on
bekend aantal anderen op andere wij
ze van hun ongenoegen blijk gaven.
De te gebruiken ponskaarten open
den hiertoe vele mogelijkheden. De
volkstelling van 1971 werd een totale
mislukking; de resultaten zijn in 1977
amper bekend en reeds zo verouderd
dat zij onbruikbaar zijn.
Het ontbreken van deze cijfers is min
der rampzalig gebleken dan het CBS
ons van te voren wilde doen geloven.
En dit ligt voor de hand. Het organi
seren van een volkstelling ls slechts
een van de vele taken die het CBS
heeft. De andere, het verzamelen van
alle mogelijke statistische gegevens
(ook door het doen van eigen onder
zoek) vinden in de Jaren tussen twee
volkstellingen normaal doorgang.
Deze gegevens blijken het gat dat
gevallen is door het mislukken van de
volkstelling in ruime mate op te vul
len. Door het uitblijven van de resul
taten is de nutteloosheid van de
volkstelling andermaal zeer duidelijk
aangetoond. De ontwikkelde nieuwe
technieken op het gebied van onder
zoek en statistische analyses hebben
haar overvleugeld.
Vóór 1980 zal beslist moeten worden
of er een nieuwe volkstelling wordt
gehouden en het ls de vraag of de
politieke partijen in het parlement
?en les uit het verleden hebben ge
leerd. Bij de behandeling van de
Volkstellingwet in 1970 bleek het par
lement uit te gaan van dezelfde ver
wachtingen als het CBS: geen te ver
wachten moeilijkheden en daarom er
zo weinig mogelijk woorden aan vuil
maken. Als controlelichaam op de
regering en als plaats waar de on
rustgevoelens het best kunnen wor
den verwoord, heeft de Tweede Ka
mer het in 1970 schromelijk laten
afweten; een in de haast in Januari
1971 gehouden interpellatie ten spijt.
Verkiezingen
Wanneer op 25 mei de landelijke ver
kiezingen voor de Tweede Kamer
worden gehouden, zullen slechts wei
nigen zich bewust zijn van het feit.
dat dit nieuwe parlement een uit
spraak zal moeten doen over de ko
mende volkstelling, maar met alleen
daarover.
Was de aanleiding tot het verzet
tegen de volkstelling van 1971 een
angst voor al te ver gaande registra
ties. in de nieuwe zittingsperiode
moet hierover twee keer eerder een
uitspraak worden gedaan. De eerste
keer zal dat zijn wanneer de wet op de
Centrale Personenadministratie
(CPA) wordt behandeld. Deze wet. die
gezien kan worden als een gewijzigde
versie van het rapport-Westerhout,
zal een eerste uitspraak van het par
lement verlangen over de vraag hoe
ver we met overheidsadministraties
wensen te gaan.
De tweede keer zal zijn wanneer de
wet op persoonsregistraties (de alge
mene privacy-wet) wordt behandeld.
Deze wet. voorbereid door de
staatscommlssie-Koopmans. is het
directe resultaat van de roeringen
rond de volkstelling 1971 Immers,
niet de angst voor registraties op zich
heeft toen de doorslag gegeven maar
de angst dat dergelijke registraties
op oncontroleerbare wijze de per
soonlijke levenssfeer zouden aantas
ten. Met deze wet wordt aan het par
lement gevraagd op welke wijze de
bescherming van de persoonlijke le
venssfeer het best kan worden ge
waarborgd En ten slotte komt de
behandeling van een nieuwe volkstel-
lingswet.
Onrust
In alle drie gevallen moet het parle
ment een uitspraak doen op een ge
bied dat bij de bevolking meermalen
de nodige onrust teweeg heeft ge
bracht. Het is daarom teleurstellend
te moeten opmerken dat de politieke
partijen nauwelijks belangstelling
voor dit onderwerp tonen
De registraties nemen ongekende
vormen aan, maar dat is kennelijk
nog niet belangrijk genoeg om als
politiek discussiepunt te fungeren.
Drs J. Holvast is lid van het landelijk
comité Waakzaamheid Personenadmi
nistratie.