en taal 9atiënt moet Sesamstraatkind Apotheker kunnen aanspreken Doen alsof: nuttig spel SESAMSTRAAT SESAMSTRAAT j Wetenschap en techniek >erMaams op televisie valt slecht bij Belgen De geheimtaal ontraadselen rtetnjdag '8 februari 1977 BINNENLAND Trouw/Kwartet 11 meeste opvoedkundige idealen zijn in de uitzendingen wel te herkennen ge weest, maar of dat bij de kinderen is overgekomen valt niet te zeggen. Wel staat in het onderzoeksrapport dat de makers van het programma goed moe ten aanvoelen „in welke richting de opvoedingscultuur in beide landen zich ontwikkelt." Per slot van reke ning zijn de BRT en de NOS neutrale omroepen dus het programma mag „niet gericht zijn op het realiseren van bepaalde extreme opvoedingsideeën." Het onderzoek heeft ook nogal wat detailkritiek opgeleverd. Zo bleken bepaalde Vlaamse woorden en uit drukkingen in Nederland onbekend en omgekeerd konden Belgische kin deren het (noord) Nederlands niet al tijd volgen. Een Belgisch kind weet niet wat pindakaas is, en een Neder lands kind weet niet dat een trottinet een autoped is. Veel Belgen bleken moeite te hebben met het slordig taal gebruik dat onder meer tot uiting kwam in de soms gehoorde dialect klank. Terwijl Nederlanders een scheut Vlaams in het programma wel konden waarderen, hechten de Belgen in dit soort programma's veel waarde aan correct Nederlands. De Leuvense onderzoeker dr. Cam- maer voegt daar in een gesprek aan toe, dat dit ook geldt voor Noord nederlandse dialecten. Ook in t.v.- programma's voor volwassenen erge ren veel Belgen zich aan ons al te jolig spraakgebruik, wanneer we boeven Amsterdams en boeren Dfents laten praten. Een punt van belang is verder het verschil tussen de taal die de kleuter thuis spreekt en de taal die de televi sie in huis brengt. In Nederland be staat de laatste jaren veel belangstel ling voor streektalen. Daarom krijgen jonge kinderen in Friesland bijvoor beeld tweetalig onderwijs. Ook het gebruik van dialect (bijvoorbeeld in Limburg) wordt op opvoedkundige gronden verdedigd. Tegen die ach tergrond maken we er hier niet zo'n punt van dat het in kinderprogram ma's niet allemaal Algemeen Be schaafd Nederlands is wat de klok slaat. In België is de situatie ingewikkelder. Veel kinderen spreken het dialect van de eigen streek, bijvoorbeeld Turn- houts. Maar als ze op school komen (en de Belgische kleuterschool begint al met drie jaar, soms nog eerder) wordt zo spoedig mogelijk overge schakeld op het officiële Nederlands. Pas de laatste tijd wordt de verhou ding tussen dialect en algemene taal wel eens ter discussie gesteld. Maar toch heel voorzichtig. De langdurige strijd die men heeft moeten voeren om het Nederlands erkend te krijgen als volwaardige taal naast het Frans heeft de mensen ertoe gebracht die Nederlandse taal te cultiveren ten koste van hun dialect. De minister van nationale opvoeding De Croo (iemand die het liefst alle tweejarigen naar de kleuterschool zou sturen om hen te beschermen tegen het 'vaak onver standige matriarchaat') stimuleert het gebruik van Algemeen Beschaafd Ne derlands waar hij kan. Belgische leer lingen en zelfs studenten op de univer siteit worden zoveel mogelijk getraind in correct Nederlands. Dat gaat zelfs zover dat de inspectie typisch Vlaams spraakgebruik (zoals 'ge' en 'gij') op scholen wil uitbannen. Mevrouw A. Schaerlaekens, gepromo veerd op de taalontwikkeling van jon ge kinderen, waarschuwt tegen deze praktijk. Je moet dialectgebruik bij jonge kinderen niet met harde hand tegen gaan, zegt ze, maar hun alle gelegenheid geven zich in hun moe dertaal te uiten. Geleidelijk kunnen ze dan getraind worden in Algemeen Be schaafd Nederlands, maar niet op de manier die zoveel Vlamingen bang ge maakt heeft een woord te gebruiken dat misschien niet helemaal taalzui- ver is. We zijn ogenschijnlijk wat afgedwaald van Sesamstraat, maar toch hebben deze taalproblemen hiermee alles te maken. Als men een educatief pro gramma maakt voor kleuters (en de Belgische minister De Croo is een groot voorstander daarvan), dan moet men rekening houden met gevoelighe den over en weer. Ons interesseert het misschien niet als iemand over de fietspomp zegt dat hij 'hem' niet kan vinden. Maar een Vlaming doet dat pijn aan zijn oren, omdat hij weet dat een fietspomp vrouwelijk is. Bij een volgende serie van Sesam straat zullen deze dingen ongetwijfeld meer aandacht krijgen. Ook de onder zoekers die het programma begelei den zijn erop gespitst. In het kader van het Belgisch-Nederlands Cultu reel Akkoord is nu financiële steun gevraagd voor een onderzoek naar de woordenschat van Vlaamse en Neder landse kinderen. Over welke woorden beschikt een kind van drie, vier, vijf? Wat is het minimum voor een kind dat naar de lagere school gaat? En welke verschillen doen zich daarbij voor tus sen Belgische en Nederlandse kinde ren? Als dat onderzoek doorgaat zou dat wel eens het meest waardevolle bijprodukt van dit Belgisch- Nederlandse t.v.-programma kunnen zijn. 'oen Sesamstraat begin vorig jaar in Jelgië en Nederland op de televisie wam was van die oorspronkelijke ipzet weinig over. Wel hadden de ma- .ers van het programma opvoedkun- iige idealen. Zo zou het programma ip een speelse wijze de taalontwikke- ing kunnen stimuleren. De nieuwsgie- igheid moest geprikkeld worden (hoe verkt een katrol, hoe komt een scha- luw op het behang?) Ook de emotio- lele kant kreeg aandacht door kinde en gelegenheid te geven zich in te even in de vrolijkheid of het verdriet lan de figuren op het scherm. En zelfs oopte men dat dit programma de laties tussen oude en jonge mensen >u bevorderen, de zorg voor dieren en ilanten stimuleren en de omgang met' ehandicapte kinderen verbeteren. De vogel Pino, gespeeld door Dirk Gryspeirt, sprak zijn Algemeen Beschaafd Nederlands niet vlekkeloos. Op verzoek van de Bel gische omroep BRT is Gryspeirt nu vervangen. Overigens niet vanwege zijn taal, maar omdat hij te „zeurderig" zou zijn. Vla; iel* 3 ftaar naar buiten toe werd de nadruk elegd op de vrolijke kant. .Sesam- •aat zou gewoon een leuk program- zijn. Als een kind er iets van ;tak was dat meegenomen. Kenne lijk had men lering getrokken uit de kritiek die er op goedbedoelde, maar uiteindelijk toch mislukte inhaalcur- sussen bestond. Helemaal kon de in druk van een „educatief" programma niet vermeden worden, al was het al leen maar doordat de helft van de tijd gevuld werd met Amerikaans materi aal. Dat blijft trouwens zo in de nieu we serie. Nederlandse en Belgische onderzoe kers onder leiding van prof. dr. G. A. Kohnstamm in Leiden en dr. H. Cam- maer in Leuven hebben na afloop van de eerste serie van twintig uitzendin gen (die op dit moment herhaald wordt) rapport uitgebracht. Uit dat verslag blijkt dat Sesamstraat zowel in België als in Nederland door ruim de helft van de kleuters van drie tot zes bekeken werd. Daarmee is dit niet de meest bekeken kinderserie, maar het resultaat is voor een beginnend zondagmiddagprogramma toch niet slecht. De waardering voor Sesam straat v/as redelijk; moeders van kij kende kleuters cijferden ruim zeven, als men aan dergelijke cijfers ten minste enig geloof kan hechten. De loor Jac. Lelsz he ILDENZAAL Het is niet alleen het potjeslatijn dat nige afstand schept tussen de apotheek en het gemid- elde publiek. Vanouds heeft het hele karakter van het werjpothekersbedrijf ertoe bijgedragen. Apotheken ade- iing ien voor velen enigszins de sfeer van een museum- uelf ude-stijl, waar men op getipte zolen rondgaat en waar p gedempte toon wordt gesproken. De moderne apo- heker houdt niet van die afstandelijkheid, integen- 'meeel, hij streeft naar een persoonlijker contact, een .ieuwe relatie, waarin ook het gesprek over drankjes, oeders en zalfjes een voor de hand liggende aangele- is. ie relatie tussen publiek en >otheker, waarbij de laatste patiënt desgewenst vertelt tt hij slikt, waarom hij het kt en hoe hij/zij het moet kken, speelt de nieuwe voor- TJtter van de Koninklijke Ne- ^rlandse Maatschappij ter wordering van de Pharmacie NMP) bijzonder aan. Op de ;emene vergadering in het laar van 1976 heeft drs J. L. Nieuwenhuis daaraan een lsjjinke paragraaf gewijd. Zelf Vft hij een apotheek in Ol- inzaal en daar past hij zijn ikbeelden Pp dit punt al ge ne tijd toe. „Je hoort de acht dat de apotheker on- chtbaar is. De apotheker be- ndt zich ergens achter een Utr iur. Maar men wil de apothe- ir zien, hem vragen stellen 'er een medicijn. Er is be sefte aan voorlichting." !t is, vindt drs Nieuwenhuis, -'langrijk dat de apotheker de kQlken niet alleen door zijn as- ^stentes laat behandelen. De an behoort zelf aanwezig te p :Jjn Zonodig moet men bij e m terecht kunnen met vra- in zijn eigen apotheek ordt daar overigens niet over- even gebruik van gemaakt, e zaak ligt in het hartje van Verreweg de mees te patiënten zijn autochtone bewoners van het oude stadje. Twentenaren dus, en die heb ben een beetje de neiging de dingen gelaten over zich heen te laten komen. De heer Nieu wenhuis heeft een tijdje gele den een tweede zaak gesticht in een nieuwe wijk van Olden- zaal, en daarvoor een eigen apotheker aangesteld. Merkwaardig, maar daar ligt het heel anders. Het is een buurt met veel import. Daar willen de mensen veel meer geïnformeerd worden. Er zijn mensen, die een medische en cyclopedie meebrengen en aan de hand daarvan een discussie beginnen. Goede dienst bewijzen „Zowel voor de arts als voor de patiënt is het belangrijk dat de apotheker in zijn apotheek niet alleen aanwezig is, doch ook bereikbaar en aanspreek baar. U behoeft misschien niet direct een spreekkamer of een spreekuur te organiseren, zoals wel eens gesuggereerd wordt, maar de mogelijkheid en de bereidheid om een patiënt te ontvangen, moet toch wel aan wezig zijn. Door ons wat meer dan ook maar doet. Daaraan ontbreekt echter nog wel eens wat. Gebeurt het niet door de dokter, dan is het onze plicht. Als apothekers vormen wij de laatste schakel. Overigens valt het, wat de ver houding arts-apotheker be treft, door elkaar genomen wel mee. Er worden in een jaar miljoenen recpeten uitge schreven. Daarbij komen ver gissingen voor. „Als we dat merken, dan bellen we de arts, buiten de patiënt om," aldus drs Nieuwenhuis. „Krijgt ie mand altijd medicijnen als maagpatiënt en wordt hem in eens iets heel anders voorge schreven, dan gaat er een tele foontje naar de arts. Sommige artsen accepteren onze opmer kingen niet, maar de meesten zijn er dankbaar voor. We zijn volgens de wet de bewakers van de geneesmiddelen en de bepaling in dat opzicht luidt: „Wanneer een apotheker een wellicht schadelijke vergissing vermoedt, is hij verplicht zich met de arts in verbinding te stellen." De heer Nieuwenhuis is een overtuigd voorstander en ver dediger van de aanwezigheid en aanspreekbaarheid van de apotheker. Hij gelooft ook dat de situatie in Nederland in dit opzicht er beter op wordt, al zullen er wel mensen zijn, die vinden dat het in hun woonplaats nog nergens op lijkt. Aan voorlichting over te verstrekken medicijnen tilt hij zwaar. Het algemene beeld is dat men die kan krijgen, maar er zullen manco's zijn, zoals die in alle beroepsgroepen voorko men. Een belangrijke vraag is: hoever moet je als apotheker gaan? Kan de patiënt het ver dragen? Richt je geen schade aan? De heer Nieuwenhuis: „Er be staat, bijvoorbeeld, een medi cament tegen te hoge bloeddruk, dat tevens wordt voorgeschreven aan psychopa ten. Of, ander voorbeeld, een hormoonpreparaat, dat ge schikt is voor menstruatierege- ling, als „pil" wordt gebruikt en ook wordt gegeven tegen kanker. Hoe moetje de patiënt dan voorlichten? Soms kan het beter zijn het niet te doen, ze ker als het niet verplicht is. Gelukkig dat de wet ons wat ruimte laat." loor PIET HAGEN .EUVEN - Op 21 februari be- e g (int de produktie van een nieu- n) h /e serie van het Belgisch- iet u lederlandse t.v.-programma Se- bon( amstraat. In het volgende sei- KA oen zullen zestig afleveringen Drsc ran elk 25 minuten worden uit- i wa ezonden, zo mogelijk tweemaal /ezig>er week. Daarmee heeft dit om ducatieve programma zich een ifsle rolwaarcii6e plaats veroverd op 1 ehet televisie-menu van kleuters ran drie tot zes jaar. ei in van Sesamstraat heeft ook gezorgd voor ie lo en boeiende discussie over de waarde evei an dit soort programma's. Dank zij dbeliet wetenschappelijk onderzoek, dat anuit de universiteiten van Leiden, )ent en Leuven wordt gedaan, be- larisfchikken we over een aantal gegevens d deflie deze discussie nog interessanter jfsle laken, gste nd sesamstraat is van oorsprong een imerikaans programma, bedoeld om vafinderen uit sociaal achtergestelde murten een betere voorbereiding op Ie school te geven. Vooral kinderen lit arme stadswijken bleken op school »n grote achterstand te vertonen, imdat het kleuteronderwijs in Ameri- a slecht ontwikkeld was, leek het oor de hand te liggen daaraan via de elevisie wat te doen. Zo ontstond Sesam-street" als een dagelijkse in- laalcursus voor achtergestelde kleu- ers. Drs J. L. M. Nieuwenhuis, voorzitter van de Kon. Ned. Maatschappij ter Bevordering van de Pharmacie, in zijn Oldenzaalse apotheek: aanspreekbaar! kenbaar te maken in onze ei gen apotheek zullen wij onze patiënten en de artsen een goe de dienst bewijzen." Zo richtte KNMP-voorzitter Nieuwenhuis zich destijds tot zijn collega's. Hij voegde er nog aan toe dat, indien de apo theek te groot wordt (of wan neer er sprake is van een „com bi-apotheker" doordat hij ook nog andere functies vervult), de apotheker zich moet laten bijstaan door een collega. „Ge mikt wordt op acht- tot twaalfduizend patiënten per apotheek. Beneden de achtduizend kan het econo misch niet uit. Kom je boven de twaalfduizend, dan moet Je eigenlijk een tweede apothe ker in je bedrijf hebben." Aan het publiek zal duidelijke voorlichting gegeven moeten worden. De geheimtaal moet ontraadseld, hoewel misschien niet altijd voor honderd pro cent, maar daarover straks nog iets meer. Apothekers dienen ook als tolk te fungeren, en ze behoren daarbij ingewik keldheden te vermijden. Tot '60 moest de zogenaamde bij sluiter uit de verpakking wor den gehaald. De daarin gege ven voorlichting was bedoeld voor de arts en de apotheker. Ze was voor de patiënt onlees baar door het gebruik van vak terminologie. Op het ogenblik is een bijsluiter verplicht, dat wil zeggen voor geneesmidde len in originele verpakking. De tekst moet op heldere, begrij pelijke wijze geschreven zijn. Overigens heeft de bijsluiter niet alleen de bedoeling voor lichting te verschaffen, maar beoogt deze ook een wettelijke bescherming aan de fabrikant te verlenen (simpel gezegd: u bent gewaarschuwd!). Bereidheid neemt toe Drs Nieuwenhuis vertelt dat de KNMP bezig is, behalve de groepsbijsluiters, bijsluiters te ontwerpen die meer speciaal op één produkt gericht zijn. Een werkgroep uit de Maat schappij ter Bevordering van de Pharmacie heeft zich daar mee belast. Inmiddels zijn er een stuk of drie klaar geko men, maar het worden er veel meer. Zijn indruk is dat de apothekers in Nederland in het algemeen willen meewerken aan een betere voorlichting, die de patiënten duidelijk moet maken wat zij gebruiken, voor welke kwaal het is en op welke wijze het dient te wor den gebruikt. Vooral de bereid heid bij jonge apothekers om vragen te beantwoorden blijkt erg groot te zijn. De universi taire opleiding van de apothe kers was vroeger sterk che- misch-natuurkundig gericht, maar geeft tegenwoordig ook veel meer aandacht aan de werking (eventueel bijwerking) van de geneesmiddelen. Kan de apotheker met deze kennis niet licht op het terrein van de medicus verzeilen? Dat zou kunnen, en dat zou de arts de apotheker niet in dank af nemen. En helaas is het toch al niet allemaal koek en ei tussen de apotheker en de dokter. We hoeven maar te denken, bij voorbeeld, aan de kwestie van de apotheekhoudende arts ten plattelande. De medicus vindt dat hij primair voorlichting be hoort te geven. Akkoord, zeg gen de apothekers, als hij het Doen alsof, kan in veel situaties een uiterst zinvolle bezigheid zijn. Dat is geen aanbeveling tot systema tische onoprechtheid. Het gaat om doen alsof in tech nische problemen, hoewel het ook veel met mensen van doen heeft. door Rob Foppema Zo kan in een kamertje aan de technische hogeschool Eind hoven met enige regelmaat een man worden waargenomen vóór een paneel met wijzers en knoppen dat zo uit de controle kamer van een grote che mische industrie zou kunnen komen. De man doet alsof hij een installatie bedient. En het gedrag van wijzers en op pa pierstroken schrijvende pen netjes versterkt die illusie. Zij doen alsof ze het gedrag van de installatie weergeven, dat door de man al of niet moet worden bijgestuurd. Alleen de 35 me ter hoge destillatiekolom staat niet buiten. Het gedrag wordt ergens achter de schermen in een niet eens zo eenvoudige schakeling nagebootst. De man en het paneel staan daar in het kader van de werk groep onderzoek mens- machinesystemen. Een hele mond vol, die er op neer komt dat we nog helemaal niet zo goed begrijpen wat er tussen een mens en een destillatieko lom (met een paneel daartus sen) voor kan vallen. De man moet zorgen dat het proces op de gewenste manier verloopt. Voor hem concreet: dat de wij zertjes en de pennetjes zich ordelijk gedragen en bepaalde grenzen niet overschrijden. Maar hoe doet hij dat? Bijsturen is namelijk niet zo vreselijk eenvoudig. Een van de problemen kan iedereen zich herinneren die ooit voor het eerst met een bromfiets of een auto wegreed: die rare in directe manier waarmee de motor reageert op gas geven. Je verwacht intuïtief dat meer gas geven direct harder rijden betekent, maar daar blijkt een vertragingseffect tussen te zit ten. Dat komt omdat meer gas pas echt zoden aan de dijk gaat zetten wanneer de motor al vrij snel draait. Al gauw went de gebruiker aan die ver traging tussen ingreep en ge volg, en merkt niets bijzonders meer. Dit aspect van dit mens- machinesysteem levert geen moeilijkheden op. Tijd Met 35 meter hoge chemische apparatuur ligt dat wat an ders. Wanneer je goede tech nische redenen hebt om onder aan wat extra warmte toe te voeren, duurt het geruime tijd voordat je daar bovenaan iets van merkt (doordat het meter- tje „bovenaan" op je paneel in de gewenste richting gaat be wegen). Iemand met onvol doende ervaring en geduld, heeft al gauw de neiging om te krachtig bij te regelen. Dan komt het metertje inderdaad eerder in beweging. Maar het schiet wel met forse snelheid over de gewenste waarde heen, zodat er weer teruggeregeld moet worden. En zo blijf je aan de gang. Voeg daar de omstandigheid bij dat aan een stuk chemische fabriek een aantal dingen tege lijk geregeld moeten worden, en dat die ook nog elkaar beïnvloeden, en dan wordt dui delijk dat het probleem echt niet eenvoudig is. De che mische industrie heeft dat hoofdzakelijk opgelost door per probleem een oplossing te bedenken. Maar dat wil niet zeggen dat daarmee voor het totale vraagstuk de beste op lossingen zijn gevonden. Zeker niet wanneer de man voor het paneel op een aantal installa ties, en dus op een aantal pane len tegelijk moet letten. En dat is de praktijk van de chemi sche industrie. De Elndhovense werkgroep is geïnteresseerd in het moei lijkst grijpbare onderdeel van de situatie, namelijk wat zich afspeelt in het hoofd van de man. Coördinator drs J. A. Landeweer: Wij gaan er van uit dat die man voor zichzelf een beeld heeft gevormd van het te besturen proces, een mentale voorstelling. Wat wij willen we ten is: hoe ontstaat dat beeld, welke factoren hebben daar in vloed op? De eigenschappen van de destillatiekolom heb ben daar natuurlijk erg veel mee te maken, maar de eigen schappen van de man wel de gelijk ook. Een volgende vraag is de bruikbaarheid van dat beeld voor de praktijk. Kan de man met behulp van dat beeld inderdaad goed het proces bes turen? Heeft de informatie die wijzers en pennetjes hem bie den, wel de geschikte vorm om in dat beeld te passen? Nou, nee. Het regelpaneel zoals het er staat zou zo uit een chemische fabriek gekomen kunnen zijn (DSM is deelne mer in de werkgroep, en lever de ook de procesgegevens). Maar men is er in Eindhoven al wel achter dat de presentatie van gegevens aanzienlijk beter moet kunnen. Voor het uitzoe ken van dit soort zaken is doen alsof, simulatie, inderdaad de aangewezen methode. Rare dingen doen met een echte destillatiekolom is niet alleen duur maar nog riskant ook. En ook het opvangen van bedrijfs storingen laat zich prettiger in een gesimuleerde situatie be kijken. Iweco Dat geldt oolc voor veel andere technische problemen. Een in stelling waar de kunst van het simuleren tot grote hoogte wordt gebracht ligt aan een wat verscholen straatje in de Delftse TH-wijk: het Instituut voor werktuigkundige con structies van TNO. Hun activi teiten lopen van het simuleren van een automatisch bestuurd schip, via het mens-schip systeem tot de simulatie van complete verkeersbeelden in het Rotterdamse havengebied. Het klassieke voorbeeld van een automatisch bestuurd schip is het boorschip, dat Juist bestuurd moet worden om te zorgen dat het blijft stil liggen. Als het bijvoorbeeld in honderd meter water ligt te boren, mag het door geen en kele combinatie van wind, stroom en golven meer dan vijf meter van zijn plaats gezet worden. Elk begin van ver plaatsing wordt gemeten en verwerkt tot opdrachten voor de schroeven in voor- en ach terschip, die de vereiste te genactie ondernemen. Dat klinkt overzichtelijk, maar het is het niet. Het loont de moeite, zegt Iweco's ir. J. B. van den Brug, om van de hele zaak een elektronisch simula tiemodel te maken nog voor dat de kiel van het schip ge legd is. Dat geeft Je de moge lijkheid om het gehele systeem (schip, schroeven, meetsys teem, besturingsautomaat) als een geïntegreerde eenheid te ontwerpen. Je kunt met Je elektronische model rustig tot de conclusie komen dat een schroef een meter verder naar voren moet zitten. Had Je eerst het schip gebouwd, dan zou Je niet verder komen dan het in zicht dat die schroef ergens anders hód moeten zitten. Varen Een stap verder gaat de ma noeuvreersimulator, waarmee in een natuurgetrouw nage bootst stuurhuis „gevaren" kan worden. Het verschuiven de beeld van de omgeving wordt op schermen „buiten" geprojecteerd. Alleen het slin geren en stampen ontbreekt (maar aan een authentiek ma chinekamergeluid wordt ge werkt). Hier spelen soortgelij ke traagheidsproblemen als we in Eindhoven al tegenkwamen. Vooral de training van perso neel voor supertankers is een dankbare toepassing. Nog weer verder gaat de studie van scheepsbewegingen in drukke havens, al dan niet met radar-verkeersleiding. Scheepselgenschappen, startposities, bestemmingen en voorrangsregels worden in gevoerd. Het eindresultaat is een nagemaakt radarbeeld waarin de lichtstippen elkaar netjes ontwijken, en een enke le keer over elkaar heen glij den. Dat was dan een botsing geweest. Er wordt zelfs over gedacht om deze installatie en de manoeu vreersimulator aan elkaar te koppelen. Eén van de lichtstip pen wordt dan „echt" bestuurd door een man in het stuurhuis, de overige blijven hun elektronisch ingefluisterde ge dragsregels toepassen. Doen 'alsof kent geen grenzen. Behal ve financiële.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 11