en taal
9atiënt moet
Sesamstraatkind
Apotheker
kunnen
aanspreken
Doen alsof:
nuttig spel
SESAMSTRAAT
SESAMSTRAAT j
Wetenschap en techniek
>erMaams op televisie valt slecht bij Belgen
De geheimtaal
ontraadselen
rtetnjdag '8 februari 1977
BINNENLAND
Trouw/Kwartet 11
meeste opvoedkundige idealen zijn in
de uitzendingen wel te herkennen ge
weest, maar of dat bij de kinderen is
overgekomen valt niet te zeggen. Wel
staat in het onderzoeksrapport dat de
makers van het programma goed moe
ten aanvoelen „in welke richting de
opvoedingscultuur in beide landen
zich ontwikkelt." Per slot van reke
ning zijn de BRT en de NOS neutrale
omroepen dus het programma mag
„niet gericht zijn op het realiseren van
bepaalde extreme opvoedingsideeën."
Het onderzoek heeft ook nogal wat
detailkritiek opgeleverd. Zo bleken
bepaalde Vlaamse woorden en uit
drukkingen in Nederland onbekend
en omgekeerd konden Belgische kin
deren het (noord) Nederlands niet al
tijd volgen. Een Belgisch kind weet
niet wat pindakaas is, en een Neder
lands kind weet niet dat een trottinet
een autoped is. Veel Belgen bleken
moeite te hebben met het slordig taal
gebruik dat onder meer tot uiting
kwam in de soms gehoorde dialect
klank. Terwijl Nederlanders een
scheut Vlaams in het programma wel
konden waarderen, hechten de Belgen
in dit soort programma's veel waarde
aan correct Nederlands.
De Leuvense onderzoeker dr. Cam-
maer voegt daar in een gesprek aan
toe, dat dit ook geldt voor Noord
nederlandse dialecten. Ook in t.v.-
programma's voor volwassenen erge
ren veel Belgen zich aan ons al te jolig
spraakgebruik, wanneer we boeven
Amsterdams en boeren Dfents laten
praten.
Een punt van belang is verder het
verschil tussen de taal die de kleuter
thuis spreekt en de taal die de televi
sie in huis brengt. In Nederland be
staat de laatste jaren veel belangstel
ling voor streektalen. Daarom krijgen
jonge kinderen in Friesland bijvoor
beeld tweetalig onderwijs. Ook het
gebruik van dialect (bijvoorbeeld in
Limburg) wordt op opvoedkundige
gronden verdedigd. Tegen die ach
tergrond maken we er hier niet zo'n
punt van dat het in kinderprogram
ma's niet allemaal Algemeen Be
schaafd Nederlands is wat de klok
slaat.
In België is de situatie ingewikkelder.
Veel kinderen spreken het dialect van
de eigen streek, bijvoorbeeld Turn-
houts. Maar als ze op school komen
(en de Belgische kleuterschool begint
al met drie jaar, soms nog eerder)
wordt zo spoedig mogelijk overge
schakeld op het officiële Nederlands.
Pas de laatste tijd wordt de verhou
ding tussen dialect en algemene taal
wel eens ter discussie gesteld. Maar
toch heel voorzichtig. De langdurige
strijd die men heeft moeten voeren om
het Nederlands erkend te krijgen als
volwaardige taal naast het Frans
heeft de mensen ertoe gebracht die
Nederlandse taal te cultiveren ten
koste van hun dialect. De minister van
nationale opvoeding De Croo (iemand
die het liefst alle tweejarigen naar de
kleuterschool zou sturen om hen te
beschermen tegen het 'vaak onver
standige matriarchaat') stimuleert het
gebruik van Algemeen Beschaafd Ne
derlands waar hij kan. Belgische leer
lingen en zelfs studenten op de univer
siteit worden zoveel mogelijk getraind
in correct Nederlands. Dat gaat zelfs
zover dat de inspectie typisch Vlaams
spraakgebruik (zoals 'ge' en 'gij') op
scholen wil uitbannen.
Mevrouw A. Schaerlaekens, gepromo
veerd op de taalontwikkeling van jon
ge kinderen, waarschuwt tegen deze
praktijk. Je moet dialectgebruik bij
jonge kinderen niet met harde hand
tegen gaan, zegt ze, maar hun alle
gelegenheid geven zich in hun moe
dertaal te uiten. Geleidelijk kunnen ze
dan getraind worden in Algemeen Be
schaafd Nederlands, maar niet op de
manier die zoveel Vlamingen bang ge
maakt heeft een woord te gebruiken
dat misschien niet helemaal taalzui-
ver is.
We zijn ogenschijnlijk wat afgedwaald
van Sesamstraat, maar toch hebben
deze taalproblemen hiermee alles te
maken. Als men een educatief pro
gramma maakt voor kleuters (en de
Belgische minister De Croo is een
groot voorstander daarvan), dan moet
men rekening houden met gevoelighe
den over en weer. Ons interesseert het
misschien niet als iemand over de
fietspomp zegt dat hij 'hem' niet kan
vinden. Maar een Vlaming doet dat
pijn aan zijn oren, omdat hij weet dat
een fietspomp vrouwelijk is.
Bij een volgende serie van Sesam
straat zullen deze dingen ongetwijfeld
meer aandacht krijgen. Ook de onder
zoekers die het programma begelei
den zijn erop gespitst. In het kader
van het Belgisch-Nederlands Cultu
reel Akkoord is nu financiële steun
gevraagd voor een onderzoek naar de
woordenschat van Vlaamse en Neder
landse kinderen. Over welke woorden
beschikt een kind van drie, vier, vijf?
Wat is het minimum voor een kind dat
naar de lagere school gaat? En welke
verschillen doen zich daarbij voor tus
sen Belgische en Nederlandse kinde
ren? Als dat onderzoek doorgaat zou
dat wel eens het meest waardevolle
bijprodukt van dit Belgisch-
Nederlandse t.v.-programma kunnen
zijn.
'oen Sesamstraat begin vorig jaar in
Jelgië en Nederland op de televisie
wam was van die oorspronkelijke
ipzet weinig over. Wel hadden de ma-
.ers van het programma opvoedkun-
iige idealen. Zo zou het programma
ip een speelse wijze de taalontwikke-
ing kunnen stimuleren. De nieuwsgie-
igheid moest geprikkeld worden (hoe
verkt een katrol, hoe komt een scha-
luw op het behang?) Ook de emotio-
lele kant kreeg aandacht door kinde
en gelegenheid te geven zich in te
even in de vrolijkheid of het verdriet
lan de figuren op het scherm. En zelfs
oopte men dat dit programma de
laties tussen oude en jonge mensen
>u bevorderen, de zorg voor dieren en
ilanten stimuleren en de omgang met'
ehandicapte kinderen verbeteren.
De vogel Pino, gespeeld door Dirk Gryspeirt, sprak zijn Algemeen
Beschaafd Nederlands niet vlekkeloos. Op verzoek van de Bel
gische omroep BRT is Gryspeirt nu vervangen. Overigens niet
vanwege zijn taal, maar omdat hij te „zeurderig" zou zijn.
Vla;
iel*
3
ftaar naar buiten toe werd de nadruk
elegd op de vrolijke kant. .Sesam-
•aat zou gewoon een leuk program-
zijn. Als een kind er iets van
;tak was dat meegenomen. Kenne
lijk had men lering getrokken uit de
kritiek die er op goedbedoelde, maar
uiteindelijk toch mislukte inhaalcur-
sussen bestond. Helemaal kon de in
druk van een „educatief" programma
niet vermeden worden, al was het al
leen maar doordat de helft van de tijd
gevuld werd met Amerikaans materi
aal. Dat blijft trouwens zo in de nieu
we serie.
Nederlandse en Belgische onderzoe
kers onder leiding van prof. dr. G. A.
Kohnstamm in Leiden en dr. H. Cam-
maer in Leuven hebben na afloop van
de eerste serie van twintig uitzendin
gen (die op dit moment herhaald
wordt) rapport uitgebracht. Uit dat
verslag blijkt dat Sesamstraat zowel
in België als in Nederland door ruim
de helft van de kleuters van drie tot
zes bekeken werd. Daarmee is dit niet
de meest bekeken kinderserie, maar
het resultaat is voor een beginnend
zondagmiddagprogramma toch niet
slecht. De waardering voor Sesam
straat v/as redelijk; moeders van kij
kende kleuters cijferden ruim zeven,
als men aan dergelijke cijfers ten
minste enig geloof kan hechten. De
loor Jac. Lelsz
he ILDENZAAL Het is niet alleen het potjeslatijn dat
nige afstand schept tussen de apotheek en het gemid-
elde publiek. Vanouds heeft het hele karakter van het
werjpothekersbedrijf ertoe bijgedragen. Apotheken ade-
iing ien voor velen enigszins de sfeer van een museum-
uelf ude-stijl, waar men op getipte zolen rondgaat en waar
p gedempte toon wordt gesproken. De moderne apo-
heker houdt niet van die afstandelijkheid, integen-
'meeel, hij streeft naar een persoonlijker contact, een
.ieuwe relatie, waarin ook het gesprek over drankjes,
oeders en zalfjes een voor de hand liggende aangele-
is.
ie relatie tussen publiek en
>otheker, waarbij de laatste
patiënt desgewenst vertelt
tt hij slikt, waarom hij het
kt en hoe hij/zij het moet
kken, speelt de nieuwe voor-
TJtter van de Koninklijke Ne-
^rlandse Maatschappij ter
wordering van de Pharmacie
NMP) bijzonder aan. Op de
;emene vergadering in het
laar van 1976 heeft drs J. L.
Nieuwenhuis daaraan een
lsjjinke paragraaf gewijd. Zelf
Vft hij een apotheek in Ol-
inzaal en daar past hij zijn
ikbeelden Pp dit punt al ge
ne tijd toe. „Je hoort de
acht dat de apotheker on-
chtbaar is. De apotheker be-
ndt zich ergens achter een
Utr iur. Maar men wil de apothe-
ir zien, hem vragen stellen
'er een medicijn. Er is be
sefte aan voorlichting."
!t is, vindt drs Nieuwenhuis,
-'langrijk dat de apotheker de
kQlken niet alleen door zijn as-
^stentes laat behandelen. De
an behoort zelf aanwezig te
p :Jjn Zonodig moet men bij
e m terecht kunnen met vra-
in zijn eigen apotheek
ordt daar overigens niet over-
even gebruik van gemaakt,
e zaak ligt in het hartje van
Verreweg de mees
te patiënten zijn autochtone
bewoners van het oude stadje.
Twentenaren dus, en die heb
ben een beetje de neiging de
dingen gelaten over zich heen
te laten komen. De heer Nieu
wenhuis heeft een tijdje gele
den een tweede zaak gesticht
in een nieuwe wijk van Olden-
zaal, en daarvoor een eigen
apotheker aangesteld.
Merkwaardig, maar daar ligt
het heel anders. Het is een
buurt met veel import. Daar
willen de mensen veel meer
geïnformeerd worden. Er zijn
mensen, die een medische en
cyclopedie meebrengen en aan
de hand daarvan een discussie
beginnen.
Goede dienst
bewijzen
„Zowel voor de arts als voor de
patiënt is het belangrijk dat de
apotheker in zijn apotheek
niet alleen aanwezig is, doch
ook bereikbaar en aanspreek
baar. U behoeft misschien niet
direct een spreekkamer of een
spreekuur te organiseren, zoals
wel eens gesuggereerd wordt,
maar de mogelijkheid en de
bereidheid om een patiënt te
ontvangen, moet toch wel aan
wezig zijn. Door ons wat meer
dan ook maar doet. Daaraan
ontbreekt echter nog wel eens
wat. Gebeurt het niet door de
dokter, dan is het onze plicht.
Als apothekers vormen wij de
laatste schakel.
Overigens valt het, wat de ver
houding arts-apotheker be
treft, door elkaar genomen wel
mee. Er worden in een jaar
miljoenen recpeten uitge
schreven. Daarbij komen ver
gissingen voor. „Als we dat
merken, dan bellen we de arts,
buiten de patiënt om," aldus
drs Nieuwenhuis. „Krijgt ie
mand altijd medicijnen als
maagpatiënt en wordt hem in
eens iets heel anders voorge
schreven, dan gaat er een tele
foontje naar de arts. Sommige
artsen accepteren onze opmer
kingen niet, maar de meesten
zijn er dankbaar voor. We zijn
volgens de wet de bewakers
van de geneesmiddelen en de
bepaling in dat opzicht luidt:
„Wanneer een apotheker een
wellicht schadelijke vergissing
vermoedt, is hij verplicht zich
met de arts in verbinding te
stellen."
De heer Nieuwenhuis is een
overtuigd voorstander en ver
dediger van de aanwezigheid
en aanspreekbaarheid van de
apotheker. Hij gelooft ook dat
de situatie in Nederland in dit
opzicht er beter op wordt, al
zullen er wel mensen zijn, die
vinden dat het in hun
woonplaats nog nergens op
lijkt. Aan voorlichting over te
verstrekken medicijnen tilt hij
zwaar. Het algemene beeld is
dat men die kan krijgen, maar
er zullen manco's zijn, zoals die
in alle beroepsgroepen voorko
men. Een belangrijke vraag is:
hoever moet je als apotheker
gaan? Kan de patiënt het ver
dragen? Richt je geen schade
aan?
De heer Nieuwenhuis: „Er be
staat, bijvoorbeeld, een medi
cament tegen te hoge
bloeddruk, dat tevens wordt
voorgeschreven aan psychopa
ten. Of, ander voorbeeld, een
hormoonpreparaat, dat ge
schikt is voor menstruatierege-
ling, als „pil" wordt gebruikt
en ook wordt gegeven tegen
kanker. Hoe moetje de patiënt
dan voorlichten? Soms kan het
beter zijn het niet te doen, ze
ker als het niet verplicht is.
Gelukkig dat de wet ons wat
ruimte laat."
loor PIET HAGEN
.EUVEN - Op 21 februari be-
e g (int de produktie van een nieu-
n) h /e serie van het Belgisch-
iet u lederlandse t.v.-programma Se-
bon( amstraat. In het volgende sei-
KA oen zullen zestig afleveringen
Drsc ran elk 25 minuten worden uit-
i wa ezonden, zo mogelijk tweemaal
/ezig>er week. Daarmee heeft dit
om ducatieve programma zich een
ifsle rolwaarcii6e plaats veroverd op
1 ehet televisie-menu van kleuters
ran drie tot zes jaar.
ei in
van Sesamstraat heeft ook gezorgd voor
ie lo en boeiende discussie over de waarde
evei an dit soort programma's. Dank zij
dbeliet wetenschappelijk onderzoek, dat
anuit de universiteiten van Leiden,
)ent en Leuven wordt gedaan, be-
larisfchikken we over een aantal gegevens
d deflie deze discussie nog interessanter
jfsle laken,
gste
nd sesamstraat is van oorsprong een
imerikaans programma, bedoeld om
vafinderen uit sociaal achtergestelde
murten een betere voorbereiding op
Ie school te geven. Vooral kinderen
lit arme stadswijken bleken op school
»n grote achterstand te vertonen,
imdat het kleuteronderwijs in Ameri-
a slecht ontwikkeld was, leek het
oor de hand te liggen daaraan via de
elevisie wat te doen. Zo ontstond
Sesam-street" als een dagelijkse in-
laalcursus voor achtergestelde kleu-
ers.
Drs J. L. M. Nieuwenhuis, voorzitter van de Kon. Ned. Maatschappij ter Bevordering
van de Pharmacie, in zijn Oldenzaalse apotheek: aanspreekbaar!
kenbaar te maken in onze ei
gen apotheek zullen wij onze
patiënten en de artsen een goe
de dienst bewijzen."
Zo richtte KNMP-voorzitter
Nieuwenhuis zich destijds tot
zijn collega's. Hij voegde er
nog aan toe dat, indien de apo
theek te groot wordt (of wan
neer er sprake is van een „com
bi-apotheker" doordat hij ook
nog andere functies vervult),
de apotheker zich moet laten
bijstaan door een collega. „Ge
mikt wordt op acht- tot
twaalfduizend patiënten per
apotheek. Beneden de
achtduizend kan het econo
misch niet uit. Kom je boven
de twaalfduizend, dan moet Je
eigenlijk een tweede apothe
ker in je bedrijf hebben."
Aan het publiek zal duidelijke
voorlichting gegeven moeten
worden. De geheimtaal moet
ontraadseld, hoewel misschien
niet altijd voor honderd pro
cent, maar daarover straks nog
iets meer. Apothekers dienen
ook als tolk te fungeren, en ze
behoren daarbij ingewik
keldheden te vermijden. Tot
'60 moest de zogenaamde bij
sluiter uit de verpakking wor
den gehaald. De daarin gege
ven voorlichting was bedoeld
voor de arts en de apotheker.
Ze was voor de patiënt onlees
baar door het gebruik van vak
terminologie. Op het ogenblik
is een bijsluiter verplicht, dat
wil zeggen voor geneesmidde
len in originele verpakking. De
tekst moet op heldere, begrij
pelijke wijze geschreven zijn.
Overigens heeft de bijsluiter
niet alleen de bedoeling voor
lichting te verschaffen, maar
beoogt deze ook een wettelijke
bescherming aan de fabrikant
te verlenen (simpel gezegd: u
bent gewaarschuwd!).
Bereidheid neemt
toe
Drs Nieuwenhuis vertelt dat de
KNMP bezig is, behalve de
groepsbijsluiters, bijsluiters te
ontwerpen die meer speciaal
op één produkt gericht zijn.
Een werkgroep uit de Maat
schappij ter Bevordering van
de Pharmacie heeft zich daar
mee belast. Inmiddels zijn er
een stuk of drie klaar geko
men, maar het worden er veel
meer. Zijn indruk is dat de
apothekers in Nederland in het
algemeen willen meewerken
aan een betere voorlichting,
die de patiënten duidelijk
moet maken wat zij gebruiken,
voor welke kwaal het is en op
welke wijze het dient te wor
den gebruikt. Vooral de bereid
heid bij jonge apothekers om
vragen te beantwoorden blijkt
erg groot te zijn. De universi
taire opleiding van de apothe
kers was vroeger sterk che-
misch-natuurkundig gericht,
maar geeft tegenwoordig ook
veel meer aandacht aan de
werking (eventueel bijwerking)
van de geneesmiddelen.
Kan de apotheker met deze
kennis niet licht op het terrein
van de medicus verzeilen? Dat
zou kunnen, en dat zou de arts
de apotheker niet in dank af
nemen. En helaas is het toch al
niet allemaal koek en ei tussen
de apotheker en de dokter. We
hoeven maar te denken, bij
voorbeeld, aan de kwestie van
de apotheekhoudende arts ten
plattelande. De medicus vindt
dat hij primair voorlichting be
hoort te geven. Akkoord, zeg
gen de apothekers, als hij het
Doen alsof, kan in veel situaties een uiterst zinvolle
bezigheid zijn. Dat is geen aanbeveling tot systema
tische onoprechtheid. Het gaat om doen alsof in tech
nische problemen, hoewel het ook veel met mensen van
doen heeft.
door Rob Foppema
Zo kan in een kamertje aan de
technische hogeschool Eind
hoven met enige regelmaat een
man worden waargenomen
vóór een paneel met wijzers en
knoppen dat zo uit de controle
kamer van een grote che
mische industrie zou kunnen
komen. De man doet alsof hij
een installatie bedient. En het
gedrag van wijzers en op pa
pierstroken schrijvende pen
netjes versterkt die illusie. Zij
doen alsof ze het gedrag van de
installatie weergeven, dat door
de man al of niet moet worden
bijgestuurd. Alleen de 35 me
ter hoge destillatiekolom staat
niet buiten. Het gedrag wordt
ergens achter de schermen in
een niet eens zo eenvoudige
schakeling nagebootst.
De man en het paneel staan
daar in het kader van de werk
groep onderzoek mens-
machinesystemen. Een hele
mond vol, die er op neer komt
dat we nog helemaal niet zo
goed begrijpen wat er tussen
een mens en een destillatieko
lom (met een paneel daartus
sen) voor kan vallen. De man
moet zorgen dat het proces op
de gewenste manier verloopt.
Voor hem concreet: dat de wij
zertjes en de pennetjes zich
ordelijk gedragen en bepaalde
grenzen niet overschrijden.
Maar hoe doet hij dat?
Bijsturen is namelijk niet zo
vreselijk eenvoudig. Een van
de problemen kan iedereen
zich herinneren die ooit voor
het eerst met een bromfiets of
een auto wegreed: die rare in
directe manier waarmee de
motor reageert op gas geven.
Je verwacht intuïtief dat meer
gas geven direct harder rijden
betekent, maar daar blijkt een
vertragingseffect tussen te zit
ten. Dat komt omdat meer gas
pas echt zoden aan de dijk
gaat zetten wanneer de motor
al vrij snel draait. Al gauw
went de gebruiker aan die ver
traging tussen ingreep en ge
volg, en merkt niets bijzonders
meer. Dit aspect van dit mens-
machinesysteem levert geen
moeilijkheden op.
Tijd
Met 35 meter hoge chemische
apparatuur ligt dat wat an
ders. Wanneer je goede tech
nische redenen hebt om onder
aan wat extra warmte toe te
voeren, duurt het geruime tijd
voordat je daar bovenaan iets
van merkt (doordat het meter-
tje „bovenaan" op je paneel in
de gewenste richting gaat be
wegen). Iemand met onvol
doende ervaring en geduld,
heeft al gauw de neiging om te
krachtig bij te regelen. Dan
komt het metertje inderdaad
eerder in beweging. Maar het
schiet wel met forse snelheid
over de gewenste waarde heen,
zodat er weer teruggeregeld
moet worden. En zo blijf je aan
de gang.
Voeg daar de omstandigheid
bij dat aan een stuk chemische
fabriek een aantal dingen tege
lijk geregeld moeten worden,
en dat die ook nog elkaar
beïnvloeden, en dan wordt dui
delijk dat het probleem echt
niet eenvoudig is. De che
mische industrie heeft dat
hoofdzakelijk opgelost door
per probleem een oplossing te
bedenken. Maar dat wil niet
zeggen dat daarmee voor het
totale vraagstuk de beste op
lossingen zijn gevonden. Zeker
niet wanneer de man voor het
paneel op een aantal installa
ties, en dus op een aantal pane
len tegelijk moet letten. En dat
is de praktijk van de chemi
sche industrie.
De Elndhovense werkgroep is
geïnteresseerd in het moei
lijkst grijpbare onderdeel van
de situatie, namelijk wat zich
afspeelt in het hoofd van de
man. Coördinator drs J. A.
Landeweer: Wij gaan er van uit
dat die man voor zichzelf een
beeld heeft gevormd van het te
besturen proces, een mentale
voorstelling. Wat wij willen we
ten is: hoe ontstaat dat beeld,
welke factoren hebben daar in
vloed op? De eigenschappen
van de destillatiekolom heb
ben daar natuurlijk erg veel
mee te maken, maar de eigen
schappen van de man wel de
gelijk ook. Een volgende vraag
is de bruikbaarheid van dat
beeld voor de praktijk. Kan de
man met behulp van dat beeld
inderdaad goed het proces bes
turen? Heeft de informatie die
wijzers en pennetjes hem bie
den, wel de geschikte vorm om
in dat beeld te passen?
Nou, nee. Het regelpaneel zoals
het er staat zou zo uit een
chemische fabriek gekomen
kunnen zijn (DSM is deelne
mer in de werkgroep, en lever
de ook de procesgegevens).
Maar men is er in Eindhoven al
wel achter dat de presentatie
van gegevens aanzienlijk beter
moet kunnen. Voor het uitzoe
ken van dit soort zaken is doen
alsof, simulatie, inderdaad de
aangewezen methode. Rare
dingen doen met een echte
destillatiekolom is niet alleen
duur maar nog riskant ook. En
ook het opvangen van bedrijfs
storingen laat zich prettiger in
een gesimuleerde situatie be
kijken.
Iweco
Dat geldt oolc voor veel andere
technische problemen. Een in
stelling waar de kunst van het
simuleren tot grote hoogte
wordt gebracht ligt aan een
wat verscholen straatje in de
Delftse TH-wijk: het Instituut
voor werktuigkundige con
structies van TNO. Hun activi
teiten lopen van het simuleren
van een automatisch bestuurd
schip, via het mens-schip
systeem tot de simulatie van
complete verkeersbeelden in
het Rotterdamse havengebied.
Het klassieke voorbeeld van
een automatisch bestuurd
schip is het boorschip, dat
Juist bestuurd moet worden
om te zorgen dat het blijft stil
liggen. Als het bijvoorbeeld in
honderd meter water ligt te
boren, mag het door geen en
kele combinatie van wind,
stroom en golven meer dan vijf
meter van zijn plaats gezet
worden. Elk begin van ver
plaatsing wordt gemeten en
verwerkt tot opdrachten voor
de schroeven in voor- en ach
terschip, die de vereiste te
genactie ondernemen.
Dat klinkt overzichtelijk, maar
het is het niet. Het loont de
moeite, zegt Iweco's ir. J. B.
van den Brug, om van de hele
zaak een elektronisch simula
tiemodel te maken nog voor
dat de kiel van het schip ge
legd is. Dat geeft Je de moge
lijkheid om het gehele systeem
(schip, schroeven, meetsys
teem, besturingsautomaat) als
een geïntegreerde eenheid te
ontwerpen. Je kunt met Je
elektronische model rustig tot
de conclusie komen dat een
schroef een meter verder naar
voren moet zitten. Had Je eerst
het schip gebouwd, dan zou Je
niet verder komen dan het in
zicht dat die schroef ergens
anders hód moeten zitten.
Varen
Een stap verder gaat de ma
noeuvreersimulator, waarmee
in een natuurgetrouw nage
bootst stuurhuis „gevaren"
kan worden. Het verschuiven
de beeld van de omgeving
wordt op schermen „buiten"
geprojecteerd. Alleen het slin
geren en stampen ontbreekt
(maar aan een authentiek ma
chinekamergeluid wordt ge
werkt). Hier spelen soortgelij
ke traagheidsproblemen als we
in Eindhoven al tegenkwamen.
Vooral de training van perso
neel voor supertankers is een
dankbare toepassing.
Nog weer verder gaat de studie
van scheepsbewegingen in
drukke havens, al dan niet met
radar-verkeersleiding.
Scheepselgenschappen,
startposities, bestemmingen
en voorrangsregels worden in
gevoerd. Het eindresultaat is
een nagemaakt radarbeeld
waarin de lichtstippen elkaar
netjes ontwijken, en een enke
le keer over elkaar heen glij
den. Dat was dan een botsing
geweest.
Er wordt zelfs over gedacht om
deze installatie en de manoeu
vreersimulator aan elkaar te
koppelen. Eén van de lichtstip
pen wordt dan „echt" bestuurd
door een man in het stuurhuis,
de overige blijven hun
elektronisch ingefluisterde ge
dragsregels toepassen. Doen
'alsof kent geen grenzen. Behal
ve financiële.