Alles of niets
Ontwikkelingshulp
en mensenrechten
Jaap, Jaap, wat
val je me tegen!
Is vragen
om automatisme
geen
conservatisme?
"natuuuurluk wil
LEN WU tl NIET
DWINGEN IN TE
GRIJPEN, EXCELLENTIE!..
IDAG 11 FEBRUARI 1977
Trouw/Kwartet 13
Ontevredenheid met het bestaan is
zeker één van de diepst menselijke
eigenschappen en drijfveren. Dat
heb ik al geleerd van mijn
geestelijk leermeester (ik heb hem
nauwelijks gekend, maar mij door
zijn geschriften lang laten leiden).
G. van der Leeuw. De mens. leerde
ik. is een uitzondering in het
natuurlijke bestel, hij kan er
nimmer, zoals de dieren, vrede in
vinden, hij wil er iets aan doen. Hij
is niet compleet door geboren te
zijn, maar besnijdt of doopt of wat
dan ook. hij huwt voor hij paart, Hij
begraaft zijn doden. Hij omringt
het bestaan met allerlei vormen,
zeden en gebruiken, om het
compleet te maken.
Maar op de een of andere manier
lukt hem dat nooit helemaal.
Slaagt hij eral in om zich te
omringen met een hoogst
ingewikkelde structuur van
handelingen, dan komt er toch het
ogenblik dat hij zelf daar weer aan
gaat tornen, het web dat hij
gespannen heeft zelf weer stuk
gaat scheuren. Want hij mag dan
wel uitzonderlijk zijn en zich
buiten en tegenover de natuurlijke
wereld opstellen, die wereld
beïnvloedt hem toch, verandert
hem, vreet hem aan. In een
wisselwerking daarmee moet hij
bestaan, ontwikkelt hij zich.
door J. W. Schulte Nordholt
verandert hij onophoudelijk.
De volledige wereld waar het hem
om te doen is. komt nooit af. Hij
komt tot het besef, of laten we
zeggen, het wordt hem
geopenbaard, dat zijn bestaan
betrekkelijk is, betrokken op een
andere werkelijkheid, die hij (en
dat is zijn grootsheid) zien kan
maar niet bereiken. Hoe meer hij
dat weet, hoe ontevredener hij met
zijn bestaan is. want hij meet het af
aan wat hij gezien heeeft. En nu
zijn er in de uitersten twee
houdingen die hij kan aannemen.
De ene is dat hij al zijn hoop. al zijn
hunkering gaat ervaren als zo
hopeloos, dat hij zich losmaakt van
alle pogen omzijn doel te bereiken,
dat hij het bestaan vaarwel zegt,
afsterft aan de onvoltooide wereld.
De andere houding is dat hij
gelooft dat hij in staat zal zijn om
nu eindelijk de wereld te
veranderen in de volmaakte, door
alle bestaande weefsels te
ontwarren, door een nieuwe
structure t.e componeren, die geen
fouten er zal hebben, geen
naden, geen scheuren.
Nu is het merkwaardige dat hij in
beide gevallen uit zal gaan van de
veronderstelling dat de mens niet
goed is. goed gemeten dan aan het
visioen dat hij heeft. Op allerlei
maniere
kan hij dat uitdrukken. De mens is
een wolf voor de mens. zegt hij, de
mens is in zonden ontvangen en
geboren, de mens is gekooid in het
menselijk tekort.
De lange geschiedenis der
mensheid geeft hem gelijk. Wat een
boosheid, wat een pijn, wat een
liederlijke, huichelachtige,
goddeloze vertoning is het
menselijk gedrag. De mensen, zei
Jonathan Swift, zijn een bederf op
aarde, een schimmel, een uitwas en
hij stelde zijn volmaakte paarden
in dat aangrijpende, smartelijke
vierde deel van zijn boek over
Gulliver aa
hen ten voorbeeld.
Wie zich zo verdiept in de
menselijke natuur, kan alleen maar
als door een wonder door
engelen gedragen bijvoorbeeld
ontkomen of hij moet gek worden,
en dat werd Swift dan ook.
De verdorvenheid van de mens is
onveranderlijk, onontkoombaar,
moet er dan bij worden gezegd, en
dat is de grondtoon van die eerste
houding die wij trachtten te
beschrijven. Zulke kritiek is de
wezenlijke die opklinkt uit alle
grote literatuur, van de Griekse
drama's af tot Kafka toe. Maar in
de tweede houding is het heel
anders, daar is dat geloof in de
menselijke slechtheid een sociaal
gegeven. De mens is wel heel
slecht, en het hele bestaan
bedorven, maar dat ligt aan de
omstandigheden, aan de
opvoeding, aan de cultuur, aan de
verkeerde bezitsverhoudingen. We
zouden terug moeten gaan naar de
ware eenvoud, of naar de ware
gelijkheid, zoals het mogelijk leek
in de Russische revolutie. En dan
zou alles zich herstellen, want het
kwaad zit niet in ons, maar om ons
heen.
Nu hoop ik maar dat mijn stuk niet
al te theoretisch is geworden. Ik
heb twee uitersten beschreven
twee polen waar de meesten van
ons ergens tussen in zitten. En dat
is maar goed ook, want bij die
uitersten is eigenlijk niet te leven.
Er zijn er maar weinigen die in
staat zijn die allerhoogste vlucht te
nemen, te vervluchtigen uit de
materie. En er zijn er wel velen die
geheel op de wereld in gaan. om
haar geheel te herstellen, maar de
meesten die men zo hoort te keer
gaan tegen het bestaande, menen
het niet helemaal, en dat kan ook
niet, want de materie heeft geen
maat in zichzelf.
Of met andere woorden: de mens
kan bij, met de waarheid niet leven,
maar zonder de waarheid helemaal
niet. En daarom leeft hij op hoop
tegen hoop en in een ethiek die niet
eens in staat is de uitkomst te
tellen. Daarom neemt hij het
bestaan aan, verandert het en
wordt veranderd. Daarom kan hij
opstaan en dankbaar zijn.
door mr Jacqueline C. Rutgers
De afwijzing door minister Boersma van de gedachte van
verlaging van de pensioengerechtigde leeftijd in de AOW voor
vrouwen heeft al heel wat pennen in beweging gebracht. Het
probleem is bekend. Sinds jaar en dag wordt er van diverse
kanten gepleit om die leeftijd tot zestig jaar terug te brengen
omdat de ervaring leert, dat 65 jaar voor de doorsnee werkende
vrouw te hoog is.
Het loont de argumenten van mi
nister Boersma voor zijn afwijzing
nader te bekijken.
Eerste argument. Een verlaging van
de pensioengerechtigde leeftijd voor
vrouwen zou in strijd zijn met ,,het
beginsel van gelijke behandeling
van vrouwen en mannen".
Een merkwaardig beginsel. Dus mi
litaire dienst alleen voor mannen,
weduwenpensioen alleen voor
vrouwen, aparte w.c.'s voor man
nen en vrouwen in openbare gebou
wen, afzonderlijke sportmaxlma
alles in strijd met „het beginsel"?
Kom nou. Het beginsel luidt: geen
ongemotiveerd verschil in
behandeling van vrouwen en man
nen. En dat is nu net de vraag waar
het hier om draait. Is het onge
motiveerd om voor vrouwen
wn lagere pensioenleeftijd dan
roor mannen te bepleiten, althans,
te stellen dat voor vrouwen in het
bijzonder de leeftijd van 65 jaar te
hoog is? De argumenten die hier
voor pleiten zijn uittentreure door
de voorstanders op tafel gelegd.
Tweede argument. Op de betrokken
categorie zou „een stigma gaan rus
ten" wanneer voor hen de pensioen
gerechtigde leeftijd verlaagd zou
worden.
Een stigma? In vrijwel alle be
drijfspensioenfondsen en in vele
ondernemingspensioenfondsen
hier te lande en elders geldt voor
vrouwen een lagere pensioenleef
tijd dan voor mannen. Rust op alle
vrouwen in de betrokken bedrijven
een stigma? Of, ander voorbeeld,
rust er een stigma op de Neder
landse vrouw doordat bij de Vier
daagse voor mannelijke deelne
mers een maximum geldt van vijf
tig km per dag, voor vrouwelijke
deelnemers van veertig km per
dag?
Derde argument. Uit een we
tenschappelijk onderzoek is geble
ken dat er binnen de betrokken
poep van vrouwen grote verschillen
in levensomstandigheden bestaan
tussen de individuele personen; dan
kun je niet aankomen met een maat
regel voor de categorie in haar
geheel.
Ja, voor zo'n verbluffende ontdek
king was wel een wetenschappelijk
onderzoek nodig! Dacht dan ie
mand dat de levensomstandighe
den van alle mannen van 65 jaar
die aanspraak op AOW hebben, ge
lijk zijn? Natuurlijk niet. Maar dat
is nooit als belemmering aange
voerd om tot een maatregel voor de
groep als geheel over te gaan. We
hebben het over sociale verzeke
ring. De AOW bemoeit zich niet
met de „levensomstandigheden
van individuele personen", maar
werkt met globale uitgangspunten.
Ongeacht de individuele levens
omstandigheden krijgt iedereen,
bedelaar of miljonair, sterk of
zwak, op 65 jaar hetzelfde AOW-
pensioen. Als die leeftijd voor vrou
wen op zestig Jaar gesteld zou wor-
W
den blijft het evengoed een sociale,
d.w.z. globale regeling, geldend
voor iedereen die aan de wettelijke
vereisten voldoet, ongeacht haar
individuele situatie.
Vierde argument Waarom zo'n
maatregel alleen voor vrouwen? Er
•zijn nog zoveel andere mensen die
het ook moeilijk hebben.
De klassieke uitvlucht van wie he
lemaal niets wil doen. U weet wel,
zo van: „Ik kan mij niet zo druk
maken over het lot van de bejaar
den hier in het rijke westen zolang
er nog zoveel kindertjes in Afrika
zijn die van honger omkomen". Of:
„Ik kan mij niet zo druk maken
over die zg. hongerlijdertjes in de
derde wereld, zolang er nog zoveel
leed heerst bij bejaardent (zieken,
gehandicapten enz.) vlak naast on
ze deur."
Vijfde argument. Een verlaging van
dc pensioengerechtigde leeftijd voor
vrouwen is moeilijk inpasbaar bin
nen het systeem van een algemene
globale basisvoorziening als de
AOW.
Waarom moeilijk inpasbaar? Het
lijkt mij zo op het eerste gezicht
juist een tamelijk eenvoudige in
greep. De wet wordt er in ieder
geval niet minder globaal van als
zij voortaan met twee leeftijdsgren
zen gaat werken, een voor mannen
en een voor vrouwen. Het Vrouwen
Actie Comité zal waarschijnlijk
best in staat zijn de minister enige
vrijwilligers te bezorgen om zijn
ambtenaren te helpen bij de oplos
sing van de wetstechnische proble
men die zich mogelijk zouden voor
doen.
Larie
Tot zover de „argumenten" van de
'minister. Als je dit leest vraag je je
af hoe het mogelijk is dat iemand
als Boersma, toch werkelijk niet
van verstand en originaliteit ont
bloot, het aandurft met zo'n armza
lig stelletje oudbakken larie-
beweringen het vraagstuk van de
vervroegde ingangsdatum van het
AOW-pensioen voor vrouwen van
tafel te vegen.
|lk vrees dat het antwoord moet
luiden: hij weet dat hij het zich kan
permitteren. Het vraagstuk is im
mers politiek gezien van geen enkel
belang? Een minister van sociale
zaken heeft rekening te houden
met de vakbeweging en met de
politieke partijen. Geen enkele
vakbeweging en geen enkele poli
tieke partij van enige betekenis in
teresseert zich voor de ingangsda
tum van het AOW-pensioen voor
vrouwen.
Dus loont het echt niet de moeite
voor een bewindsman, die toch al
zoveel sores aan zijn hoofd heeft,
om zich nu ook nog eens zelfstan
dig, met frisse geest en open ogen,
in deze slepende kwestie te gaan
verdiepen en door alle schijn-
argumenten heen te. prikken.
Nee, zal hij gedacht hebben, ge-I
woon napraten wat de S.E.R. en de
S.V.R. en al die onderzoekcommis
sies, ook steeds elkaar napratend,
in de loop der Jaren opgedist heb
ben dan zit Je altijd veilig. En
natuurlijk vooral niet Ingaan op de
zakelijke gegevens, de argumen
ten, de weerleggingen, van de voor
standers van de verlaging: dat leidt
tot niets. Gewoon „nee" verkopen,
dat is genoeg.
Jaap, Jaap, wat val je me tegen!
Mr J. C. Rutgers is oud-lid van de
Tweede Kamer van de ARP.
door H. J. Neuman
In de memorie van toelichting op de
begroting van buitenlandse zaken
voor het dienstjaar 1974 werd gezegd
(blz 28) dat het vraagstuk van de
ontwikkelingslanden per definitie
buitenlands beleid is en daaruit niet
is los te maken: „Met andere woor
den: ontwikkelingssamenwerking
en buitenlands beleid zijn identiek;
een tegenstelling tussen beide is
niet mogelijk. Wél kan er een span
ning bestaan tussen de verschillen
de doelstellingen van buitenlandse
politiek Gepoogd moet worden
een optimale combinatie van deze
doelstellingen te vinden, waarbij
aan de welvaartsvergroting in de
Derde Wereld een groot gewicht
moet worden toegekend.
Het is duidelijk: de schrijver(s) van
deze memorie achtte(n) bui
tenstaanders in staat een tegenstel
ling te construeren tussen het ont
wikkelingsgebied, te voeren door mi
nister Pronk, en de rest van het
buitenlands beleid, te voeren door
minister Van der Stoel en zijn beide
staatssecretarissen. En het was ken
nelijk de bedoeling van deze para
graaf die buitenstaanders te doen
weten dat hun een dergelijke lol niet
werd gegund.
Een interessante vraag was intussen
of spanningen misschien óók
denkbaar waren tussen de verschil
lende doelstellingen en criteria van
het ontwikkelingsbeleid zelf. Zo
werden in diezelfde memorie van
toelichting (blz. 30) drie criteria ge
noemd die bepalend zouden zijn
voor de keuze van de zgn. concentra-
tielanden. Zo werd allereerst in aan
merking genomen (en aan dit criteri
um zou zelfs „bijzondere aandacht
worden gegeven") de mate waarin
de (bedoeld is waarschijnlijk: rege
ringen van de) ontwikkelingslanden
werkelijk proberen de'situatie in ei
gen land te verbeteren. Beide ande
re criteria zaten verscholen in een
enkele zin: de mate waarin ontwik
kelingslanden specifieke ongedekte
behoefte, aan financiële hulp heb
ben, alsmede de mate van armoede.
Eén jaar later, in de memorie van
toelichting voor 1975, werden de cri
teria opnieuw vermeld (blz. 76).
Maar er was wel iets veranderd. Ten
eerste was de volgende precies om
gedraaid: de mate van armoede
stond nu bovenaan en de bereidheid
van de regeringen van ontwikke
lingslanden om zelf de eigen situatie
te verbeteren sloot de rij. Bovendien
waren de criteria 2 en 3 wat uitvoeri
ger geformuleerd. De omschrijving
van het derde criterium luidde nu
aldus: „De mate van aanwezigheid
van een sociaal-politieke structuur
die een beleid mogelijk maakt dat er
werkelijk op gericht is de situatie in
eigen land te verbeteren, en waar
borgt dat de hulp ten goede komt aan
de gehele samenleving. Hierbij zal
tevens bijzondere aandacht worden
geschonken aan het beleid met be
trekking tok de rechten van de
mens". Die laatste zin was eraan
toegevoegd alsof hij net zo goed een
criterium apart had kunnen zijn.
Toch treedt dan een merkwaardige
verschraling op in de IS-Informatie
No. 3, die het Directoraat-Generaal
Internationale Samenwerking van
het ministerie van buitenlandse za
ken 3 februari jl. heeft doen uitgaan.
Daar wordt namelijk over het derde
criterium gezegd: „Het sociale be
leid dat een regering al of niet voert,
is een belangrijk gegeven. Daarvoor
kijkt men naar de politiek die ge
voerd wordt met betrekking tot de
inkomensverdeling, de eigen in
spanning op het gebied van de
werkgelegenheid, de ontwikkeling
van het platteland, onderwijs, ge
zondheidszorg en sociale wo
ningbouw."
Ik wil niet beweren dat dit alles in
het geheel niets met de rechten van
de mens te maken heeft. Maar er zit
aan de mensenrechten ook een dui
delijk politieke kant, en die wordt
eenvoudig niet vermeld. Hoe denkt
de minister, zo vraag je je dan af,
over een regime in de derde wereld
dat op alle hier genoemde hoog
scoort, maar tegelijkertijd haar poli
tieke tegenstanders achter de tralies
stopt en de vrijheid van menings
uiting drastisch aan banden legt? Ia
dat een bevredigend beleid van dat
regime met betrekking tot de rech
ten van de mens?
In zijn toelichting op de begroting
1975 maakte minister Pronk bekend
dat elf ontwikkelingslanden alge
meen concentratieland voor de Ne
derlandse bilaterale ontwikkelings
hulp zouden zijn: Bangladesj, Bo-
vcn-Volta, India, Indonesië, Kenya,
Noord-Jcmen, Pakistan, Peru, Soe
dan, Sri Lanka en Tanzania. Aan die
lijst werden acht zgn. bijzondere
concentratielanden toegevoegd die
op beperkte schaal vooral projecten
hulp zouden ontvangen: Columbia,
Cuba, Egypte, Jamaica, Nigeria, Tu
nesië, Turkije en Zambia. In de
hiervoor al genoemde IS-Informatie
staat dat alle drie criteria even zwaar
wegen bij de keuze van de algemene
concentratielanden. Bij de keuze
van de bijzondere concentratielan
den gaat het echter voornamelijk om
het derde criterium.
Nu is het bepaald de moeite waard
„Het Jaarboek van de Politieke Ge
vangenen" eens door te nemen, een
uitgave van „Amnesty Internatio
nal" die zowel over de algemene als
over de bijzondere concentratielan
den van Nederland interessante ge
gevens bevat. Zo wordt in Bangla
desj het aantal politieke gevangenen
op 62.000 geschat (blz. 144). In India
zijn het er minstens 40.000 (blz.
158;). De ramingen voor Indonesië
bewegen zich tussen de 55.000 en
100.000 (blz. 159). En in Soedan zit
ten verscheidene honderden men
sen gevangen wegens politieke delic
ten (biz. 84.
Nu kan men zeggen dat dit algemene
concentratielanden zijn, waarbij de
criteria „mate van armoede" en „be
hoefte aan hulp" even zwaar wegen
als dat derde criterium, in de om
schrijving waarvan nog niet zo lang
geleden het respecteren van de men
senrechten uitdrukkelijk werd ge
noemd. Toch is het een bedenkelijke
zaak, als een onafhankelijke corres
pondent weet te melden dat er in
Tanzania momenteel meer politieke
gevangene zijn dan in de republiek
Zuid-Afrika.
En met de bijzondere concentratie
landen is het al niet beter gesteld.
Volgens „Amnesty International" is
in Colombia de boerebevolking vrij
wel geheel rechteloos (blz. 111). Het
aantal politieke gevangenen in Cuba
bedraagt 4 a 5.000 (blz. 114). Procen
tueel is dat notabene meer dan in
het Chili van Pinochet („The Econo
mist", 12 juni 1976, blz. 38). En voor
dc bijzondere concentratielanden
geldt het excuus van de beide andere
criteria niet of in veel mindere mate.
Misschien zijn minister Pronk en
zijn medewerkers zelf al tot de
conclusie gekomend dat ertussen de
vermaarde criteria van hun departe
ment (zeker in de uitvoerige formu
lering van 1975) spanningen zijn op
getreden. Het zoëven gesignaleerde
stilzwijgen dat IS-informatie in acht
neemt, zou daar althans op kunnen
wijzen. Ook van OESO-zijde en uit
de Kamer is van ondenoegen over
onze landenkeuze en de toepassing
van de kriteria gebleken (zie bijvoor
beeld de rede van mr. Andriessen bij
de algemene beschouwingen in ok
tober).
Maar is het dan niet beter het nale
ven van de mensenrechten officieel
uit de criteria te schrappen? Fier is
dat natuurlijk allerminst, maar laat
de realiteit in de derde wereld een
andere conclusie toe? De aftredende
voorzitter van de VN-commissie voor
de mensenrechten, Leopoldo Beni-
tes uit Equador, heeft het maandag
jl. in Genève nog gezegd: „Overal ter
wereld worden wel mensenrechten
geschonden, maar in Afrika en La-
tijns-Amerika bat ergst".
En wil men voor de mensenrechten
per se iets anders in de plaats stel
len, dan zou men bijvoorbeeld kun
nen stipuleren dat Nederland geen
hulp verleent aan ontwikkelingslan
den, die zich voorzien van mogelijk
heden om zelf kernwapens te fabri
ceren.
door
prof. mr. K. Vonk
Toevallig en voor het eerst beluisterde ik kort geleden een
uitzending Vhn de NCRV „Onder Schooltijd". In deze uitzen
ding werden de loononderhandelingen ter sprake gebracht.
Kort samengevat kwam de uiteenzetting aan de schooljeugd
op het volgende neer: sedert een aantal jaren krijgen de
werknemers een verhoging van hun loon om de stijging van de
prijzen bij te houden. Dat is hun verkregen recht. De werkge
vers willen hun nu dit recht ontnemen. Daartegen verzetten
zich de vakbonden, waaronder het CNV, dat voor het belang
van de werknemers opkomt.
Deze uiteenzetting is in mijn ge
dachten blijven haken, omdat ze
op een ernstige misvatting berust,
des te bedenkelijker, wanneer ze de
jeugd op weg naar het volle leven
wordt ingeprent.
Nu de spanningen en de verbitte
ring rondom het loonvraagstuk
toenemen, moet ik er toch wat van
zeggen. Om de aandacht van de
lezer niet af te leiden door een
ingewikkeld betoog, gaan enkele
stellingen voorop.
De koek van het nationale inko
men gaat naar drie grote groepen:
de particuliere huishoudingen, de
bedrijven, de overheid. Wie het zon
der meer opneemt voor automa
tische, dus volledige prijscompen
satie, zegt in wezen, dat het voor
hem geen punt van zorg is of er
voldoende geld gaat:
naar de bedrijven, voor hun in
standhouding en uitbreiding,
dus de werkgelegenheid;
naar de overheid (overheden),
dus de dienstverlening van de
overheid, de sociale zorg, waar
onder werkloosheidsuitkerin
gen, de welzijnszorg in het alge
meen, de ontwikkelingshulp.
Behoudzucht
In wezen getuigt het aandringen op
„automatische" prijscompensatie
van een behoudzuchtige, conserva
tieve geestesgesteldheid. Dat is in
ieder geval zo voor wie beseft, dat
wat naar de ene groep aan geld
toevloeit, niet of niet in de eerste
plaats voor beide andere groepen
ter beschikking staat.
Daarbij is te bedenken, dat we le
ven in een wereld, die altijd weer
aan verandering onderhevig is. Die
veranderingen kunnen zowel ver
anderingen ten goede als ten kwa
de zijn. Als iemand de ogen sluit
voor veranderingen ten kwade, dan
zegt hij in wezen: hop. hop, we
leven toch in het paradijs.
In alle nuchterheid kun je zeggen,
dat dit een wereldvreemde le
venshouding is. Het is een misken
ning van situaties, die over ons
komen. Denk aan de misoogsten
van vorige jaren, en bijvoorbeeld
de strenge winter in de Verenigde
Staten, waarvan de schade nu al
wordt berekend op een hoger be
drag dan dat, wat Carter met zijn
adviseurs in het hoofd had om de
economie van dat land op te voeren
en de sociale voorzieningen te ver
beteren.
Het is ook een ontkenning van wat
ik voorzichtig wil noemen, de on
stabiliteit van de menselijke na
tuur. Voorbeelden te over. Daar
komt nog bij, dat de wereld het
cijfer van vier miljard inwoners is
gepasseerd en in tempo naar de
acht miljard toegroeit. Het is er ver
vandaan, dat we de kennis bezitten
van techniek, economie en bestuur
om de situatie te beheersen, nog
afgezien van de menselijke te
kortkomingen, die als een mist het
zicht op de wereld belemmeren. Dit
is geen uiting van berusting.
Integendeel, het onderstreept de
noodzaak tot dagelijkse bereidheid
om alle posities opnieuw in overwe
ging te nemen.
Nu is er misschien een slimmerik,
die zegt: „u hebt het wel over de
verdeling van het nationaal inko
men en de voortdurende bijstelling
jvan die verdeling, maar er bestaan
verschillende omschrijvingen van
het nationaal inkomen." Maar dit
punt van economische techniek
kunnen we hier terzijde laten. Iede
re omschrijving wordt uitgedrukt
in een geldbedrag. Dit bedrag be
paalt de grenzen, waarbinnen de
verdeling plaats vindt.
Maar het brengt ons wel tot een
volgende kanttekening. Je krijgt
van veel mensen soms de indruk,
dat ze er onbewust van uitgaan, dat
ergens in Nederland, bij het minis
terie van financiën of bij de Neder
landse Bank, een grote kist met
geld staat, waaruit naar willekeur
hoeveelheden geschept en in een of
andere richting toebedeeld kunnen
worden.
Bestaat er wel geld?
Die kist bestaat niet en eigenlijk
bestaat de „schatkist" zelfs niet. Je
kunt de griezelige vraag stellen of
„geld" eigenlijk nog wel bestaat.
We hebben munten en biljetten,
maar het grootste gedeelte bestaat
uit cijfertjes op papier, of, nog on
wezenlijker, uit uiterst verfijnde
impulsen in computers.
Geld stroomt, alleen al in Neder
land, in miljoenen stroompjes en
stromen tussen particuliere huis
houdingen, bedrijven en overheid.
Die stromen hebben alleen „waar
de", wanneer daarvoor goederen en
diensten kunnen worden verkre
gen, dus wanneer die goederen en
diensten dan ook kunnen worden
gemaakt. Om geld te hebben, moet
het eerst döor produktie worden
verdiend.
Evenwicht van de geldstromen is
een eerste vereiste van ons bestaan
en de berekening van dat even
wicht is een hachelijke, technisch
uiterst ingewikkelde zaak gewor
den. Is dat evenwicht zoek, dan kan
geld zo maar lucht worden. Daar
om is „automatische" looncompen-
satie onverantwoordelijke en we
reldvreemde onzin. Ontwrichtende
stakingen zijn overigens een voor
treffelijk middel om geld in het
niets te doen verdwijnen en instal
laties tot de waarde van afval terug
te brengen.
Dit alles houdt geen betoog in om
de lonen tot sluitpost terug te bren
gen, maar onderstreept wel de
nuchtere noodzaak lonen, investe
ringen, bedrijfsrentabiliteit, over
heidsuitgaven en de internationale
verhoudingen op elkaar af te stem
men, ook ter wille van het behoud
van de waarde van het loon.
Hoe, dat is weer een serie hoofd
stukken op zichzelf. Maar of Je nu
rechtse of linkse economen tegen
komt, prijscompensatie wordt met
bezorgdheid bekeken. Het ar
beidsloonaandeel in het nationaal
inkomen is tot een hoogte geste
gen, die de technische vernieuwing
in de produktiesector op verschil
lende punten aantast, en dus ook
de werkgelegenheid en de beloning
van de arbeid niet ongemoeid laat.
Ook dat is nog weer een verhaal op
zichzelf. Het is in ieder geval duide
lijk, dat een „verkregen recht" op
automatische looncompensatie
een slag in de lucht is.
Maar hoe vertel je al deze dingen in
een schoolradio-uitzending? Daar
voor mag Je wel over de combinatie
van gedegen vakkennis met na
tuurtalent beschikken zoals het do
minees echtpaar Bleij in het kerke
lijke ons laat zien bij de bekende
kinderdiensten voor de radio.
In ieder geval was de hierboven
gesignaleerde uitzending een maat
schappelijke misser. De mogelijk
heden en grenzen van de beloning
|van de arbeid hadden in eenvoudi
ge bewoordingen uiteengezet moe
ten worden. Anders gaan de kinde
ren later de wereld in met het idee.
idat Je de vruchten maar voor het
plukken hebt.
'Overigens is het CNV er inderdaad
om, naast andere zaken zie het
boek van Lanser ook „belangen"
te verdedigen. Belangenbeharti
ging Is geen vies woord. Wel zijn
spelregels vereist.
Mr. K. Vonk is hoogleraar ia de
vervoerseconoraie aan de Universi
teit van Amsterdam,