Alles of niets Ontwikkelingshulp en mensenrechten Jaap, Jaap, wat val je me tegen! Is vragen om automatisme geen conservatisme? "natuuuurluk wil LEN WU tl NIET DWINGEN IN TE GRIJPEN, EXCELLENTIE!.. IDAG 11 FEBRUARI 1977 Trouw/Kwartet 13 Ontevredenheid met het bestaan is zeker één van de diepst menselijke eigenschappen en drijfveren. Dat heb ik al geleerd van mijn geestelijk leermeester (ik heb hem nauwelijks gekend, maar mij door zijn geschriften lang laten leiden). G. van der Leeuw. De mens. leerde ik. is een uitzondering in het natuurlijke bestel, hij kan er nimmer, zoals de dieren, vrede in vinden, hij wil er iets aan doen. Hij is niet compleet door geboren te zijn, maar besnijdt of doopt of wat dan ook. hij huwt voor hij paart, Hij begraaft zijn doden. Hij omringt het bestaan met allerlei vormen, zeden en gebruiken, om het compleet te maken. Maar op de een of andere manier lukt hem dat nooit helemaal. Slaagt hij eral in om zich te omringen met een hoogst ingewikkelde structuur van handelingen, dan komt er toch het ogenblik dat hij zelf daar weer aan gaat tornen, het web dat hij gespannen heeft zelf weer stuk gaat scheuren. Want hij mag dan wel uitzonderlijk zijn en zich buiten en tegenover de natuurlijke wereld opstellen, die wereld beïnvloedt hem toch, verandert hem, vreet hem aan. In een wisselwerking daarmee moet hij bestaan, ontwikkelt hij zich. door J. W. Schulte Nordholt verandert hij onophoudelijk. De volledige wereld waar het hem om te doen is. komt nooit af. Hij komt tot het besef, of laten we zeggen, het wordt hem geopenbaard, dat zijn bestaan betrekkelijk is, betrokken op een andere werkelijkheid, die hij (en dat is zijn grootsheid) zien kan maar niet bereiken. Hoe meer hij dat weet, hoe ontevredener hij met zijn bestaan is. want hij meet het af aan wat hij gezien heeeft. En nu zijn er in de uitersten twee houdingen die hij kan aannemen. De ene is dat hij al zijn hoop. al zijn hunkering gaat ervaren als zo hopeloos, dat hij zich losmaakt van alle pogen omzijn doel te bereiken, dat hij het bestaan vaarwel zegt, afsterft aan de onvoltooide wereld. De andere houding is dat hij gelooft dat hij in staat zal zijn om nu eindelijk de wereld te veranderen in de volmaakte, door alle bestaande weefsels te ontwarren, door een nieuwe structure t.e componeren, die geen fouten er zal hebben, geen naden, geen scheuren. Nu is het merkwaardige dat hij in beide gevallen uit zal gaan van de veronderstelling dat de mens niet goed is. goed gemeten dan aan het visioen dat hij heeft. Op allerlei maniere kan hij dat uitdrukken. De mens is een wolf voor de mens. zegt hij, de mens is in zonden ontvangen en geboren, de mens is gekooid in het menselijk tekort. De lange geschiedenis der mensheid geeft hem gelijk. Wat een boosheid, wat een pijn, wat een liederlijke, huichelachtige, goddeloze vertoning is het menselijk gedrag. De mensen, zei Jonathan Swift, zijn een bederf op aarde, een schimmel, een uitwas en hij stelde zijn volmaakte paarden in dat aangrijpende, smartelijke vierde deel van zijn boek over Gulliver aa hen ten voorbeeld. Wie zich zo verdiept in de menselijke natuur, kan alleen maar als door een wonder door engelen gedragen bijvoorbeeld ontkomen of hij moet gek worden, en dat werd Swift dan ook. De verdorvenheid van de mens is onveranderlijk, onontkoombaar, moet er dan bij worden gezegd, en dat is de grondtoon van die eerste houding die wij trachtten te beschrijven. Zulke kritiek is de wezenlijke die opklinkt uit alle grote literatuur, van de Griekse drama's af tot Kafka toe. Maar in de tweede houding is het heel anders, daar is dat geloof in de menselijke slechtheid een sociaal gegeven. De mens is wel heel slecht, en het hele bestaan bedorven, maar dat ligt aan de omstandigheden, aan de opvoeding, aan de cultuur, aan de verkeerde bezitsverhoudingen. We zouden terug moeten gaan naar de ware eenvoud, of naar de ware gelijkheid, zoals het mogelijk leek in de Russische revolutie. En dan zou alles zich herstellen, want het kwaad zit niet in ons, maar om ons heen. Nu hoop ik maar dat mijn stuk niet al te theoretisch is geworden. Ik heb twee uitersten beschreven twee polen waar de meesten van ons ergens tussen in zitten. En dat is maar goed ook, want bij die uitersten is eigenlijk niet te leven. Er zijn er maar weinigen die in staat zijn die allerhoogste vlucht te nemen, te vervluchtigen uit de materie. En er zijn er wel velen die geheel op de wereld in gaan. om haar geheel te herstellen, maar de meesten die men zo hoort te keer gaan tegen het bestaande, menen het niet helemaal, en dat kan ook niet, want de materie heeft geen maat in zichzelf. Of met andere woorden: de mens kan bij, met de waarheid niet leven, maar zonder de waarheid helemaal niet. En daarom leeft hij op hoop tegen hoop en in een ethiek die niet eens in staat is de uitkomst te tellen. Daarom neemt hij het bestaan aan, verandert het en wordt veranderd. Daarom kan hij opstaan en dankbaar zijn. door mr Jacqueline C. Rutgers De afwijzing door minister Boersma van de gedachte van verlaging van de pensioengerechtigde leeftijd in de AOW voor vrouwen heeft al heel wat pennen in beweging gebracht. Het probleem is bekend. Sinds jaar en dag wordt er van diverse kanten gepleit om die leeftijd tot zestig jaar terug te brengen omdat de ervaring leert, dat 65 jaar voor de doorsnee werkende vrouw te hoog is. Het loont de argumenten van mi nister Boersma voor zijn afwijzing nader te bekijken. Eerste argument. Een verlaging van de pensioengerechtigde leeftijd voor vrouwen zou in strijd zijn met ,,het beginsel van gelijke behandeling van vrouwen en mannen". Een merkwaardig beginsel. Dus mi litaire dienst alleen voor mannen, weduwenpensioen alleen voor vrouwen, aparte w.c.'s voor man nen en vrouwen in openbare gebou wen, afzonderlijke sportmaxlma alles in strijd met „het beginsel"? Kom nou. Het beginsel luidt: geen ongemotiveerd verschil in behandeling van vrouwen en man nen. En dat is nu net de vraag waar het hier om draait. Is het onge motiveerd om voor vrouwen wn lagere pensioenleeftijd dan roor mannen te bepleiten, althans, te stellen dat voor vrouwen in het bijzonder de leeftijd van 65 jaar te hoog is? De argumenten die hier voor pleiten zijn uittentreure door de voorstanders op tafel gelegd. Tweede argument. Op de betrokken categorie zou „een stigma gaan rus ten" wanneer voor hen de pensioen gerechtigde leeftijd verlaagd zou worden. Een stigma? In vrijwel alle be drijfspensioenfondsen en in vele ondernemingspensioenfondsen hier te lande en elders geldt voor vrouwen een lagere pensioenleef tijd dan voor mannen. Rust op alle vrouwen in de betrokken bedrijven een stigma? Of, ander voorbeeld, rust er een stigma op de Neder landse vrouw doordat bij de Vier daagse voor mannelijke deelne mers een maximum geldt van vijf tig km per dag, voor vrouwelijke deelnemers van veertig km per dag? Derde argument. Uit een we tenschappelijk onderzoek is geble ken dat er binnen de betrokken poep van vrouwen grote verschillen in levensomstandigheden bestaan tussen de individuele personen; dan kun je niet aankomen met een maat regel voor de categorie in haar geheel. Ja, voor zo'n verbluffende ontdek king was wel een wetenschappelijk onderzoek nodig! Dacht dan ie mand dat de levensomstandighe den van alle mannen van 65 jaar die aanspraak op AOW hebben, ge lijk zijn? Natuurlijk niet. Maar dat is nooit als belemmering aange voerd om tot een maatregel voor de groep als geheel over te gaan. We hebben het over sociale verzeke ring. De AOW bemoeit zich niet met de „levensomstandigheden van individuele personen", maar werkt met globale uitgangspunten. Ongeacht de individuele levens omstandigheden krijgt iedereen, bedelaar of miljonair, sterk of zwak, op 65 jaar hetzelfde AOW- pensioen. Als die leeftijd voor vrou wen op zestig Jaar gesteld zou wor- W den blijft het evengoed een sociale, d.w.z. globale regeling, geldend voor iedereen die aan de wettelijke vereisten voldoet, ongeacht haar individuele situatie. Vierde argument Waarom zo'n maatregel alleen voor vrouwen? Er •zijn nog zoveel andere mensen die het ook moeilijk hebben. De klassieke uitvlucht van wie he lemaal niets wil doen. U weet wel, zo van: „Ik kan mij niet zo druk maken over het lot van de bejaar den hier in het rijke westen zolang er nog zoveel kindertjes in Afrika zijn die van honger omkomen". Of: „Ik kan mij niet zo druk maken over die zg. hongerlijdertjes in de derde wereld, zolang er nog zoveel leed heerst bij bejaardent (zieken, gehandicapten enz.) vlak naast on ze deur." Vijfde argument. Een verlaging van dc pensioengerechtigde leeftijd voor vrouwen is moeilijk inpasbaar bin nen het systeem van een algemene globale basisvoorziening als de AOW. Waarom moeilijk inpasbaar? Het lijkt mij zo op het eerste gezicht juist een tamelijk eenvoudige in greep. De wet wordt er in ieder geval niet minder globaal van als zij voortaan met twee leeftijdsgren zen gaat werken, een voor mannen en een voor vrouwen. Het Vrouwen Actie Comité zal waarschijnlijk best in staat zijn de minister enige vrijwilligers te bezorgen om zijn ambtenaren te helpen bij de oplos sing van de wetstechnische proble men die zich mogelijk zouden voor doen. Larie Tot zover de „argumenten" van de 'minister. Als je dit leest vraag je je af hoe het mogelijk is dat iemand als Boersma, toch werkelijk niet van verstand en originaliteit ont bloot, het aandurft met zo'n armza lig stelletje oudbakken larie- beweringen het vraagstuk van de vervroegde ingangsdatum van het AOW-pensioen voor vrouwen van tafel te vegen. |lk vrees dat het antwoord moet luiden: hij weet dat hij het zich kan permitteren. Het vraagstuk is im mers politiek gezien van geen enkel belang? Een minister van sociale zaken heeft rekening te houden met de vakbeweging en met de politieke partijen. Geen enkele vakbeweging en geen enkele poli tieke partij van enige betekenis in teresseert zich voor de ingangsda tum van het AOW-pensioen voor vrouwen. Dus loont het echt niet de moeite voor een bewindsman, die toch al zoveel sores aan zijn hoofd heeft, om zich nu ook nog eens zelfstan dig, met frisse geest en open ogen, in deze slepende kwestie te gaan verdiepen en door alle schijn- argumenten heen te. prikken. Nee, zal hij gedacht hebben, ge-I woon napraten wat de S.E.R. en de S.V.R. en al die onderzoekcommis sies, ook steeds elkaar napratend, in de loop der Jaren opgedist heb ben dan zit Je altijd veilig. En natuurlijk vooral niet Ingaan op de zakelijke gegevens, de argumen ten, de weerleggingen, van de voor standers van de verlaging: dat leidt tot niets. Gewoon „nee" verkopen, dat is genoeg. Jaap, Jaap, wat val je me tegen! Mr J. C. Rutgers is oud-lid van de Tweede Kamer van de ARP. door H. J. Neuman In de memorie van toelichting op de begroting van buitenlandse zaken voor het dienstjaar 1974 werd gezegd (blz 28) dat het vraagstuk van de ontwikkelingslanden per definitie buitenlands beleid is en daaruit niet is los te maken: „Met andere woor den: ontwikkelingssamenwerking en buitenlands beleid zijn identiek; een tegenstelling tussen beide is niet mogelijk. Wél kan er een span ning bestaan tussen de verschillen de doelstellingen van buitenlandse politiek Gepoogd moet worden een optimale combinatie van deze doelstellingen te vinden, waarbij aan de welvaartsvergroting in de Derde Wereld een groot gewicht moet worden toegekend. Het is duidelijk: de schrijver(s) van deze memorie achtte(n) bui tenstaanders in staat een tegenstel ling te construeren tussen het ont wikkelingsgebied, te voeren door mi nister Pronk, en de rest van het buitenlands beleid, te voeren door minister Van der Stoel en zijn beide staatssecretarissen. En het was ken nelijk de bedoeling van deze para graaf die buitenstaanders te doen weten dat hun een dergelijke lol niet werd gegund. Een interessante vraag was intussen of spanningen misschien óók denkbaar waren tussen de verschil lende doelstellingen en criteria van het ontwikkelingsbeleid zelf. Zo werden in diezelfde memorie van toelichting (blz. 30) drie criteria ge noemd die bepalend zouden zijn voor de keuze van de zgn. concentra- tielanden. Zo werd allereerst in aan merking genomen (en aan dit criteri um zou zelfs „bijzondere aandacht worden gegeven") de mate waarin de (bedoeld is waarschijnlijk: rege ringen van de) ontwikkelingslanden werkelijk proberen de'situatie in ei gen land te verbeteren. Beide ande re criteria zaten verscholen in een enkele zin: de mate waarin ontwik kelingslanden specifieke ongedekte behoefte, aan financiële hulp heb ben, alsmede de mate van armoede. Eén jaar later, in de memorie van toelichting voor 1975, werden de cri teria opnieuw vermeld (blz. 76). Maar er was wel iets veranderd. Ten eerste was de volgende precies om gedraaid: de mate van armoede stond nu bovenaan en de bereidheid van de regeringen van ontwikke lingslanden om zelf de eigen situatie te verbeteren sloot de rij. Bovendien waren de criteria 2 en 3 wat uitvoeri ger geformuleerd. De omschrijving van het derde criterium luidde nu aldus: „De mate van aanwezigheid van een sociaal-politieke structuur die een beleid mogelijk maakt dat er werkelijk op gericht is de situatie in eigen land te verbeteren, en waar borgt dat de hulp ten goede komt aan de gehele samenleving. Hierbij zal tevens bijzondere aandacht worden geschonken aan het beleid met be trekking tok de rechten van de mens". Die laatste zin was eraan toegevoegd alsof hij net zo goed een criterium apart had kunnen zijn. Toch treedt dan een merkwaardige verschraling op in de IS-Informatie No. 3, die het Directoraat-Generaal Internationale Samenwerking van het ministerie van buitenlandse za ken 3 februari jl. heeft doen uitgaan. Daar wordt namelijk over het derde criterium gezegd: „Het sociale be leid dat een regering al of niet voert, is een belangrijk gegeven. Daarvoor kijkt men naar de politiek die ge voerd wordt met betrekking tot de inkomensverdeling, de eigen in spanning op het gebied van de werkgelegenheid, de ontwikkeling van het platteland, onderwijs, ge zondheidszorg en sociale wo ningbouw." Ik wil niet beweren dat dit alles in het geheel niets met de rechten van de mens te maken heeft. Maar er zit aan de mensenrechten ook een dui delijk politieke kant, en die wordt eenvoudig niet vermeld. Hoe denkt de minister, zo vraag je je dan af, over een regime in de derde wereld dat op alle hier genoemde hoog scoort, maar tegelijkertijd haar poli tieke tegenstanders achter de tralies stopt en de vrijheid van menings uiting drastisch aan banden legt? Ia dat een bevredigend beleid van dat regime met betrekking tot de rech ten van de mens? In zijn toelichting op de begroting 1975 maakte minister Pronk bekend dat elf ontwikkelingslanden alge meen concentratieland voor de Ne derlandse bilaterale ontwikkelings hulp zouden zijn: Bangladesj, Bo- vcn-Volta, India, Indonesië, Kenya, Noord-Jcmen, Pakistan, Peru, Soe dan, Sri Lanka en Tanzania. Aan die lijst werden acht zgn. bijzondere concentratielanden toegevoegd die op beperkte schaal vooral projecten hulp zouden ontvangen: Columbia, Cuba, Egypte, Jamaica, Nigeria, Tu nesië, Turkije en Zambia. In de hiervoor al genoemde IS-Informatie staat dat alle drie criteria even zwaar wegen bij de keuze van de algemene concentratielanden. Bij de keuze van de bijzondere concentratielan den gaat het echter voornamelijk om het derde criterium. Nu is het bepaald de moeite waard „Het Jaarboek van de Politieke Ge vangenen" eens door te nemen, een uitgave van „Amnesty Internatio nal" die zowel over de algemene als over de bijzondere concentratielan den van Nederland interessante ge gevens bevat. Zo wordt in Bangla desj het aantal politieke gevangenen op 62.000 geschat (blz. 144). In India zijn het er minstens 40.000 (blz. 158;). De ramingen voor Indonesië bewegen zich tussen de 55.000 en 100.000 (blz. 159). En in Soedan zit ten verscheidene honderden men sen gevangen wegens politieke delic ten (biz. 84. Nu kan men zeggen dat dit algemene concentratielanden zijn, waarbij de criteria „mate van armoede" en „be hoefte aan hulp" even zwaar wegen als dat derde criterium, in de om schrijving waarvan nog niet zo lang geleden het respecteren van de men senrechten uitdrukkelijk werd ge noemd. Toch is het een bedenkelijke zaak, als een onafhankelijke corres pondent weet te melden dat er in Tanzania momenteel meer politieke gevangene zijn dan in de republiek Zuid-Afrika. En met de bijzondere concentratie landen is het al niet beter gesteld. Volgens „Amnesty International" is in Colombia de boerebevolking vrij wel geheel rechteloos (blz. 111). Het aantal politieke gevangenen in Cuba bedraagt 4 a 5.000 (blz. 114). Procen tueel is dat notabene meer dan in het Chili van Pinochet („The Econo mist", 12 juni 1976, blz. 38). En voor dc bijzondere concentratielanden geldt het excuus van de beide andere criteria niet of in veel mindere mate. Misschien zijn minister Pronk en zijn medewerkers zelf al tot de conclusie gekomend dat ertussen de vermaarde criteria van hun departe ment (zeker in de uitvoerige formu lering van 1975) spanningen zijn op getreden. Het zoëven gesignaleerde stilzwijgen dat IS-informatie in acht neemt, zou daar althans op kunnen wijzen. Ook van OESO-zijde en uit de Kamer is van ondenoegen over onze landenkeuze en de toepassing van de kriteria gebleken (zie bijvoor beeld de rede van mr. Andriessen bij de algemene beschouwingen in ok tober). Maar is het dan niet beter het nale ven van de mensenrechten officieel uit de criteria te schrappen? Fier is dat natuurlijk allerminst, maar laat de realiteit in de derde wereld een andere conclusie toe? De aftredende voorzitter van de VN-commissie voor de mensenrechten, Leopoldo Beni- tes uit Equador, heeft het maandag jl. in Genève nog gezegd: „Overal ter wereld worden wel mensenrechten geschonden, maar in Afrika en La- tijns-Amerika bat ergst". En wil men voor de mensenrechten per se iets anders in de plaats stel len, dan zou men bijvoorbeeld kun nen stipuleren dat Nederland geen hulp verleent aan ontwikkelingslan den, die zich voorzien van mogelijk heden om zelf kernwapens te fabri ceren. door prof. mr. K. Vonk Toevallig en voor het eerst beluisterde ik kort geleden een uitzending Vhn de NCRV „Onder Schooltijd". In deze uitzen ding werden de loononderhandelingen ter sprake gebracht. Kort samengevat kwam de uiteenzetting aan de schooljeugd op het volgende neer: sedert een aantal jaren krijgen de werknemers een verhoging van hun loon om de stijging van de prijzen bij te houden. Dat is hun verkregen recht. De werkge vers willen hun nu dit recht ontnemen. Daartegen verzetten zich de vakbonden, waaronder het CNV, dat voor het belang van de werknemers opkomt. Deze uiteenzetting is in mijn ge dachten blijven haken, omdat ze op een ernstige misvatting berust, des te bedenkelijker, wanneer ze de jeugd op weg naar het volle leven wordt ingeprent. Nu de spanningen en de verbitte ring rondom het loonvraagstuk toenemen, moet ik er toch wat van zeggen. Om de aandacht van de lezer niet af te leiden door een ingewikkeld betoog, gaan enkele stellingen voorop. De koek van het nationale inko men gaat naar drie grote groepen: de particuliere huishoudingen, de bedrijven, de overheid. Wie het zon der meer opneemt voor automa tische, dus volledige prijscompen satie, zegt in wezen, dat het voor hem geen punt van zorg is of er voldoende geld gaat: naar de bedrijven, voor hun in standhouding en uitbreiding, dus de werkgelegenheid; naar de overheid (overheden), dus de dienstverlening van de overheid, de sociale zorg, waar onder werkloosheidsuitkerin gen, de welzijnszorg in het alge meen, de ontwikkelingshulp. Behoudzucht In wezen getuigt het aandringen op „automatische" prijscompensatie van een behoudzuchtige, conserva tieve geestesgesteldheid. Dat is in ieder geval zo voor wie beseft, dat wat naar de ene groep aan geld toevloeit, niet of niet in de eerste plaats voor beide andere groepen ter beschikking staat. Daarbij is te bedenken, dat we le ven in een wereld, die altijd weer aan verandering onderhevig is. Die veranderingen kunnen zowel ver anderingen ten goede als ten kwa de zijn. Als iemand de ogen sluit voor veranderingen ten kwade, dan zegt hij in wezen: hop. hop, we leven toch in het paradijs. In alle nuchterheid kun je zeggen, dat dit een wereldvreemde le venshouding is. Het is een misken ning van situaties, die over ons komen. Denk aan de misoogsten van vorige jaren, en bijvoorbeeld de strenge winter in de Verenigde Staten, waarvan de schade nu al wordt berekend op een hoger be drag dan dat, wat Carter met zijn adviseurs in het hoofd had om de economie van dat land op te voeren en de sociale voorzieningen te ver beteren. Het is ook een ontkenning van wat ik voorzichtig wil noemen, de on stabiliteit van de menselijke na tuur. Voorbeelden te over. Daar komt nog bij, dat de wereld het cijfer van vier miljard inwoners is gepasseerd en in tempo naar de acht miljard toegroeit. Het is er ver vandaan, dat we de kennis bezitten van techniek, economie en bestuur om de situatie te beheersen, nog afgezien van de menselijke te kortkomingen, die als een mist het zicht op de wereld belemmeren. Dit is geen uiting van berusting. Integendeel, het onderstreept de noodzaak tot dagelijkse bereidheid om alle posities opnieuw in overwe ging te nemen. Nu is er misschien een slimmerik, die zegt: „u hebt het wel over de verdeling van het nationaal inko men en de voortdurende bijstelling jvan die verdeling, maar er bestaan verschillende omschrijvingen van het nationaal inkomen." Maar dit punt van economische techniek kunnen we hier terzijde laten. Iede re omschrijving wordt uitgedrukt in een geldbedrag. Dit bedrag be paalt de grenzen, waarbinnen de verdeling plaats vindt. Maar het brengt ons wel tot een volgende kanttekening. Je krijgt van veel mensen soms de indruk, dat ze er onbewust van uitgaan, dat ergens in Nederland, bij het minis terie van financiën of bij de Neder landse Bank, een grote kist met geld staat, waaruit naar willekeur hoeveelheden geschept en in een of andere richting toebedeeld kunnen worden. Bestaat er wel geld? Die kist bestaat niet en eigenlijk bestaat de „schatkist" zelfs niet. Je kunt de griezelige vraag stellen of „geld" eigenlijk nog wel bestaat. We hebben munten en biljetten, maar het grootste gedeelte bestaat uit cijfertjes op papier, of, nog on wezenlijker, uit uiterst verfijnde impulsen in computers. Geld stroomt, alleen al in Neder land, in miljoenen stroompjes en stromen tussen particuliere huis houdingen, bedrijven en overheid. Die stromen hebben alleen „waar de", wanneer daarvoor goederen en diensten kunnen worden verkre gen, dus wanneer die goederen en diensten dan ook kunnen worden gemaakt. Om geld te hebben, moet het eerst döor produktie worden verdiend. Evenwicht van de geldstromen is een eerste vereiste van ons bestaan en de berekening van dat even wicht is een hachelijke, technisch uiterst ingewikkelde zaak gewor den. Is dat evenwicht zoek, dan kan geld zo maar lucht worden. Daar om is „automatische" looncompen- satie onverantwoordelijke en we reldvreemde onzin. Ontwrichtende stakingen zijn overigens een voor treffelijk middel om geld in het niets te doen verdwijnen en instal laties tot de waarde van afval terug te brengen. Dit alles houdt geen betoog in om de lonen tot sluitpost terug te bren gen, maar onderstreept wel de nuchtere noodzaak lonen, investe ringen, bedrijfsrentabiliteit, over heidsuitgaven en de internationale verhoudingen op elkaar af te stem men, ook ter wille van het behoud van de waarde van het loon. Hoe, dat is weer een serie hoofd stukken op zichzelf. Maar of Je nu rechtse of linkse economen tegen komt, prijscompensatie wordt met bezorgdheid bekeken. Het ar beidsloonaandeel in het nationaal inkomen is tot een hoogte geste gen, die de technische vernieuwing in de produktiesector op verschil lende punten aantast, en dus ook de werkgelegenheid en de beloning van de arbeid niet ongemoeid laat. Ook dat is nog weer een verhaal op zichzelf. Het is in ieder geval duide lijk, dat een „verkregen recht" op automatische looncompensatie een slag in de lucht is. Maar hoe vertel je al deze dingen in een schoolradio-uitzending? Daar voor mag Je wel over de combinatie van gedegen vakkennis met na tuurtalent beschikken zoals het do minees echtpaar Bleij in het kerke lijke ons laat zien bij de bekende kinderdiensten voor de radio. In ieder geval was de hierboven gesignaleerde uitzending een maat schappelijke misser. De mogelijk heden en grenzen van de beloning |van de arbeid hadden in eenvoudi ge bewoordingen uiteengezet moe ten worden. Anders gaan de kinde ren later de wereld in met het idee. idat Je de vruchten maar voor het plukken hebt. 'Overigens is het CNV er inderdaad om, naast andere zaken zie het boek van Lanser ook „belangen" te verdedigen. Belangenbeharti ging Is geen vies woord. Wel zijn spelregels vereist. Mr. K. Vonk is hoogleraar ia de vervoerseconoraie aan de Universi teit van Amsterdam,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1977 | | pagina 13